Zoekresultaten voor: frans de waal

Elke vier mei is het Nationale Snotterdag. Leuk voor het saamhorigheidsgevoel, dat wel.

Sommige doden zijn heiliger dan andere

Elke vier mei wordt er een dodenherdenking gehouden. Volgens de rijksoverheid worden “de Nederlandse slachtoffers herdacht die sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in oorlogssituaties en bij vredesoperaties zijn omgekomen”. Bewogen kwaliteitszenders zenden clichébeelden uit van de klokken op de Waalsdorpervlakte of van de kranslegging op de Dam. Zelf zapte ik toen ik nog in het onaangename bezit was van een tv, dan snel door naar een zo ranzig mogelijke film. Moe van dat hypocriete gedoe.

Elke vier mei is het Nationale Snotterdag. Leuk voor het saamhorigheidsgevoel, dat wel.
Elke vier mei is het Nationale Snotterdag. Leuk voor het saamhorigheidsgevoel, dat wel.

Waarom alleen militairen?
De dodenherdenking wordt gehouden om slachtoffers te herdenken, die
– vanaf het begin van de Duitse invasie in Nederland tot nu gevallen zijn
– Nederlander zijn
– om zijn gekomen bij militaire operaties of zogenoemde “vredesoperaties” (al vindt de lokale bevolking deze verre van vredig).

Kortom: de doden die door oorlog en militair geweld zijn gevallen tellen klaarblijkelijk  zwaarder dan ander menselijk leed. Een collectief huilfeestje dus, waarbij wij Nederlanders elkaar inpeperen hoe ontzettend zielig we wel niet zijn en hoe slecht de Duitsers. Er is ook de nodige wedijver over wie in dit nationaal ritueel van zelfbeklag mag toetreden tot de geliefde slachtofferrol. Zo worden er nu ook kransen van stervende planten gelegd voor het handjevol gesneuvelde Marokkaanse soldaten in het Franse leger, die nog een tijdje in Zeeuws Vlaanderen hebben gevochten.

Ook is de grens van 1940 arbitrair. Immers, in Atjeh en andere delen van Nederlands-Indië hebben de Nederlandse legereenheden de nodige slachtpartijen op hun geweten – in het piratennest Atjeh alleen al rond de 100 000. Toch worden deze doden niet herdacht, terwijl het technisch gezien wel om Nederlandse onderdanen ging. Hetzelfde geldt voor de bloedige politionele acties na de capitulatie van Japan.

Wat is de zin van Dodenherdenking?
Proponenten van de Dodenherdenkingscultus wijzen graag op het voorkomen van nieuw fascisme en het trekken van lessen uit de Tweede Wereldoorlog. Ook wordt het vereren van heldhaftige figuren vaak genoemd.
Je kan je afvragen of deze doelen worden bereikt met de Dodenherdenking in deze opzet. Fascisten zijn over het algemeen dol op militaire zaken en Dodenherdenking in Nederland heeft een duidelijk militair karakter. De echte en vermeende heldhaftige figuren worden al op Bevrijdingsdag, de dag erna, vereerd. Dit worden er ook steeds minder – de jaren eisen hun tol. Kortom: we kunnen ons afvragen of Dodenherdenking in de huidige vorm niet een nogal zinloos evenement is. Een soort Kosovsko Polje of een Asjoera-feest, een nationale snotter-dag, waarbij we gezamenlijk ons ondraaglijke leed weer kunnen delen en de groepsidentiteit jegens de boze buitenwereld kunnen versterken.

Vervangen door iets beters
In Trouw deed historicus Dr. C. Hilbrink een goede suggestie: Dodenherdenking vervangen door een dag waarop we nadenken over wat we verkeerd hebben gedaan. Het herkauwen van historische missers en het trekken van wijze lessen. Hierin zouden bijvoorbeeld de koloniale wandaden, het Nederlandse verraad jegens de Molukkers, Srebrenica, de hielenlikkerij bij fundamentalistische oliesjeiks en andere dictators, de immigratieperikelen en het verbrassen van de aardgasopbrengst van Slochteren aan de orde kunnen komen. In de toekomst komt hierbij vermoedelijk de financiële catastrofe die de ondergang van de eurozone met zich mee zal brengen.  Kortom: een dag van nationale bezinning, zodat we het adagium ‘eens maar nooit weer’ ook echt waar kunnen maken.

Bronnen
1. Rijksoverheid Vraag & Antwoord, Wat is de dodenherdenking op 4 mei?

In grote lijnen valt de taalgrens samen met een geografische grens: het vlakke, vruchtbare Vlaanderen contra het heuvelachtige Wallonië.

België: to be or not to be?

De geografische verschillen tussen het vlakke Vlaanderen en het heuvelachtige Wallonië dreigen het land uit elkaar te trekken. Toch is het uiteenvallen van België niet in het belang van de buurlanden.

Het ongelukkige huwelijk van laagvlakte en heuvelland
België maakt geografisch deel uit van de Noord-Europese laagvlakte en verbindt het dichtbevolkte Noord-Frankrijk met het Rijngebied. Dat betekent dat België zowel een handelsknooppunt is als een geliefd doelwit voor invasielegers op mars. Het land bestaat uit drie taalgebieden: het vlakke Nederlandstalige Vlaanderen, het heuvelachtige Wallonië en het kleine Duitstalige grensgebied rond Eupen. Deze taalgebieden komen ruwweg overeen met de geografie. Er bestaan felle spanningen tussen de Vlamingen, zestig procent van de bevolking, en Walloniërs, die voor een groot deel terug te voeren zijn op economische verschillen en daaruit voortvloeiende machtsverschillen.

In grote lijnen valt de taalgrens samen met een geografische grens: het vlakke, vruchtbare Vlaanderen contra het heuvelachtige Wallonië.
In grote lijnen valt de taalgrens samen met een geografische grens: het vlakke, vruchtbare Vlaanderen contra het heuvelachtige Wallonië.

Vlaamse handelaren versus Waalse keuterboertjes
België valt samen met wat na de Nederlandse opstand tegen de Spanjaarden de zuidelijke Nederlanden heette. Vlaanderen was altijd al een welvarend landbouw- en handelsgebied, geholpen door de vele waterwegen en vlakke geografie, terwijl het armoedige Wallonië werd gehinderd door het ontbreken van goede wegen en aaneengesloten dichtbevolkte gebieden. De Zuidelijke Nederlanden maakten na enkele roerige eeuwen Habsburgs en Oostenrijks bestuur enkele jaren deel uit van Nederland, waarna een door Frankrijk gesteunde volksopstand leidde tot de onafhankelijkheid van België. De door Franstaligen overheerste regering investeerde veel geld in de industrialisatie van het erts- en steenkoolrijke Wallonië. Wallonië veranderde daardoor in het welvarendste gebied van België, wat de overheersende positie van de Franstaligen versterkte. Dit wekte, met de taalwetten, uiteraard de nodige wrevel onder de Vlamingen.

Vlamingen profiteren van hun talenkennis en de geografie
Toen net als in de rest van Europa de Waalse industrie in de jaren zeventig in elkaar zakte en in België de dienstensector het belangrijkst werd, bleek de strategische ligging en gunstige geografie van Vlaanderen weer zoals vanouds een voordeel. De enige grote haven van België, die van Antwerpen, ligt in Vlaanderen. Ook spreken Vlamingen over het algemeen goed Engels en Frans, terwijl Walen er weinig voor voelen om Nederlands, Duits of Engels te leren: een paradoxaal gevolg van de discriminatie van Nederlandstaligen in het verdere verleden. Dit gaf de Vlamingen een grote voorsprong om optimaal gebruik te maken van de nieuwe diensteneconomie. De welvaart in Vlaanderen nam daarom snel toe terwijl die in Wallonië stagneerde. De economische macht verschoof steeds meer naar Vlaanderen. In Nederland waren de industriële gebieden veel homogener verdeeld over het land (Limburg, Twente, Rotterdam), waardoor de sociale onrust veel minder samenviel met geografie.

In Wallonië heerst daarom nu een gevoel van rancune en malaise (ook omdat zestig procent van België Nederlandstalig is), terwijl de Vlamingen zich economisch uitgebuit voelen (per jaar gaat er plm. 5,5 miljard euro van Vlaanderen naar Wallonië, dat is bijna duizend euro per Vlaming per jaar).

Groot-Nederland betekent boze Fransen.
Groot-Nederland betekent boze Fransen.

Splitsing van België: de gevolgen
Als België zou worden gesplitst in een Nederlandstalig en een Franstalig deel, zou dit enkele conflicten beëindigen, maar nieuwe conflicten veroorzaken. Zo is er de tweetalige stad Brussel (nu in de praktijk een Franstalige stad), als vestigingsplaats van de EU een gewilde trofee voor zowel Walen als Vlamingen. Als de zes miljoen Vlamingen met de zeventien miljoen Nederlanders in één land zouden wonen, zou dit Nederland aanmerkelijk sterker maken dan nu. Wel zou de mededinging tussen de Antwerpse en de Rotterdamse haven wat binnenlandse spanningen opleveren.

Groot-Nederland zou hiermee definitief geostrategisch veranderen in een middelgroot land en een serieuze mededinger voor de macht op de Noord-Europese laagvlakte  (met alle geostrategische gevolgen van dien; zo werkt het klassieke Nederlandse spel niet meer).  Ook zou Nederland dan direct aan het dichtstbevolkte deel van Frankrijk grenzen dat nu nog op voor Nederlanders comfortabele afstand ligt. In veel opzichten zou de efficiënte, goed geoliede diensteneconomie van Groot-Nederland, dat veel weg heeft van een enorme stad en ook economisch een formidabele macht vormt, hiermee sterker worden dan het gebied rond Parijs en het door stakingen geteisterde Frankrijk stevig in de marge drukken. Vermoedelijk zal Frankrijk hier niet erg blij mee zijn en heel wat minder coöperatief worden dan nu.

Voor Frankrijk zou de absorptie van drie miljoen armlastige Walloniërs weinig problemen opleveren, maar de krachtsverhouding met Duitsland zou geografisch gezien verstoord worden.  Er ontstaat een tweede grens met Duitsland, vlak bij het Ruhrgebied, deze keer zonder een beschermende rivier er tussen als buffer. Geen prettig vooruitzicht voor de Duitsers, die er vermoedelijk dan ook alles aan zullen doen dat te voorkomen.

Een betere oplossing
De Belgen zullen moeten leren leven met de realiteit dat ze rond een taalgrens wonen. Onderwijs in de talen Frans, Duits en Nederlands moet op alle scholen, dus ook in Wallonië, verplicht worden gesteld. Ook moet het merkwaardige onderscheid tussen Franstalige en Nederlandstalige partijen en de vele bizarre taalregels verdwijnen. Overal in België moeten burgers terecht kunnen in het Nederlands, Frans en Duits. Politieke ideologie heft immers weinig te maken met taal. Ook moet er een einde komen aan de transfers, deze zuigen Vlaanderen leeg en werken verwoestend en ontwrichtend in Wallonië. Dit geld kan beter worden besteed aan goed taalonderwijs, bijvoorbeeld aan Waalse werklozen die zo in Vlaanderen kunnen werken. Ook kunnen de Belgen zo maximaal profiteren van de lucratieve Europese overheidsbureaucratie rond Brussel.