Publish or perish. De citatieindex is zowel gevreesd als gerespecteerd onder wetenschappers en de managers die over de schaarse onderzoekscentjes gaan zijn dol op deze statistieken. Geen wonder dat wetenschappers zich suf publiceren om het aantal keren dat ze geciteerd worden, op te krikken. Tot nu toe…
Hoe werkt de citatieindex?
Om hun artikel te onderbouwen halen wetenschappers doorgaans andere artikelen aan. Het aantal citaten varieert van enkele tot honderden. De citatieindex meet hoe vaak artikelen van een bepaalde wetenschapper worden geciteerd. De gedachte hierachter is dat een belangrijk artikel vaak als onderbouwing voor andere artikelen wordt aangehaald. Een wetenschapper met een hoge citatieindex wordt blijkbaar door zijn of haar collega’s erg relevant gevonden. Zij speelt vaak een leidende rol in zijn vakgebied, wat betekent dat ze (doorgaans) relevant onderzoek doet. Het is dus op het eerste gezicht slim om wetenschappers met een hoge citatieindex veel onderzoeksgeld te geven. Voor beleidsmakers, die doorgaans maar weinig afweten van het vakgebied waar ze beslissingen over moeten nemen, is de citatieindex een mooi neutraal middel om talentvolle onderzoekers er uit te pikken en binnen te leiden in het onderzoekswalhalla van overvloedige fondsen om dure onderzoeksapparatuur en bereidwillige aio’s te werven.Hoe is de citatieindex te spammen?
Wetenschappers zijn doorgaans slimme mensen, dus hebben deze uiteraard al snel allerlei manieren uitgedokterd om flink vaak geciteerd te worden en zo onderzoeksgelden (of een gewild baantje als hoogleraar of onderzoeksleider) in de wacht te kunnen slepen. Een voor de hand liggend middel is onderling af te spreken elkaar zo vaak mogelijk te citeren. Dit gebeurt dan ook vaak. Een andere simpele techniek is een artikel in een groot aantal kleinere artikelen te splitsen. Het is bijvoorbeeld absoluut dodelijk je tijd te stoppen in het schrijven van een gezaghebbende pil van duizend pagina’s over je vakgebied. Alleen een studentje haalt die aan in zijn afstudeerscriptie. Een vernuftige wetenschapper publiceert van die stof zeker twintig artikelen. Wat ook geweldig goed werkt is uit hetzelfde onderzoek (vooral praktijkonderzoek kost heel veel tijd en schaarse apparatuur) meerdere artikelen persen.Het artikel moet natuurlijk wel vindbaar zijn. Vooral voor tijdschriften met een kleinere oplage zijn de kosten om een artikel op te vragen extreem hoog. Niet voor niets zijn de wetenschappelijke publicaties een goudmijn voor uitgeversgiganten als Elsevier. Post dus een pre-print exemplaar van je artikel op een site als Arxiv. Dat maakt het een stuk makkelijker om je onderzoek te laten citeren. Hier bewijst een wetenschapper collega-wetenschappers en de rest van de wereld overigens ook een grote dienst mee (in tegenstelling met andere vormen van citatieindex-spam). Op sites als Google Scholar duiken sommige artikelen vaker op dan andere. Het kan de moeite lonen je artikel hierop de optimaliseren.
Ook doen publicaties in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften het uiteraard goed. Uit andere onderzoeken is gebleken dat exact hetzelfde artikel geweigerd werd als het afkomstig was van een obscuur instituut, maar geplaatst werd als er een wetenschappelijke topper van een topinstituut werd aangehaald. Kortom: wat vriendjespolitiek en flink slijmen bij dé goeroe van je vakgebied om hem als medeauteur te strikken helpt.
Steden vergeleken
Gezien de relatieve onbetrouwbaarheid van de citatieindex hebben de onderzoekers Lutz Bornmann van de Max Planck vereniging in München and Loet Leydesdorff van de Universiteit van Amsterdam nu een nieuw systeem ontwikkeld, waarin kwaliteit wordt beloond.
In deze index wordt het totaal aantal citaten van de tien procent meest geciteerde publicaties gedeeld door het totaal aantal publicaties. Een artikelmatige veelpleger loopt dus tegen de lamp, want zijn of haar gemiddelde zakt. De auteur van de lijvige monografie scoort nu juist aanmerkelijk beter. De on derzoekers keken niet naar individuele wetenschappers, maar naar de stad waar de publicaties zijn verricht. Leuk is dat de onderzoekers hun werk op Google Maps hebben geplaatst voor drie wetenschapsgebieden: natuurkunde, scheikunde en psychologie. De teneur is onontkoombaar: de VS en Europa scoren het hoogst, terwijl de vele publicaties van Spaanstalige, Oost-Europese en Russische wetenschappers door hun collegae uit de rest van de wereld worden genegeerd.
Het is natuurlijk wel de vraag wat dit zegt. Mogelijk worden wetenschappelijke bladen in andere talen dan het Engels veel minder gelezen. Tegenwoordig worden er meestal wel samenvattingen, “abstracts” in het Engels gepubliceerd, maar de gemiddelde onderzoeker heeft uiteraard weinig trek om de body van een interessant artikel uit, zeg, het Koreaans te laten vertalen. Al eerder bleek dat revolutionaire ontdekkingen van Sovjetwetenschappers, denk aan autokatalytische reacties, om die reden onbekend waren in het westen.