Ockham’s Razor: de eenvoudige theorie krijgt de voorkeur

Filosofen zijn het zelden met elkaar eens. Voor de meeste onderwerpen geldt: zoveel filosofen zoveel meningen. Een punt waar de meeste filosofen wel redelijk overeenstemming kunnen bereiken, is het idee dat – mits alle andere factoren gelijk zijn – eenvoudige theorieën beter zijn dan complexe theorieën.

 

Eenvoud boven complexiteit

Een naam die vaak bij deze opvatting naar voren komt, is William of Ockham. Ockham, een van de meest prominente filosofen van de Late Middel Eeuwen, is vooral bekend om het naar hem vernoemde principe; ‘Ockham’s Razor’ (ook wel ‘Occam’s Razor’ genoemd). Dit principe, Pluralitas non est ponenda sine necessitate (“Pluraliteit mag niet zonder noodzaak worden verondersteld”), houdt in dat wanneer twee theorieën of theses eenzelfde verklarende kracht hebben, de theorie of these die eenvoudiger is de voorkeur geniet.

Principes over de voorkeur van eenvoud boven complexiteit komen we in veel verschillende vormen tegen. Een aantal citaten van bekende filosofen en wetenschappers:

 

“We may assume the superiority ceteris paribus of the demonstration which derives from fewer postulates or hypotheses.” (Aristoteles, ‘Posterior Analytics’)

“If a thing can be done adequately by means of one, it is superfluous to do it by means of several; for we observe that nature does not employ two instruments where one suffices.” (Aquinas, ‘Basic Writings of St. Thomas Aquinas’, p. 129)

“Rudiments or principles must not be unnecessarily multiplied.” (Kant, ‘Critique of Pure Reason’)

“Rule 1: We are to admit no more causes of natural things than such as are both true and sufficient to explain their appearances.”
“Nature is pleased with simplicity, and affects not the pomp of superfluous causes.” (Newton, Boek III van ‘Principia Mathematica’, p. 398)

“Nature does not multiply things unnecessarily; that she makes use of the easiest and simplest means for producing her effects; that she does nothing in vain, and the like.” (Galileo, ‘Dialogue Concerning the Two Chief World System’, p. 397)

“It is, after all, a principle of logic not to multiply entities unnecessarily.” (Lavoisier, ‘Réflexions sur le Phlogistique’, pp. 624).

“[T]he grand aim of all science…is to cover the greatest possible number of empirical facts by logical deductions from the smallest possible number of hypotheses or axioms.” (Einstein, geciteerd door Nash, ‘The Nature of the Natural Sciences’, p. 173).

(Bron)

 

Wetenschappelijk acceptabel

Zoals we uit de citaten kunnen afleiden wordt een principe van eenvoud – zoals het principe van Ockham’s Razor (OR) – vaak gebruikt als (demarcatie-) criterium om te bepalen welke theorie wetenschappelijk geaccepteerd wordt en welke niet. Maar het blijkt niet makkelijk om helder te krijgen wat er precies onder ‘eenvoud’ verstaan wordt. Een veelgemaakt onderscheid is tussen syntactische eenvoud (waarbij wordt gelet de complexiteit van de structuur) en de ontologische eenvoud (waarbij wordt gelet op het aantal verschillende entiteiten dat wordt aangenomen). Een voorbeeld dat gegeven kan worden om dit onderscheid te illustreren, is de introductie van de speciale relativiteitstheorie (SRT) aan het begin van de 20e eeuw. Deze theorie is niet per se eenvoudiger te begrijpen dan zijn voorganger (de Lorentz-Poincaré-theorie), die redelijk adequaat was. Wel is de theorie ontologisch eenvoudiger omdat het niet uitgaat van het bestaan van een ether. (N.b. we negeren in dit voorbeeld de overige voordelen die de SRT ten opzichte van de LP-theorie had).

Scheermes. Bron afbeelding: Wikipedia.

Een ander voorbeeld waarvan we kunnen zeggen dat OR succesvol toegepast is, is de overgang van het geocentrische wereldbeeld naar het heliocentrische beeld. De banen van de planeten kunnen allemaal wel beschreven worden alsof ze om de aarde draaien, maar de heliocentrische opvatting – die ervan uitgaat dat de planeten om de zon draaien – is veel makkelijker te begrijpen en ‘wint’ het daarom van de geocentrische opvatting.

Dat we in de geschiedenis voorbeelden kunnen vinden waar OR succesvol toegepast is, is nog niet direct een bewijs dat OR ook daadwerkelijk een goed principe is. Want hoe weten we wat de balans tussen eenvoud en de empirische adequaatheid precies is? Het is niet moeilijk om een hele eenvoudige maar inaccurate theorie te verzinnen en vice versa. Bovendien is er nog het probleem van onderdeterminatie: dat we nog nooit een zwarte zwaan hebben gezien, hoeft nog niet te betekenen dat ze niet bestaan. Hetzelfde geldt voor eenhoorns. Of donkere materie in het heelal.

Ondanks dat het moeilijk (of onmogelijk?) is om te bewijzen dat OR een goed criterium is, blijven de meesten eenvoud a priori zien als bewijs voor waarheid. Het heeft een bepaalde intrinsieke waarde, net zoals ‘rationaliteit’ een intrinsieke waarde heeft. Van zowel ‘eenvoud’ als ‘rationaliteit’ kun je je niet (of moeilijk) afvragen waarom het nastrevenswaardig is; het is gewoon zo. Bovendien, al is dit niet zo’n heel sterk argument, werken eenvoudige theorieën makkelijker als je streeft naar unificatie zoals het opstellen van een Theorie van Alles.

 

Ockham’s Razor en het bestaan van God

William of Ockham. Bron afbeelding: Wikipedia.

OR wordt inmiddels in verschillende discussies als argument gebruikt, bijvoorbeeld door tegenstanders van het dualisme (de opvatting dat er een scheiding tussen lichaam en geest bestaat). Bij het dualisme wordt een extra ontologische categorie gepostuleerd voor mentale fenomenen, die volgens materialisten kunnen worden gereduceerd tot structuren in de hersenen. Ook binnen de discussie over het bestaan van God wordt OR vaak toegepast; de entiteit ‘God’ helpt niet de wereld beter te verklaren dus geniet het de voorkeur om de entiteit ‘God’ te verwerpen.

Ockham zelf zou het hier niet mee eens zijn. Hij gebruikte OR niet om entiteiten te verwerpen, maar hooguit om ze niet te poneren. De reden hiervoor is dat mensen nooit zeker kunnen weten of een entiteit al dan niet noodzakelijk is voor een theorie over de wereld. Voor Ockham is God de enige waarlijk noodzakelijke entiteit, en staan “de wegen van God niet open voor de rede”. Wetenschap gaat over ontdekken, theologie gaat over openbaringen en geloof. In het niet willen verwerpen van God wordt Ockham bijgestaan door onder andere de filosofen Kierkegaard en Del Ratzsch. Kierkegaard beschouwt zijn geloof ook als iets wat los staat van (of vooraf gaat aan) de rede, wat OR irrelevant maakt. Het geloof kan volgens hem hierdoor soms dan ook lijnrecht tegenover de rede staan. Del Ratzsch suggereert dat het toepassen van OR op het bestaan van God moeilijk houdbaar is als theorieën die meerdere (onbereikbare) universums postuleren wel worden toegelaten.

 

Hoewel er geen eenduidigheid is over de toepassing van Ockham’s Razor, lijkt eenvoud voor de meeste filosofen en wetenschappers wel een nastrevenswaardig principe. En dit is misschien maar goed ook; hoe zou de wetenschap eruit hebben gezien als het principe van eenvoud niet zo diep in de aard van wetenschappers was genesteld? Waarschijnlijk zou het dan een onbegrijpelijk geheel zijn geworden waar niemand meer wat mee kon. Lang leve Ockham’s Razor!

 

Bronnen: Voor het schrijven van dit artikel heb ik me voor een groot deel laten leiden door het artikel over ‘Simplicity’ in de Stanford Encyclopedia of Philosophy, en in mindere mate het artikel over William of Ockham. Verder heb ik me enigszins laten inspireren door het artikel in Encyclopaedia Britannica, het artikel in The Skeptic’s Dictionary, en het artikel op de Engelstalige Wikipedia.