De (On)Zin van Alternatieve Geneeskunde deel 2/2
Dit artikel is geschreven door gastauteur Peter Snijders. Deel 1 van dit artikel is hier te vinden.
3. Paradigmaproblemen
Het werken vanuit verschillende paradigma’s is de belangrijkste reden voor het onbegrip tussen “alternatief†en “regulier†en het vastlopen van de discussie. In deze paragraaf behandelen we hoe “alternatief†en “regulier†op inhoudelijk niveau gescheiden zijn, en waarom deze scheiding wel begrijpelijk maar niet zinvol is.

In 1962 publiceerde Thomas Kuhn de studie The Structure of Scientific Revolutions. Hierin lanceerde Kuhn het begrip paradigma: het referentiekader waarbinnen men wetenschap bedrijft. Een paradigma is als het ware de theoretische bril waardoor men het empirische domein bekijkt; een soort zeitgeist die bepaalt wat goede onderzoeksobjecten zijn, op wat voor manier men onderzoek dient te verrichten, hoe men de resultaten interpreteert, enzovoort. Paradigma’s verschuiven uiteraard met de tijd, soms radicaal, soms geleidelijk. In het geval van Semmelweis zagen we dat zijn denken buiten het kader van het toen dominante paradigma viel, en welke gevolgen het had. In het debat over “alternatief†versus “regulier†zijn paradigmaverschillen mijns inziens de reden voor het wederzijdse onbegrip. Sceptici argumenteren vaak dat er geen enkele theoretische onderbouwing is voor de werking van alternatieve geneeskundes. Dit is niet waar; er is alleen geen onderbouwing die past binnen het huidige dominante medisch-wetenschappelijke paradigma. (Natuurlijk moeten we hier oppassen: we kunnen niet één algemene onderbouwing voor “alternatieve geneeskunde†eisen, omdat er niet één “alternatieve geneeskunde†is, zoals we eerder al zagen). De meeste vormen van alternatieve geneeskunde pretenderen ook helemaal niet te passen binnen het reguliere paradigma. In dit essay kiezen we geen partij; het gaat hier om de constatering dat men langs elkaar heen praat, en dat hierop het debat vastloopt. Men vergelijkt appels en peren, en zelfs dat is nog te simpel gezegd wanneer men de diversiteit van alternatieve geneeskunde meerekent. We vergelijken dus eigenlijk appels met peren, druiven, sinaasappels, mango’s – een hele fruitmand. Er is dus wel onderscheid tussen al die verschillende geneeskundes, maar een algemeen onderscheid tussen “alternatief†en “regulier†is een oversimplificatie.
Maar betekent dit dat al deze geneeskundes onverenigbaar zijn? Maakt complementaire geneeskunde eigenlijk wel een kans? Er zijn mogelijkheden. In zijn studie over Kuhn en Semmelweis noemt Donald Gillies dat paradigmawisselingen in de medische wereld ingewikkelder zijn dan in de natuurwetenschappen, welke Kuhn voornamelijk in gedachte had (173). Gillies legt uit dat er in de medische wetenschap ruimte is voor meerdere paradigma’s om naast elkaar te bestaan. The Germ Theory of Disease van Pasteur, bijvoorbeeld – het paradigma waar Semmelweis in had gepast – is niet allesomvattend: kanker wordt er niet door verklaard (173). Het onderzoek naar en het behandelen van kanker werkt dus vanuit een ander referentiekader dan het onderzoek naar infecties. En denk eens aan psychotherapie en het onderzoek naar mentale stoornissen – dat is weer heel anders. De “reguliere†medische wetenschap staat op die manier bol van “alternatievenâ€. Dit biedt hoop voor complementaire geneeskunde. En er is zeker behoefte aan nieuwe perspectieven binnen de huidige medische wetenschap: bacteriën worden bijvoorbeeld langzaam maar zeker resistent tegen antibiotica – toch wel een stock-in-trade van de reguliere geneeskunde – wat vereist dat we nieuwe geneesmiddelen vinden. Het laten verdwijnen van de fictieve strakke lijn tussen “alternatief†en “regulier†en ruimte maken voor “complementair†heeft dus zin.
Samengevat: op theoretisch niveau spreekt men in het debat over alternatieve geneeskunde langs elkaar heen vanwege paradigmatische verschillen. Het zou echter productief zijn die afstand te overbruggen; het zou kunnen leiden tot broodnodige nieuwe inzichten bij het tackelen van de problemen waarmee de geneeskunde tegenwoordig wordt geconfronteerd.
4. Conclusie

Als kwestie van discours zijn er meerdere problemen met het onderscheid tussen “alternatief†en “regulierâ€. Ten eerste valt onder de algemene noemer “alternatief†een breed en divers scala van medische systemen, die vaak weinig met elkaar gemeen hebben, en soms zelfs meer gemeen hebben met reguliere geneeskunde dan met ander vormen van alternatieve geneeskunde. De term “alternatief†dekt dus een te grote, te heterogene lading; er is niet één alternatieve geneeskunde. Daarnaast zijn “alternatief†en “regulier†relatieve, tijd- en paradigmagebonden begrippen. Wat vandaag alternatief is, is morgen regulier, en omgekeerd – de harde scheiding tussen de twee is dus moeilijk houdbaar. Erger nog, de dichotomie leidt tot een vals dilemma – “alternatief†en “regulier†staan helemaal niet haaks op elkaar, maar zijn prima te verenigen wanneer we het in plaats van alternatieve geneeskunde over complementaire geneeskunde hebben. In het theoretische debat praat men langs elkaar heen omdat men redeneert vanuit verschillende paradigma’s – en men vergelijkt niet alleen appels en peren, maar eigenlijk hele fruitmanden. Dit hoeft geen obstakel te zijn: in de medische wetenschap bestaan er al verschillende theoretische referentiekaders naast elkaar. De praktische werkzaamheid van specifieke alternatieve systemen is een ander probleem, maar als discourskwestie is het onderscheid tussen “alternatief†en “regulier†moeilijk houdbaar en weinig zinvol. Wat wel zin heeft is verschillende geneeskundes elkaar te laten aanvullen en zo met gebundelde krachten de medische uitdagingen van onze tijd aan te gaan. Appels en peren zijn allebei fruit, en alternatief en regulier zijn allebei geneeskunde. Het doel van de geneeskunde is mensen beter maken, niet kibbelen over theorie.
Bronnen
Gillies, D. “Hempelian and Kuhnian approaches in the philosophy of medicine: the Semmelweis case.†Studies in History and Philosophy of Science Part C: Studies in History and Philosophy of Biological and Biomedical Sciences. Vol 36, Iss 1 (maart 2005), pp. 159 – 181. Web.
Kuhn, Thomas S. The Structure of Scientific Revolutions. Chicago: the University of Chicago Press 1996 [orig. 1962]. Print.
Persson, Johannes. “Semmelweis’s methodology from the modern stand-point: intervention studies and causal ontology.â€Studies in History and Philosophy of Science Part C: History and Philosophy of Biological and Biomedical Sciences. Vol 40, Iss 3 (september 2009), pp. 204-209. Web.
Semmelweis, I. The etiology, concept, and prophylaxis of childbed fever (Vert. K. Codell Carter) Madison, WI: University of Wisconsin Press 1983 [orig. 1861]. Print.