Misvatting

Twee misvattingen over elektrische auto’s

Uit onderzoek van E Source, een bureau gespecialiseerd in energievraagstukken, blijkt dat maar liefst 85% van de Amerikaanse automobilisten bereid is elektrisch te gaan rijden [1]. In Nederland heeft de gemiddelde automobilist vooral eerst behoefte aan betere voorlichting. Volgens voorlichtingsorganisatie Milieu Centraal blijkt dat Nederlandse automobilisten vaak slecht op de hoogte zijn van de mogelijkheden van een elektrische auto. “Onafhankelijke voorlichting is nodig voor een soepele introductie”, zegt Vera Dalm, directeur van Milieu Centraal. Twee veel voorkomende misvattingen.

Misvatting 1: ‘stilstaan langs de weg’
Een groot deel van de automobilisten denkt dat de kans om langs de weg stil te komen staan reëel aanwezig is. Echter, de meeste automobilisten rijden slechts twee keer per maand afstanden van meer dan 60 km zonder stop, terwijl de accu’s van elektrische auto’s het 70 tot 200 km kunnen volhouden. Het systeem waarschuwt tijdig voor een mogelijk lege accu, wat het in combinatie met het groeiend aantal oplaadpalen in Nederland vrij onwaarschijnlijk maakt om om die reden stil langs de weg te komen staan. Bovendien kan de auto worden opgeladen via normale stopcontacten, maar de echte scepticus kan altijd nog gaan voor een extra brandstofhulpmoter wat het bereik van de auto aanzienlijk verhoogd.

Misvatting 2: ‘slecht voor het milieu’
Hoewel er bij het rijden geen uitlaatgassen vrij komen, zijn veel mensen de mening toebedeeld dat elektrisch rijden slecht zou zijn voor het milieu. Er is wel uitstoot van CO2 bij de opwekking van elektriciteit die uit het stopcontact komt, maar dit is ongeveer de helft van de CO2 die vrij komt bij een verbrandingsmotor op conventionele autobrandstoffen. De elektrische auto kan worden gerekend tot de meest milieuvriendelijke van dit moment, ook als er wordt gekeken naar de totale levenscyclus inclusief de productie van de accu.

Milieu blijkt, vooral bij de hoog opgeleide autokenner met leaseauto, een belangrijk argument te zijn.

Andere voordelen van elektrisch rijden [3]:
+ Elektriciteit is goedkoper dan brandstof
+ Een elektrische motor vergt minder onderhoud
+ Het wordt gestimuleerd vanuit de overheid
+ Elektrische voertuigen accelereren tot 2 keer sneller
+ Het is stiller

Bronnen:
[1] Elektrischeauto.nl
[2] Milieu Centraal
[3] Allgreenvehicles.nl

Misvatting: Eskimo’s kennen 50 woorden voor ‘sneeuw’

Enige tijd geleden was ik op een borrel, alwaar een aantal man ‘taal’ tot gespreksonderwerp had gebombardeerd. Stilletjes volgde ik dit gesprek, tot op een zeker moment het welbekende Eskimo-voorbeeld werd aangehaald; dit inheemse volk zou volgens het voorbeeld wel 50 verschillende woorden voor typen sneeuw hebben. Overigens is dit zogenaamde feit afhankelijk van de bron: sommige bronnen stellen zelfs dat het om meer dan 200 woorden zou gaan. Dit Eskimo-misverstand heb ik toen geprobeerd uit de wereld te helpen. Omdat dat mij op dat moment niet van een leien tafel ging en omdat ik dit misverstand vaker tegen kom, wil ik het via deze weg proberen recht te zetten. Dit zal ik doen aan de hand van voorbeelden uit hoofdstuk 7 van het boek ‘Language Matters’ van L. Bauer, J. Holmes en P. Warren (pp. 72-81).

Wat is een woord?

Als mensen woorden tellen, gaan zij vaak uit van een woord als zijnde een combinatie van letters tussen twee spaties. Maar als ik de woorden ‘raam’, ‘muur’, ‘raammuur’ en ‘muurraam’ ken, ken ik dan twee of vier woorden? In feite zijn de laatste twee gewoon samenstellingen van de eerste twee. Een soortgelijke vraag kan je stellen bij werkwoorden: als ik het woord ‘lopen’ ken, en daarmee alle vervoegingen, ken ik dan één woorden of..? In het Engels zou het bij het werkwoord ‘lopen’ gaan om slechts 4 vervoegingen, maar in het Frans al om 33, en in het Fins zelfs om 850 vervoegingen (voor sommige woorden zelfs tot 2000+ vervoegingen)! Tellen we deze apart, of allemaal als één?

Hoe zit het dan bij de Eskimo’s?

Eskimotalen (of is het Eskimo talen?) kennen dergelijke vervoegingen niet, maar doen wel aan ‘woord-inlijving’. Dit houdt in dat een werkwoord en een zelfstandig naamwoord in elkaar opgenomen kunnen worden tot een nieuw woord, zoals ‘menskijken’, ‘luchtkijken’ en dus ‘sneeuwkijken’ of ‘sneeuweten’. Behalve dit combineren zijn de Eskimotalen ook polisynthetisch. Grofweg houdt dit in dat er met één woord hele zinnen uitgedrukt kunnen worden. Een voorbeeld is: ‘tusanngitsuusaartuaannarsinnaanngivipputit’, wat zoiets betekent als: ‘je kan gewoon niet beweren dat je niet de hele tijd hoort’. Voor wat betreft woorden die verder niet zijn samengesteld, kunnen we in de Inuit-talen basaal onderscheid maken tussen twee vertalingen van ‘sneeuw’, namelijk: ‘qanik’ (sneeuwvlokje) en ‘aput’ (sneeuw op de grond). En dit onderscheid maakt het Eskimo-voorbeeld een stuk minder spectaculair.

Een allicht correcter voorbeeld is dat in het Bemba, een taal die vooral wordt gesproken in Zambia, er geen woord voor ‘sneeuw’ bestaat. En als we dan toch willen geloven dat er vooral veel verschillende woorden zijn voor dingen die een volk bezig houdt, probeer dan zelf eens te kijken hoeveel verschillende expressies je kan verzinnen voor woorden als ‘urineren’, ‘seks’ of ‘dronken zijn’…