De (On)Zin van Alternatieve Geneeskunde deel 1/2

Dit artikel is geschreven door gastauteur Peter Snijders.

 

1. Inleiding
Op de cover van de bètacanon van Fokke en Sukke stond een geweldige strip: Fokke en Sukke, gehuld in labjassen, staan naast een tafel waarop Sukke zojuist een geslaagde scheikundige proef heeft gedaan. Fokke kijkt er kritisch naar en zegt, ‘Zeer indrukwekkend, collega… maar werkt het ook in theorie?’
Het debat rond de effectiviteit van alternatieve geneeskunde is niet zonder scherpe randjes, om het even mild uit te drukken. Bij grote delen van het “reguliere” medisch-wetenschappelijke establishment druipt de scepsis ervan af – kwakzalverij, zo luidt de beschuldiging – terwijl delen van de “alternatieve” gemeenschap het establishment ervan betichten de pion van de farmaceutische industrie te zijn. De praktische werking van alternatieve geneeskunde wordt gedisputeerd, waarbij beide partijen met “objectief” statistisch bewijs komen. Bij het debat over theoretische werking praat men langs elkaar heen. De discussie is een mijnenveld van conflicterend bewijs, onduidelijkheid en onbegrip. In dit artikel zetten we de gebruikelijke medisch-wetenschappelijke bril af en benaderen eens de kwestie vanuit het perspectief van de geesteswetenschappen. Daarbij richten we ons hier op de volgende vraag: in hoeverre is het onderscheid tussen “alternatief” en “regulier” überhaupt zinvol?
We bekijken de kwestie dus vooral als discoursprobleem, maar praktische integratie zal ook aan bod komen. We vellen geen oordeel over het al dan niet “werken” van alternatieve geneeskunde, maar zoeken uit of er wel zoiets is als alternatieve geneeskunde.

Bron afbeelding: Wikipedia

2. Een kwestie van definitie
De termen “alternatief” en “regulier” zijn lang niet zo onproblematisch als ze misschien lijken. In wezen zijn er drie problemen: ten eerste, de onjuiste generalisatie achter het woord “alternatief”; ten tweede, de relatieve aard van de termen, en ten derde het valse dilemma waarvoor ze men stellen.

2.1 Onjuiste generalisatie
“Alternatieve geneeskunde” is een soort allesomvattende term voor alle vormen van geneeskunde die afwijken van de methodes en/of de theoretische grondslag van “reguliere” Westerse geneeskunde. In de praktijk komt dit tegenwoordig neer op een heleboel dingen – homeopathie, acupunctuur, chiropractie, osteopathie, Reiki, T-touch, Traditional Chinese Medicine (waar acupunctuur eigenlijk onder valt), kruiden, bloesem remedies, naturopathie, en meer – die allemaal onder de algemene noemer van “alternatieve geneeskunde” vallen. Veel van de bovengenoemde medische systemen verschillen echter van elkaar als dag en nacht: je kunt chiropractie niet over één kam scheren met Reiki of T-touch; ze verschillen wezenlijk van elkaar in hun visie op het menselijke lichaam en de oorsprong van ziekte. Verborgen achter de algemene noemer schuilt het gevaar van de onterechte generalisatie. Nog een voorbeeld: waarom zou je kruiden onder dezelfde noemer zetten als chiropractie? Het gebruik van geneeskrachtige kruiden heeft qua methode en achterliggende theorie veel meer gemeen met reguliere ‘pillen’. Zou het niet logischer zijn om die twee dan onder één noemer te vatten? Dit probleem komt ook terug bij de geloofwaardigheidkwestie: Traditional Chinese Medicine (TCM) – waar centrale opleidingen en peer-reviewde wetenschappelijke vaktijdschriften voor bestaan – zal voor veel wetenschappers makkelijker te accepteren zijn dan het meer spirituele Reiki. Waarom zou men dan proberen een oordeel te vellen over alternatieve geneeskunde in het algemeen? Voor sceptici is het misschien verleidelijk om alle alternatieve geneeskunde af te doen als “één pot nat”, maar dat getuigt niet bepaald van wetenschappelijke professionaliteit of betrokkenheid, en komt de geloofwaardigheid van de scepticus niet ten goede. De term “alternatieve geneeskunde” is lang niet zo onproblematisch als vaak impliciet wordt aangenomen.

2.2 Aard van de begrippen
Het tweede probleem dat een zinvolle scheiding van “alternatief” en “regulier” in de weg staat is de relatieve aard van de begrippen. Simpel gezegd: wat vandaag alternatief is, kan morgen regulier zijn, en omgekeerd. Dit heeft te maken met paradigmawisselingen, waar we in de volgende paragraaf op terugkomen. Hier volstaat een indringend historisch voorbeeld: het verhaal van dr. Semmelweis.

In 1846 kreeg de Hongaarse arts Ignaz Semmelweis de leiding over een obstetrische kliniek in het Generale Ziekenhuis van Wenen. Deze kliniek was één van twee klinieken in het ziekenhuis die arme, underprivileged vrouwen gratis hulp boden bij bevallingen. Beide klinieken hadden te maken met de dodelijke ziekte kraamvrouwenkoorts, maar het sterftecijfer van de kliniek van Semmelweis lag beduidend hoger (fluctuerend tussen 7% en 16%; dat van de tweede kliniek zat tussen de 2% en de 8% (Semmelweis 131)). Wanhopig vroeg Semmelweis zich af waar die sterfte toch vandaan kwam – het enige verschil was dat zijn kliniek bemand werd door artsen en artsen in opleiding, terwijl de tweede kliniek verzorgd werd door vroedvrouwen. De doorbraak kwam toen een collega van Semmelweis, dr. Kolletschka, overleed aan symptomen identiek aan die van kraamvrouwenkoorts nadat hij geprikt was door een mes dat werd gebruikt bij een autopsie (Gillies 164). Er ging een lichtje branden bij Semmelweis: artsen – en vooral artsen in opleiding – werkten veel met lijken. Wat als zij nou een soort “kadaverdeeltjes” aan hun handen hadden die de ziekte veroorzaakte (Semmelweis 91)? De dokter nam de proef op de som en liet al zijn artsen voortaan hun handen wassen in chloorkalkwater. Het werkte – het sterftecijfer nam drastisch af (92).

Semmelweis. Bron afbeelding: Wikipedia

Nu komen we bij de crux van het verhaal: Semmelweis publiceerde zijn bevindingen en kreeg te maken met hevige scepsis. Kraamvrouwenkoorts, zo was het heersende “reguliere” beeld, werd veroorzaakt door miasma (“slechte lucht”). De bevindingen van Semmelweis werden letterlijk afgedaan als ‘onwetenschappelijk’ (Gillies 179); ze hadden geen adequate theoretische basis (Gillies 169-171; Carter 2005). Als we “alternatieve geneeskunde” definiëren als alle vormen van geneeskunde die afwijken van de methodes en/of de theoretische grondslag van “reguliere” geneeskunde, dan was Semmelweis absoluut “alternatief”. Vandaag de dag is zijn “alternatieve” behandeling – je handen wassen tussen een autopsie en een bevalling – echter buitengewoon “regulier”. “Alternatief” en “regulier” zijn dus relatieve begrippen die met de tijd – en paradigma’s – veranderen. Zo absoluut is de scheiding tussen de twee dus niet.

2.3 Vals dilemma
Tot nu toe hebben we gezien dat “alternatief” en “regulier” relatieve begrippen zijn, en dat de huidige invulling van “alternatief” problematisch is. Maar er is nog een probleem: de dichotomie tussen “alternatief” en “regulier” is een vals dilemma. De twee staan helemaal niet haaks op elkaar, zoals het discours suggereert – ze kunnen elkaar prima aanvullen. Men gebruikt hiervoor veelal de term “complementaire geneeskunde”; deze term suggereert samenwerking tussen de geneeskundes en is daarmee veel positiever. Een dergelijke aanpassing van het discours is belangrijke stap op de weg naar een nieuw medisch paradigma.

Samengevat: de scheiding tussen “alternatief” en “regulier” stuit op drie problemen – de problematische algemeenheid van de term “alternatief” in moderne context, de relatieve, paradigmagebonden aard van “alternatief” en “regulier”, en het valse dilemma dat een productieve complementaire geneeskunde in de weg staat. Maar zijn de verschillende geneeskundige systemen überhaupt wel verzoenbaar wanneer ze verschillende paradigma’s vertegenwoordigen?

Meer over deze kwestie in deel 2.

 

Bronnen

Gillies, D. “Hempelian and Kuhnian approaches in the philosophy of medicine: the Semmelweis case.” Studies in History and Philosophy of Science Part C: Studies in History and Philosophy of Biological and Biomedical Sciences. Vol 36, Iss 1 (maart 2005), pp. 159 – 181. Web.

Kuhn, Thomas S. The Structure of Scientific Revolutions. Chicago: the University of Chicago Press 1996 [orig. 1962]. Print.

Persson, Johannes. “Semmelweis’s methodology from the modern stand-point: intervention studies and causal ontology.” Studies in History and Philosophy of Science Part C: History and Philosophy of Biological and Biomedical Sciences. Vol 40, Iss 3 (september 2009), pp. 204-209. Web.

Semmelweis, I. The etiology, concept, and prophylaxis of childbed fever (Vert. K. Codell Carter) Madison, WI: University of Wisconsin Press 1983 [orig. 1861]. Print.

8 gedachten over “De (On)Zin van Alternatieve Geneeskunde deel 1/2”

  1. Wat het Semmelweis voorbeeld meer benadrukt is de arrogantie van de zittende elite, iets wat van alle tijden is. In arrogantie en gemakzucht waren de hoge heren doctoren niet bereid naar alternatieven voor de door hen gewende handelswijzes te kijken.

    voor zo ver ik weet onderzoekt men tegenwoordig wel degelijk kritisch “alternatieve” behandelswijzes, hetgeen echter nauwelijks werkbaar resultaat oplevert.

    1. TCM? is dat niet de praktijk waar o.a. berengal en tijgerpenis wordt gebruikt?
      niet zozeer vanwege de bestanddelen die men aan zou treffen, maar eerder door de geassocieerde eigenschappen, volgens mij even werkzaam als het ingestraalde water van de homeopathie.
      maar voor dat laatste wordt tenminste geen beer of tijger gedood.

  2. Wat mij betreft zou de definitie van reguliere geneeskunde moeten zijn, ‘alles wat aantoonbaar een positief effect heeft’. Begrijpen waarom iets werkt is erg leuk en nuttig, maar uiteindelijk secundair. Zolang het bewijs te tegenstrijdig is, is het nog alternatief.

  3. Kort geleden was er op TV weer eens een mooi voorbeeld van moderne oplichterij: het fameuze Oscillococcinum verhaal. Als er een duidelijker voorbeeld is hoor ik het graag maar wat mij nog het meest verbijsterende was de arrogantie van de maker van dit spul. Het was letterlijk: je moet maar geloven in ons en alles komt goed, maar je mag niets vragen, zien of objectieve tests ter sprake laten komen. En o wee als je aan ons openlijk betwijfeld, want dan loopt het niet goed met je af. Doet me toch echt denken aan de middeleeuwse geloofsbelijdenis.
    En bijna altijd worden moderne, op solide metenschappelijke gebaseerde, methoden afgedaan als halve bewijzen terwijl dezelde mensen het wel heel normaal vinden die methoden blind te geloven als het om (bijvoorbeeld) satelliettelefoons, auto’s, koffiezetapparaten en talloze andere zaken gaat.

  4. In plaats van het woord ‘alternatieve geneeswijzen’ kunnen ze het beter ‘natuurlijke geneeswijzen’ noemen. Mirre Bots gaf in ‘Weleda Berichten’ eens dit overzichtje van Oosterse geneeswijzen, met een heel andere, meer holistische visie op gezondheid dan in het westen.

    * In de Chinese geneeskunde gaat men er vanuit dat alles energie is en voortdurend in beweging. Gezondheid is dan ook een dynamisch proces, zoals alles in het leven, en aan verandering onderhevig. Men denkt niet in oorzaak en gevolg, dus een klacht of verschijnsel kan ook niet zo maar weggenomen worden. Lichamelijke klachten worden altijd gezien in het grotere geheel en kunnen met van alles samen hangen: emoties, weersomstandigheden, het jaargetijde, voedsel. De behandeling is er vooral op gericht om een nieuw energetisch evenwicht tot stand te brengen.

    * De belangrijkste Tibetaanse visie op gezondheid is dat het lichaam de projectie is van onze geestestoestand. Door ons daarop te richten en onder andere door meditatie onze geest tot rust te brengen, kunnen we ons gedrag veranderen. Dat heeft invloed op ons lichamelijk welbevinden. Maar daarvoor zal soms ook ons voedingspatroon moeten veranderen, al of niet met ondersteuning van diverse kruidencombinaties. In hun visie behoort een goede arts kennis en een diepgaand begrip te hebben van zowel het lichaam als de geest.

    * Aryuveda is een Indiase gezondheidsleer die ruim tweeduizend jaar oud is. Letterlijk betekent het: leer van het leven. Niets bestaat geïsoleerd. Ook de mens staat niet los van zijn omgeving, maar maakt daar deel van uit. Alles waarmee hij te maken heeft: familie, werk, relaties, voeding, heeft een effect op zijn gevoel van welbevinden. Een gezond mens leeft in harmonie met de schepping en is zelf in staat om zijn gezondheid te bewaren en te verbeteren. Daarin staan hem drie energetische krachten ter beschikking: de kracht van beweging (vata), structuur (kapha) en transformatie (pitta), waarvan alle levensvormen doortrokken zijn. Ieder mens heeft bij zijn geboorte een unieke mix van deze drie krachten, die hem ook zijn karakteristieke uiterlijk en eigenschappen geeft. Deze unieke mix kan door allerlei invloeden verstoord raken, maar met practische levensadviezen en middelen ook weer in evenwicht worden gebracht, zodat de persoon kan zijn wie hij is.

    Als besluit: in onze cultuur staan we misschien (nog) ver af van een diepgaande kennis en begrip van zowel lichaam als geest, maar de idee dat de mens niet op zichzelf staat en dat gezondheid meer is dan een gezond lichaam, wint terrein. Misschien groeien we mede door de globalisering en toenemende invloed van gezondheidsopvattingen uit andere culturen wel toe naar een visie op gezondheid die lichaam, geest en ziel omvat.

    Hier in het westen kennen we als natuurlijke methoden aanwijzingen op het gebied van voedingsadviezen, baden en wikkels tot het gebruik van homeopathische en antroposofische geneesmiddelen. Overigens worden hierbij de gangbare (allopathische) geneesmiddelen niet principieel afgewezen. Maar ze heffen de stoornissen vaak tijdelijk op en moeten daarom herhaald of constant gebruikt worden. De werkzaamheid van de meeste van deze preparaten berust erop dat een bepaalde stof zodanig in het organisme ingrijpt dat het symptoom, de uitingsvorm van de ziekte, verdwijnt, het kan echter ook zijn dat een zwakke of ontbrekende functie simpelweg wordt overgenomen.
    Werkelijke genezing houdt in dat de ziekte wordt overwonnen. Het doel is een ziekelijke reactie niet te onderdrukken, maar op te lossen. Daarom worden de symptomen niet rechtstreeks benaderd, maar wordt steeds het hele organisme met zijn zelfgenezingskrachten aangesproken.
    In de Antroposofie, waar Rudolf Steiner de grondlegger van is, wordt de mens beschouwd naar lichaam, ziel en geest en in relatie met de natuur. Natuurlijke geneesmiddelen worden in de eerste plaats gewonnen uit het plantenrijk, dat sinds mensenheugenis wordt beschouwd als de bron van natuurlijke geneeskracht. In veel gevallen worden van deze natuurlijke grondstoffen homeopathische potenties bereid. Het Similia-principe; het gelijke wordt door het gelijkende genezen, vormt de grondslag van de homeopathie. Bij de bereiding van antroposofische geneesmiddelen speelt het homeopathische procèdè (potentiëren) vaak een rol. De overkoepelende gezichtspunten echter, zowel bij de ontwikkeling en de bereiding van deze geneesmiddelen als bij de verstrekking ervan, worden ontleend aan de antroposofische visie op mens en natuur.
    Exacte kennis van de geneesmiddelbeelden is een vereiste, het juiste voorschrift vergt kennis, inzicht en ervaring. Homeopathische en Antroposofische artsen hebben eerst een reguliere artsenopleiding gevolgd en zich daarna gespecialiseerd.

    Een goede ziektekostenverzekering is de collectieve Antroposanapolis van de Amersfoortse Verzekeringen, een goede objectieve website voor complementaire geneeskunde is het IOCOB.
    Een behandeling voor kanker, waarbij Iscador® en Iscusin® worden toegepast, heeft overigens goede referenties.

  5. er kan veel gezegd worden over de huidige farmaceutica .
    Maar in een geval van ebola oid is ieder hoop op de farmaceutica gericht.
    Ik zou graag de eerste die van een virale infectie genezen is door rozenblaadjes graag willen ontmoeten

Laat een reactie achter