Retorica – de logos, ethos en pathos van het overtuigen

Argumenteren behoort tot één van onze dagelijkse bezigheden. Soms doen we het op een speelse wijze, soms op minder plezierige wijze zoals tijdens een ruzie. We worden voortdurend geconfronteerd met andermans argumenten en willen zelf ook ons steentje bijdragen aan de discussies of afwegingen die dat oplevert. Hoewel argumentatie zelf een verbale activiteit is, wordt het vaak ondersteunt door non-verbale en op het eerste gezicht irrelevante aspecten.

Rutte zijn best aan het doen te overtuigen. Bron afbeelding: wikipedia.
Rutte zijn best aan het doen te overtuigen. Bron afbeelding: wikipedia.

Drie ovetuigingsmiddelen
Daar waar we argumenten aandragen, hopen we te overtuigen. Argumenteren zelf is een talige bezigheid, maar om te overtuigen is vaak meer nodig dan alleen een goed argument. Binnen de argumentatieleer richt de retorische leer zich op de kunst van de welsprekendheid of het overtuigen. Aristoteles verstaat onder ‘retorica’ de “vaardigheid om geschikte overtuigingsmiddelen te vinden om in een redevoering te gebruiken” (bron [1] p. 49). Hij maakt onderscheid tussen technische en niet-technische overtuigingsmiddelen. Onder niet-technische middelen wordt bijvoorbeeld materiaal verstaan dat onafhankelijk is van de spreker, zoals wetten, rapporten of documenten. De technische middelen zijn daarentegen interessanter. Aristoteles onderscheidt drie categorieën:

  • De ethos; direct of indirect verwijzen naar de eigen kwaliteiten van de spreker, of van een andere autoriteit. Ethos is volgens Aristoteles het sterkste overtuigingsmiddel: “een publiek dat vertrouwen heeft in de spreker zal geneigd zijn diens standpunt te aanvaarden” (bron [1] p.50). Als een spreker zijn taalgebruikt aanpast aan het publiek dat hij voor zich heeft (een groep schoolkinderen spreek je anders toe dan een groep experts), houdt de spreker rekening met de ethos. Het gebruiken van bekendheden in reclamecampagnes kan ook als typisch voorbeeld worden gezien.
  • De pathos; inspelen op de emoties van het publiek (om zo het oordelend vermogen van het publiek aan te tasten). De “I have a dream”-speech van Martin Luther King is een prachtig voorbeeld van sterk gebruik van pathos, maar ook wervingscampagnes waarop zielige kinderen of stervende dieren zijn te zien vallen onder het gebruik maken van dit overtuigingsmiddel. Als we dit verder doortrekken kunnen we ook reclamecampagnes die ons het gevoel geven dat we ergens bij moeten horen onder pathos scharen.
  • De logos; overtuigen door middel van argumenten, waarbij de logica van groot belang is. Waar pathos een beroep doet op het hart, doet logos een beroep op het hoofd. Alle logische gevolgtrekkingen vallen hieronder. Bijvoorbeeld: als ik naar de winkel wil maar mijn auto is kapot, dan zal ik met de fiets moeten gaan (want in een kapotte auto kan ik niet rijden). Ook wetenschappelijke stukken overtuigen met name door hun logos.
De ethos, pathos, logos driehoek.
De ethos, pathos, logos driehoek.

Over het precieze onderscheid van deze categorieën valt te twisten (Aristoteles en Cicero – beiden belangrijke figuren in de geschiedenis van de argumentatieleer – hadden een verschillende opvatting van wat er precies onder ethos valt en wat niet), maar belangrijk is te realiseren dat naast logos, er ook niet-argumentatieve overtuigingsmiddelen bestaan (de ethos en pathos). Om te overtuigen maak je in het ideale geval gebruik van alle drie deze middelen.

Het belang van retorica
Ook als je het zelf niet zo belangrijk vindt om anderen te overtuigen, is het nuttig om je bewust te zijn van de retorische technieken. Retorica is belangrijk omdat het helpt effectief te communiceren, maar het maakt je ook bewuster en weerbaarder. Naast de kunst van het overtuigen, is retorica namelijk ook de analyse van de kunst van het overtuigen. Je leert technieken die een ander gebruikt te doorgronden waardoor je gerichtere vragen kunt stellen bij de essentie van de boodschap. Je voelt je overtuigt door het verhaal, maar klopt het eigenlijk allemaal wel wat er gezegd wordt? Door de kennis van retorica word je minder geleid door de retorische kwaliteiten van een spreker (of bijvoorbeeld een advertentie), waardoor je meer grip op je eigen leven krijgt. En dat is nuttig, want van verleiding naar misleiding is slechts een kleine stap. Een goede retoricus weet dat [2].

De vorm of gebruikte technieken zijn binnen de retorica niet los te zien van de inhoud; er is juist een nauwe samenhang tussen vorm en inhoud. Een bemoedigende glimlach bevat aspecten van retoriek en ook timing is van cruciaal belang. Op bepaalde momenten geldt een veel sterkere overtuigingskracht dan op andere momenten, en op het juiste moment bepaalde dingen niet zeggen kan belangrijk zijn. Om een goed retoricus te worden is gevoel voor timing belangrijk, maar ook zelfvertrouwen, algemene ontwikkeling en mensenkennis (inclusief kennis over jezelf) zijn fundamenteel voor retorica [2].

Als we denken dat we het met alleen de argumenten wel halen, komen we van een koude kermis thuis. “Niet meer dan 50% van beslissingen in de rechtszaal berust slechts op argumentatie.” – Eugène Sutorius, professor strafrecht.

 

Bronnen:

[1] Frans vam Eemeren, Rob Grootendorst en Francisca Snoeck Henkemans (e.a.) – Handboek Argumentatietheorie (1997).

[2] Eugène Sutorius, professor strafrecht (UvA) en voorzitter van de Retoricakamer, masterclass over het belang van retorica, 16 maart 2010.