landbouw

De totale energie die een hectare voedselgewas oplevert, met in het zwart de hoeveelheid (overwegend fossiele) energie die in het gewas gestopt is. Bron: (3).

Voedsel uit de chemische fabriek

Wat we uit voedsel opnemen: glucose, aminozuren, vetzuren, vitaminen en mineralen, zijn alle chemische stoffen. Op dit moment gebruikt de landbouw heel veel water en ruimte. Zou het interessant kunnen zijn om met bijvoorbeeld zonne-energie rechtstreeks stoffen als glucose, vitaminen en aminozuren uit water, kooldioxide en stikstof te maken, net als planten doen?

De Schijf van Honderd
Van de honderdduizenden stoffen die we binnenkrijgen als we eten en drinken gebruiken we in feite maar rond de honderd basischemicaliën. Dat zijn water, zuurstof, de twintig aminozuren, de suikers glucose en fructose, onverzadigde vetzuren en vitamines. Verder zijn er mineralen zoals bijvoorbeel calcium, ijzer, magnesium en selenium. Er zijn ook stoffen die we niet opnemen maar die goed zijn voor de darmwerking: de voedingsvezels, die voornamelijk bestaan uit cellulose (het goedje waar papier en hout grotendeels uit bestaan).

Eiwitten worden afgebroken tot aminozuren (waarvan er twaalf semi-essentieel of essentieel zijn), zetmeel tot glucose en triglyceriden tot vetzuren.

MIT ontwikkelde Cornucopia, een voedselprinter. Deze vervangt koelkast, magnetron en oven, ook wordt er nauwelijks voedsel meer verspild. Kortom: is erg ecologisch verantwoord. Bron: MIT
MIT ontwikkelde Cornucopia, een voedselprinter. Deze vervangt koelkast, magnetron en oven, ook wordt er nauwelijks voedsel meer verspild. Kortom: is erg ecologisch verantwoord. Bron: MIT

Landbouw kost heel veel grond en water
Het probleem met landbouw is dat er heel veel grond voor nodig is. Grond die we ook kunnen beplanten met natuurlijke climaxvegetatie als bossen, die kooldioxide opnemen, de aarde stabiliseren en de bodem zich laten herstellen. Op dit moment gebruiken we veel sneller, rond de factor duizend in sommige gevallen, fosfaten, fossiel water en fossiele energie dan door natuurlijke processen wordt aangevuld. Grondwaterlagen dalen in veel landen met twee meter – per jaar. Erg lang kan dat niet goed gaan en waterdeskundigen voorspellen dan ook binnen tien jaar ernstig watergebrek in landen waar nu met fossiel grondwater wordt geïrrigeerd, zoals onder meer India, China, de Verenigde Staten en het Midden Oosten. Dit is een veel vervelender probleem dan peak oil, want zonder voedsel is domweg geen leven mogelijk. We kunnen water uit zee halen, maar daarvoor is (schaarse) energie nodig. Het vervelende: er is geen plan B.

Planten en dieren zijn inefficiënt
Planten zijn een low-tech oplossing van het probleem van voedselproductie. Planten stellen relatief weinig eisen aan de omgeving en kunnen ook onder suboptimale omstandigheden nog produceren (zij het veel minder dan optimaal). Optimale omstandigheden vergen heel veel water, gemiddeld rond de vijfhonderd (aardappel) tot vijfduizend (rietsuiker in Khoezestan, Iran) liter water per kilo eetbaar drooggewicht[1]. Planten zetten ongeveer drie procent van alle invallende zonlicht om in voedsel.

De totale energie die een hectare voedselgewas oplevert, met in het zwart de hoeveelheid (overwegend fossiele) energie die in het gewas gestopt is. Bron: (3).
De totale energie die een hectare voedselgewas oplevert, met in het zwart de hoeveelheid (overwegend fossiele) energie die in het gewas gestopt is. Bron: (3).

Dat is nog niet alles. Ook grondbewerking en meststoffen, vooral de productie van stikstofmeststoffen uit lucht, kosten veel energie. De gemechaniseerde landbouw kost in de Verenigde Staten ongeveer twee procent van alle energiegebruik. Het hele voedselverwerkings- en transportsysteem, tot en met magnetron en koelkast, gebruikt overigens vele malen meer: rond de 17% van alle energieverbruik in de VS[2]. De cijfers voor Nederland zijn waarschijnlijk heel iets lager, omdat ons land veel kleiner en dichtbevolkter is en daarmee de transportafstanden kleiner.

Waar planten al niet echt efficiënt zijn, spannen dieren de kroon. Gewoonlijk kost het tien kilogram plantenmateriaal om één kilogram vlees te produceren. Vegetariër worden zou dus al veel schelen. Volgens berekeningen van Cornell University zouden alleen al met het veevoer dat in de VS wordt geproduceerd, 800 miljoen mensen kunnen worden gevoed[1].

Voedsel chemisch produceren
Geen wonder dat er al veel mensen na hebben gedacht over manieren om voedsel chemisch te produceren. Dat heeft namelijk de nodige voordelen. Chemisch voedsel bevat in principe alleen de stoffen die de fabrikant heeft toegevoegd. Voedselllergieën komen dan in principe niet meer voor (tenzij de fabrikant een allergieopwekkende stof toevoegt). Ook kan chemisch voedsel door een 3D-printer worden geprint. In principe zou je zo iets dat lijkt op een biefstuk kunnen printen.

Zo was er in de jaren zeventig een project waarbij voedsel rechtstreeks door middel van de eiwitrijke gistsoort Torula uit aardolie werd geproduceerd[4]. Torula is nog steeds een veelgebruikt voedseladditief, maar helaas zijn hier een aantal mensen allergisch voor. Ook is dit strikt genomen geen zuiver chemische bereiding.

Glucose en zetmeel is in grote hoeveelheden uit zeer productieve bulkgewassen als aardappels of cassave te winnen, dus wordt niet chemisch geproduceerd. De eerste stap in de fotosynthese is namelijk vastleggen van kooldioxide in glucose. Aminozuren maken is voor planten aanmerkelijk lastiger. Hier is het vaak wel interessant deze (bio)chemisch in elkaar te zetten, vooral zeldzame essentiële aminozuren als tryptofaan. Adolf Strecker vond in 1850 de Strecker aminozuursynthese uit. Deze is nu zo verbeterd dat er alleen maar L-aminozuren worden geproduceerd (die we kunnen verteren) en geen 50% D-aminozuren, zoals oorspronkelijk.
Voedingsvezels zijn ook zeer overvloedig aanwezig, dus kunnen ook uit de vrije natuur, bijvoorbeeld grassen, worden gewonnen.
Het menselijk lichaam heeft twee vetzuren, omega-3 en omega-6, nodig. Hiervan is vlaszaad de rijkst bekende bron. Een hectare vlas levert ongeveer 1500 kg zaad, waarvan 350 kg omega-3 vetzuur. Per dag heeft een volwassene drie gram linoleenzuur nodig. Om de bevolking van de gehele wereld van voldoende omega-3 en omega-6 vetzuren te voorzien, zou er 600 vierkante kilometer landbouwgrond, ongeveer de helft van de oppervlakte van de provincie Utrecht, nodig zijn.

De dertien vitamines kunnen door bacteriën en gisten worden geproduceerd, ongeveer zoals nu al met multivitaminepreparaten gebeurt. Deze zijn ook in zo kleine hoeveelheden nodig, dat de belasting op landbouwgrond minimaal is.

Mineralen, tot slot, kunnen als zouten toe worden gevoegd.

Kortom: in principe zou dit plan kunnen worden uitgevoerd. Bij bulkbestanddelen als koolhydraten en vezels kunnen grassen en zetmeelrijke knolgewassen als bron dienen.

Bronnen
1. U.S. could feed 800 million people with grain that livestock eat, Cornell ecologist advises animal scientists / Future water and energy shortages predicted to change face of American agriculture, Cornell Universiteit (1997)
2. Energy use in the U.S. Food System, USDA (2010)
3. Jeremy Woods et al., Energy and the food system, Phil. Transact. of Royal Society B (2010)
4. S.V. Chepigo et al., Production and Utilization of Fodder Yeasts Grown on Petroleum Hydrocarbons, World Petroleum Congress (1967) (paywall)

Rubberbomen moeten ingekerfd worden, waarna het rubber in opvangbakjes loopt. Een moeizaam werkje.

Europese natuurrubber vervangt tropische rubber

In Wageningen wordt nu gewerkt aan het teeltrijp maken van de Russische paardenbloem en de woestijnheester guayule. Beiden leveren de uitgangsstof die voor natuurrubber wordt gebruikt. Als de proeven slagen, is Europa over vijf jaar niet meer afhankelijk van de import van natuurrubber uit Azië.

De guayule is een woestijnplant; teelt bedreigt dus niet de voedselproductie. De resten kunnen als biomassa worden gebruikt. Bron: USDA
De guayule is een woestijnplant; teelt bedreigt dus niet de voedselproductie. De resten kunnen als biomassa worden gebruikt. Bron: USDA

Russische paardenbloem en guayule-heester
De twee planten die nu onderzocht worden staan al langer bekend als rubbervervanger. Zowel de Russische paardenbloem, Taraxacum kok-saghyz, als de guayule-heester (Parthenium argentatum) bevatten namelijk hoge concentraties poly-isoprenen, de natuurlijke grondstof voor natuurrubber die nu uit het melksap, de latex, van de rubberboom (Hevea brasiliensis) gewonnen wordt. In de Tweede Wereldoorlog waren de rubberplantages bezet door de Japanners. Daarom deden de Sovjets onderzoek naar de Russische paardenbloem, de Amerikanen naar de guayule-heester, een inheemse woestijnplant uit de Arizona-woestijn. Ook de guayuleheester is verwant met de paardenbloem.

Rubber steeds schaarser en bedreigd door ziekten
De rubberboom is afkomtig uit Brazilië, maar een daar inheemse schimmelziekte maakt plantages in Brazilië zelf niet rendabel. Om die reden zijn er grote rubberplantages in onder meer Indonesië en het Maleise schiereiland, waar de schimmelziekte nog niet massaal voorkomt. De laatste tien jaar is de prijs van natuurrubber vervijfvoudigd. De reden: een sterk groeiende vraag uit India en China. Natuurrubber is onmisbaar voor onder meer autobanden en gemakkelijker uit planten te halen dan synthetisch te bereiden.

Europa klimatologisch erg geschikt voor rubberalternatieven
De Russische paardenbloem is vooral geschikt voor noordelijke breedtegraden, zoals die van Nederland. De guayule voelt zich het beste thuis in halfwoestijnen, zoals in Spanje. Beide soorten kunnen hierdoor Europa onafhankelijk maken van rubberimport.
In Wageningen worden nu genen ingekruist om het poly-isopreengehalte in het melksap van de Russische paardenbloem te verhogen. Ook doen Wageningse onderzoekers in Spanje ‘klassiek’ agronomisch onderzoek naar de beste teeltmethoden voor guayule om de poly-isopreenopbrengst per hectare te maximaliseren.

Rubberbomen moeten ingekerfd worden, waarna het rubber in opvangbakjes loopt. Een moeizaam werkje.
Rubberbomen moeten ingekerfd worden, waarna het rubber in opvangbakjes loopt. Een moeizaam werkje.

Machinaal oogstbaar
Er is nog een voordeel. Op dit moment wordt natuurrubber moeizaam met de hand geopogst. De boer kerft de stam van de rubberboom in, zodat het melksap in gereedstaande emmertjes stroomt. Om die reden is er een enorme arbeidsbesparing te verwezenlijken. Op dit moment wordt bij de guayule al een oogst van 1000 tot 1500 kg natuurrubber per hectare bereikt. Dat is ongeveer even goed als de rubberboom presteert, maar dan wel met veel minder werk. De onderzoekers verwachten over enkele jaren een dergelijke oogst ook bij de Russische paardenbloem te kunnen halen. Kortom: het schilderachtige plaatje hiernaast heeft waarschijnlijk zijn langste tijd gehad.

Bron:
WageningenWorld (1/2012)

‘Zwarte magie’ verdubbelt oogst in Afrika

Wageningse onderzoekers toonden aan dat met een inoculatie met Rhizobium-bacteriën de opbrengst van peulvruchten, één van de belangrijkste groep voedingsgewassen, verdubbelt. Hiermee wordt een humanitaire ramp in onder meer Afrika voorkomen.

Pinda's zijn peulvruchten en halen hun eigen stikstof uit de lucht. Door te enten met Rhizobium verdubbelt de oogst of meer.
Pinda's zijn peulvruchten en halen hun eigen stikstof uit de lucht. Door te enten met Rhizobium verdubbelt de oogst of meer. Bron: Wikimedia Commons

Stikstof, van levensbelang
Er zijn zes belangrijke elementen die in grote hoeveelheden in levende organismen voorkomen. Dit zijn zuurstof, waterstof, koolstof, stikstof, fosfor en zwavel. Stikstof is onmisbaar voor onder meer eiwitten. Zonder stikstof is daarom geen plantengroei mogelijk.
Bijna tachtig procent van onze atmosfeer bestaat uit stikstof, maar deze is in die vorm niet door planten opneembaar. Stikstofgas (N2) bestaan namelijk uit twee stikstofatomen die met een zeer sterke drievoudige chemische verbinding verbonden zijn. Alleen bepaalde bacteriën, zoals Rhizobium soorten, zijn in staat deze verbinding te breken en de stikstof om te zetten in voor planten opneembare ammonium (NH4+). Het enige alternatief is kunstmest. In een energievretend proeces worden dan luchtstikstof en waterstof samengevoegd tot ammoniak, wat in water opgelost ammonium wordt. Er is maar één plantengeslacht dat zelf stikstof uit de lucht kan  halen: de vlinderbloemigen, waartoe alle peulvruchten behoren. Deze vormen wortelknolletjes, waarin Rhizobium-bacteriën stikstof omzetten in ammonium. In ruil levert de plant suikers.

‘Zwarte magie’
Het N2Africa project, onder meer gesteund door de liefdadigheidsinstellingen van Bill Gates en Warren Buffett, probeert de meest geschikte Rhizobium soort te matchen met de juiste peulvrucht. Hoogleraar Plantaardige Productiesystemen Ken Giller ontwikkelde een inoculant, bestaande uit met Rhizobium geënte fijngemalen turf, waarmee zaden van peulvruchten worden behandeld. Dit met opmerkelijke resultaten. Vooral wanneer dit wordt gecombineerd met extra fosfaatmest, verdubbelt tot verdrievoudigt de oogst. Reden voor de boeren om het juju, zwarte magie, te noemen. De werkelijke reden is prozaïscher. De turfmolm beschermt de Rhizobium-bacteriën tegen droogte, zodat ze zodra de zaden uitlopen in de wortels de wortelknobbeltjes kunnen koloniseren en hiermee hun nuttige werk kunnen doen. In marginale gebieden in Afrika betekent dit uiteraard het verschil tussen leven en dood. Niet alleen de peulvruchtenoogst wordt groter, ook die van het volggewas. Immers: de wortels van de peulvruchten verteren, waardoor veel stikstof vrijkomt.

Betere voedingstoestand
In het overbevolkte, woestijnachtige Noord-Nigeria, waar onder invloed van de islam vrouwen weinig te vertellen hebben en veel kinderen krijgen, zijn 23% van de kinderen en 15% van de vrouwen ondervoed. Door de introductie van nieuwe, olierijke pindarassen kunnen de vrouwen meer olie winnen en verkopen. De perskoek, een soort vetarme pindakaas, wordt als snack gefrituurd en levert zo eiwitrijke voeding vol mineralen. Dit stelt de onvermijdelijke bevolkingscatastrofe in het gebied in ieder geval nog even uit. In Rwanda, een klein dichtbevolkt land, moeten vaak meer dan tien personen van een stukje land van tweeduizend vierkante meter leven. Alleen met extreem intensieve teelt lukt dat.

Inheemse sojarassen die in de overige landen waar het project loopt worden veredeld, vervangen steeds meer de soja-import van Monsanto-soja uit de VS en Brazilië, waardoor voor de lokale veeteelt geen import meer nodig is. Kortom: het project boekt veel successen. Toch zijn er nog dringende kwesties, zoals het weer in orde brengen van door erosie verwoest land en voorkomen dat de bodem achteruit gaat.

Bron:
Wageningen World (1/2012)

De drijvende tuin in actie

Drijvende tuin voorkomt hongersnood

Bangladesh wordt elk jaar geteisterd door overstromingen die een groot deel van het laaggelegen land onder water zetten en voor hongersnood zorgen. Eindelijk is er nu een oplossing.

De drijvende tuin in actie
De drijvende tuin in actie

Een natuurramp als land
Het Zuid-Aziatische land Bangladesh ligt net als Nederland in een rivierdelta. De rivieren die in de delta uitkomen, de Ganges en de Brahmaputra, zijn regenrivieren, waardoor ze tijdens de moesson zwaar overstromen. Geregeld staat bijna de helft van het land onder water. Ook is Bangladesh zeer dicht bevolkt, 160 miljoen mensen op een oppervlakte van 2,5 maal Nederland, wat het probleem nog erger maakt.

Waterhyacint bijna meest gevreesde onkruid ter wereld
Bangladesh kent een subtropisch klimaat,waardoor het hele jaar landbouw mogelijk is. Dat wil zeggen: als het land niet onder water staat. Weliswaar zijn er speciale rijstsoorten die met het water meegroeien en tot twee meter lang kunnen  worden,maar erg veel brengen die niet op, omdat de plant heel veel energie in de stengel moet investeren. In een dergelijke omgeving doet waterhyacint het erg goed. Dit wateronkruid behoort tot de top tien meest gevreesde onkruiden ter wereld. De waterhyacint blijft drijven door luchtblazen. De waterplant vormt dichte matten die rivieren en waterwegen verstikken en is in Bangladesh alomtegenwoordig.

Zo wordt de drijvende tuin opgebouwd. Op een laag waterhyacinten komt een bamboeconstructie, waarop een tweede laag waterhyacinten komt met hierop aarde en koemest.
Zo wordt de drijvende tuin opgebouwd. Op een laag waterhyacinten komt een bamboeconstructie, waarop een tweede laag waterhyacinten komt met hierop aarde en koemest.

Dubbele mat van waterhyacinten vormt drijvende tuin
Agronomen hebben nu een speciale drijvende tuin ontwikkeld die de plattelandsbevolking in Bangladesh in staat stelt de moesson te overleven. Deze tuin is met lokale materialen te bouwen. De onderste laag bestaat uit waterhyacinten, gevolgd door een bamboe skelet waaroverheen de tweede laag waterhyacinten wordt geplaatst. Bovenop deze laag komt een laag teelaarde, waarop subtropische en tropische groenten zoals okra en  kangkong kunnen worden gekweekt. Zie diagram.

Na afloop van de moesson kan de drijvende tuin als bemesting dienen voor de dan weer drooggevallen groentetuin op het land. Het volgende jaar moet er weer een nieuwe drijvende tuin gebouwd worden.

Met één drijvende tuin van acht bij één meter kan een familie honderden kilo’s groenten per jaar produceren. Het verschil tussen leven en dood. Zelfs in een op het eerste gezicht totaal hopeloze situatie als die in Bangladesh is het mogelijk met enige inventiviteit om toch een beter bestaan op te bouwen.

Groene eetbare woestijnen met permacultuur

plant-a-tree
De beste tijd om een (fruit)boom te planten is 20 jaar geleden. De beste tijd daarna is nu.

Goed nieuws, woestijnen en volledig geërodeerde gebieden zijn weer te veranderen in bruikbare en productieve ecosystemen. Permacultuur is een ontwerpsysteem waarmee je natuurlijke ecosystemen nabouwt met een functie voor de mens. Door de op ecologie gebaseerde ontwerpprincipes van permacultuur te gebruiken bij het ontwerp kan men bijna overal mooie diverse stabiele ecosystemen ontwikkelen met functies voor de mens, bijvoorbeeld voedselvoorziening, het leveren van bouwmaterialen, etc.

Permacultuur gebruikt geen fossiele input en houdt rekening met de mens en de aarde. Het zoekt win-win situaties op met haar ontwerp zodat de natuur en de mens op een harmonische manier met elkaar kunnen voortbestaan.

Eerder al kwam aan bod hoe er met permacultuur in Nederlandse eetbare bostuinen kunnen worden aangelegd. Nu een paar voorbeelden uit de praktijk hoe je met de principes van permacultuur stukken onproductieve woestijn weer terug kunt vormen naar productieve groene gebieden waar volop voedsel kan worden geproduceerd met respect voor de natuur.

Permacultuur omvat een flink aantal ontwerptechnieken om water zo optimaal mogelijk op te vangen, zo lang mogelijk in het systeem te houden en dit zo vaak mogelijk opnieuw te gebruiken als mogelijk is binnen het systeem.

Hieronder een aantal films met de resultaten. Als eerste een permacultuurproject in Jordanië vlakbij de Dode Zee met de titel Greening The Desert.

Daarnaast een inspirerende film waar ze laten zien hoe volledig geërodeerde en verwoestijnde gebieden weer productief zijn gemaakt door ontwerpprincipes toe te passen die in de permacultuur ontwerpprincipes uitgebreid aan bod komen. Bekijk: Lessons of the Löss Plateau.


En tot slot een aflevering van The Global Gardener waarin Bill Mollison, één van de uitvinders van permacultuur, permacultuurstrategiën voor droge gebieden uitlegt en toelicht en langs verschillende projecten gaat rondom de wereld.

Het logo van permacultuur Nederland. Klik op het logo om naar de site te gaan.
Het logo van Permacultuur Nederland. Klik op het logo om naar de site te gaan.

Het interessante van permacultuur en de slimme ontwerpprincipes waar het gebruik van maakt is dat permacultuur overal kan worden toegepast.

Een uitgebreide uitleg over de ecologische principes waarop permacultuur gebaseerd is, is te vinden op de website www.permacultuurnederland.org, waar een vrij downloadbare cursus mensen bekend maakt met de belangrijkste ontwerpprincipes van permacultuur. Deze cursus is ook op papier tegen print en verzendkosten te bestellen via Omslag.nl. Als mensen nog vragen hebben over permacultuur, stel ze vooral!

Aanverwante artikelen en informatie:
-) Eetbare dorpen en steden
-) Raamtuinieren
-) De gemakkelijke moestuin
-) De kruidenspiraal
-) De eetbare bostuin 
-) De buurtmoestuin
-) Een boerderij voor de toekomst
-) Eetbare groene woestijnen met Permacultuur
-) Groen Goud – VPRO Tegenlicht over permacultuur
-) Rondleiding Permaculture Research Insitute 
-) Permacultuur, voorbeelden en inspiratie
-) Permacultuur in Nederland en omgeving
-) Web of Life, Diversiteit is van levensbelang
-) Eetbare planten en paddenstoelen database
-) Ruil je eigen eetbare planten bij elkaar
-) Engelse Plants for a Future database

Vrij downloadbare documenten:
-) Permacultuur, ontwerpen met de natuur (pdf)


De oprichter van de Slow Money Movement vindt dat de dollar een échte greenback moet worden.

De Slow Money Movement: vervanging voor banken

Op hol geslagen geldsystemen zuigen lokale gemeenschappen leeg en investeren het geld in graziger weiden – althans, graziger in de ogen van investment bankers, die al lang hun bonus geïncasseerd hebben als hun wonderbelegging crasht. De slow money movement wil dat proces stoppen. Verstandig of dom?

De oprichter van de Slow Money Movement vindt dat de dollar een échte greenback moet worden.
De oprichter van de Slow Money Movement vindt dat de dollar een échte greenback moet worden.

Financieel systeem totaal op hol geslagen
Omdat de kosten voor handelen zo laag zijn nu, wordt er meer gehandeld dan ooit tevoren. Dat niet alleen. Er is ook steeds minder verbinding tussen een financiële constructie en het product waar het eigenlijk om gaat. Zo zijn er opties, opties op opties etc. Op dit moment gaat er ongeveer twintig procent van de inkoopwaarde van grondstoffen naar tussenhandelaars, die dit uitmelken. Het moet gezegd, hiervoor doen ze wel veel werk. Honderden – meestal volstrekt nutteloze – handelstransacties vinden plaats voor een schip met bijvoorbeeld sojaschroot of cacaobonen aanmeert. Of zelfs maanden daarvoor al. Het gevolg: geld raast met bijna de snelheid van het licht rond de aardbol.

Wat is de Slow Money Alliance?
De Occupy Wall Street beweging staat niet alleen in haar kritiek op de banken en de financiële wereld in het algemeen. De Slow Money Alliance is een Amerikaanse organisatie voor hen die het zat zijn dat banken miljoenen aan belastinggeld investeren in bedrijven en politici die alleen op zelfverrijking uit zijn in plaats van het algemeen belang nastreven. Wat dat betreft zijn de beweegredenen van de Slow Money Alliance identiek aan die van de Occupy beweging. In feite loopt de beweging al een paar jaar voor op de Occupy beweging: al enkele jaren investeert de beweging in duurzame landbouw en lokale netwerken. De beweging is met Transition Towns te vergelijken, maar is meer op het hervormen van de economie gericht. Transition Towns richt zich vooral op het overleven van toekomstige klimaatveranderingen en peak oil. De principes van Slow Money in het kort:

I. We must bring money back down to earth.
II. There is such a thing as money that is too fast, companies that are too big, finance that is too complex. Therefore, we must slow our money down — not all of it, of course, but enough to matter.
III. The 20th Century was the era of Buy Low/Sell High and Wealth Now/Philanthropy Later—what one venture capitalist called “the largest legal accumulation of wealth in history.” The 21st Century will be the era of nurture capital, built around principles of carrying capacity, care of the commons, sense of place and non-violence.
IV. Let us celebrate the new generation of entrepreneurs, consumers and investors who are showing the way from Making A Killing to Making a Living.

In het kort: volgens de Slow Money Movement is de basis van ons bestaan landbouwgrond en is de zinnigste investering die in landbouwgrond.

Vervanging voor het wereldwijde netwerk
Met een tentje op het Beursplein staan kleumen is heel nobel, maar het biedt geen lange-termijn oplossing. De inertie van het bestaande systeem is te groot. Als alleen al de voedselvoorziening via het wijdvertakte netwerk aan distributeurs van boer tot supermarkt in zou storten, zou de stedelijke bevolking in de westerse wereld niet langer dan enkele weken overleven. Ook plattelandsbewoners zullen in de problemen komen omdat grote landbouwbedrijven monoculturen zijn. Aan honderd hectare suikerbieten heb je zonder suikerfabriek niet zoveel. Suikerbieten zijn niet erg voedzaam. Vraag maar iemand die de Hongerwinter in Amsterdam heeft meegemaakt.

De datsja's, Russische miniatuur buitenverblijven met tuin, helpen de Russen barre tijden door.
De datsja's, Russische miniatuur buitenverblijven met tuin, helpen de Russen barre tijden door.

Leren van de Russen
De enige structurele oplossing is een netwerk van kleine ondernemingen met lokale  investeerders waar lokale consumenten klant van zijn. Een lokaal, robuust netwerk dus. Een mooi voorbeeld is Rusland. De Russen in Moskou en de rest van het land overleefden de catastrofale ineenstorting na 1989 doordat ze een volkstuintje met een datsja – een vakantiehuisje – hadden. Gewend als ze waren aan de communistische schaarste hadden ze geleerd een uitgebreid sociaal netwerk te onderhouden en voor zichzelf te zorgen als de winkels niets hadden (wat doorgaans het geval was). Als hetzelfde zou gebeuren in een westerse stad, zou er anarchie uitbreken. In feite is dat wat er gebeurde toen in New York in 1977 de stroom uitviel en in de stad Montréal in buurland Canada tijdens de Murray-Hill rellen.

Kleine, lokale ondernemingen
De Slow Money Alliance wil precies dat: een netwerk van kleine, lokale ondernemingen die buiten de greep blijven van Monsanto en dergelijke dubieuze Wall Street-genoteerde bedrijven. De Slow Money Alliance streeft er naar om 1 miljoen mensen 1 procent van hun bezit in lokale ondernemingen te laten steken die zich aan deze principes houden. Een vorm van aandeelhoudersactivisme dus, maar dan gericht op een duurzame economie. Slow Money probeert mensen die aan kleinschalige landbouw en voedselverwerking doen en investeerders van over de hele Verenigde Staten bij elkaar te brengen. Ook ontwikkelen ze investeringsmethoden om meer van het geld lokaal te investeren, kortom: langdurige investeringen.

Lokale effectenbeurs
Iets dergelijks moeten we hier ook hebben. Al eerder pleitte Visionair voor lokale aandelenbeurzen, waar je aandelen van de lokale groenteboer of schoenenfabriek kan kopen. Op dit moment moeten ondernemers naar de bank. Als een bankier de boel heeft verprutst, bijvoorbeeld door van een collega-prutser een bundel rommelhypotheken te kopen, wordt hij erg bang en wil geen geld meer uitlenen. Erg vervelend voor die ondernemer, die niets kan doen aan het financiële wanbeheer bij de bank. Ook vervelend voor spaarders, die nu worden afgescheept met een belachelijk laag rendement op hun spaargeld, nog minder dan de inflatie.

Focus op grond beetje onzinnig
De tuinbouwgrond in het Westland is uitstekend, maar haast geen tuinder maakt hier nog gebruik van. Vrijwel alle kwekers kweken hun planten in steenwol, geëxpandeerde kleikorrels of zelfs vrijhangend in de lucht. Vruchtbare landbouwgrond is uiteraard veel simpeler en dus stabieler is dan dit systeem, dat uiterst afhankelijk is van moderne techniek. Wel is, als deze techniek gegarandeerd beschikbaar blijft, dit een praktisch gezien goed werkend systeem. Veel universiteiten, hobbyisten en bedrijven doen hier ook al onderzoek naar. Als energie echt goedkoop wordt (en dat gaat op middellange termijn gebeuren, geloof al die doemverhalen niet) kan straks iedereen in een kas ter grootte van een zeecontainer zijn eigen voedsel verbouwen. Als hij dol is op algen of andere eenvoudige, voedzame gewassen met een kleine afmeting, tenminste. Grotere versies kunnen als agro-skyscraper worden uitgevoerd.

Wall Street nooit helemaal uit te schakelen
Er zullen altijd enorme infrastructurele projecten blijven waarvoor je enorme bedrijven nodig hebt. Probeer maar in je eentje een nieuw, veilig gentherapeutisch geneesmiddel tegen kanker te vinden (alhoewel…) of een raket te ontwikkelen voor een reis naar Mars. Het is logisch hier een grootschaliger effectenbeurs voor te hanteren. Wel zullen ingewikkelde financiële derivaten verboden moeten worden, althans: niet rechtsgeldig worden verklaard.

Bron:
Slow Money Movement

Bij permacultuur worden alle ecologische niches op een stuk land opgevuld. Daardoor kunnen vaak hoge oogsten gehaald worden.

Hoeveel grond heb je nodig om zelfvoorzienend te zijn?

Hoeveel grond heb je nodig om zelfvoorzienend te zijn? Hoeveel vierkante meter land heb je per persoon nodig om qua voedsel helemaal zelfvoorzienend te worden? Opvallend weinig, zo blijkt.

Zelf in je eigen groenten en fruit voorzien: 35-40 m2

hoeveel grond heb je nodig om zelfvoorzienend te zijn
Bij permacultuur worden alle ecologische niches op een stuk land opgevuld. Daardoor kunnen vaak hoge oogsten gehaald worden. CC-BY-SA 2.0, la Ferme de Sourrou

Het makkelijkst is om qua groenten en fruit zelfvoorzienend te worden. Groenten en fruit bestaan voornamelijk uit water, waardoor je al snel hoge opbrengsten per vierkante meter haalt. Nadeel van zelfvoorzienendheid is dat je altijd de groenten van het seizoen moet eten. Dus geen tomaten in de winter  – tenzij je een kas hebt.

Als we het advies van het Voedingscentrum volgen, moet elk mens zo’n 400 gram groenten en fruit per dag eten.
Dat komt neer op rond de 150 kg per persoon per jaar. De meeste groentes hebben opbrengsten die variëren van een tot vier kilo per vierkante meter[1]. Als twee keer per jaar groente wordt geteeld en uit wordt gegaan van  gemiddeld twee kilo opbrengst per vierkante meter zit je dus op 35-40 vierkante meter per persoon.

De opbrengst kan zelfs nog verder omhoog als je kiest voor productieve groentensoorten (winterpeen levert meer dan 10 kg per vierkante meter op) en intensieve teelt, dus het land het hele jaar door bedekt houden.
Houd bij de planning ook rekening met de winter, dus leg een kas aan en/of zorg dat je groenten als sluitkool of winterpeen kweekt. Zuurkool kan je ook zelf maken uit witte of rode kool en blijft zeer lang goed. Dus de hoeveel heid grond die je nodig om zelfvoorzienend te zijn in groente en fruit is maar klein.

Brood, aardappelen en peulvruchten: 250 vierkante meter

De Nederlandse landbouw behoort tot de productiefste ter wereld. Een hectare aardappels levert in goede jaren meer dan zestig ton op. Dat is genoeg om zo’n 750 mensen van aardappels te voorzien, dus ongeveer 15 vierkante meter per persoon (iets ruimer genomen). Een hectare tarwe levert minder op omdat meer dan de helft van de biomassa in het stro zit en tarwe natuurlijk droog is – aardappels bestaan voor driekwart uit water. Driekwart van het gewicht van de aardappelplant bestaat uit aardappelknollen.

Wintertarwe, dat is tarwe die in de herfst gezaaid wordt om de planten zo een voorsprong te geven in de lente, brengt rond de negen ton per hectare op. Voldoende voor 110 mensen, dus (weer met overmaat) rond de honderd vierkante meter per persoon. Het loont dus de moeite voor een deel over te schakelen op aardappels.

De aminozuren in granen en peulvruchten zijn complementair – als beide in een verhouding 3:1 worden gegeten krijg je in principe alle aminozuren in de juiste verhouding binnen. Omdat peulvruchten per vierkante meter  minder opbrengen dan granen – denk aan drie ons vergeleken met bijna een kilo – is het areaal dat nodig is vergelijkbaar. Gunstig is dat peulvruchten veel stikstof in de bodem achterlaten, waardoor de granen beter gaan groeien. Peulvruchten, aardappelen en granen kunnen dus in rotatie. Met slim en intensief roteren verklein je zo hoeveel grond je nodig hebt om zelfvoorzienend te zijn.

Ook hier geldt dat het groeiseizoen flink verlengd kan worden door te werken met kassen. Zo kunnen ook tropische gewassen als zoete aardappel en kousenband worden gekweekt. Het is dus mogelijk geheel zelfvoorzienend in voedsel te worden met een tuintje van ongeveer 300 vierkante meter. Wel heb je uiteraard kunstmest of een andere bron van meststoffen nodig. Echte ecofreaks composteren dus hun eigen excrementen. Wie vals wil spelen kan beter een grote zak fosfaatkunstmest en kalirijke meststof in zijn schuurtje zetten. Voor weinig geld kan je zo jaren verder.

Oliehoudende zaden: 30 vierkante meter

Een kleine hoeveelheid meervoudig onverzadigde vetzuren is absoluut van levensbelang. Het Voedingscentrum beveelt 15 gram meervoudig onverzadigde vetten per dag aan. Per jaar wordt dat ongeveer 6 liter (5 kg) olie. Een gezond oliehoudende gewas, dat het in Nederland ook goed doet, is koolzaad, dat per vierkante meter een halve kilo oliezaad (200 gram olie) produceert. De perskoek is eetbaar of te gebruiken als veevoer. Nog gezondere alternatieven, maar met een iets lagere opbrengst per vierkante meter zijn lijnzaad en raapzaad (niet in Nederland verkrijgbaar). Ook zonnebloemen kunnen.

Vlees, melk en andere dierlijke producten: verdrievoudiging grond die je nodig hebt om zelfvoorzienend te zijn

Om alle vlees te kweken dat de gemiddelde Nederlander eet, zo’n 86,6 kilo per jaar, is dit kleine tuintje van 350 vierkante meter lang niet genoeg. Als we er van uitgaan dat al dit vlees varkensvlees is (voederconversie: 5), dan is om deze varkens te kweken rond de 500 kilo graan en andere gewassen per jaar nodig. Hiervoor moet het tuintje in afmeting verdrievoudigen. Een slimmer alternatief is daarom kippen te houden. Die leggen ook geregeld eieren. Per persoon is één a twee kippen voldoende. Deze kunnen met etensrestjes en de koolzaadkoek gevoerd worden en voor de rest loslopen.

Een andere interessante aanvulling is een visvijver. Wat je absoluut wilt voorkomen is watergebrek in je tuintje, want dit vertaalt zich direct in een lagere oogst. In het waterreservoir kunnen weinig eisende vissen zoals zoetwaterkarpers of Afrikaanse meervallen (verwarmd water) gehouden worden. Graskarpers of tilapia’s kunnen worden gevoerd met eendenkroos, dat erg goed groeit op overbemest water. Ik heb ooit onderzoek gedaan naar een systeem waarbij eendenkroos als waterreiniging werd gebruikt.

Hoeveel grond heb je nodig om zelfvoorzienend te zijn?

Bij een vegetarisch dieet dat net voldoende is om in leven te blijven, is is er in Nederland rond de 350 vierkante meter grond nodig om zelfvoorzienend te zijn. Hier is niet de oppervlakte van je huis meegerekend. Hierbij gaan we er van uit dat je je gewassen even goed verzorgt als een moderne boer. In de praktijk haal je dat niet vanzelfsprekend.

Lees ook:
Permacultuur: de toekomst van de landbouw?

Bronnen
1. Fijne groententeelt – Vlaamse deelregering

Vlees uit de reageerbuis. In 2012 een feit?

‘In 2012 eerste vlees zonder slachten’

Bio-industrie vervuilt enorm, vergt heel veel veevoer en erger nog: het bezorgt dieren heel veel leed. Tijd voor een alternatief, denken steeds meer mensen. Volgens sommige optimisten zal binnenkort het eerste dierenleedvrije labvlees een feit zijn. Komt eindelijk een einde aan de meest wijdverspreide vorm van dierenmishandeling? En kunnen we eindelijk proeven hoe panda’s, olifanten en andere bedreigde dieren smaken?

Vlees uit de reageerbuis. In 2012 een feit?
Vlees uit de reageerbuis. In 2012 een feit?

Eerste McLab hamburger al in 2012?
Wetenschappers kwamen eind augustus 2011 bij elkaar in het Zweedse Göteborg om een traject uit te stippelen naar het eerste vlees zonder slachten [1]. Al langer is gestoeid met het idee van vlees zonder slachten, maar verschillende valse claims later is er tot in 2011 toe nog steeds niemand in geslaagd in vitro vlees te kweken. Volgens Nederlander Mark Post van de universiteit van Maastricht is de eerste worst uit het lab al in zes maanden te bereiken. Post heeft geëxperimenteerd met varkenscellen en en heeft kort geleden een methode uitgedokterd om spierweefsel in een lab te kweken. Hiervoor behandelde hij varkensstamcellen met het serum van een paardenfoetus. Hij produceerde spierachtige stroken weefsel van 2,5 cm lang en 0,7 cm dik. Hij geeft de kunstspieren oefening, maar met de aanmaag van myoglobine, dat vlees zijn rode kleur geeft wil het nog niet echt vlotten. Dat is uiteraard geen probleem als je het vlees in dingen als gehakt of worst verwerkt. Of hamburgers. Uitgaande van stamcellen van koeien denkt Post dat dit einde 2012 gelukt moet zijn[2].

Berenklauwen en kankerburger
Een andere mogelijkheid is dat vlees van zeldzame of moeilijk te kweken dieren wordt gekweekt. We eten op dit moment vooral vlees van dieren die makkelijk te kweken zijn. Niet van de dieren met het lekkerste vlees. Zo schijnen, als ik de boeken van de populaire negentiende-eeuwse Duitse western-schrijver en kruimeloplichter Karl May mag geloven, de klauwen van grizzlyberen erg lekker te zijn. Wie weet worden deze, of pandabiefstuk, wel een enorme hit in de supermarkt.

Er is alleen één probleem met stamcellen. Net als bij die van mensen, delen ze maar twintig of dertig keer voor het telomeer, het eindje aan het chromosoom, zo kort is geworden dat ze niet meer delen. Nuttig, want zo wordt meestal voorkomen dat een cel zich kan ontwikkelen tot kankercel. Dit betekent wel dat de cellen regelmatig moeten worden ververst met nieuwe. Dat is bij varkens en koeien niet zo’n probleem, maar bij zeldzame dieren uiteraard wel. Uiteraard kan tumorweefsel worden gebruikt, de HeLa-cellijn is bijvoorbeeld uitgedijd tot een veelvoud van het lichaamsgewicht van wijlen mevrouw Henrietta Lachs,  maar  vermoedelijk zal de kankerburger commercieel wat minder snel aanslaan.

Bernard Roelen van de universiteit Utrecht, ook aanwezig in Göteborg, heeft mogelijk de oplossing. Hij isoleerde in 2008 de zogenaamde muscle-derived progenitor cells (MDPCs) die zich veel meer vermenigvuldigen. Naar eigen zeggen kan van duizend cellen in drie maanden miljarden cellen gekweekt worden[3]. Ter vergelijking: ons lichaam bestaat uit 100 000 miljard cellen.

Een ander probleem is dat de consument waarschijnlijk niet zit te springen om labvlees. Niemand heeft het goedje ooit geproefd. Ook is serum afkomstig van kalverfoetussen niet toegestaan als ingrediënt om vlees mee te produceren. Dit omdat het mogelijk prionen kan bevatten, de infectueuze eiwitten die de gekke-koeienziekte BSE veroorzaken. Dit risico is overigens theoretisch klein. Ook is er zo nog steeds dierlijk materiaal nodig om vlees te produceren.

Veevoer uit algen redt aarde
Joost Teixeira de Mattos van de universiteit van Amsterdam en anderen proberen juist veevoer gebaseerd op cyanobacteriën te produceren. Cyanobacteriën zijn algen en produceren extracten die rijk zijn aan aminozuren, suikers en vetten die de dierlijke cellen nodig hebben om te groeien. Sponsoren vinden is moeilijk, al heeft dierenrechtenorganisatie PETA een miljoen dollar toegezegd. Op deze manier voedsel produceren is immers ‘onnatuurlijk’. Ook zal de al zwaar geplaagde veeteeltsector niet staan te juichen. Daartegenover staat dat kunstvlees heel veel landbouwgrond en veevoeder uitspaart, tot zelfs 99% [4]. Precies het nieuws dat onze overbelaste aarde nodig heeft. Ook kweken we alleen maar de eetbare delen van een dier. Wie weet is dit wel de ethische opvolger van de bioindustrie.

Bronnen
1. Workshops Detail: Invitro Meat: Possibilities And Realities For An Alternative Future Meat Source, European Science Foundation (2011)
2. Meat without slaughter: ‘6 months to bio-sausages’, New Scientist (2011)
3. Karlijn Wilschut et al., Isolation and characterization of porcine adult muscle-derived progenitor cells, Journal of Cellular Biochemistry (2008)
4. Hanna L. Tuomisto en M. Joost Teixeira de Mattos, Environmental Impacts of Cultured Meat Production, Environmental Science and Technology (2010)

Een klein percentage van een waterscheiding veranderen in prairie laat de bopdemerosie enorm afnemen, zo ontdekten agronomen van Iowa State University.

Prairiegras productiever dan maïs

Ooit, voor de Europese kolonisten de indianen verjoegen of vermoordden, was het Amerikaanse Midden Westen bedekt met onafzienbare grasvlakten waarop enorme kuddes bizons graasden. Het zou wel eens heel goed kunnen dat de prairie terug gaan keren. Voor biobrandstof, deze keer.

Niet peak oil, maar peak fantasy brengt Amerikanen in problemen
Peak fantasy voert hoogtij in Amerikaanse politieke kringen. Zowel George Bush Jr. als zijn opvolger Barack Hussein Obama zijn niet bijster gezegend met creativiteit, uitgezonderd dan in het verzinnen van manieren om veel schulden te maken, waarmee ze menig Griek naar de kroon staken. Een mooi voorbeeld is het Amerikaanse biobrandstofbeleid, waarbij maïsboeren met overheidssubsidie hun oogst voor een groot deel laten verwerken tot biobrandstof. Het voorspelbare gevolg: omhoog schietende maïsprijzen, die in veel derdewereldlanden tot honger leiden. Ook blijkt hier bijna evenveel fossiele brandstof (in de vorm van kunstmest (wat veel energie kost), brandstof voor tractoren en het vervaardigen van pesticiden) in te gaan als er aan biobrandstof kan worden gewonnen. Voor Bush jr. was dat niet erg. Het verzekerde hem immers van de eeuwige trouw van de maïsboeren in de corn belt.

Maïs brengt erosie
Een klein percentage van een waterscheiding veranderen in prairie laat de bopdemerosie enorm afnemen, zo ontdekten agronomen van Iowa State University. In feite is het zaaien van maïs in het voormalige prairieland in het Amerikaanse Midden-Westen ecologisch gezien niet erg slim. Het gewas laat de grond onbedekt waardoor regendruppels het grondoppervlak kapot slaan. De wortels van maïs zijn niet groot genoeg in aantal om de grond vast te houden. Geen wonder. Maïs is door duizenden jaren veredeling door Maya-boeren ontwikkeld uit de grasachtige wilde maïs, teosinte. Teosinte vormt (zoals alle grasachtigen bij begrazing) pollen of zoden die de grond goed beschermen, maar maïs bestaat uit enorme planten die nauwelijks uitlopers vormen. Het regenwater stroomt met gemak door een maïsveld. De gevolgen laten zich dan ook raden: enorme erosiegeulen. Minder zichtbaar, maar even verwoestend is laminaire erosie (effen bodemverlies) en winderosie: de beruchte Dust Bowl die grote aantallen boeren tot de bedelstaf bracht. Toen ik in Montana een stukje overgebleven prairie zag, lag dit ongeveer twee meter hoger dan het boerenland.Geen wonder dat landbouwkundigen boeren nu aanraden strategisch stukjes prairie op hun land te laten staan [1].

Voor een voedselgewas kunnen we niet anders, maar maïs gaan verbouwen voor biobrandstof terwijl er betere alternatieven zijn, is dom. Misdadig dom.

Olifantsgras wordt tot vier meter hoog. En brengt veel meer biomassa op dan maïs.
Olifantsgras wordt tot vier meter hoog. En brengt veel meer biomassa op dan maïs.

Derde maïsland kan in prairie worden omgezet
Uit berekeningen van Amerikaanse agronomen blijkt dat het onvruchtbaarste derde deel van het maïsareaal het beste uit productie kan worden genomen en dan bedekt met grote grassen die veel weg hebben van de inheemse grassoorten uit de prairie. Denk aan bijvoorbeeld Miscanthus sinensis (olifantsgras), ook in Nederland een bekend biobrandstofgewas. Miscanthus is een enorm grote grassoort die tot vier meter lang kan worden.
Uit computersimulaties blijkt dat als tot dertig procent van de maïs wordt vervangen door Miscanthus, er veel minder stikstof uitspoelt in het grondwater, de productie van ethanol (alcohol) bijna verdubbelt en ook de maïsproductie met vier procent toeneemt. Miscanthus is in tegenstelling tot maïs een overblijvend gewas dat meerdere keren per jaar gemaaid wordt. Miscanthus blijft dus het hele jaar op het veld staan, ook in de winter. Uiteraard is dat zeer goed nieuws voor de bodem. Ook spoelen er in de winter geen waardevolle mineralen uit de grond.

Er is nog één bottleneck voor het feestgedruis los kan barsten. Maïs omzetten in alcohol is niet zo moeilijk, vraag bijvoorbeeld Afrikaanse dorpsvrouwen maar. Celluloserijk gras omzetten in alcohol is veel lastiger. Er zijn maar weinig bacteriën die cellulose kunnen afbreken, de reden dat je boekenkast het langer volhoudt dan een brood. Hier zijn echter een paar technieken voor – bijvoorbeeld TDP (pyrolyse), verhitten zonder zuurstof, waardoor er een soort biodiesel ontstaat. Wetenschappers verwachten dat er binnen tien jaar een werkend proces bestaat. Maar zal dat op tijd zijn?

Bronnen
1. Patches of prairie stem erosion, Iowa Farmer Today (2011)
2. Switch from Corn to Grass Would Raise Ethanol Output, Cut Emissions, ScienceDaily (2011)
3. Sarah C Davis, Evan H DeLucia et al., Impact of second-generation biofuel agriculture on greenhouse-gas emissions in the corn-growing regions of the US. Frontiers in Ecology and the Environment, 2011

In Nederland zijn er bijna evenveel varkens als mensen.

Verplaats veeteelt naar open zee

De veeteelt in Nederland wordt geplaagd door twee grote problemen. Ten eerste milieuproblemen, veroorzaakt door een groot mestoverschot. Ten tweede het voortdurend uitbreken van ziektes, zoals varkenspest. Zou het geen goed idee zijn varkensstallen en dergelijk op open zee aan te leggen? De voordelen.

Veel vee houden in een klein land is vragen om problemen

In Nederland zijn er bijna evenveel varkens als mensen.
In Nederland zijn er bijna evenveel varkens als mensen.

De Nederlandse veeteeltsector is relatief gezien enorm groot. In Nederland worden er ongeveer vier miljoen koeien[1],  twaalf miljoen varkens[2] en bijna honderd miljoen kippen [3] gehouden. De Nederlandse veestapel produceert veel meer mest dan de Nederlandse landbouw kan verwerken. Met veel kunst- en vliegwerk wordt geprobeerd deze enorme hoeveelheid mest weg te werken. De opeenstapeling van intensieve veehouderij brengt nog meer problemen met zich mee. Zo grijpen besmettelijke ziektes snel om zich heen. Ook de uitstoot van ammoniak en stankoverlast in de omgeving is een veel genoemd probleem, hoewel moderne ventilatiesaystemen in varkensstallen dit probleem lijken te hebben opgelost.

Dan maar de zee op
Ongeveer zeventig procent van het aardoppervlak bestaat uit zee. Met die zee doen we niet zo gek veel, behalve deze leeg vissen en vol met giftig afval proppen. In vergelijking met het land kent de zee de nodige voordelen. Zo is een veestal vele kilometers verwijderd van andere veestallen, waardoor er minder kans is op besmettelijke ziektes. Vergunningen afgeven is geen probleem, de internationale wateren behoren tot niemand. Aanvoer en afvoer van veevoeder, slachtvee en eventueel vlees kan zeer effectief met behulp van (koel)schepen. Stankoverlast is veel minder een issue, omdat de algen in het zeewater de stikstofverbindingen absorberen.

Mest wordt biogas en biomassa
De mest kan worden behandeld in een biogasinstallatie, nadat eerst waardevolle aminozuren uit de mest zijn verwijderd. Deze aminozuren kunnen later weer in veevoer worden verwerkt. De biogasinstallatie levert methaan, waarmee in de winter duurzame energiebronnen als zon en wind aangevuld kunnen worden. Na het vergisten van de mest blijft een mineralenrijke  vloeistof over. Deze kan worden gebruikt om drijvende zeewierakkers mee te bemesten. Dit zeewier kan ook weer bij worden gemengd in veevoer (het zoutgehalte is een issue). Het zeewier kan ook worden gebruikt om te vergisten in de biogasinstallatie. Op die manier ontstaat een landbouw- en energiecomplex dat leidt tot gesloten nutriëntenkringlopen. Zeewier is zeer interessant als materiaal om biomassa mee te produceren, omdat zeewier zeker in de zomer veel sneller groeit dan gewassen op het land. Dit komt mede door de overvloedige hoeveelheid opgeloste carbonaten in zeewater. Carbonaten vormen een enorm rijke bron van kooldioxide, waardoor waterplanten veel minder moeite hoeven te doen om aan kooldioxide te komen dan landplanten.

Bronnen
1. Rundveestapel – CBS
2. Varkensstapel – CBS
3. Pluimveestapel – CBS