Ceteris paribus (tendensen)

Economen maken vaak gebruik van gedachtenexperimenten, dit is nodig omdat we onze economie niet kunnen afzonderen in een laboratorium, het is immers een continu proces. Op basis van de Fishervergelijking simuleren we een aantal scenario’s, wat is de uitkomst bij een gekozen strategie, hoe komen we tot een gezond monetair beleid?  Elke economische agent speelt hierin een rol, sommige drijfveren werken tegengesteld waardoor finaal een haast ondoordringbaar kluwen ontstaat. Meer inzicht kunnen we verwerven door gebruik te maken van de ‘ceteris paribus’ conditie, we trachten u te initiëren in deze werkwijze.

waarin

  • M = geldhoeveelheid (money)
  • V = omloopsnelheid (velocity)
  •  P = gemiddeld prijsniveau (price)
  • T = handelsvolume (trade volume)

Een economisch grondbeginsel stelt dat geld ten allen tijde neutraal is, om transparantie te bekomen is het dan ook raadzaam deze geldhoeveelheid (M) af te zonderen. Hierdoor worden alle andere variabelen gebundeld in het symbool Q, en steeds gelijk aan M.

Ceteris paribus kunnen we nu een aantal zaken afleiden, we gaan naar een economie waartoe elke economische agent een bijdrage levert, het spreekwoordelijke ’steentje’. Dit ’steentje’ kan volledig begrepen worden binnen (Q), de prijs (P) betreft de relatieve waardering en bepaalt de geldhoeveelheid (M) die hiervoor noodzakelijk is.  In relatie tot het schuldencomplex is het vooral een kwestie van geld vinden, de wijze hoe we dit doen kan verschillen naargelang het inzicht in deze monetaire kwestie.

Eenvoudig gesteld, wanneer het handelsvolume (T) en de omloopsnelheid (V) constant worden verondersteld, dan bepaalt de prijs (P) de benodigde geldhoeveelheid (M). In de praktijk wordt dit eenvoudig principe – door het immens aantal transacties en bijhorende motieven – (te) vaak vergeten, om deze reden is het van cruciaal belang om hier even bij stil te staan. Deze schijnbaar niet realistische weergave laat toe een aantal zaken aan het licht te brengen die anders niet of nauwelijks opgemerkt worden. Vanuit een mondiaal perspectief kunnen we bvb opteren om de prijs (P) (1) te verhogen of (2) te verlagen, in beide gevallen wordt het evenwicht verstoord. Als we de prijs verhogen dan ontstaat de noodzaak om nieuw geld aan het systeem toe te voegen, bij een prijsverlaging ontstaat logischerwijs de noodzaak om geld uit het circuit te halen.

Dit alles moge op zich zeer triviaal lijken, toch vormt dit de eenvoudige basis wanneer we een beter begrip willen vormen over deze monetaire kwestie, geld is immers neutraal. In de praktijk kunnen verschillende beleidsbeslissingen een andere uitkomst bieden, om het redelijke evenwicht te realiseren, bewaren en/of herstellen is dan ook een mondiale  afstemming noodzakelijk.  Middels een eenvoudig rekenblad kunnen we een aantal simulaties maken, we gaan na wanneer er een geldtekort en/of overschot ontstaat.

Toelichting

Onderstaand treft u een snapshot van het rekenblad,  de basis.  Hierin wordt een stabiele economie verondersteld, geen van de variabelen wijzigen waardoor de geldhoeveelheid (M) dan ook constant blijft voor de volledige periode (P1 -> P10). M’ weerspiegelt de trend van de geldhoeveelheid wanneer de variabelen (P, T en/of V) wijzigen, in plus of min. De gele stippellijn geeft het verschil met de oorspronkelijke geldhoeveelheid M, in dit geval gelijk aan nul. In de praktijk is dit een vrij ondenkbare situatie, het is dan ook een gedachtenexperiment om ons inzicht te verruimen. Zo kan het bvb dat mondiaal deze situatie stabiel is maar onderliggend totale chaos heerst, dit als gevolg van de strijd om het geld tussen de verschillende delen (ic individuen, regio’s, landen, werelddelen …). Hoe dan ook, onze basis blijft dezelfde en geld op zich is neutraal.

We kunnen nu een aantal scenario’s simuleren, alsof we zelf het monetaire beleid in handen hebben. Merk op, in deze voorstelling worden vooralsnog geen schulden opgenomen, het geeft ons de naakte essentie, ontdaan van de complexiteit zoals we deze vandaag kennen. Onze doelstelling is geld vinden en opteren voor een modulaire opbouw, dit geeft ons meer inzicht.

Verhoging van prijs (P)

In dit scenario verhogen we de prijs lineair (+1) zonder dat de andere variabelen gewijzigd worden (ceteris paribus).   Dit geeft volgend resultaat :

In dit geval zien we dat de oorspronkelijke geldhoeveelheid niet voldoende is om het systeem draaiende te houden onder de gestelde voorwaarden. Ter herstel van de oorspronkelijke situatie kunnen een aantal acties genomen worden. De eenvoudigste manier is om gestaag geld bij te drukken naargelang de tijd voortschrijdt (P1 -> P10). Als dat niet gebeurt en we afdalen op microniveau (ic de individuele economische agenten) dan geeft dit scenario een conflict, er is immers niet genoeg geld waardoor een strijd ontstaat om het geld. Als dit geschiedt dan is het vrij logisch om vast te stellen dat een egocentrische of ‘ieder voor zich’ economie ontstaat, met bijgevolg een kloof tussen ‘arm’ en ‘rijk’. De neveneffecten zien we dagelijks gemanifesteerd, voor nu volstaat het om deze tendens te beschouwen, we komen hier later op terug.

Verlaging van prijs (P)

Naar analogie met voorgaand scenario passen we nu de omgekeerde logica toe, we verlagen lineair de prijs (-0.5) naargelang de tijd vordert. Logischerwijs ontstaat dan het omgekeerde effect, het resultaat :

In tegenstelling tot het bijdrukken van geld komt er in dit scenario geld vrij, dit geld nemen we uit het circuit om het systeem stabiel te houden. Dit geld is principieel niet nodig bij gelijkblijvende omstandigheden, desgevallend kan het gebruikt worden wanneer de prijzen terug zouden stijgen (naar analogie met scenario 1).  Tenzij iemand zich meer wil toe-eigenen dan zijn/haar deel ontstaat er geen kloof tussen ‘arm’ en ‘rijk’ in strikt monetaire zin. Het vrije geld heeft op dat moment geen intrinsieke waarde, dit kan pas wanneer er een relatie is met een economisch goed, zij het product of dienst. Wanneer we deze tendens volgen, kan er dus nooit sprake zijn van een tekort aan geld. Door de verlaging van prijzen komt er immers fysiek geld ‘vrij’,  dit is ook de reden waarom geld ‘neutraal’ kan genoemd worden.

Mix verhoging/verlaging prijs (P)

Het spreekt voor zich dat in theorie een combinatie van zowel een verhoging als verlaging van de prijzen tot de mogelijkheden behoort. Facultatief, naargelang we hiermee ’spelen’ kunnen we het redelijke evenwicht bewaren opdat geen extra geld hoeft bijgedrukt te worden, het zal aanleiding geven tot tussentijdse schommelingen maar finaal herstelt het evenwicht zich tot de toestand die we bij oorsprong als evenwichtig aanvaardden.

Verlaging handelsvolume (T)

Naar analogie kunnen we eenzelfde oefening doen met het handelsvolume (T), als de omloopsnelheid constant blijft, wil dit zeggen dat de bevolking afneemt in getal. Bij een verlaging van het handelsvolume zal er dan ook minder geld noodzakelijk zijn (ceteris paribus), dit geld komt eveneens vrij bij gelijkblijvende prijs (P).

Verhoging handelsvolume (T)

Een verhoging van het handelsvolume (ceteris paribus) wordt noodzakelijk als de wereldbevolking stijgt, logischerwijs is er dan ook meer geld in omloop nodig.

Omloopsnelheid (V)

We zouden nu de omloopsnelheid op een analoge manier kunnen verhogen, dit is echter niet mogelijk zonder dat ook het handelsvolume verhoogd wordt, deze gaan immers hand in hand.   Bij gelijkblijvende omstandigheden betekent dit dat we meer zouden consumeren dan de oorspronkelijke situatie. Als we de prijs stabiel houden, dan volgt een relationele aanpassing van het handelsvolume waardoor het geld in omloop automatisch stabiel blijft.  Facultatief dit resultaat dat zich zowel bij een verhoging als verlaging manifesteert, respectievelijk meer en minder consumptie.

Bij een verhoging van de omloopsnelheid gaat het geld sneller doorheen het economische circuit en is er meer productie. Als de oorspronkelijke situatie onze behoeften kon bevredigen dan zien we dat in dit scenario overconsumptie wordt aangewakkerd. In realiteit zal het wellicht een mix worden, sommige delen (individuen, groepen, landen, werelddelen) zullen een redelijke behoeftebevrediging nog niet gerealiseerd hebben, andere delen (welvaartstaten) zullen teveel consumeren. Bij een verlaging van de omloopsnelheid zouden we kunnen denken aan een duurzame economie, ook weer relationeel te bekijken naargelang de graad van ontwikkeling of behoeftebevrediging.

Monetair beleid

Het belang van de ceteris paribus conditie komt in voorgaande scenario’s mooi tot uiting, zo heeft elke wijziging in de variabelen een specifieke uitkomst. In de praktijk zal dit echter een mengeling van wijzigingen zijn waardoor de geldhoeveelheid steeds aangepast moet worden. Om dit enigszins controleerbaar te houden is er een centraal monetair beleid noodzakelijk.  Vanuit een mondiaal perspectief is dit relatief eenvoudig, in realiteit zullen diverse drijfveren deze oefening bemoeilijken. Facultatief treft u onder een misschien niet realistisch voorbeeld, wat we hiermee willen duiden is dat de economie in schokken zal verlopen wanneer er geen mondiale samenwerking mogelijk is.

Bovenstaande situatie biedt ons niet veel zekerheid en/of stabiliteit, het is eerder chaotisch. Het moge voor zich spreken dat deze situatie niet gezond is en de noodzaak tot samenwerking bekrachtigt. Echter, het tegenovergestelde kan zich ook manifesteren, namelijk, mensen kiezen ten individuele titel voor zekerheid van waaruit verschillende neveneffecten ontkiemen. Vanuit een ego- of etnocentrische drijfveer zal getracht worden om geld naar zich toe te trekken wat een impact heeft op het totaal van de economie.  Een dergelijke modus operandi leidt vrijwel automatisch tot een strijd om geld en middelen waardoor anderen logischerwijs worden uitgesloten, de economische doelstelling om het redelijke evenwicht te realiseren of onderhouden wordt hierdoor bemoeilijkt. Om deze strijd te neutraliseren is het duidelijk dat we het ego- en etnocentrisme dienen te overstijgen, een wereldcentrisch perspectief is dan ook primordiaal om ook tegemoet te komen aan de aspiraties van de verschillende fragmenten hieronder ressorterend. Belangrijk om weten is dat er principieel nooit een gebrek aan geld kan zijn, we kunnen dan ook besluiten dat onze problemen veroorzaakt worden door een niet evenwichtig of ongezond monetair beleid. Genuanceerder, in de veronderstelling dat het monetaire beleid wel gezond of evenwichtig is, kunnen ego- en etnocentrische drijfveren dit redelijke evenwicht dermate verstoren dat economische disfuncties ontstaan.

In laatste instantie geven we u nog een hersenspinsel,  het idee is dermate eenvoudig waardoor het bijna te absurd wordt om er geloof aan te hechten. Het idee, als we in heel de wereld ceteris paribus de komma in prijzen één cijfer naar voren schuiven, dan vertienvoudigt de geldhoeveelheid. We laten oordeel en interpretatie aan u, het bewijs treft u hieronder. In het kader van een voortgaand onderzoek rondom ‘The Money Illusion Syndrome’ zien we graag uw reacties tegemoet.