Taal en de maakbare wereld

Het is juni 1949 als George Orwell zijn visie op de toekomst van de wereld kenbaar maakt via het boek ‘1984’. In dit boek beschrijft Orwell het verhaal van Winston Smith, die als inwoner van Oceanie pijnlijk duidelijk de nadelen van een totalitair regime ervaart. Vooral bekend werd de slogan “Big Brother is watching you”, maar daarnaast weet Orwell nog een aantal andere krachtige ideeën in het verhaal te verwerken. Een van die ideeën is de introductie van Newspeak, een taal die gebaseerd is op het Engels maar die door het regime gereguleerd wordt. Dit houdt in dat woorden als bijvoorbeeld ‘vrij’ alleen maar gebruikt mogen worden in de betekenis van ‘de hond is vrij van luizen’ maar niet mag worden geassocieerd met ‘vrijheid’. Ook kunnen sommige misdaden niet gepleegd worden omdat de woorden ervoor niet bestaan (woorden als ‘moorden’ zijn verboden) en daardoor is de daad ook niet meer denkbaar. Zie hier een uitwerking van de principes van Newspeak. Een bizar idee. Of misschien toch niet?

 

De Sapir-Whorf hypothese

Het idee dat er een relatie is tussen taal en de manier waarop we denken en de wereld om ons heen waarnemen (de perceptie), is niet alleen in de literatuur aanwezig. Binnen de taalwetenschappen bestaat een soortgelijk idee, bekend onder de naam ‘Sapir-Whorf-hypothese’, welke twee varianten kent. De sterke variant gaat ervan uit dat taal de perceptie direct bepaalt; je kunt geen dingen denken die niet in de taal aanwezig zijn, zoals in Orwell’s Newspeak ook het geval is. De tweede en zwakkere variant gaat ervan uit dat taal de perceptie wel beïnvloedt, maar niet determineert. De eerste variant vindt weinig aanhangers binnen de wetenschap, omdat er bewijs is dat deze variant weerlegt. Zo kent het Frans wel woorden voor bosbes, aalbes en zwarte bes, maar niet voor de categorie ‘bessen’. Echter, Fransen kunnen zich wel degelijk voorstellen dat een dergelijke categorie bestaat, wat de sterke variant weerlegt.

De zwakkere variant van de Sapir-Whorf-hypothese vindt meer aanhang en er zijn dan ook vele onderzoeken die uitwijzen dat taal de waarneming beïnvloedt. Iemand die een andere taal spreekt, heeft letterlijk een andere perceptie van de wereld. Zo blijkt uit onderzoek dat Russisch sprekenden aanzienlijk sneller dan Engelsen zijn in het onderscheiden van verschillende soorten blauw, omdat er in het Russisch verschillende woorden bestaan voor licht blauw (‘goluboy’) en donker blauw (‘siniy’) (Winawer et al., 2007).

 

Taal en geheugen

‘Verpletteren’ of ‘raken’? Bron afbeelding: Wikipedia.

Behalve dat verschillend sprekenden verschillend onderscheid maken, blijkt ook dat situaties verschillend worden opgeslagen in het geheugen, afhankelijk van de woordkeuze. Zo lieten onderzoekers twee groepen mensen hetzelfde filmpje zien van een auto ongeluk. Aan de ene groep werd de vraag gesteld: “hoe hard reed de auto toen het de andere raakte?” en aan de andere groep kreeg de vraag: “hoe hard reed de auto toen het de andere verpletterde?” Tussen de antwoorden zat gemiddeld zo’n 15 km/u verschil (respectievelijk 51 km/u en 66 km/u). Maar naast dat de woordkeuze het inschattingsvermogen beïnvloedde, bleek dat toen enkele dagen later aan de deelnemers van het onderzoek gevraagd werd hoeveel bloed er bij het ongeval te zien was, de deelnemers van de tweede groep (de ‘verpletteraars’) een veel ernstiger ongeluk hadden onthouden. De woordkeuze beïnvloedde dus ook het geheugen! (bron onderzoek onbekend)

De invloed van taal op de perceptie houdt niet op bij het geheugen, het inschattingsvermogen of het maken van onderscheid in bijvoorbeeld verschillende kleuren. Uit wederom een ander onderzoek blijkt namelijk dat ook het morele oordeel over een situatie kan verschillen onder invloed van taal. Tijdens de show halverwege de Superbowl van 2004 was de borst van Janet Jackson per ongeluk te zien door toedoen van Justin Timberlake. Behalve dat deze happening een wereldwijde discussie veroorzaakte over wie er waarvoor verantwoordelijk kon worden gehouden, was dit voor taalwetenschappers ook een interessante case. Wederom waren er bij een van de onderzoeken twee groepen proefpersonen, waarbij de ene groep de situatie agentief beschreven kreeg (dat wil zeggen dat de betrokken persoon wel wordt genoemd) en de andere groep non-agentief (zonder dat de persoon genoemd wordt). Achteraf werd de vraag gesteld of Justin Timberlake schuldig was, en welke boete hij zou moeten betalen. De groep waarbij in de omschrijving de betrokken persoon niet expliciet werd genoemd (de non-agentieve beschrijving) bleek de situatie voor Justin Timberlake gemiddeld veel milder te beoordelen (Fausey en Boroditsky, 2010).

Het onderscheid tussen agentieve en non-agentieve beschrijvingen komt vooral veel voor tussen verschillende talen. Zo zijn we in Nederland, net als de Engelsen, gewend aan agentieve beschrijvingen. Wij zouden Justin Timberlake dan ook veel sneller verantwoordelijk achten dan bijvoorbeeld de Spanjaarden, die een met name non-agentieve taal kennen. Als je in Spanje een boek bent kwijtgeraakt, kun je zeggen dat “het boek zich aan mij heeft kwijt geraakt”. Klinkt dit bizar? Bedenk dan eens hoe Spanjaarden zullen denken over onze uitdrukking “ik heb mijn arm gebroken”.

 

Geen Newspeak

Hoewel sprekers van verschillende talen een verschillende perceptie van de wereld hebben, is het onmogelijk om te zeggen welke taal de beste is. Zo zei Frederick II of Prussia lang geleden al: “Ik spreek Engels tegen mijn accountants, Frans tegen mijn ambassadeurs, Spaans tegen mijn meesteressen, Italiaans tegen mijn God en Duits tegen mijn paard.” Iedere taal kent zijn voor- en nadelen. Maar dat talen verschillen in de invloed op de perceptie van de wereld, daar is enorm veel onderzoek naar gedaan. Al deze onderzoeken beamen het idee van een zwakkere variant van de Sapir-Whorf-hypothese, die ervan uitgaat dat taal de perceptie slechts beïnvloedt. De sterke variant, die ervan uitgaat dat taal het denken determineert, kent weinig tot geen bewijs. Gelukkig maar, want dit betekent dat Newspeak en daarmee het sobere Oceanië van Orwell, geen werkelijkheid zullen worden.

Andere interessante voorbeelden:

  • Engelsen kennen geen woord voor ‘leedvermaak’. Kennen ze ook geen leedvermaak?
  • Het Nederlandse woord ‘gezelligheid’ kent geen goede vertaling in het Engels. Daarentegen kent het Engelse woord ‘cosy’ geen precieze vertaling in het Nederlands.
  • Uit onderzoek van Boroditsky (2009) blijkt dat Duitsers meer vrouwelijke eigenschappen aan ‘bruggen’ toekennen, terwijl Spanjaarden meer mannelijke eigenschappen noemen als ze wordt gevraagd bruggen te beschrijven. Dit heeft te maken met het grammaticaal geslacht van het woord in de taal. Voor ‘sleutel’ geldt het omgekeerde; ‘sleutel’ is mannelijk in het Duits en vrouwelijk in het Spaans.
  • Bij een onbedoelde actie (zoals het omstoten van een vaas) zijn Engelsen beter in het onthouden wie het gedaan heeft dan Spanjaarden, vermoedelijk omdat zij dit encoderen in de taal (Fausey en Boroditsky, 2011).
  • Zie ook mijn andere verwante artikel: Taal, waarneming en de perceptie van de wereld.

Bronnen: