Koppigheid en macht

Koppigheid wordt vaak uitgelokt door machtsuitoefening. Wat is er het eerst, koppigheid of macht? Kan in de maatschappij door minder machtsuitoefening ook koppigheid in de vorm van sociale conflicten vermeden worden?

Koppigheid, de eerste manifestatie van het ego

Koppigheid is heel gezond. Door koppigheid leren kinderen hun eigen ego af te bakenen.

Iedere opvoeder kent wel de koppigheid van de peuter of het afzetten van de puber. Een peuter is in een bepaalde fase in het denken, in staat om verschillende samenhangen met een ervaring in verband te brengen. Er ontwaakt een bewustzijn van het eigen bestaan: het eigen “ik” ontwaakt. Daarvóór komt de wil van het kind nog onbewust tot uitdrukking.
Aan deze nieuwe ervaring, buiten en tegenover de rest van de wereld te staan, geeft het kind uitdrukking doordat het weerstand biedt. Door deze weerstand, meestal begeleid door het woordje “nee”, ervaart het zeer nadrukkelijk zijn eigen wezen.
Wat voorheen de spierkracht van de pasgeborene was, wordt nu op bewustzijnsniveau gebracht en wordt zichtbaar als de wilskracht van de tweejarige.

Hersenveranderingen
Deze prestatie van het bewustzijn gaat samen met de toenemende rijping van de grote hersenen, vooral met de vorming van de mergafscheiding in de schors van de grote hersenen. Daar komen belangrijke beenderafsluitingen van de schedel bij.
Aan het eind van het eerste jaar sluiten de fontanellen zich definitief, rond twee- en een half jaar versmelt de voorhoofdshuid tussen de twee voorhoofdsbeentjes en wordt op een röntgenfoto onzichtbaar, waardoor er vanaf dat vergroeiingspunt een enkelvoudig voorhoofdsbeen aanwezig is, dat in zekere zin naar buiten en naar binnen een stuwdam vormt.
Nu trekt het bewustzijn van het kind- dat nog openstond voor kosmische invloeden, dat zich nog overal met de omgeving identificeerde en dat wij tot nu toe meer ervoeren rond het kleine lichaam dan erin- zich terug achter het voorhoofd dat als het ware steeds meer wordt dichtgemetseld. De eerste koppigheidsfase begint. Deze ” ik-fase” bij kinderen is zowel voor de ouders als voor de kinderen zelf zeer inspannend en brengt veel ouders en opvoeders tot vertwijfeling en vaak tot aan de grens van hun vermogen tot handelen. Van belang is hierbij dat het kind weet dat de band met de ouder/opvoeder nooit wordt bedreigd.

Ontwikkeling van het zelfbewustzijn en zelfbeheersing
Naarmate het kind groter wordt, krijgt het innerlijke gedachten, het verstand groeit en vervult het hele hoofd.
Volgens de cognitieve ontwikkelingstheorie zijn er veel situaties waarin kinderen zich niet gedragen als wezens die worden gedreven door blinde krachten, of als marionetten die beheerst worden door schema`s van beloning en straf, of als schapen die achter een volwassen model aanlopen. Een kind heeft een zeker inzicht in de eigen handelingen: het beseft niet alleen dat sommige dingen “slecht” zijn en andere “goed”, maar het weet ook waarom. Dit inzicht is aanvankelijk nog heel summier, maar in de loop van de mentale ontwikkeling groeit het begrip ten aanzien van de relaties met anderen. Sociale ontwikkeling is dus tot op grote hoogte een uitvloeisel van de cognitieve ontwikkeling. Imiterende kinderen handelen overigens rationeel, want ze gaan uit van de volstrekt redelijke veronderstelling dat volwassenen over het algemeen meer weten dan zijzelf. (dat is wat anders dan eigenwijs zijn :) )

Opvoedingsstijlen
Nu zijn er verschillende opvoedingsstijlen, en verschillende typen ouders. Ouders/opvoeders kiezen bewust of onbewust uit de:
• autoritaire opvoeding; waarin de ouders de kinderen heel strikt in de hand houden. Overtreding van hun regels leidt tot strenge (en vaak lichamelijke) bestraffing. Ouders leggen geen verantwoording af voor de regels die zij het kind afleggen en het kind dient ze eenvoudigweg te accepteren als manifestatie van ouderlijke macht.
• permissieve opvoeding; geen geboden en verboden, weinig beperkingen, geen vaste tijdschema`s, ouders straffen zelden en stellen weinig eisen aan hun kinderen.
• autoritatieve of democratische opvoeding; ouders leggen bepaalde beperkingen op aan het gedrag van hun kinderen en dwingen zo nodig ook handelingen af. Ze zijn relatief veeleisend, wijzen de kinderen op hun verplichtingen, verwachten van hen dat ze zich overeenkomstig hun leeftijd gedragen en geven zich moeite hun kinderen zelfstandigheid en zelfdiscipline te leren en zelfvertrouwen te geven.
Het gezagspatroon hangt samen met de wijze waarop het kind zich in later jaren gedraagt. (Baumrind.)
Ook het kind heeft invloed op de ouders; door het temperament, introvertie/extravertie…..en als resultaat van de opvoeding.

Machtsvertoon lokt reacties uit
Volgens Gordon zijn er verschillende uitingen op machtsvertoon:

  • Verzet, zich afzetten, opstandigheid, nagativisme.
  • Haat, boosheid, vijandigheid.
  • Agressie, wraakneming, terugslaan.
  • Liegen, gevoelens verbergen.
  • Anderen de schuld geven, klikken, bedriegen.
  • Domineren, de baas spelen, tiranniseren.
  • Beslist willen winnen, niet tegen verlies kunnen.
  • Een verbond sluiten, samenspannen tegen de ouders.
  • Onderwerping, gehoorzaamheid, meegaandheid. (wat later schadelijk uitpakt)
  • In een goed blaadje proberen te komen, de gunst zoeken.
  • Inschikkelijkheid, gebrek aan zelfwerkzaamheid, bang voor iets nieuws te proberen, eisen dat succes verzekerd is.
  • Zich onttrekken, ontsnappen, fantaseren, regressie. (kiem voor latere verslaving, bedplassen.)

Als partners een verschillende stijl hanteren, kunnen ze proberen overeenstemming te krijgen, of in het andere geval kan een ouder de kinderen leren hoe met macht om te gaan. Deze ouder heeft het beslist niet makkelijk.

Hoe kan het dan wel?

Kinderen kunnen zich uitstekend inleven in rellende voetbalhooligans. Zouden ze dan toch een moeilijke jeugd hebben gehad?

Naar het kind toe is het altijd goed, te praten wanneer het kind aangeeft daar behoefte aan te hebben. Met begripvol luisteren, onbevooroordeeld samen naar een oplossing toe werken. Een respectvolle manier is zonder het kind te schaden of het uit zijn (eigen)waarde te halen.
Wanneer je iets verbiedt, biedt het kind dan een zinvol alternatief aan.
Bied het kind in plaats van abstracte eisen, fantasievolle hulp aan.
Let op ritme in het dagelijks leven, het geeft het kind oriëntatie en biedt natuurlijke grenzen. Andere grenzen duidelijk aangeven; weet wat je wilt overdragen aan waarden bij snoepen, tv kijken, speelgoed kopen, bij pubers alcohol, internet, seksualiteit.
Er bestaan voor de kleintjes leuke toepasselijke sprookjes en verhalen en rijmpjes die je kunt gebruiken in plaats van vermaningen. En natuurlijk: zorg goed voor jezelf.
Ook bij collega’s, vrienden, geliefden en familie komt machtsstrijd en koppigheid vaak voor. Deze ideeën werken vaak ook bij volwassenen erg goed.

Koppigheid in sociale conflicten
Koppigheid in de vorm van sociale conflicten, zoals bij het lesgeven van kinderen, komt voort uit zgn. “behoeftenconflicten” of waardenconflicten
het is goed om bewust te zijn wat voor soort conflict het is.
Heeft iemand overigens goede ervaringen met negeren?:
– reageer niet op wat uw kind zegt of doet
– kijk uw kind niet aan en zeg niets tegen uw kind
– houd vol zo lang het gedrag duurt
– geef positieve aandacht zodra het gedrag is gestopt.
(Ik niet..)
Of met apart zetten?:
– zet uw kind apart na een laatste waarschuwing
– leg uit waarom u uw kind apart zet
– blijf rustig, ga niet in discussie
– u bepaalt wanneer uw kind weer terug mag komen

Tot besluit

Bij macht hoort onmacht die je óók zult voelen.
Bij gezag hoort ontzag.
Waar kiezen we voor? Hoe willen we leven?

Bronnen:

pedagoge Monika Kiel-Hinrichsen
ander studiemateriaal, o.a. Gordon, Baumrind et al.

Laat een reactie achter