alternatieve energie

Foto van de reactor

Zou kernfusie m.b.v. nikkel kunnen werken?

Twee Italiaanse wetenschappers, Andrea Rossi and Sergio Focardi van de universiteit van Bologna, beweerden begin 2011 een werkende kernfusiecentrale te hebben gebouwd met uitgerekend nikkel. En toonden een demonstratiemodel. We kennen de details uiteraard niet, maar zou deze centrale werken? Zou het ding überhaupt kúnnen werken?

Nikkelisotoop is stabielste atoomkern denkbaar
Op het eerste gezicht lijkt de gedachte alleen al krankzinnig. Nikkel-62 (de nikkelisotoop met een atoomgewicht van 62, m.a.w. 62 kerndeeltjes in de kern) is namelijk de atoomkern met de hoogste bindingsenergie per kerndeeltje. Nikkel kent maar liefst vijf stabiele isotopen, een ander teken dat aantoont hoe stabiel atoomkernen in dit gebied zijn. Ter vergelijking; goud, een zeer zwaar metaal, heeft maar één stabiele isotoop: goud-197. Het kost dus netto energie om nikkel-62 in welke andere atoomkern dan ook te veranderen. Aan de andere kant: slechts drie procent van alle nikkel bestaat uit nikkel-62. Als je net als de onderzoekers beweren te doen, gebruikt maakt van natuurlijk nikkel, dan zal je het meeste te maken hebben met de isotopen nikkel-58 (68%) en nikkel-60 (26%). De overige twee stabiele isotopen, nikkel-59 en nikkel-64, maken elk ongeveer een procent uit van alle nikkel.

Hoe werkt het proces?

Foto van de reactor
Foto van de reactor

Rossi en Focardi beweren dat bij het proces waterstofgas (dat uit twee waterstofatomen bestaat)  onder zeer hoge druk (2-80 atmosfeer) en temperatuur in nanodeeltjes nikkel wordt geperst. Op de een of andere manier zou het waterstof uiteenvallen in losse atomen, die zoals bekend uit een enkel proton, waaromheen een enkel elektron hangt, bestaan. De protonen reageren met de nikkelkernen waardoor energie vrijkomt en uiteindelijk koper ontstaat. Volgens de twee onderzoekers stopt de reactie als het nikkel “uitgeput” raakt, wat het geval zou zijn terwijl het grootste deel van het nikkel nog aanwezig is. Dit zou er op wijzen dat vermoedelijk nikkel-59, nikkel-64 of nikkel-62 betrokken zijn bij de reactie.

Koper kent twee stabiele isotopen: koper-63 en koper-65. Koper volgt op nikkel in het periodieke systeem. Het heeft een proton meer in de kern dan nikkel. Als nikkel een proton absorbeert (en niet uiteenvalt), verandert het dus in koper.

Energetische overwegingen
Als we ervan uitgaan dat de kernreactie vrij eenvoudig is en alleen het absorberen van een proton omvat, zijn er twee mogelijke reactiepaden: 62Ni + p -> 63Cu of 64Ni + p ->65Cu. Dit zijn de enige twee reactiepaden waarbij door het opnemen van een proton, een stabiele vorm van nikkel in een stabiele vorm van koper verandert. De vraag is uiteraard of dat energie oplevert. Hiervoor moeten we de massa’s van de betrokken isotopen vergelijken. Massa is immers equivalent aan energie; als (bijvoorbeeld) nikkel-62 en een proton samen meer wegen dan koper-63, dan hebben we een proces dat energie oplevert.

Geen paniek, waarde lezer. De berekening is van lagere-school gehalte. NB: de atoomkernmassa’s worden hier uitgedrukt in daltons (een twaalfde van de massa van een koolstof-12 kern; een proton is 1.007282675 dalton). Een positief massaverschil betekent dat er massa verdwenen is, oftewel energie vrijgekomen is.

NikkelisotoopAtoomgewicht Ni-isotoopInclusief protonKoperisotoopAtoomgewicht Cu-isotoopMassaverschil: Ni-Cu
nikkel-6261,92834562,935628koper-6362,9295970,006031
nikkel-6463,92796664,935249koper-6564,9277890,007460

De conclusie: als deze reactie optreedt komt er inderdaad energie vrij, omgerekend 5,6 tot acht miljoen elektronvolt. Dat is naar nucleaire begrippen niet erg veel. Ter vergelijking: als een uranium-235 atoom splijt, komt er 211 MeV vrij, dat is 25 tot 30 maal zoveel. Aan de andere kant: het gaat hier wel om een proces waarbij slechts minieme hoeveelheden straling vrijkomen, laat staan neutronen (die stabiele atoomkernen radioactief kunnen maken) en allerlei akelige radioactieve isotopen. Daarvoor is de hoeveelheid energie die vrijkomt domweg te klein. Als dit toestel werkt, met de nadruk op als, dan kan er dus inderdaad in iedere huiskamer een veilige kernreactor worden geplaatst. Een aantal heren met aandeeltjes in kolenmijnen of oliebronnen zullen dan heel hard vloeken. Er is ook geen fundamenteel fysische reden waarom dit niet zo kunnen werken.

Technische overwegingen
Het voornaamste probleem bij kernfusie, ook bij deze vorm, is om twee positief geladen deeltjes bij elkaar te brengen zonder dat ze elkaar afstoten of zo hard botsen dat ze weerkaatsen zonder dat er een kernreactie plaats kan vinden. Daarom is de temperatuur in de kernen van sterren of in de experimentele fusiereactoren JET en ITER ook zo hoog. In dit geval gaat om het positief geladen proton en positief geladen nikkel. Om de elektrostatische afstoting tussen beide deeltjes te overwinnen, moet het proton een energie hebben van ongeveer een kwart MeV. Dit vereist gewoonlijk een temperatuur van tientallen miljoenen graden, zoals in het binnenste van sterren. Geen wonder dat kernfysici dus “onmogelijk” roepen.

Aan de andere kant heeft een nikkelkern een aantal zeer aantrekkelijke eigenschappen. Een massieve nikkelkern kan een veel breder energiespectrum absorberen dan een kleine kern als waterstof-2 (deuterium) of boor. Dit maakt kernfusie juist makkelijker: het proton hoeft niet exact de juiste snelheid te hebben. Ook is een nikkelkern ongeveer vijftien keer zo makkelijk te raken als een waterstof- of deuteriumkern (grotere nucleaire dwarsdoorsnede).

Koude-kernfusie experimenten worden gewoonlijk uitgevoerd met metalen die waterstof absorberen. Met andere woorden: dat nikkelatomen kunnen degenereren als er heel veel waterstof in wordt geperst. Bij extreem hoge druk kunnen er inderdaad tot enige massaprocenten waterstof in bepaalde metalen als palladium worden geperst. Ook bij nikkel is dit mogelijk. Focardi en Rossi gaan inderdaad uit van het zeer kortstondig bestaan van extreem instabiele zogeheten mini-atomen van waterstof, waarbij de elektronen veel dichter op het proton zitten. Deze atomen zouden ongeveer een 10-18 seconden bestaan. Kort, maar ongeveer 100 maal zo lang als kernreacties duren[2].

Hiermee zou inderdaad de Coulomb-afstoting worden overwonnen en kernfusie mogelijk zijn. Aan de andere kant: Bewijzen van dit soort atomen zijn nog nooit waargenomen. Experimenten moeten uitwijzen of dit klopt. Ook is prof. Christos Stremmenos, de schrijver van dit artikel, verantwoordelijk voor het naar Griekenland halen van deze vorm van koude kernfusie. Belangeloos is hij dus niet. Aan de andere kant: als ex-ambassadeur en professor heeft hij een reputatie te verliezen. En als de armlastige Grieken op dit moment Iets kunnen gebruiken is dat wel een bron van overvloedige bijna gratis energie…

Helaas is het laatste nieuws dat de proefopstelling vermoedelijk niet werkt.
Er rijzen ook sterke twijfels aan de geloofwaardigheid van Rossi, omdat zijn claims niet blijken te kloppen en hij, in tegenstelling tot eerdere beweringen, hij toch vooruitbetaling eist.

Bronnen:

1. George Marx, Life in the Nuclear Valley, Phys. Ed (2001)
2. Stremmenos. C., Hydrogen/Nickel cold fusion probable mechanism, Journal of Nuclear Physics (2011)
3. Italian scientists claim to have demonstrated cold fusion, physorg.com (2011)

In Nederland zijn er bijna evenveel varkens als mensen.

Verplaats veeteelt naar open zee

De veeteelt in Nederland wordt geplaagd door twee grote problemen. Ten eerste milieuproblemen, veroorzaakt door een groot mestoverschot. Ten tweede het voortdurend uitbreken van ziektes, zoals varkenspest. Zou het geen goed idee zijn varkensstallen en dergelijk op open zee aan te leggen? De voordelen.

Veel vee houden in een klein land is vragen om problemen

In Nederland zijn er bijna evenveel varkens als mensen.
In Nederland zijn er bijna evenveel varkens als mensen.

De Nederlandse veeteeltsector is relatief gezien enorm groot. In Nederland worden er ongeveer vier miljoen koeien[1],  twaalf miljoen varkens[2] en bijna honderd miljoen kippen [3] gehouden. De Nederlandse veestapel produceert veel meer mest dan de Nederlandse landbouw kan verwerken. Met veel kunst- en vliegwerk wordt geprobeerd deze enorme hoeveelheid mest weg te werken. De opeenstapeling van intensieve veehouderij brengt nog meer problemen met zich mee. Zo grijpen besmettelijke ziektes snel om zich heen. Ook de uitstoot van ammoniak en stankoverlast in de omgeving is een veel genoemd probleem, hoewel moderne ventilatiesaystemen in varkensstallen dit probleem lijken te hebben opgelost.

Dan maar de zee op
Ongeveer zeventig procent van het aardoppervlak bestaat uit zee. Met die zee doen we niet zo gek veel, behalve deze leeg vissen en vol met giftig afval proppen. In vergelijking met het land kent de zee de nodige voordelen. Zo is een veestal vele kilometers verwijderd van andere veestallen, waardoor er minder kans is op besmettelijke ziektes. Vergunningen afgeven is geen probleem, de internationale wateren behoren tot niemand. Aanvoer en afvoer van veevoeder, slachtvee en eventueel vlees kan zeer effectief met behulp van (koel)schepen. Stankoverlast is veel minder een issue, omdat de algen in het zeewater de stikstofverbindingen absorberen.

Mest wordt biogas en biomassa
De mest kan worden behandeld in een biogasinstallatie, nadat eerst waardevolle aminozuren uit de mest zijn verwijderd. Deze aminozuren kunnen later weer in veevoer worden verwerkt. De biogasinstallatie levert methaan, waarmee in de winter duurzame energiebronnen als zon en wind aangevuld kunnen worden. Na het vergisten van de mest blijft een mineralenrijke  vloeistof over. Deze kan worden gebruikt om drijvende zeewierakkers mee te bemesten. Dit zeewier kan ook weer bij worden gemengd in veevoer (het zoutgehalte is een issue). Het zeewier kan ook worden gebruikt om te vergisten in de biogasinstallatie. Op die manier ontstaat een landbouw- en energiecomplex dat leidt tot gesloten nutriëntenkringlopen. Zeewier is zeer interessant als materiaal om biomassa mee te produceren, omdat zeewier zeker in de zomer veel sneller groeit dan gewassen op het land. Dit komt mede door de overvloedige hoeveelheid opgeloste carbonaten in zeewater. Carbonaten vormen een enorm rijke bron van kooldioxide, waardoor waterplanten veel minder moeite hoeven te doen om aan kooldioxide te komen dan landplanten.

Bronnen
1. Rundveestapel – CBS
2. Varkensstapel – CBS
3. Pluimveestapel – CBS

Zonnecellen uit de printer? De techniek is er nu.

Zonnecellen uit de printer

Het zou ideaal zijn als je zonnecellen net als drukwerk met een razend tempo uit een printer zou kunnen laten spuwen. Het goede nieuws: nu is het zover. Dankzij een nieuwe techniek kunnen nu razendsnel en goedkoop zonnecellen geproduceerd worden. Het moment dat in het grootste deel van de wereld het energiebedrijf opgezegd kan worden, komt nu in hoog tempo dichterbij.

Zonnecellen uit de printer? De techniek is er nu.
Zonnecellen uit de printer? De techniek is er nu.

Inkjets hebben in de jaren negentig al voor een ware revolutie gezorgd. Voor het eerst was het mogelijk voor weinig geld een professionele kwaliteit drukwerk thuis te vervaardigen. Nu gaan inkjetprinters in een heel andere tak van industrie voor een doorbraak zorgen: zonne-energie.Technici van de Oregon State University hebben een manier ontwikkeld om zogeheten CIGS zonnecellen te produceren met inkjet printing. Er is door dit proces negentig procent minder grondstof nodig en de kosten voor het produceren van zonnepanelen dalen aanzienlijk.

De grote droom van iedereen in de zonne-energie branche, hoog-rendement, snel en goedkoop produceerbare dunne-film zonnecellen worden nu echt realiseerbaar, aldus de onderzoekers, die al een patent hebben aangevraagd op de nieuwe techniek. De cellen hebben nu een rendement van vijf procent. Er is nog verder onderzoek nodig om dit op te krikken naar twaalf procent, wat het een commercieel aantrekkelijke zonnecel zou maken.

Hiervoor is het nog nooit gelukt om CIGS zonnecellen te ontwikkelen die via het inkjetprocédé geproduceerd kunnen worden. Inkjetdepositie is uiteraard veel goedkoper dan de energievretende dampafzettingsmethode die onder hoog vacuüm plaatsvindt. Ook wordt via dat energievretende proces het meeste materiaal verspild. Dat is met inkjetdepositie, waardoor een zeer accuraat patroon wordt gecombineerd met weinig verspilling van inkt, wel anders. Worden er daarom op inkjets van die irritant kleine, uiterst lastig na te vullen inkttankjes gezet?

In zonnecellen worden zeer schaarse elementen als indium verwerkt die per gram vrij duur zijn. Iridium is zelfs schaarser dan goud, om niet te spreken over de metalen rhenium, rhodium en osmium. Dit laatste element is het zeldzaamste element ter wereld, elf keer zo schaars als goud. Kortom: daar wil je geen milligram van verspillen.

CIGS is voluit chalcopyriet, een mineraal bestaande uit de elementen koper, indium, gallium en seleen. Vooral indium en seleen zijn schaars. CIGS is extreem efficiënt in het omzetten van zonlicht in elektriciteit – een laagje chalcopyriet van één of twee micrometer dik is even efficiënt als een laagje silicium van vijftig micron dik. In dit nieuwe onderzoek waren onderzoekers in staat om CIGS op een drager af te zetten. Het laagje dat ze produceerden haalde vijf procent efficiëntie. Verder onderzoek moet dit omhoog kunnen krikken tot twaalf procent, voldoende voor een concurrerende zonnecel.

Als in deze zonnecellen een laagje van een tot twee micrometer voldoende is voor absorptie, is er per vierkante meter maar enkele grammen van deze materialen nodig. Een vierkante meter met twaalf procent efficiëntie kan meer dan honderd watt produceren. In een lab is zelfs tot twintig procent efficiëntie bereikt. In theorie betekent dit bij optimale plaatsing zelfs tweehonderd watt. Stel je voor: dakpannen met zonnecellen er in gebouwd. Als deze techniek doorbreekt, wordt dat haalbaar. Er wordt op dit moment nauwelijks indium geproduceerd (vijftig ton per jaar), maar dat zal met deze ontdekking waarschijnlijk snel veranderen…

Bronnen
Inkjet Printing Could Change the Face of Solar Energy Industry, ScienceDaily (2011)
Wei Wang, Yu-Wei Su, Chih-hung Chang. Inkjet printed chalcopyrite CuInxGa1−xSe2 thin film solar cells. Solar Energy Materials and Solar Cells, 2011

Een batterij met een pomp in plaats van groeiende en krimpende polen. In een flowreactor verandert niet de elektrode, maar de samenstelling van de elektrolyt.

Doorbraak flow batteries

Wind en zon leveren heel onregelmatig vermogen. Een ramp voor de netbeheerders, zij moeten de pieken en dalen opvangen. Tot nu. Een Amerikaanse startup zou wel eens de oplossing hebben kunnen ontwikkeld. Eindelijk een massale doorbraak van wind en zon?

Vermogenspieken nekken alternatieve energie
Windmolenparken zijn berucht door de vermogenspieken die ze opleveren. Als het hard waait, leveren windturbines extreem veel energie (deze energie neemt met de derde macht met de windsnelheid toe). Als het windstil is, is de energie nul. Zonne-energie is regelmatiger dan wind (ook bij een bewolkte dag leveren zonnepanelen nog de helft). Ook voor zonne-energie geldt dat de zon alleen overdag schijnt en er in de winter maar 10% zoveel zonneschijn is al in de zomer. In de praktijk moeten netstroombeheerders daarom gascentrales als backup gebruiken. Als er te weinig vermogen door de leidingen stroomt, kan de gascentrale snel inspringen. Het omgekeerde betekent helaas vaak dat windmolens afgekoppeld moeten worden. En dus dat er veel stroom verloren gaat.

Kortom: er moet een goedkope en effectieve manier komen om elektriciteit op te kunnen slaan. De bestaande alternatieven zijn duur en niet erg effectief. Het startende Californische bedrijfje Primus lijkt nu een goed en goedkoop alternatief te hebben ontwikkeld. Hierbij maken ze gebruik van een flow batterij.

Hoe werkt een flow battery?

Een batterij met een pomp in plaats van groeiende en krimpende polen. In een flowreactor verandert niet de elektrode, maar de samenstelling van de elektrolyt.
Een batterij met een pomp in plaats van groeiende en krimpende polen. In een flowreactor verandert niet de elektrode, maar de samenstelling van de elektrolyt.

Een normale batterij werkt met twee elektrodes (gewoonlijk bestaande uit verschillende metalen, bijvoorbeeld koper en zink) en een ionenrijke oplossing: de elektrolyt. Als de batterij energie levert, slaan (in dit voorbeeld) koperionen neer op de positieve elektrode en nemen elektronen op. Bij de negatieve elektrode gaat zink in oplossing en staat hiervoor zijn elektronen af. In de elektrolyt worden zo langzamerhand de koperionen vervangen door zinkionen. Als alle koperionen neergeslagen zijn, is de batterij leeg. Er ontstaat zo een elektrische stroom waar apparaten op werken.

Flow batteries (1) werken anders, namelijk met twee elektrolyten die gescheiden zijn door een doorlaatbaar membraan. Bij de zink-broom flow battery, bijvoorbeeld, wordt bij het opladen aan de  positieve pool broom afgezet en aan de negatieve pool tegelijkertijd zink. Aan de elektrodes worden deze stoffen niet opgeslagen, maar afgevoerd met de stroom. Dus aan de zink-kant veranderen zinkionen in vast zink (bekend van de dakgoot), aan de broomkant veranderen bromide-ionen in vloeibaar broom (een bruin, uiterst onaangenaam ruikend goedje). Daarom kan de capaciteit van de flow batterij ook enorm groot zijn.

Flow batteries zijn doorgaans enorme tanks van tien tot twintig meter groot. Tot nu toe zijn flow batteries nog niet erg populair, omdat ze vanwege hun enorme formaat op maat gebouwd moeten worden (dus erg duur zijn) en hun efficiëntie laag, rond de zestig tot vijfenzeventig procent.

Massa-productie van kleine cellen
Primus Power heeft nu een flow battery ontwikkeld die ongeveer zo groot is als een badkuip. Dit maakt de technologie ook voor toepassing op kleinere schaal interessant. Omdat deze mini flow batteries naar wens op elkaar gestapeld kunnen worden, is maatwerk niet meer nodig en kan de fabriek een automatische productielijn voor tienduizenden mini-flow batteries ontwikkelen. Bestuursvoorzitter Tom Stepien verwacht op deze manier de kosten te kunnen drukken tot vijfhonderd dollar per kilowattuur opslagcapaciteit. Dat is maar de helft van de kosten van een lithium-ionbatterij (2).  Primus werkt op dit moment ook aan een batterij die slechts voor honderd dollar per kilowattuur stroom kan opslaan. Wordt deze limiet bereikt, dan is het in ieder geval in Californië zelf zonder subsidie goedkoper om deze batterijen te plaatsen, dan om een nieuwe fossiele centrale neer te zetten om de pieken op te vangen. Het is dan echt einde oefening voor fossiel in zonnige en/of windrijke gebieden. En dat zijn er behoorlijk veel. Nederland, Spanje en Denemarken, bijvoorbeeld.

Bronnen
1. Flow Batteries: Elektropaedia
2. Startup Thinks It Can Make Flow Batteries Cheaper, MIT Technology Review