Kijken we wel op de juiste plek naar ET?

Astro-archeologie: op ET jagen met de telescoop

Zijn we alleen in het heelal? SETI, het project waarmee radiotelescopen proberen buitenaardse beschavingen op te sporen, heeft tot nu toe nog geen resultaat opgeleverd. Misschien zoeken we wel helemaal verkeerd. Vergevorderde beschavingen hebben volgens theorieën van onder meer Freeman Dyson en anderen verregaande invloed op hun directe omgeving…

Kloppen de veronderstellingen van SETI wel?

Kijken we wel op de juiste plek naar ET?
Kijken we wel op de juiste plek naar ET?

SETI, de Search for Extra Terrestrial Intelligence, gaat er van uit dat aliens net als wij nogal luidruchtig zijn. De allerkrachtigste aardse radiozenders zenden minder dan een megawatt uit en zijn met een uiterst gevoelige radiotelescoop op een afstand van enkele honderden lichtjaren te horen. Voor interplanetaire radar wordt nu overigens gewerkt aan zenders met een vermogen van gigawatts. Dit zou het bereik dertig keer zo groot maken. In feite is een hoog vermogen niet zo logisch als het lijkt. Maken zender en ontvanger bijvoorbeeld gebruik van kwantumverstrengeling, dan kan het vermogen met factor duizend omlaag. Ook vindt op dit moment de meeste communicatie al plaats via glasvezel, niet meer door de ether. Er is grote kans dat over enkele tientallen jaren het aardse ethergeraas is verstomd tot een gefluister.

Chemische signalen van buitenaardse beschavingen
Ons aardoppervlak ziet er heel anders uit dan tienduizend jaar geleden. De reden: mensen hebben een groot deel van de oppervlakte in gebruik voor landbouw. Zelfs toen er nog geen radiogolven werden uitgezonden, zou een buitenaards wezen de merkwaardig regelmatige akkers zien. Misschien zouden ze met bijvoorbeeld Fourieranalyse regelmatige patronen in exoplanetaire straling aan kunnen tonen. Op grotere afstand zouden aliens in de atmosfeer sporen freon en andere industriële gassen kunnen ontdekken.
Wij kunnen hetzelfde doen. Door het spectrum van exoplaneten onder de loep te nemen kunnen we zien of er chemische verbindingen in de atmosfeer voorkomen die alleen op kunstmatige manier kunnen ontstaan.Leven opsporen is makkelijker: daarvoor hoeven we alleen te kijken naar afwijkingen van de thermodynamische verdeling van verbindingen. Zo komen aminozuren (bouwstenen van eiwitten) uit buitenaardse meteorieten in heel andere verhoudingen voor dan in levende organismen op aarde.

Dysonschillen
De afstanden tussen sterren zijn enorm (de afstand van de aarde tot Alfa Centauri, onze buurster, is 280 000 maal zo groot als die van de aarde tot de zon) en snelheden dicht bij de lichtsnelheid bereiken kost heel veel energie. Botsingen bij relativistische snelheden zijn dodelijk: zelfs een brokstuk van een gram ontploft met de kracht van een Hiroshima-bom.

Het is dus logischer dat ET het planetenstelsel om de eigen moederster onder handen neemt, Kardashev-II. Hier kunnen we sporen van zien. Natuurlijke puinringen hebben uiteindelijk de neiging zich te ontwikkelen tot een platte schijf, ongeveer zoals het ringenstelsel van Saturnus. Voor buitenaardse wezens is deze configuratie van ruimtekolonies niet logisch. Hiermee zouden ze immers het zonlicht afschermen. Het is slimmer verschillende omloopbanen te hebben die elk een hoek maken met de andere omloopbanen om zo het licht van de hele zon te kunnen benutten. Dyson stelde oorspronkelijk voor om een massieve schil om de moederster heen te bouwen maar de krachten die nodig zijn om die intact te houden gaan die van elk bekend materiaal ver te boven,. Een ontwikkeld Kardashev-II planetenstelsel zal er daarom van grote afstand uitzien als een bolvormige wolk puin die gloeit met een temperatuur van rond de dertig graden. Ongeveer zo warm als het object WD 0806-661 B

Laat een reactie achter