‘Neutrino’s hebben imaginaire massa’

Robert Ehrlich van de George Mason University in Virginia heeft zes waarnemingen beschreven die er op lijken te wijzen dat neutrino’s een imaginaire massa hebben, dus sneller dan het licht bewegen. Wat betekent dit precies?

Neutrino’s zijn vermoedelijk de raadselachtigste waargenomen deeltjes die we kennen. Deze ‘kleine neutraaltjes’ komen voor in drie ‘smaken’, elektron- , mu- en tauon-neutrino, waartussen ze oscilleren. Neutrino’s waarnemen is uiterst  moeilijk, omdat ze alleen via de zogeheten zwakke wisselwerking met andere deeltjes wisselwerken. Pas in de eenentwintigste eeuw is bevestigd dat ze inderdaad massa hebben, al is niet bekend welke massa. Paul Ehrlich denkt hierop een antwoord te hebben. Neutrino’s beschikken over imaginaire massa, en moeten dus tachyonen zijn, dat wil zeggen: deeltjes die alleen sneller dan de lichtsnelheid kunnen bewegen.

Imaginaire getallen
Op de middelbare school krijg je ze helaas niet, maar ze duiken op in het eerste jaar van meer exacte studies, omdat ze zo handig zijn: imaginaire getallen. Het imaginaire eenheidsgetal i is gedefinieerd als de wortel uit -1. i vermenigvuldigd met i levert dus -1 op. Herhaal je dat, dan krijg je -i. Vermenigvuldig je dit weer met i, dan kom je uit op de welbekende 1. Je hebt als het ware een rondje gemaakt rond het nulpunt van een assenstelsel, warbij de i-getallen op de y-as liggen. En inderdaad blijken imaginaire getallen alles te maken te hebben met periodieke verschijnselen.imaginary-numbers


Waarom kan je niet sneller dan het licht?

Hoe dichter je de lichtsnelheid benadert, hoe groter de totale massa wordt ten opzichte van het punt van waar je meet. De totale massa (M) is [latex]M = m/\sqrt{1 – v^2/c^2}[/latex]. Let op dat wortelteken. Als v, je snelheid, bijna even groot i als c, de lichtsnelheid, nadert v^2/c^2 1, dus de uitdrukking onder het wortelteken 1-1=0. Daardoor wordt de relativistische massa enorm. je kan dus beter snel maken dat je uit de buurt komt, als iets met relativistische snelheid op je afkomt, want al die massa wordt dan omgezet in energie. Precies de lichtsnelheid mag niet, want dan deel je door nul en zou je een oneindige massa hebben. Maar wat gebeurt er als je sneller gaat dan het licht? Dan wordt het getal onder het wortelteken negatief. Er ontstaat dan imaginaire massa. Dit, stelt Ehrlich, is er aan de hand met neutrino’s.

Zes waarnemingen
Ehrlich analyseerde de resultaten van zes eerder door anderen gedane onderzoeken en kwam tot de conclusie dat deze het beste overeenkwamen met het aannemen van een imaginaire massa. Deze onderzoeken bestudeerden CMB fluctuaties, gravitational lensing, spectra van kosmische straling, neutrino oscillaties, en neutrino dubbele beta verval. Deze middelde hij en kwam voor de rustmssa uit op een waarde van ongeveer een miljoenste van die van een elektron. Omdat in zijn theorie neutrino’s sneller dan het licht bewegen, verandert dit dus in een imaginaire massa. Hij beschrijft drie manieren hoe zijn hypothese kan worden getest: op zoek gaan naar een piek van 4.5 PeV in kosmische straling, de energieverdeling van de vrijkomende deeltjes bij het verval van de radioactieve waterstofisotoop tritium bestuderen, of afwijkingen in de neutrinoverdeling waarnemen als er in de galactische buurt een supernova met volledige instorting van de sterkern plaatsvindt. Zou zijn hypothese kloppen, en vinden we een praktische manier om met neutrino’s te communiceren op interstellaire afstanden, dan zijn de gevolgen uiteraard spectaculair. We zouden dan sneller dan licht boodschappen kunnen uitwisselen. Dat maakt een interstellaire kardashev-III beschaving veel haalbaarder.


Bron

R. Ehrlich, Six observations consistent with the electron neutrino being a tachyon with mass: m2νe = −0.11 ± 0.016eV2, Arxiv preprint server, 2014 (geaccepteerd voor publicatie door Astroparticle Physics)

5 gedachten over “‘Neutrino’s hebben imaginaire massa’”

  1. Je mag best wel ‘delen door nul’ hoor – als je op een limiet zit. En c is een limiet van afstand gedeeld door tijd, uitgedrukt in een percentage. Er is dus eigenlijk geen probleem, behalve dat ene Einstein heeft gezegd dat je hier de limiet niet mag nemen. Moet je gewoon toch doen (die man zat fout maar dat kwam bepaalde mensen heel goed uit) – probeer het eens met de limiet een van te voren vastgestelde waarde te geven. C = 100% ofwel 1 is altijd handig. Dan krijg je de energie van een puntmassa, een graviton.

    Zul je zien dat c idd een limiet is, en dat er niet zoiets bestaat als ‘sneller dan het licht’ want die absolute snelheid is invariant, gegeven. C is niet zozeer een snelheid als wel de soep waarin we drijven: het algemene, het absolute, de pan waaruit we onze soep scheppen (die meteen begint af te koelen). Dwz dat 110% van de lichtsnelheid hetzelfde is als 90% van c, maar dat het waargenomen ding niet meer te volgen is, uit de relatie verdwenen is; het zit niet (meer) in jouw soepkommetje. Het teken klapt om, dat is alles; wat aan het versnellen was zal weer vertragen. Na het nemen van de limiet krijg je absolute afstand in absolute tijd (in QM: superpositie), en moet je maar zien of een en ander nog terug te vertalen is naar de oude vertrouwde relatieve afstand in relatieve tijd, ofwel binnen de straal van het eigen (bol)moment ‘nu’, ofwel: zit het momenteel in onze soepkom of niet.

    Zie het als een heuvel. Alles wat waarneembaar is kunnen we de heuvel op zien klimmen, altijd in relatie met de waarnemer. En alles wat niet waarneembaar is rolt aan de andere kant de heuvel af. Dat kunnen we niet waarnemen, daar hebben we geen relatie mee, en het is maar de vraag of die relatie er ooit zal komen. Maar het BESTAAT (voorwaarde voor limiet nemen; Einstein zegt in feite dat ‘het’ niet bestaat, maar wees eens even flink eigenwijs zeg. Die man zegt in feite dat de toekomst niet bestaat, is hij nou helemaal belazerd! Gaat morgen de zon soms niet op? Beetje vertrouwen graag!)

    C is dan de top van de heuvel. Daarachter ligt *de toekomst* of *het absolute* of zelfs *de rest van het heelal* en dat kunnen we niet waarnemen (we staan nou eenmaal permanent in het verleden te kijken en te luisteren en te voelen met alle zintuigen en alle instrumenten) maar wel degelijk berekenen. Als je er met een heuvel niet uitkomt stel je dan een diep dal voor waarvan je slechts exact de helft overziet (HINT). Zul je zien dat ‘het deeltje’ net zo hard weer vertraagt wanneer het dieptepunt c passert en aan de andere kant het dal uitklimt, alhoewel niet waarneembaar voor jou want het is uit het zicht, uit de relatie getrokken.

    Moet je wel afstappen van het lineaire tijdsdenken. Tijd is als kaas. Dat kun je opeten, 1 hapje, 1 moment nu per keer. En op = op. Kijk eens naar het zonnetje! Die loopt 8 minuutjes voor heh, dus die is overal eerder dan jij – het ding bevindt zich immer in jouw toekomst, heeft al meegemaakt wat in jouw ‘nu’ nog moet gebeuren, heeft het kruit al verschoten wat nog op jouw hoofd terecht gaat komen. De zon heeft haar eigen nu en dat is niet hetzelfde nu als jouw nu maar de afstand tussen die 2 nu’s is gelukkig overzichtelijk en min of meer constant.

    Wiskundig komt het hierop neer: tijd bestaat altijd, punt. Er is niet zoiets als tijd = 0; dat moet je niet serieus nemen want nul is domweg een willekeurig gekozen startpunt. Er is ALTIJD een moment ‘nu’ aan te wijzen. Hou daaraan vast en herintepreteer e = mc^2 met t-> 0 ofwel energie = massa keer (minimale afstand gedeeld door minimale tijd in het kwadraat). Neem t = 0 bestaat (is minimaal) ofwel er is een ksi uitgedrukt in t aan te wijzen (via insluitstelling) waarvoor geldt dat de afstand d bestaat en daarmee ook het volume, en daarmee ook de massa, gepresenteerd op een planckje zeg maar. Nu heb je een limiet genomen ofwel “door nul gedeeld”; dat wil nog niet zeggen dat de uitkomst van die limiet is gerelateerd aan jouw ‘nu’, dat staat nog te bezien. Relativiteit is domweg kortzichtig, egocentrisch denken.

    Overigens is een goede manier om de grandioze i-truuk uit te leggen deze: stel je alles wat telbaar, waarneembaar, meetbaar is, dwz de verzameling R, voor als een rechte lijn. Richt een as op in het midden, op de nul, met daarop aangegeven alles wat niet waarneembaar is dwz alles wat niet bestaat voor jou maar wat je wellicht over het hoofd hebt gezien en verdeel hem in stukjes i ipv 1. Klaar. Werkte prima bij leerlingen MBO electrotechniek.

    http://www.astroblogs.nl/2013/01/04/chinezen-meten-de-snelheid-van-de-zwaartekracht-ongeveer-de-lichtsnelheid/
    http://www.nature.com/news/quantum-theorem-shakes-foundations-1.9392
    http://en.wikipedia.org/wiki/Planck_constant
    http://wiskunde.doorgronden.nl/limieten-en-continuiteiten/insluitstelling.html oneindig. g(x) -> 0

  2. http://wiskunde.doorgronden.nl/limieten-en-continuiteiten/insluitstelling.html Er staat een rare fout in laatste zinnetje op die site. “x nadert tot ∞. Dan nadert x tot 0.” moet zijn: ‘x nadert tot ∞. Dan nadert g( x) tot 0.’

    Een paar kanttekeningen bij de vorige post: met op = op wordt bedoelt dat een moment maar 1 en slechts 1 keer voorkomt. Eenmaal gebruikt is het ‘op’; diezelfde situatie zal zich geen 2 of meer keren voordoen, dat ‘nu’ is dood, gewist. Het uitspansel is een achteruitkijkspiegel. Die kant kun je slechts in relatieve zin uit, een beetje rondmodderen in je achtertuintje, maar nooit in absolute zin, nooit de voordeur uit en de grote wereld in.

    E = mc^2 is simpel en elegant. Die functie heeft dringend een simpel en elegant zetje nodig zodat hij continue wordt op het hele domein; geef ‘m dan dus ook een waarde op het moment tijdsspanne = 0. Dat kan met de simpelste limietstelling. Ksi hoeft geen waarde te hebben, er hoeft slechts bewezen te worden dat ksi bestaat. Op deze wijze kun je hem ook integreren, met als eigenaardigheid dat E = [mc^2] van nul tot oneindig (de integraal dus naar t) en [E] = mc^2 van nul tot oneindig. Daarmee worden de schakels in de ketting van integratie tot een simpele golf geregen, ofwel, als je 2x integreert kom je op de oude vergelijking uit, in navolging van sin x -> cosx -> sinx. Je komt dus niet steeds op hogere toonaarden/grotere soepkommen uit, je komt terug bij af, in je eigenruimtetijd, alhoewel je onderweg een hoop constanten kwijtraakt.

    Waarom mensen almaar roepen dat ze ooit sneller-dan-licht aandrijvingen gaan uitvinden terwijl er tegelijkertijd een limiet op staat is mij een raadsel. Het is het een of het ander maar niet allebei. Einstein had gelijk in die zin dat “niets sneller kan gaan dan licht” want ‘licht’ is ALLES of alles is licht en alles bestaat uit licht in een of andere fasetoestand. Maar hij zag de hele simpele oplossing van veel problemen niet omdat hij naar verluid weigerde te aanvaarden dat god zou dobbelen; welnu, god doet niets anders, sorry, die gast is er gewoon aan verslaafd :P

    Ik kan niet lineair doordenken als ik vastloop. Dan ga ik ‘boldenken’. De pijl van de tijd gaat niet 1 kant uit en ook geen 2; kies je moment nu en beschouw alle richtingen in die oneindige Edammer kaas van tijd en verwaarloos daarbij dat hele petieterige kleine, waarneembare, meetbare, reeds gepasseerde verleden – dat is leeg. Da’s een gat in je kaas. Op = op. Het verleden bestaat niet binnen het grotere geheel van ‘al’tijd, absolute tijd, de totale verzameling ‘nu’s’, want die verzameling is immens en van een absolute orde. Frommel het verleden dus weg in je gekozen nulpunt (dmv steeds maar dubbelvouwen van alle assen), je singuliere punt, maar laat de richting (van het beschouwde deeltje) bestaan. Met dien verstande dat de zon prime is. Wat er ook gebeurt, alleen die zaken die op het pad van de zon liggen zullen zich daadwerkelijk manifesteren.

    Ik haal hier een grap uit met t->0 maar het kan ook met t->oneindig. Doe je het goed dan kom je volgens mij uit op relatieve maximale t = ongeveer 13,5 lichtjaar. Hetzelfde kan gedaan worden met ruimte ofwel volume ipv tijd want tijd = afstand, op de keper beschouwd – ze zijn volmaakt inwisselbaar via c. Dit is een dynamische voorstelling van het heelal en geen statische. De big bang moet dringend de vullisbak in. Er is geen begin en geen einde te bekennen, alleen een oneindig durende superdans van deeltjes/golfjes. Kijk alle anomalien na en zie of ze nu verklaarbaar zijn :P

    Tot slot, 3 *dimensies* is een eigenschap van ruimte. Alle andere ruimten, 2D, 4D etc zijn rekenkundige truukjes. Realiteit/volume/massa/energie kan zich alleen manifesteren in 3D, fysiek of virtueel. Bovendien is nul even. Deze 2 axioma’s zijn noodzakelijk om het gestelde wiskundig te laten gelden. En Hilbert had gelijk :)

  3. “Frommel het verleden dus weg in je gekozen nulpunt (dmv steeds maar dubbelvouwen van alle assen), je singuliere punt, maar laat de richting (van het beschouwde deeltje) bestaan.”

    Dat wegfrommelen hoeft natuurlijk niet als je ervan uitgaat dat ‘het verleden’ is gereduceerd tot nul of zal reduceren tot nul; als je dus in je soep of kaas bezig bent kun je het gegeven ‘verleden tijd’ domweg weglaten. Met deze truuk reduceer ik het hele heelal, het ganse uitspansel vanuit onze nul, ons nu bezien, tot niks, niemandal, noppes. Want daar wil je niet wezen; je wilt het absolute deel van het heelal in, het werkelijk bestaande en tegemoetkomende, de tegenwind. Alle functies geschreven met grondtal e komen volledig mee, zowel bij integreren als bij differentieren. Alles met een e erin is een 1, oneven, bestaand, met alle bewerkingen van 1 geldig.

    Alle functies geschreven met ‘grondtal’ Asinx + B of iets dat daar mee overeenkomt gaan naar nul, worden gereduceerd; ik heb hier relatieve tijd, dus relatieve draaiing, gewoon weggehaald als zijnde onbelangrijk. Maar de effecten van deze nul zullen polariserend zijn en dus heeft deze ‘nul’ zowel de richting als de maat behouden. Vanwege het feit dat nul even is, is het een telbaar instrument, een natuurlijk getal, ook al een dingetje. Wiskunde is de taal van absolute *lettertjes*, imaginaire, wiskundige dingetjes in die zin dat zij altijd zullen optreden – in een hilbertruimte. Dus kan het ook relatieven uitdrukken.

  4. Ter verduidelijking en rechtvaardiging van het hele systeem, waarbij nu optellen, aftrekken en vermenigvuldigen zijn gedefinieerd (zie ook andere draadje): men moet kunnen machtsverheffen, en daarom moet een dingetje geheel en al uit het relatieve getrokken kunnen worden, en middels de rondgang pi (was tegengesteld in relatieve tijd) en 2pi (liep gelijk in relatieve tijd) definieren als de nul van het nieuwe systeem om de nodige eigenschappen voor machtsverheffen te waarborgen.

    U mag dus gewoon doorrekenen met de functie mits u de volledige sinusgangen reduceert tot 1 getal, 1 plek, 1 coordinaat. Bv een hele simpele: (sinus x = 0 en/of sin x = 1), en alleen deze punten blijven bestaan in het nieuwe systeem via een iteratief proces met =0 en -0, alle richtingen uit. Alle andere sinuswaarden vervallen want die zijn relatief en kunnen de knoop niet passeren. Zelfde voor cosx of sin x + b etc etc. Alleen de uitkomsten bij 0 en 1 zijn geldig. Die waarden vormen de hoek waaronder het dingetje uit de bron ontspringt als het de knoop passeert en in absolute toestand verkeerd, haaks op de relatieve tijd of gelijk daaraan.

    Voor de e geldt dat je als je de functie schrijft als macht van e, je gewoon met de exponenten mag doorrekenen en de e zelf mag weglaten. De knoop, de doorgang zelf, knoopt de oude 1 aan de nul van het nieuwe systeem in een perfecte overlapping, afbeelding en die is gegeven met dit wiskundig verantwoorde model. Nu wordt integreren gewoon optellen en is daarmee het systeem van alle bewerkingen, tools, voorzien. er is een 0 en een 1, een neutraal element etc etc.

    Bovendien moet je 4 x integreren voordat je weer terug bij af bent, 1x voor ieder kwadrant, waarbij 4 aansluit op 1 via de positieve x-as. Je kunt dus niet alles volgen en niet alles heeft een oplossing in ons nu, ons gaatje in de kaas. Soms verdwijnen er zaken in andere gaatjes, en dan bent U ze kwijt. Het gat, de nul, bestaat – dat is het ganse meetbare heelal – maar er zijn ook andere gaten in de kaas, andere nu’s.

    De zon heeft een gegeven nu op 8 minuten in de toekomst want het is onze prime. De zon vreet zich een weg door die kaas en alle planeten en zichtbare, fysiek aanwezige materie kachelt erachteran. Ik laat die gewoon weg en neem de resultante puur, zodat men de knoop doorkan. Bij het waarnemen van het heelal in achterwaartse, *uitdijende* zin doet U er dus goed aan die correctie soms (!) toe te passen, want alle tegemoetkomend verkeer gaat eerst door de zon om ‘geboren’ te worden; treedt in via het zwarte gat van onze prime. Wat U ziet is een perfecte achteruitkijkspiegel waarmee U het tegemoetkomende kunt definieren.

    Overigens geldt voor kwantum mechanica dat ook die deeltjes en subdeeltjes anomalische dingetjes zijn, dus virtueel, fysiek, deels en alles daartussen. Die neutrino’s en fononen en fotonen zijn eenheden van massa of ruimte compleet met eigenvector, eigenruimte, eigentijd en zij komen in bollekes. Maar dit is mijn terrein niet want ik heb zeker 2 linkerhanden waar het de praktijk betreft. Ik vind ze echter zo lief dat ik een jasje voor ze gebreid heb. Wat U ermee doet moet U zelf weten. Ik ben wel nieuwsgierig of het past.

    Over optellen van volumes: soms kom je uit op een negatief volume. Dat kan niet want alle volumes zijn absoluut, bestaand. Zo’n negatief volume is een i-volume, imaginair maar wel degelijk bestaand en effectief. Overigens botsen de 2 helften van nul met een snelheid van c^2. Een wortel trekken is hetzelfde als ‘uit de bron putten’. Worteltrekken is een vorm van hevelen, een pompje, een onderdeel van machtsverheffen met grondtal 2. Voor deze functies kunt U zich een tol voorstellen, met de onderste helft geworteld in het absolute en de bovenste helft in het relatieve, waarvan de opstaande as kan worden verdeeld in termen van machten van 2 en de schijf een doorsnede is van het beschikbare materiaal, een hapje materie dus, of een ‘zwart gat’.

    https://www.youtube.com/watch?v=ZPGHuuk2bKw
    http://en.wikipedia.org/wiki/Buckminsterfullerene

Laat een reactie achter