‘Eerste aardewerk dateert al uit de IJstijd’
Hartje IJstijd, twintigduizend jaar geleden. Op de plaats van de Scandinavische landen ligt honderden meters dik ijs. Op de drooggevallen bodem van de Noordzee loeit een ijskoude wind over de troosteloze poolwoestijn. De schaarse mensen leven als jagers en verzamelaars. Wat moet je dan met zwaar, breekbaar aardewerk? Toch is dat precies wat er gevonden is in een Chinese grot. Wat voor geheimen herbergt het laat-Pleistoceen?
Sinds de ontdekking in de zestiger jaren zijn er honderden potscherven gevonden in de Xianrendong-grot in zuid-oost China. Archeoloog Ofer Bar-Yosef van de Amerikaanse universiteit Harvard en zijn collega’s verrichtten nieuw onderzoek aan de grot in 2009. Deze keer gebruikten ze voor het eerst c14-datering om de ouderdom van de lagen vast te stellen. Met opmerkelijke resultaten. De oudste laag waarin potscherven werden aangetroffen, bleek namelijk tussen de 19.000 en 20.000 jaar geleden gevormd te zijn. Dit is duizenden jaren voordat de eerste landbouw begon, rond de twaalfduizend jaar geleden. Opmerkelijk. Klaarblijkelijk klopt de gangbare theorie, dat aardewerk pas werd ontwikkeld toen landbouw “ontstond”, niet.
Volgens Bar-Yosef zijn de potscherven de overblijfselen van primitieve potten en kommen, van ongeveer 20 cm doorsnede. Anders dan modern aardewerk, dat zo sterk wordt verhit, boven de duizend graden, dat de kleikorrels aan elkaar gaan smelten, is dit aardewerk slecht gebakken. Toch denkt Bar-Yosef dat ze werden gebruikt om mee te koken, want de buitenkant van de scherven is zwartgeblakerd. Overigens dateren aardewerkvoorwerpen al van voor deze tijd. De bekende kleien beeldjes van voluptueuze vrouwen dateren van 30.000 jaar geleden. Bar Yosef denkt dat door de barre weersomstandigheden van 20.000 jaar geleden – het was niet alleen veel kouder dan nu, maar ook veel droger – mensen gedwongen waren hun voedsel te koken om zo meer calorieën op te kunnen nemen.
Een m.i. meer voor de hand liggende verklaring is dat in het drogere klimaat veel knolvormende gewassen groeiden. Het vormen van knollen is een bekende strategie van veel planten in gebieden met een wisselvallig klimaat. Vlees is te roosteren boven een vuur, maar bij een overwegend plantaardig dieet is dat minder praktisch. Een ander gevolg van een dergelijk dieet is dat het voedsel van een kleiner gebied wordt verzameld, dus dat er sprake is van een vaste woonplaats. Uiteraard is dat de voornaamste reden waarom er plotseling potten opdoken, zoals iedereen weet die wel eens heeft geprobeerd loodzwaar aardewerk in zijn bagage mee te zeulen.
Een latere koude periode, het Jong-Dryas van ongeveer 12.800 jaar geleden, kan mensen hebben gedwongen om met landbouw te beginnen. Omdat een groot deel van Eurazië toen was gekoloniseerd, was migreren naar een leeg gebied geen optie meer, aldus sommige antropologen. Tegen dit leuke antropologische theorietje pleit, dat ook buiten Eurazië, zoals in het afgelegen Papoea Nieuw Guinea en Amerika aan het einde van de ijstijd de landbouw op gang kwam. Wat dan wel de trigger was? Ik ga voor de wereldwijde, snelle stijging van de zeespiegel, die mensen uit de vruchtbare, dichtbevolkte kustgebieden verdreef en zo vermoedelijk voor een enorme hongersnood zorgde. Waarbij al langer bestaande kennis over het maken van aardewerk en plantengroei direct werd toegepast en levens kon redden.