julie

Kinderbescherming: een kijkje achter de schermen

Na een aantal geruchtmakende zaken, zoals het meisje van Nulde, ligt de kinderbescherming in Nederland behoorlijk onder vuur. Is dat terecht? Achtergrondkennis van wat er precies gebeurt achter de schermen van de kinderbescherming is erg nuttig om deze vraag te beantwoorden. Hoe zou de kinderbescherming in Nederland verbeterd kunnen worden, of doet de kinderbescherming nu al goed werk? Tot slot weblinks en telefoonnummers.

Algemeen Meldpunt Kindermishandeling, als ouders tekortschieten
Kinderen moeten het krijgen, en volwassenen moeten het geven: zorg, liefde en bescherming.
In de eerste plaats komen de ouders in aanmerking voor het bieden van bescherming, dan de sociale omgeving, maar soms professionele hulpverlening zoals het AMK (Algemeen Meldpunt Kindermishandeling). De eigen verantwoordelijkheid (en die de sociale omgeving kan bieden) komt dan grotendeels bij het AMK te liggen.

De kinderbescherming bemoeit zich intensief met adoptieouders. Bij 'natuurlijke' ouders met psychische problemen werkten instanties vaak langs elkaar heen.

Hoe gaat de Kinderbescherming te werk?
Bij een melding, via de politie of rechtstreeks naar het AMK, wordt een verslag gemaakt en een onderzoek gestart. Bij gezinnen met huiselijk geweld wordt altijd een melding gemaakt door de politie. Het AMK bekijkt voor het onderzoek de melding waarin de politie het verslag laat scannen, òf van een andere melder de volgende gegevens:
– wat de functie is van de melder (beroep of relationeel),
– wat het probleem is (zorgen),
– wat de vraag is. Hierbij wordt gekeken naar de aard van de melding (aanleiding), de ernst en het verloop, de lichamelijke signalen, de ontwikkeling, het gedrag, de basale verzorging, de emotionele warmte, de regels en grenzen en de stimulering in het gezin, de stabiliteit, het persoonlijk functioneren en de voorgeschiedenis, de beschikbaarheid, de partnerrelatie, het gezinsklimaat, de sociaal-economische omstandigheden, ingrijpende gebeurtenissen en sociaal netwerk van het betreffende gezin of persoon. Er wordt ook navraag gedaan bij de Raad vd. Kinderbescherming of het gezin daar bekend is.

Hoe schat de Kinderbescherming risico’s in?
Vervolgens worden risicofactoren bepaald, die kunnen zijn:
huiselijk geweld en relatieproblemen, psychische problematiek, ambivalentie tegenover hulpverlening, eerdere hulpverlening, eerder AMK onderzoek, financiële problemen, opvoedingsproblemen en andere risico`s zoals ontvoering.
De melders krijgen bericht dat onderzoek gaat plaatsvinden, ook wordt een inschatting gemaakt van de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de melder, of informatie voldoende feitelijk, recent en objectief is, en de urgentie van de melding. De melder kan ook aangeven welke rol van betekenis hij of zij op zich kan en wil nemen.

De conclusie of er sprake is van kindermishandeling baseert men op:
– de aard en ernst van de melding met de risicotaxatie,
– of er sprake is van een levensbedreigende situatie, en
– of er sprake is van escalerende problematiek.

Het plan van aanpak
Bij een plan van aanpak vervolgens worden hypothesen opgesteld van heden, verleden, en toekomst. Hierbij is (per domein) informatie nodig over:
Ouders
– Wat is het verhaal van ouders over de gemelde signalen?
– Wat was volgens ouders de aanleiding tot de melding?
– Wat is de opleiding/werksoort van ouders?
– Is een ouder door eigen problematiek niet in staat voldoende veiligheid te bieden?
– Heeft een ouder mishandeld?
– Is er sprake van een stabiele relatie?
– Staan ouders open voor hulp?

Vermoedelijke mishandeling
– Hoe vaak is er sprake van huiselijk geweld?
– Is de biologische vader op dit moment betrokken bij het gezin?
– Hoe is de psychische gezondheid van de ouders op dit moment?

Gezin/omgeving
– Is er een goed sociaal netwerk om het gezin?
– Is er voldoende ondersteuning bijv. vanuit familie?
– Is er sprake van een stabiel en geregeld leven?
– Is er sprake van conflicten/huiselijk geweld?
– Is er sprake van materiële of financiële problemen?
– Betreft het een multi-probleem gezin?

Jeugdige
– Is/was het kind gewenst?
– Is er sprake van gedrags- en ontwikkelingsproblematiek?
– Is er sprake van kindfactoren, bijv. bepaalde ziektes, handicaps of afwijkingen?
– Hoe zijn de schoolprestaties? Leerachterstand? Ziekteverzuim?
– Hoe is de lichamelijke verzorging?
– Heeft het kind vaak spanningsklachten, zoals buikpijn, moeheid of hoofdpijn?
– Worden kinderen voortdurend betrokken bij volwassenenproblematiek?
– Hebben kinderen de rol van ouders overgenomen? (signalen van parentificatie)
– Krijgen kinderen meer verantwoordelijkheid dan bij hun leeftijd past?
– Is er sprake van onveilige of onvoldoende hechting met vader of moeder?
– Worden kinderen op meerdere gebieden verwaarloosd?

Hulpverlening
-Is er een huisarts betrokken bij het gezin?
– Heeft het gezin na eventueel eerder AMK onderzoek nog contact gehad met hulpverlenende instanties?
– Welke hulpverlener was betrokken, met welk doel?
– Is er verdere diagnostiek nodig, van ouders of kinderen?
– Zijn ouders in staat om te veranderen en willen ze dat?
– Is het gezin te helpen?
– Accepteren ouders adviezen van de hulpverlening?
– Welke hulpverlening zou in eerste instantie nodig zijn om de kindermishandeling te stoppen?
– Is hulpverlening in een vrijwillig kader voldoende om de evt. kindermishandeling te stoppen?

Opvoeding/verzorging
– Zijn ouders gehuwd/ geregistreerd partner/ samenwonend?
– Wie heeft ouderlijk gezag?
– Hebben ouders voldoende pedagogische vaardigheden?
– Zijn ouders in staat voldoende veiligheid en verzorging te geven?
– Hoe is de affectieve relatie tussen ouder en kind?
– Zijn ouders betrouwbaar voor het kind?
– Bieden ouders voldoende structuur, regels en grenzen?
– Stimuleren de ouders de kinderen voldoende?
– Zoeken ouders zonodig tijdig hulp voor kinderen o.a. medische hulp?

Huisbezoek
Er volgt een huisbezoek waarvan het betreffende gezin op de hoogte is gesteld, met een gesprek en een voorstel voor hulpverlening, waarvan een multidisciplinair beoordelingsverslag wordt gemaakt. Er worden contacten gelegd met (verschillende soorten) hulpverlening en de afspraken worden vastgelegd. Als er wachtlijsten zijn wordt er voorlopige hulpverlening geregeld, eventueel wordt er een spoedaanmelding gedaan.
Bij een vervolgafspraak wordt er nog ingegaan op algemene en hulpverleningsinhoud. Ook worden aanvragen ondertekend, en resterende vragen beantwoord.
De melders krijgen bericht dat het onderzoek is afgesloten, maar niet van de uitkomst.

Afsluiten
Bij de afsluitregistratie intern wordt weergegeven of er een vorm van kindermishandeling is aangetroffen, of er sprake is van ontwikkelings- of opvoedingsproblematiek, wat de onderliggende oorzaken zijn van de problematiek, wat er nodig is om de problematiek aan te pakken; diagnostiek, hulpverlening en/of bescherming, en in welke mate de veiligheid van het kind is verbeterd.
Tenslotte wordt er regelmatig telefonisch contact onderhouden met de betreffende hulpverlening en als deze goed verloopt wordt het dossier gesloten en bewaard in het archief.

Meer informatie
Telefoonnummer en websites voor volwassenen:
www. steunpunthuiselijkgeweld.nl
www.huiselijkgeweld.nl
Steunpunt huiselijk geweld: 0900-1262626

Telefoonnummers en websites die u uw kinderen kunt aanraden:
http://www.kindertelefoon.nl/
van 14.00 tot 20.00 uur 0800-0432 (gratis) en voor mobiele bellers:
0900-0132. Chatten kan iedere dag vanaf 16.00 uur, behalve op zaterdag.
http://www.kopstoring.nl/ voor kinderen van ouders met psychische problemen,
http://www.drankjewel.nl/ voor kinderen van ouders met een alcoholprobleem.

Koppigheid en macht

Koppigheid wordt vaak uitgelokt door machtsuitoefening. Wat is er het eerst, koppigheid of macht? Kan in de maatschappij door minder machtsuitoefening ook koppigheid in de vorm van sociale conflicten vermeden worden?

Koppigheid, de eerste manifestatie van het ego

Koppigheid is heel gezond. Door koppigheid leren kinderen hun eigen ego af te bakenen.

Iedere opvoeder kent wel de koppigheid van de peuter of het afzetten van de puber. Een peuter is in een bepaalde fase in het denken, in staat om verschillende samenhangen met een ervaring in verband te brengen. Er ontwaakt een bewustzijn van het eigen bestaan: het eigen “ik” ontwaakt. Daarvóór komt de wil van het kind nog onbewust tot uitdrukking.
Aan deze nieuwe ervaring, buiten en tegenover de rest van de wereld te staan, geeft het kind uitdrukking doordat het weerstand biedt. Door deze weerstand, meestal begeleid door het woordje “nee”, ervaart het zeer nadrukkelijk zijn eigen wezen.
Wat voorheen de spierkracht van de pasgeborene was, wordt nu op bewustzijnsniveau gebracht en wordt zichtbaar als de wilskracht van de tweejarige.

Hersenveranderingen
Deze prestatie van het bewustzijn gaat samen met de toenemende rijping van de grote hersenen, vooral met de vorming van de mergafscheiding in de schors van de grote hersenen. Daar komen belangrijke beenderafsluitingen van de schedel bij.
Aan het eind van het eerste jaar sluiten de fontanellen zich definitief, rond twee- en een half jaar versmelt de voorhoofdshuid tussen de twee voorhoofdsbeentjes en wordt op een röntgenfoto onzichtbaar, waardoor er vanaf dat vergroeiingspunt een enkelvoudig voorhoofdsbeen aanwezig is, dat in zekere zin naar buiten en naar binnen een stuwdam vormt.
Nu trekt het bewustzijn van het kind- dat nog openstond voor kosmische invloeden, dat zich nog overal met de omgeving identificeerde en dat wij tot nu toe meer ervoeren rond het kleine lichaam dan erin- zich terug achter het voorhoofd dat als het ware steeds meer wordt dichtgemetseld. De eerste koppigheidsfase begint. Deze ” ik-fase” bij kinderen is zowel voor de ouders als voor de kinderen zelf zeer inspannend en brengt veel ouders en opvoeders tot vertwijfeling en vaak tot aan de grens van hun vermogen tot handelen. Van belang is hierbij dat het kind weet dat de band met de ouder/opvoeder nooit wordt bedreigd.

Ontwikkeling van het zelfbewustzijn en zelfbeheersing
Naarmate het kind groter wordt, krijgt het innerlijke gedachten, het verstand groeit en vervult het hele hoofd.
Volgens de cognitieve ontwikkelingstheorie zijn er veel situaties waarin kinderen zich niet gedragen als wezens die worden gedreven door blinde krachten, of als marionetten die beheerst worden door schema`s van beloning en straf, of als schapen die achter een volwassen model aanlopen. Een kind heeft een zeker inzicht in de eigen handelingen: het beseft niet alleen dat sommige dingen “slecht” zijn en andere “goed”, maar het weet ook waarom. Dit inzicht is aanvankelijk nog heel summier, maar in de loop van de mentale ontwikkeling groeit het begrip ten aanzien van de relaties met anderen. Sociale ontwikkeling is dus tot op grote hoogte een uitvloeisel van de cognitieve ontwikkeling. Imiterende kinderen handelen overigens rationeel, want ze gaan uit van de volstrekt redelijke veronderstelling dat volwassenen over het algemeen meer weten dan zijzelf. (dat is wat anders dan eigenwijs zijn :) )

Opvoedingsstijlen
Nu zijn er verschillende opvoedingsstijlen, en verschillende typen ouders. Ouders/opvoeders kiezen bewust of onbewust uit de:
• autoritaire opvoeding; waarin de ouders de kinderen heel strikt in de hand houden. Overtreding van hun regels leidt tot strenge (en vaak lichamelijke) bestraffing. Ouders leggen geen verantwoording af voor de regels die zij het kind afleggen en het kind dient ze eenvoudigweg te accepteren als manifestatie van ouderlijke macht.
• permissieve opvoeding; geen geboden en verboden, weinig beperkingen, geen vaste tijdschema`s, ouders straffen zelden en stellen weinig eisen aan hun kinderen.
• autoritatieve of democratische opvoeding; ouders leggen bepaalde beperkingen op aan het gedrag van hun kinderen en dwingen zo nodig ook handelingen af. Ze zijn relatief veeleisend, wijzen de kinderen op hun verplichtingen, verwachten van hen dat ze zich overeenkomstig hun leeftijd gedragen en geven zich moeite hun kinderen zelfstandigheid en zelfdiscipline te leren en zelfvertrouwen te geven.
Het gezagspatroon hangt samen met de wijze waarop het kind zich in later jaren gedraagt. (Baumrind.)
Ook het kind heeft invloed op de ouders; door het temperament, introvertie/extravertie…..en als resultaat van de opvoeding.

Machtsvertoon lokt reacties uit
Volgens Gordon zijn er verschillende uitingen op machtsvertoon:

  • Verzet, zich afzetten, opstandigheid, nagativisme.
  • Haat, boosheid, vijandigheid.
  • Agressie, wraakneming, terugslaan.
  • Liegen, gevoelens verbergen.
  • Anderen de schuld geven, klikken, bedriegen.
  • Domineren, de baas spelen, tiranniseren.
  • Beslist willen winnen, niet tegen verlies kunnen.
  • Een verbond sluiten, samenspannen tegen de ouders.
  • Onderwerping, gehoorzaamheid, meegaandheid. (wat later schadelijk uitpakt)
  • In een goed blaadje proberen te komen, de gunst zoeken.
  • Inschikkelijkheid, gebrek aan zelfwerkzaamheid, bang voor iets nieuws te proberen, eisen dat succes verzekerd is.
  • Zich onttrekken, ontsnappen, fantaseren, regressie. (kiem voor latere verslaving, bedplassen.)

Als partners een verschillende stijl hanteren, kunnen ze proberen overeenstemming te krijgen, of in het andere geval kan een ouder de kinderen leren hoe met macht om te gaan. Deze ouder heeft het beslist niet makkelijk.

Hoe kan het dan wel?

Kinderen kunnen zich uitstekend inleven in rellende voetbalhooligans. Zouden ze dan toch een moeilijke jeugd hebben gehad?

Naar het kind toe is het altijd goed, te praten wanneer het kind aangeeft daar behoefte aan te hebben. Met begripvol luisteren, onbevooroordeeld samen naar een oplossing toe werken. Een respectvolle manier is zonder het kind te schaden of het uit zijn (eigen)waarde te halen.
Wanneer je iets verbiedt, biedt het kind dan een zinvol alternatief aan.
Bied het kind in plaats van abstracte eisen, fantasievolle hulp aan.
Let op ritme in het dagelijks leven, het geeft het kind oriëntatie en biedt natuurlijke grenzen. Andere grenzen duidelijk aangeven; weet wat je wilt overdragen aan waarden bij snoepen, tv kijken, speelgoed kopen, bij pubers alcohol, internet, seksualiteit.
Er bestaan voor de kleintjes leuke toepasselijke sprookjes en verhalen en rijmpjes die je kunt gebruiken in plaats van vermaningen. En natuurlijk: zorg goed voor jezelf.
Ook bij collega’s, vrienden, geliefden en familie komt machtsstrijd en koppigheid vaak voor. Deze ideeën werken vaak ook bij volwassenen erg goed.

Koppigheid in sociale conflicten
Koppigheid in de vorm van sociale conflicten, zoals bij het lesgeven van kinderen, komt voort uit zgn. “behoeftenconflicten” of waardenconflicten
het is goed om bewust te zijn wat voor soort conflict het is.
Heeft iemand overigens goede ervaringen met negeren?:
– reageer niet op wat uw kind zegt of doet
– kijk uw kind niet aan en zeg niets tegen uw kind
– houd vol zo lang het gedrag duurt
– geef positieve aandacht zodra het gedrag is gestopt.
(Ik niet..)
Of met apart zetten?:
– zet uw kind apart na een laatste waarschuwing
– leg uit waarom u uw kind apart zet
– blijf rustig, ga niet in discussie
– u bepaalt wanneer uw kind weer terug mag komen

Tot besluit

Bij macht hoort onmacht die je óók zult voelen.
Bij gezag hoort ontzag.
Waar kiezen we voor? Hoe willen we leven?

Bronnen:

pedagoge Monika Kiel-Hinrichsen
ander studiemateriaal, o.a. Gordon, Baumrind et al.

Nieuwe seksuele revolutie is nodig

Met Freud als bodem, zijn we toe aan een nieuwe fase in de maatschappij op het gebied van de seksualiteit. Seksualiteit kan men beschouwen als een drift, maar het omgaan met seksualiteit kan bewuster en zelfs stijgen tot het hoge bewustzijn, zoals bij Tantra, waar de partners zeer respectvolle en intieme seks ervaren. Maar voor veel mensen is alleen al kunnen praten over hun seksualiteit al heel moeilijk, en soms zelfs taboe. Veel mensen, ook in relaties, zijn eenzaam, of willen het snel afronden, of zoeken hun heil op internet.

Seksuele intimiteit bepaalt hoe succesvol een relatie blijft
Uit onderzoek van de Israëlische psychologe Gurit E. Birnbaum(1) blijkt dat het geheim van een lange en gelukkige relatie veel seksuele intimiteit is. Veel echtscheidingen, menselijk leed en relationele drama’s zouden dus voorkomen worden als partners tijd voor elkaar zouden vrijmaken om geregeld op respectvolle en intieme manier met elkaar te vrijen.
Ook zou dit betekenen dat mensen op respectvollere manier met elkaar omgaan en elkaar niet zouden zien als object om lusten mee te bevredigen.

Meer openheid helpt uitwassen van parafilie te voorkomen

Lichamelijke, respectvolle intimiteit is het levenselixir van goede liefdesrelatie.

Problemen kunnen hier makkelijk ontstaan, en door de intimiteit is de stap naar de hulpverlening ook niet makkelijk.
Een seksuoloog hanteert een vragenlijst die allebei de partners bijvoorbeeld, ieder voor zichzelf, dient in te vullen, en maakt hieruit een analyse. Hieruit destilleert hij de oorzaken, de verschijnselen, en de gevolgen.
Een bekende parafilie is pedofilie. De overheid in Groot-Brittannië heeft een campagne gestart onder de titel “Stop it now.”

Minister van Volksgezondheid Edith Schippers (VVD) wil ook in Nederland een voorlichtingscampagne die hulp biedt. De feiten onder ogen zien is immers de eerste weg naar genezing. Als het taboe op seksuele gevoelens wordt opgeheven, kan en durft iemand naar hulpverlening nog voordat er schade is aangericht.
Ook antroposofische geneeskunde richt zich op de totale mens:

  • Onderliggende lichamelijke en emotionele factoren die geleid hebben tot de ziekte
  • De plek die de ziekte inneemt in de biografie van de patiënt
  • Wat deze ziekte voor de patiënt en diens omgeving betekent
  • Belemmering en ontwikkelingsmogelijkheid door ziekte
  • De rol, die het persoonlijkheidstype speelt
  • Afwijkende ontwikkeling en afwijkend gedrag bij kinderen.

Bij een constitutiebehandeling maken aanleg, ontwikkeling, lichamelijke en emotionele factoren onderdeel van de behandeling uit. Verder zijn er geneesmiddelen en therapieën.
Naast parafilie zijn er nog heel veel andere mogelijkheden voor seksualiteit die volwassen behoeftes kunnen vervullen. Denk aan ageplay, rollenspel, neotantra en dergelijke.

Vragenlijst van een seksuoloog
Wat betekent dit nou voor jou? Seksuologen gebruiken vaak de onderstaande lijst met aandachtspunten om in kaart te brengen wat er schort in het seksleven of een seksuele relatie. Deze vragen vormen een goed uitgangspunt om het eigen seksleven of eigen relatie onder de loep te nemen.

1 Vader (geboortejaar, jaar/oorzaak overlijden, beroep, persoonlijkheidstrekken)
2 Moeder (idem)
3 Relatie tussen ouders (m.n. tederheid, lich. contact, emotioneel contact)
4 Relatie met ouders (m.n. tederheid, lich. contact, emotioneel contact)
5 Sfeer in huis (opvoedingsklimaat, houding t.o. seksualiteit)
6 Aantal kinderen (jongens, meisjes, jouw plaats)
7 Relatie met broers en zusters (vroeger en nu)
8 Rol godsdienst (m.n. wat betreft seksualiteit)
9 Zindelijkheidsopvoeding, onwillekeurig lozen van urine (enuresis)
10 Seksuele spelletjes
11 Verwaarlozing, mishandeling (lichamelijk, psychisch)
12 Seksuele traumata (nare of negatieve ervaringen, incest, sexueel misbruik)
13 Seksuele voorlichting (wanneer, door wie, hoe, beleving; nu voldoende kennis)
14 Houding/sfeervan de voorlichters t.o.v. seksualiteit (normen)
15 Secundaire geslachtskenmerken (haargroei, borsten, stemverandering etc.): welke leeftijd; ontwikkeling; beleving
16 Eerste maandelijkse bloeding als begin van menstruele periode (Menarche). Wanneer, hoe, beleving; problemen
17 Eerste ejaculatie (uitstoot van sperma). Wanneer, hoe, beleving
18 Eerste orgasme (toppunt van seksuele opwinding). Wanneer, hoe, beleving
19 Begin masturbatie (begin zelfbevrediging). Wanneer ontdekt, hoe beleving; evt. waarom niet
20 Seksualiteit tijdens de puberteit (beleving)
21 Masturbatie vòòr vaste relatie (frequentie, attitude, stimuli, masturbatiefantasieën)
22 Homoseksuele fantasieën, ervaringen
23 Prostitutie vòòr vaste relatie (bezocht of zelf gedaan, hoe vaak, beleving)
24 Parafilieën (afwijkende seksuele behoeften). Fantasieën, neigingen, daden
25 Verliefdheden (wanneer, hoe, beleving)
26 Eerste vrijen (wanneer, hoe, beleving)
27 Eerste coïtus (wanneer, hoe, beleving)
28 Seksuele relaties vóór eerste duurzame partner (vast, promiscue, leeftijdsverschil)
29 Contraceptie (geslachtsgemeenschap voorkomen). Welke, beleving, problemen
30 Eerste duurzame partner (data, emotionele relatie, seksualiteit)
31 Eerder(e) huwelijk(en) (wanneer, hoe, beleving)
32 Huidige huwelijk of vaste relatie (data, kennismaking, reactie omgeving)
33 Persoonlijkheidstrekken huidige partner
34 Seksuele “eigenschappen” huidige partner
35 Seksuele relatie nu (libido/seksuele drijfkracht), initiatief, voorspel, coïtusfrequentie (aantal keren geslachtsgemeenschap), niet-coïtale seks, functiestoornissen, satisfactie, seksuele fantasieën)
36 Masturbatie (fantasieën nu, frequentie, beleving, attitude partner)
37 Emotionele relatie nu ( affectie, belangstellingen, vrienden, communicatie, denken over scheiding)
38 Kinderen (kinderwens, vruchtbaarheidsproblemen, zwangerschappen, partus, leeftijden, bijzonderheden)
39 Seksuele relatie tijdens en na zwangerschappen
40 Seksuele activiteit tijdens de menstruatie (hoe wordt menstruatie ervaren)
41 Seksuele activiteit tijdens en na de overgangsjaren (het climacterium m.n. postmenopausaal)
42 Seksuele activiteit tijdens en na de menopauze (het climacterium virile)
43 Buitenechtelijke relaties (wanneer, hoe, beleving)
44 Buitenechtelijke seksualiteit (wanneer, hoe, beleving, prostitutie)
45 Seksuele interesses (boeken, erotische films, etc.)

Bron
1. G. Birnbaum, O. Cohen en V. Wertheimer, Is it all about intimacy? Age, menopausal status, and women’s sexuality, Personal Relationships (2007)

Conflictbeheersing zonder schade

De wereld wordt voor een groot deel bepaald door conflicten. Willen we een vreedzamer en menslievender wereld, dan is het belangrijk om te kijken naar methodes om conflicten te beheersen. Waardoor ontstaan conflicten en wat kan je doen om te voorkomen dat conflicten ontstaan of uit de hand lopen?

Conflicten: waarom?
De wereld staat bol van conflicten; tegengestelde belangen. De menselijke opdracht is deze in goede banen te leiden met al onze verstand, wil en gevoel.
Van klein tot groot en op alle niveau`s bestaan conflicten, die allerlei vormen kunnen aannemen. Zo is onze samenleving zich wat aan het herstellen van de golf van gezinsdrama`s, zinloos geweld en geweld tegen hulpverleners.
Hierbij spelen verschillende aspecten een rol. De bron van conflicten is persoonlijk, die bijv. biologische, sociaal vaardige, politieke of economische achtergronden kan hebben.
Een biologische oorzaak is de koppigheid bij de peuter of bij het verzet van de puber. Van groot belang is dat het kind weet dat desondanks de band met de ouders/opvoeders in stand blijft.
Een puber heeft de behoefte aan kennen en kunnen, aan eigen inbreng en sociale waardering. Hij is bezig met autonomieontwikkeling en kan bij conflicten agressie het beste ombuigen door te sporten.

Sociale vaardigheden en conflictbeheersing
Een ander aspect van het kunnen omgaan met conflicten is sociale vaardigheden.
Preventieve, zoals het kunnen aangeven van grenzen, van duidelijke normen en waarden, kunnen reguleren van emoties (zelfbeheersing), onderhandelingsstrategieën en het kunnen hanteren van omgangsregels. Veel mensen leggen de nadruk meer op taaknormen dan op de omgangsnormen.
Communicatie maakt een belangrijk deel uit van sociale vaardigheden, zoals verschillende gesprekstechnieken. Het correctie- en conflicthanteringsgesprek wordt vaak gebruikt bij arbeidsconflicten met sociale en juridische aspecten, ook voor de werknemer.
Daarnaast kan humor en paradoxale benadering ook helpen.
De basis van een goede communicatie is assertief. Bij subassertief of agressief reageren is er een kiem voor conflicten gelegd.

Tegengestelde belangen
Ook tegengestelde belangen dragen een kiem voor conflicten, zoals:

Zouden kinderen niet op school kunnen leren om conflicten op een volwassen manier op te lossen?

  • Het innerlijk conflict: als je een crisis hebt in een levenssituatie, die moeilijk hanteerbaar is. Voor het werken aan deze crisis is bijv. een op counseling ervaringen gebaseerd boekje van Julian Sleigh, genaamd “keerpunten”, die je in een paar fases door de crisis heen helpt. Naast een crisis kan schizofrenie een bron van innerlijke conflicten zijn, of irrationeel denken.
  • Het behoeftenconflict: het gedrag van de ander botst met jou behoeften. Gebruik het overleg-model.
  • Het waardenconflict: het gedrag van de ander botst met jouw waarden en normen. In dit geval is begrip het doel van overleg, en kan de aandacht het beste gaan van verschillende meningen en opvattingen, naar concreet gedrag en en goede afspraken. Politieke conflicten zijn per definitie waardenconflicten; de partijen huldigen verschillende opvattingen over de inrichting van de maatschappij.
  • Een bijzonder waardenconflict is het ideologisch conflict, omdat daarin verschillende waardenstelsels tegenover elkaar staan. In zulke conflicten gaat het echter niet alleen om waarden, maar ook om macht.
  • Het schaarsteconflict: onenigheid over de verdeling van schaarse middelen als geld, ruimte of tijd. Gebruik het onderhandel-model met als doel een compromis, pas time-management toe.
  • Het sociaal-emotionele conflict: onenigheid over gedrag en houding in persoonlijke relaties. Emotioneel omdat het gaat over elkaars eigenschappen en hoe je met elkaar omgaat. Om elkaars persoon te sparen praat je in de “ik” of in de “we” vorm, met als doel begrip te vormen.
  • Het instrumentele- of taakconflict: onenigheid over taakverdeling, coördinatie, en het inrichten en afstemmen van werkzaamheden.  Gebruik hier het overleg-model met als doel een oplossing.
  • Het machtsconflict: gaan over posities en de vraag wie het hier voor het zeggen heeft. Horizontaal spelen vaak territorium- en competentiekwesties, verticaal is er de spanning tussen autonomie en controle.
  • Regel bij dit conflict de onderlinge afhankelijkheden, structuuringrepen of procedureafspraken. (bijv. inspraak.) Hierbij wordt het conflict omgebogen naar een productieve spanning.

Behoefte aan macht ontstaat door conflict
Bij verharding van het conflict is macht geen middel meer maar een doel op zich, door de volgende factoren:

  • de partijen zij van mening dat zij in hun recht staan;
  • de partijen zijn van mening, dat de ander moet toegeven of een voorstel moet doen;
  • de partijen hebben zich in een vroeg stadium vastgelegd op een standpunt, dat ze openbaar hebben gemaakt, aardoor het moeilijk is toe te geven;
  • de partijen hebben einig gemeenschappelijk; ze zien vooral de verschillen en niet de overeenkomsten met elkaar;
  • de partijen zijn van mening dat het voor hen om een zeer belangrijke zaak gaat, soms een zaak van overleven, een zaak van nationale veiligheid, nationaal belang, de identiteit van de groep, e.d.;
  • er is weinig contact tussen de partijen;
  • er zijn weinig of geen procedures of instellingen die de partijen tot elkaar kunnen brengen of die regelingen tot stand kunnen brengen;
  • er is geen door beide partijen erkend gezag, of er is geen derde partij die het conflict kan of wil beëindigen.

Oplossen van conflicten: het klacht-belang-eis model
Preventieve sociale vaardigheden en communicatieve vaardigheden schieten hier vaak tekort, door combinatie van conflictstijlen. Bij een impasse, crisis of escalatie wordt wel een wijziging van het voorstel gebracht, of een uitstel van bespreking. Het eerste volgens de “klacht-belang-eis” manier:

Stel dat partij A mag beginnen, dan wordt A uitgenodigd zijn minst belangrijke klacht en het effect hiervan op zijn leven (het belang) te uiten. Zijn verhaal moet uitmonden in een specifieke eis.
Een vrouw brengt bijv. als klacht naar voren dat zij de auto steeds voor reparatie naar de garage moet brengen; dat ze het vervelend vindt te moeten onderhandelen over zaken waar ze geen veratand van heeft, en haar specifieke eis is dat de man voortaan de auto naar de garage brengt.

Samenvatting. Het woord is nu aan B. Hij wordt, voordat hij zijn visie geeft op het probleem, eerst gevraagd een samenvatting te maken van wat hij heeft gehoord (spiegelen).
Fiattering. A moet intussen goed luisteren of de samenvatting correct is. Zo ja, dan wordt deze samenvatting door A gefiatteerd.
Dan is B aan de beurt. Hij geeft zijn visie op het probleem, vertelt welke belangen voor hem op het spel staan en probeert met een tegenvoorstel te komen. “Ik werk van half negen tot vijf, ik heb geen tijd om naar de garage te gaan. Jij werkt maar halve dagen, ik vind dat jij meer gelegenheid hebt dan ik. Ik eis dus dat jij het blijft doen.”
Nu moet A weer samenvatten en B deze samenvatting goedkeuren.
Dan is A weer aan de beurt voor een reactie die weer moet uitmonden in een specifieke eis, die, als dat erin zit, rekening houdt met wat de opponent gezegd heeft. Zo gaat het verder, B parafraseert weer, formuleert weer een tegenvoorstel, dit net zolang tot er een compromis bereikt wordt.
Zijzelf, de arbiter of de mediator zorgen ervoor dat het allemaal netjes verloopt, dat ze elkaar niet in de rede vallen en zich helder uitdrukken. “Je moet meer doen in de huishouding” is te vaag en moet worden uitgewerkt. Ook moet het over één onderwerp tegelijk gaan.

Vragen
Kan men op deze manier naar elkaar toegroeien? Zouden kinderen niet op school kunnen leren om conflicten op een volwassen manier op te lossen? Kunnen wapens de wereld uit, als conflicten via dit model worden voorkomen?