Gastauteur

Artikelen die ons door anderen worden toegezonden, of die wij met toestemming van anderen hebben overgenomen, worden onder Gastauteur geplaatst.

Dit voedsel met een lage glycemische index voorkomt, resp. vermindert diabetes type 2. Bron: Ted Eytan via Flickr

Diabetes type 2 in veel gevallen omkeerbaar

Bestaat er een natuurlijke manier om veel diabetes type 2 gevallen te genezen? Ja, blijkt steeds duidelijker uit nieuw wetenschappelijk onderzoek. Hoe werkt deze natuurlijke methode?

Recente studies laten zien dat diabetes type 2 omkeerbaar is (bron, bron). Dit geldt overigens alleen voor diabetes type 2. Diabetes type 1 heeft een hele andere oorzaak en is vooralsnog niet te genezen.

Diabetes type 2 is niet te genezen in de zin dat je er voorgoed vanaf kan raken. Maar de ziekteverschijnselen van diabetes type 2 kunnen wel in remissie worden gebracht.

Indien men terugvalt in het eten van teveel geraffineerde suikers en koolhydraten zullen de klachten weer terugkomen. Maar zolang men de leefstijl aanpast, blijven de ziekteverschijnselen in remissie. Hoe dat kan, lees je in dit artikel.

Voedsel met een lage glycemische index voorkomt, resp. vermindert diabetes type 2. Bron: Harvard University
Voedsel met een lage glycemische index voorkomt, resp. vermindert diabetes type 2. Bron: Harvard University

Oorzaak van diabetes type 2

Diabetes type 2 kan worden omgekeerd door op de eerste plaats de oorzaak weg te nemen.

Nu is de precieze oorzaak van diabetes type 2 niet bekend maar er is wel een correlatie met voeding. Er is een duidelijke correlatie tussen het gebruik van suiker en diabetes type 2 (bron).

Daarnaast verhogen leefstijl factoren zoals roken, weinig beweging en drank het risico op diabetes type 2. Deze leefstijl factoren verergeren de ziekte indien deze eenmaal is opgelopen.

Bij diabetes type 2 is het lichaam ongevoelig voor insuline geworden. Insuline zorgt ervoor dat het glucose uit het bloed door de lichaamscellen kan worden opgenomen. Door de insulineresistentie gebeurt dit niet meer goed waardoor de bloedglucose te hoog wordt. Deze hoge bloedglucose is overigens de oorzaak van het ontstaan van complicaties.

Diabetes type 2 omkeren

Er zijn veel kleine dingen welke men kan doen om diabetes type 2 om te keren maar één ding steekt daar toch wel met kop en schouders bovenuit.

Het belangrijkste wat men kan doen is zorgen voor een gezond gewicht. Voor een goede bloedglucose is een gezond gewicht zelfs effectiever dan medicijnen (bron).

Het grootste probleem van overgewicht is dat vet vaak rondom de organen wordt opgeslagen. Dit wordt visceraal vet genoemd.

Overtollig visceraal vet verhoogt de insulineweerstand. Tevens worden hierdoor de inflammatiewaarden in het bloed verhoogd (bron, bron, bron, bron).

Mensen welke niet dik zijn maar wel een buikje hebben kunnen ook te veel visceraal vet hebben. Artsen kijken tegenwoordig dan ook steeds vaker naar de buikomtrek in plaats van alleen maar de weegschaal. Voor mannen wordt een maximale buikomvang van 94 cm aangehouden en voor vrouwen wordt 80 cm aangehouden.

Het ideale dieet voor mensen met diabetes type 2 is een koolhydraatarm dieet (bron, bron, bron, bron, bron, bron).  Koolhydraatarme diëten zijn vele malen effectiever dan vetarme diëten en beter vol te houden (bron, bron).

Bij mensen met diabetes type 2 is de alvleesklier uitgeput. Diabetes type 2 begint met prediabetes, een fase waarin het lichaam steeds ongevoeliger wordt voor insuline. Hierdoor moet de alvleesklier steeds meer insuline aanmaken waarna deze uitgeput raakt.

Door koolhydraatarm te gaan eten wordt er minder glucose aan het bloed afgegeven waardoor de alvleesklier tot rust kan komen en gelegenheid krijgt om te herstellen.

Een type koolhydraten zijn juist weer erg belangrijk als je diabetes type 2 wilt omkeren. Dit zijn de koolhydraten welke niet verteerd worden: de voedingsvezels.

Voedingsvezels houden de bloedglucose en insulinewaarden laag (bron, bron, bron).

Je hebt twee type voedingsvezels: oplosbare en onoplosbare. Door onoplosbare voedingsvezels te eten stijgt de bloedglucose minder (bron) terwijl oplosbare er voor zorgen dat de bloedglucose meer geleidelijk stijgt (bron).

Om diabetes type 2 te kunnen omkeren is het van groot belang dat de bloedglucose zo stabiel mogelijk gehouden wordt. Een aantal kruiden kunnen daarbij van grote toegevoegde waarden zijn.

Eén van deze kruiden heeft iedereen wel in zijn keukenkastje staan: kaneel.

Wat kaneel doet is het imiteren van de effecten van insuline waardoor het de opname van glucose uit het bloed bevorderd. Hiermee wordt voorkomen dat de bloedglucose ver stijgt na de maaltijd wat helpt om de bloedglucose stabiel te houden (bron).

De effecten van kaneel op de bloedglucose zijn uitvoerig onderzocht en het blijkt dat kaneel de bloedglucose tot wel 29% kunt verlagen (bron, bron, bron).

Een kruid uit de Chinese geneeskunde blijkt ook erg goed de bloedglucose te kunnen verlagen. Dit is het kruid berberine welke als supplement verkrijgbaar is (bron, bron, bron).

Berberine is zo krachtig in het omlaag brengen van de bloedglucose dat het effectiever is dan de meeste medicijnen welke voor dit doel ontwikkeld zijn (bron, bron). Berberine kan wel de werking van bepaalde medicijnen beïnvloeden, raadpleeg daarom altijd eerst je apotheek voordat je dit kruid gaat gebruiken.

De werking van zwarte komijn is onderzocht bij mensen met diabetes. Het bleek de bloedglucose te verlagen (bron, bron, bron, bron). En als bonus biedt zwarte komijn bescherming tegen veel voorkomende complicaties van diabetes (bron, bron, bron, bron).

Belangrijker dan die dingen die je kunt nemen zijn de dingen welke je niet moet nemen om diabetes type 2 om te keren.

Om te beginnen moet je niet roken en kan je beter helemaal geen alcohol drinken.

Dingen welke je niet moet eten om diabetes type 2 om te keren zijn geraffineerde suikers en koolhydraten en transvetten.

Het probleem van geraffineerde suikers en koolhydraten is dat deze enorm snel de bloedsuikerspiegel laten stijgen waardoor er een piek ontstaat. Dit belast de alvleesklier in hoge mate en de hoge bloedsuikers kunnen schade aanrichten waardoor complicaties kunnen ontstaan.

Vaak wordt ten onrechte gedacht dat hierdoor ook geen fruit meer is toegestaan vanwege de vruchtsuikers. Fruit heeft echter een heel ander effect op de bloedsuikers dan geraffineerde suikers. Dit komt omdat de suikers dankzij de voedingsvezels van de vrucht langzaam worden afgegeven.

Vruchtensappen zijn een ander verhaal. Deze zijn net zo slecht als frisdranken voor de bloedglucose. Dit omdat de vezels hier uit zijn gehaald waardoor de suikers snel worden opgenomen.

Frisdranken verergeren de insuline resistentie (bron, bron) en zullen daarom vermeden moeten worden. Alternatieven zijn water, groene thee of zwarte koffie.

Dat light frisdranken welke gezoet zijn met zoetstoffen gedronken kunnen worden is ook een misvatting. Light frisdranken hebben ook een negatief effect op de bloedglucose en insuline (bron).

Andere belangrijke aspecten van diabetes type 2 omkeren zijn de juiste vetzuren, eiwitten en mineralen. Je leest in dit artikel op happyhealthy.nl van A tot Z hoe diabetes type 2 omgekeerd kan worden.

Het verhaal van de brugwachter

Uit onbekende bron circuleert dit klassieke tekstje, dat de dolgedraaide managementcultuur puntig op de hak neemt.

Er werd een brug gebouwd. Daarop werd een brugwachter in dienst gesteld. Aangezien deze wakkere borst betaald moest worden, werd een kassier in dienst genomen. Op de kassier volgde een boekhouder en die had op zijn beurt een typiste nodig.Het verhaal van de brugwachter - management-kleur

Toen moest er leiding komen, dus benoemde men een chef. Maar aangezien je een chef niet in zijn eentje kunt laten aanmodderen, werd er een hogere chef aangesteld en die kreeg weer een hoofdambtenaar boven zich.

Daarop volgde de benoeming van een directeur die na korte tijd een directie-assistent nodig had. Toen was alles zo ingewikkeld geworden, dat er een raad van bestuur in het leven werd geroepen.

Deze besloot, dat er drastisch bezuinigd moest worden, waarop de brugwachter werd ontslagen.

(bron onbekend).

De toekomst van geur

Dit artikel is geschreven door Gwenda.

Heb je deze geurcombinatie al gedeeld?
rose-177955_640Vaak staan we er niet bij stil hoeveel geur onze stemming beïnvloed. Geur maakt je verliefd, geur laat ons ontspannen, het kan koopkracht creëren, of het laat de aantrekkingskracht tussen een man en een vrouw per direct doen verdwijnen.

Geurcommunicatie, wat houdt dit nu eigenlijk in? Kort gezegd komt het neer op communiceren met geuren om bepaalde emoties op te wekken of om gedrag te beïnvloeden.

Mijn naam is Gwenda, een 24-jarige commerciële communicatie student die zaken net iets anders wil aanpakken. Ik heb een liefde voor geur, met name het gedrag wat geur kan veroorzaken vind ik fascinerend.Omdat ik nieuwsgierig ben en omdat ik denk dat de toekomst van de geurcommunicatie belangrijke ontwikkelingen gaat vertonen, wilde ik mij met mijn thesis richten op de toekomst van geurcommunicatie.

Geur een sociaal instrument?
Er is in 1999 een filmpje gemaakt, waarbij mensen op straat gevraagd werd of ze de mobiele telefoon nodig vonden. Velen antwoordden dat ze het een overbodig luxe vonden. Inmiddels is de mobiele telefoon niet weg te denken uit de maatschappij. Voor mijn thesis wil ik de vraag beantwoorden of geurcommunicatie kan uitgroeien tot een sociaal instrument.

Stel je voor: we hebben een geurtoren met veertig basisgeuren waar we online, via een mobiele applicatie of ander besturingssysteem onze favoriete geur samenstellen. De mogelijkheden zijn eindeloos en voor iedereen beschikbaar. Zullen we later, naast onze stereotoren, een geurtoren in huis hebben? Zullen we geuren delen en het als sociaal middel gebruiken, zoals we nu muziek delen via Spotify of social media? Of denkt u juist het tegenovergestelde? Misschien staat de samenleving hier (nog) niet voor open. Door middel van dit artikel wil ik u naar uw mening vragen. Wat zijn uw gedachten, als visionaire, over de toekomst van geurcommunicatie?

Geurcommunicatie
Verschillende meningen over de toekomst van geurcommunicatie heb ik al gekregen, maar deze heb ik ontvangen van experts die zich met geurcommunicatie en/of geurmarketing bezig houden. Om mijn thesis kracht bij te zetten ben ik opzoek naar meningen en visies van mensen zonder ervaring met geurcommunicatie.Zal geurcommunicatie een ‘booming business’ worden, of zal het over waaien? Ik ben erg nieuwsgiering naar uw ongecensureerde mening. U kunt reageren op dit artikel, of via Facebook of Twitter.

Ík ga graag met u in gesprek. Voor meer informatie of vragen kunt u mij e-mailen naar gv.miog@gmail.com . Als u meer wilt weten over geurtrends of geurontwikkelingen, kunt u mij volgen op Twitter: @GwendaMiog .

De Hubble ruimtetelescoop

Hubble en de huidige leeftijd van het heelal

Dit artikel is geschreven door Anton Hurkmans en geredigeerd door Niek. Anton wordt binnenkort 88 jaar en loopt inmiddels al jaren met deze vragen rond. Hij is op zoek naar antwoorden of naar erkenning van deze problemen.

Ik zit met een paar vragen waar niemand me tot nu toe een fatsoenlijk antwoord op heeft kunnen geven. Daarom wil ik deze vragen delen in de hoop dat iemand mij kan vertellen hoe het zit, waar ik precies een fout maak en waarom, of dat het goed is en dat er een grove denkfout gemaakt is en we ons denken over het ontstaan van het heelal moeten aanpassen.

Enkele berekeningen
De meest gangbare opvatting over het ontstaan en verdere ontwikkeling van het heelal is dat het begon met de Big Bang waarbij materie met grote snelheid de ruimte in werd geslingerd. De zwaartekracht van het heelal zelf zorgde ervoor dat de vluchtsnelheid van de materie steeds verder afnam. Newton heeft het effect van deze zwaartekracht in een formule ondergebracht en wel:

F = G * m1 * m2 / r²

Waarin F de zwaartekracht is tussen twee massa’s (in Newton), G de gravitatieconstante met een waarde van 6,67 * 10-11 m³/(kg*sec²),  m1 en m2 de betreffende massa’s en  r de afstand is tussen deze massa’s.

Voor de kracht tussen het heelal en de wegvluchtende materie (zoals een sterrenstelsel) moet men voor m1 de massa van het heelal invullen en voor m2 de massa van het wegvluchtende stelsel. Zowel het heelal als het wegvluchtende stelsel ondervinden de zwaartekracht F. Voor het wegvluchtende stelsel geldt F = m2 * a zodat:

m2 * a = G * m1 * m2 / r².

Hieruit volgt dat de vertraging a van het wegvluchtend stelsel ten gevolge van de zwaartekracht a = G * m1 / r² bedraagt.

Uitgaande van een massa m1 en de beginsnelheid van m2 zou hieruit de snelheid berekend kunnen worden over het gehele traject van de wegvluchtende materie dus ook of en wanneer de wegvluchtende materie tot stilstand komt.

De Hubble ruimtetelescoop
De Hubble ruimtetelescoop

Conseqenties Hubble constante
Hubble heeft de afstanden gemeten van sterren en sterrenstelsels en de vluchtsnelheden van die objecten. Hij vond dat hoe verder een sterrenstelsel van ons vandaan stond, hoe groter de vluchtsnelheid ervan was gemeten via de roodverschuiving van dat stelsel. Zijn eerste (redelijke) conclusie was dat hoe verder weg een stelsel zich bevond hoe groter de vluchtsnelheid was. Dat was immers wat hij gemeten had!

Een min of meer vanzelf sprekende conclusie was  dat dus het heelal met een steeds groter wordende vluchtsnelheid uitdijdt. Dit vloekt tegen alles in!

Waar zou al die energie vandaan moeten komen om die verre stelsels te versnellen tegen de zwaartekracht van het heelal in?

Vergeten was de tijd die nodig was voor de informatie van die verre stelsels naar ons te komen. Die tijd is namelijk verleden tijd in de richting van de Big Bang. Hoe verder weg het stelsel door ons gezien wordt hoe dichter het bij de oorsprong van het heelal staat en dan het logisch dat zo dicht bij de Big Bang ook hoge(re) vluchtsnelheden gemeten worden. De zwaartekracht van het heelal zorgt er dan voor dat de vluchtsnelheid van de uitgestoten materie met de tijd afneemt. Het is dan het omgekeerde van de bovenstaande conclusie dat het heelal met verhoogde snelheid uitdijt.

Hubble heeft gevonden dat de snelheid van de wegvluchtende materie toenam met 75 km/sec over elke Mpc afgelegde afstand. Hij onderzocht de resultaten op correlaties en vond een snelheidstoename van 75 km/sec tijdens de afgelegde weg van 1 Mps van de wegvluchtende stelsels. Dit werd de constante van Hubble genoemd. De vertraging door de zwaartekracht van het heelal leidt tot een afnemende vluchtsnelheid. Een afgeleide van de vertragingsformule zou moeten leiden tot een constante snelheidsafname per afgelegde weg en die is dan gelijk aan de Hubble constante!

Dit geeft de mogelijkheid om:

  • De massa van het heelal rechtstreeks te berekenen;
  • Te berekenen of de massa van het heelal voldoende is om de vluchtsnelheid te doen stoppen en zo ja wanneer;
  • De vluchtsnelheid te berekenen op elk willekeurig moment.

De huidige leeftijd van het heelal
Algemeen wordt aangenomen dat de leeftijd van het heelal 13,7 miljard jaar bedraagt. Hoe ze aan dat getal komen weet ik niet maar het lijkt me zeer onwaarschijnlijk. De verst gemeten afstand van een sterrenstelsel bedraagt ongeveer 10 miljard lichtjaar en deze afstand zou dit stelsel in 13,7 miljard jaar hebben afgelegd? Dat moet dan met bijna de lichtsnelheid zijn gebeurd! Dat gelooft niemand. De leeftijd van het heelal moet aanzienlijk meer zijn dan de genoemde 13,7 miljard jaar. Mijn schatting is ca 38 miljard jaar.

Kijk eens met een grote telescoop naar een ver stelsel. Ziet dat er uit alsof het met bijna de lichtsnelheid van ons vandaan vliegt? Nee dus. Dat wordt anders als de leeftijd van het heelal aangenomen wordt op bij voorbeeld 38 miljard jaar. Dan heeft dat stelsel er 38 miljard jaar over gedaan om 13,7 miljard lichtjaar af te leggen dus met een beduidend lagere snelheid. Deze snelheid zou weleens dicht bij de gemeten snelheid kunnen liggen.

De laatste tijd is gebleken dat de Hubbleconstante geen constante is maar de neiging heeft om toe te nemen naarmate het beschouwde stelsel verder weg staat. Men vroeg zich af hoe dat nou weer kan. Waar zou nu deze extra energie vandaan moeten komen. U raadt het al. Er werd een geheimzinnige stof verondersteld met een negatieve gravitatie! Laat ik nou altijd gedacht hebben dat een negatieve zwaartekracht niet kon bestaan. Ook dat is uit het bovenstaande te verklaren.

Vlak na de Big Bang bestond het heelal geheel uit straling. Pas na ca. 300.000 jaar werd straling omgezet in materie. Het is aannemelijk dat ten tijde van de omzetting van straling in materie de vluchtsnelheid van de materie gelijk was aan de lichtsnelheid. De stralingsdruk van het nog jonge heelal was enorm groot. Deze stralingsdruk was naar buiten gericht dus tegengesteld aan de massakracht. In het begin was de vluchtsnelheid wellicht groter dan overeenkomt met de Hubbelconstante, wat het toenemen van de Hubbelconstante bij zeer grote afstanden kan verklaren.

[edit Niek: in 2011 is een quasar gemeten op zo’n 13 miljard lichtjaar afstand]

Wetsregels: piekregulering en de last van complexiteit

De laatste jaren is het aantal wetten en regels geëxplodeerd. Steeds meer mensen vragen zich af of dit gewenst is. Ook binnen de rechterlijke macht zelf, die zucht onder de gevolgen van steeds meer, dikwijls conflicterende of dubbelzinnige, rechtsregels, gaan stemmen op om de wildgroei aan wetten en regels aan te pakken. In onderstaand stuk, ons toegezonden door lezer Alexander van Steenberge, een analyse van de problematiek.

De 106 geboden

1. REGELDICHTHEID – Geen maatschappelijk probleem te klein of te groot, of de regelgever laat er zijn licht op schijnen.  Elk maatschappelijk probleem krijgt een papieren antwoord in de vorm van een ronkende rechtsregel.  Zowel op Europees, nationaal, als lokaal niveau lijkt het aantal regelgevende initiatieven exponentieel toe te nemen waarbij de regelgever zich op nieuw terrein waagt en bestaande regels aan de lopende band verandert.  Aangejaagd door economische, sociale en financiële crises, onveiligheid, overlast, dreiging van terrorisme, ecologische rampspoed en steeds complexer wordende samenleving legt de regelgever een rits verplichtingen op waarvan de naleving wordt afgedwongen door strafrechtelijke of administratieve sancties of door administratieve en andere maatregelen.   Dit leidt tot een enorme regeldichtheid.

2. Elk maatschappelijk probleem wordt gereduceerd tot de vaststelling dat er onvoldoende rechtsregels zijn of het sanctioneringsapparaat onvoldoende krachtig is.  â€˜Maar is wetgeving het panacee voor elke maatschappelijke uitdaging?’; ‘Leiden de goede bedoelingen die achter de zoveelste reparatiewet schuilen, tot maatschappelijke vooruitgang?’; en ‘Is de burger gebaat bij een toenemende complexiteit van het recht?’.  Intuïtief voelt men aan dat op deze vragen een negatief antwoord moet worden geformuleerd.  De eerste reden is dat elk wetgevend optreden steeds met een last gepaard gaat, die niet altijd zichtbaar is met het blote oog.  Ten tweede zijn rechtsregels niet in staat om een complexe samenleving van alle onheil te behoeden en kunnen soms zelf aanleiding geven tot ongewenste effecten.  Ten derde is er de kost van complexiteit.  De last van een bijkomende rechtsregel als er al veel rechtsregels zijn, neemt meer dan evenredig toe.    De ironie wil dat hoe meer er wordt geregeld, hoe groter de rechtsonzekerheid en het gevoel van willekeur wordt.  De rechtsonderhorige raakt het overzicht stilaan kwijt.  Gevoelens van machteloosheid, willekeur en vervreemding zijn stilaan zijn deel.  De regelgever heeft voor dit alles te weinig oog bij de opmaak van nieuwe regels.  De regelgever vergeet te vaak dat een stortvloed aan regels een reeks van verborgen kosten met zich meebrengt.

 

De last van rechtsregels

3. INLEIDING – De inwerkingtreding van een nieuwe of gewijzigde rechtsregel wordt steeds vergezeld van een last.  Nieuwe of gewijzigde regels vergen inspanningen van de rechtsonderhorige.  Minimaal bestaat de last uit de tijd die nodig is om zich te vergewissen van de inhoud van deze rechtsregel.  Bijkomende lasten bestaan uit de inperking van de keuzevrijheid van de rechtsonderhorigen alsook uit  de inspanningen die de rechtsonderhorige dient te leveren zijn om zich te conformeren aan de nieuwe verplichtingen.

4. KENMERKEN – De lasten als gevolg van rechtsregels vertonen de volgende kenmerken.  Ze zijn niet louter economisch becijferbaar (a).  Ze kunnen zowel direct als indirect zijn (b).  Ze leiden tot een verlies van doelmatigheid (c).  Ze zijn zichtbaar of verborgen (d) en nemen meer dan evenredig toe naarmate de regelgeving complexer wordt (e).

 

(a) RUIM – De lasten die gepaard gaan met rechtsregels zijn veel ruimer dan een economisch becijferbare geldwaarde.  Deze lasten kunnen vele vormen aannemen.  Het kan bestaan uit het verlies van vrijheid, het minder beschikbaar zijn van tijd, of een toegenomen rechtsonzekerheid bij nieuwe en onduidelijke rechtsregels, etc.

(b) (IN)DIRECT – Nieuwe rechtsregels leiden ook tot indirecte kosten.  Een nieuwe rechtsregel gaat gepaard met de noodzaak om de naleving ervan te controleren en te sanctioneren, wat een bijkomend beslag legt op de werking van een bestuur of rechter.  Om de naleving van deze nieuwe rechtsregels te verzekeren, zullen middelen vanuit de openbare financiën moeten worden aangesproken.

(c) VERLIES DOELMATIGHEID – Het is niet alleen de burger die de prijs voor rechtsregels draagt, ook aan het bestuur worden talrijke verplichtingen opgelegd alvorens een bepaalde beslissing te nemen waardoor de doelmatigheid van het bestuur wordt aangetast.  De verplichte naleving van talrijke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden kan een verlies van efficiëntie betekenen.

(d) ZICHTBAAR/VERBORGEN – De volledige last veroorzaakt door een rechtsregel is niet altijd voor directe constatering vatbaar.  Er is niet zelden sprake van verborgen lasten of opportuniteitskosten die de balans van de rechtsregel kunnen doen omslaan.

(e) EXPONENTIEEL – Naarmate de regelgeving toeneemt en complexer wordt, nemen de lasten meer dan evenredig toe.


Over wat men ziet en wat men niet ziet

5. REEKS EFFECTEN – Zoals Frédéric Bastiat, een negentiende-eeuwse Franse denker, stelt, heeft een wet niet één, maar een hele reeks gevolgen.  Van die gevolgen is enkel het eerste een onmiddellijk effect zichtbaar.  Het verschijnt tegelijk met de oorzaak, men ziet het.  De andere gevolgen verschijnen pas achteraf, men ziet ze niet, men kan van geluk spreken als we ze voorzien.  Het verschil tussen een slechte en een goede wetgever bestaat erin dat de slechte wetgever enkel naar het zichtbare gevolg kijkt, terwijl de goede wetgever zowel rekening houdt met het gevolg dat gezien kan worden, als met de gevolgen die voorzien moeten worden.  Het verschil is enorm, want het is bijna altijd zo dat als het onmiddellijk gevolg positief is, de latere gevolgen negatief zijn, en vice versa.

 

OPPORTUNITEITSKOST – Een regelgever dient bij het opmaken van een rechtsregel niet alleen de onmiddellijke tastbare gevolgen na de inwerkingtreding van de rechtsregel te zien, maar dient ook de verborgen gevolgen die het lichamelijk oog niet ziet, onder het geestesoog te brengen.  Dit is een moeilijke opdracht en daar onderscheidt een goede wetgever zich van een slechte wetgever.  Een goede wetgever wil vooruitziend zijn en zo goed mogelijk nagaan wat de effecten van de wet zullen zijn na publicatie in het Belgisch Staatsblad.  Zo zal de uitbetaling van een subsidie in de vorm van bijvoorbeeld een renovatiepremie een zichtbaar effect zijn van de regelgeving hieromtrent.  Evenwel dient dit geld van ergens anders te komen, met name van belastingen.  Dit geld kan dus niet voor andere doeleinden worden aangewend.  Dit kan als een opportuniteitskost worden aanzien.  Bij het instellen van nieuwe rechtsregels dient de regelgever deze opportuniteitskosten in kaart te brengen.

Wetten en zwarte zwanen : de toekomst is fundamenteel onzeker!

8. ONZEKERHEID – Een rechtsregel heeft uitwerking naar de toekomst toe.  De regelgever zal hierbij een inschatting moeten maken van de toekomst.  Evenwel is de toekomst fundamenteel onzeker waarbij net het onverwachtse kan gebeuren.  Hoe hard de regelgever ook probeert, het is voor hem onmogelijk om met zekerheid na te gaan hoe de samenleving er vanaf morgen zal uitzien.  De kennis van de regelgever is per definitie feilbaar.  Hij kan nooit met een volledige precisie de impact van een rechtsregel inschatten.  Hij kan daarbij niet de impact nagaan van wat hij niet verwacht.  Die feilbaarheid van kennis leidt tot twee gevolgen.  De regelgever kan  de mens of maatschappij niet behoeden voor toekomstig onheil, noch kan hij uitsluiten dat de rechtsregel onbedoelde en negatieve neveneffecten zal hebben.

BLACK SWANS – Nassim Nicolas Taleb stelt uitdagend dat de geschiedenis wordt gevormd door onverwachte gebeurtenissen die een grote impact hebben, de zogenaamde ‘Black Swans’.  De impact van een ‘Black Swan’ zal zo groot zijn, net omdat dit onverwacht is.  De kans op een dergelijke ‘Black Swan’ stijgt naarmate de complexiteit en bijgevolg ook de onderlinge afhankelijkheid en onvoorspelbaarheid toeneemt.  De wetgever kan bij het opstellen van wetten de negatieve ‘Black Swan’ niet vermijden.  De regelgever zal bij het uitvaardigen van regelgeving een inschatting moeten maken van de risico’s die hij met de rechtsregel wil aanpakken.  Zelfs indien de regelgever een juiste inschatting heeft gemaakt van het risico op het moment dat de rechtsregel wordt aangenomen, wat geen gemakkelijke taak is, evolueren risico’s dusdanig waardoor regelgeving niet langer adequaat is.  De naleving van regulering kan dan een schijn van zekerheid creëren, maar het is evenwel niet omdat een product, een bedrijf, een bank aan de verplichtingen opgelegd door regelgeving voldoet, dat deze niet zonder risico’s zullen zijn.

Hoewel de noodzaak om de gevolgen van nieuwe wetgeving zo zorgvuldig mogelijk in kaart te brengen, als een paal boven water staat, kan de regelgever de toekomstige feiten zelden voor zijn.   Het noodlottige is dat de regelgevers en beleidsmakers, hoe hard zij ook proberen, bij het maken van hun plannen steeds achter de feiten dienen aan te lopen.  Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van de volgende twee voorbeelden:

  • De financiële crisis sloeg in 2008 zo hard toe, niet wegens een gebrek aan regelgeving of toezichthoudende instanties, maar omdat het risico in de loop van de jaren veranderde en vergrootte door de toenemende complexiteit van de producten en de toenemende onderlinge samenhang van de banken wereldwijd zonder dat dit werd begrepen.  Het systeemrisico werd daarbij ten zeerste onderschat.   De toen geldende regels waren wegens deze veranderende risico’s niet langer adequaat om een crisis van dergelijke omvang te vermijden.  De financiële crisis was onder meer het gevolg van de op in elkaar inwerkende ongewenste neveneffecten van effectisering (securitization) en de lage rente die als oplossingen werden beschouwd voor eerdere financiële crisissen.  Van defensieve goede huisvaderaandelen werden financiële aandelen in geen tijd bestempeld als zeer gevaarlijke en speculatieve beleggingen.

Tijdens de Europese top van Lissabon op 23 en 24 maart 2000 hebben de staatshoofden en regeringsleiders besloten om vóór 2010 van de Europese economie de meest concurrerende kenniseconomie van de wereld te maken die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang.  Niets blijkt minder waar te zullen zijn met heden ten dage een werkloosheid in Zuid-Europese landen die hoge toppen scheert.

9. NEVENEFFECTEN – Door de toenemende internationalisering en globalisering van de maatschappij en het economisch leven, wat een toename van complexiteit, onderlinge afhankelijkheid en onvoorspelbaarheid inhoudt, wordt het zicht op de gevolgen van regelgeving steeds troebeler.  W. Van Trommel stelt hieromtrent het volgende : “Zorgen over de houdbaarheid van de verzorgingsstaat bestaan al sinds de jaren zeventig, maar daar is een nieuwe zorg bijgekomen. In een open economie, die wereldwijd wordt gekenmerkt door steeds hogere handelingssnelheid, flexibiliteit en outsourcing van arbeid, lijkt het niet langer mogelijk om burgers in nationaal verband bestaanszekerheid te garanderen, zonder dat dit ernstige bijwerkingen heeft”.  Maatregelen houdende ontslagbescherming kunnen leiden tot een verlaging van het risico op ontslag van de reeds tewerkgestelde werknemer, maar leiden meestal tot een verschuiving van het risico naar de werkzoekende.  De sterkere ontslagbescherming kan er toe leiden dat bedrijven minder geneigd zullen zijn om mensen aan te werven en dat een investeringproject in een ander land wordt opgestart waardoor de zoektocht van de werkzoekende wordt bemoeilijkt.  Voor de regelgever is het vinden van een delicaat evenwicht geen sinecure.

 

Het tragische van wetten is dat deze uiteindelijk onmachtig zijn om negatieve zwarte zwanen te vermijden en zij tot ongewenste effecten aanleiding kunnen geven.  De regelgever zal de feiten dienen achterna te hollen.  De regelgever dient bewust te zijn van het onvolledig karakter van de informatie waarover hij beschikt en van het risico op ongewenste neveneffecten.  In die zin zou men verwachten dat de regelgever zijn bevoegdheid met mate, bedachtzaamheid en terughoudendheid zou uitoefenen.  Evenwel is de regelgever blind voor zijn eigen onmacht.  Er is zelfs sprake van wat men ‘de hybris van de wet’ kan noemen, dit is de hoogmoedige overtuiging dat een rechtsregel elk maatschappelijk probleem kan oplossen en de tussenkomst van de rechtsregel zal leiden tot een welhaast utopische werkelijkheid.

 

The only way to go is up!

10. INLEIDING – Het lijkt onomkeerbaar en onvermijdelijk : Het aantal rechtsregels neemt niet af, maar neemt stelselmatig toe.  Meer dan vroeger vertaalt de toegenomen maatschappelijke complexiteit zich in een wildgroei van rechtsregels.

11. GROEI COMPLEXITEIT – De achterliggende redenen voor de toenemende complexiteit zijn niet eenvoudig te achterhalen.  De historicus Joseph A. Tainter die de val van complexe samenlevingen heeft onderzocht in een poging hieromtrent een theorie te ontwikkelen, wijst erop dat de groei van maatschappelijke complexiteit dient om de maatschappelijke onrust weg te nemen of om een opportuniteit te benuttigen.  De regelgever voelt zich gedwongen om steeds nieuwe initiatieven te nemen om hiertegen hoofd te bieden.  Recente voorbeelden hiervan zijn de regelgevende initiatieven om de financiële, economische en milieucrises en de terreurdreiging tegen te gaan.  Het proces van complexiteit heeft de neiging om te versnellen.

12. EXPONENTIËLE GROEI – Waar er een groei van complexiteit gebeurt, zal dit meestal exponentieel zijn.  Zo leidt complexiteit op zich tot nog meer complexiteit.  Er zullen steeds nieuwe initiatieven moeten worden genomen om het gezag te legitimeren (a), waarbij de hedendaagse regelgever steeds meer zijn legitimiteit uit de preventiegedachte haalt (b).  Bijkomende regelgevende tussenkomsten zijn vereist omdat de rechtsonderhorige in reactie op wetgeving zijn gedrag zal wijzigen om aan de opgelegde last te ontsnappen (c).  De toegenomen complexiteit vergroot de kans op problemen, onzekerheid (d) en ongewenste neveneffecten (e).

(a) LEGITIMITEIT – Wie het gezag heeft, moet zijn legitimiteit steeds opnieuw aantonen en dient hiervoor nieuwe initiatieven te nemen.  Daarbij wordt de bestaande regeling als de minimumgrens aanzien.  Niets doen en alles bij het oude laten is daarbij geen optie.  Dit geldt des te sterker heden ten dage in een democratie waarbij het indienen van voorstellen en ontwerpen op de voet wordt gevolgd door de media en waarbij het gezag geen vanzelfsprekendheid meer is en steeds opnieuw moet worden verdiend via het realiseren van aansprekende, tastbare prestaties.

Volgens M. Van Eeten rust er in de politiek een taboe op onmacht en fatalisme omdat dit o.m. wordt geassocieerd met onverschilligheid en passiviteit.  Niets doen is nimmer een optie.  Als er zich een probleem aandient, moet dit worden opgelost.  De vragen of er een reële en effectieve oplossing mogelijk is, wat de juiste oplossing is en of de remedie niet erger is dan de kwaal, worden naar het tweede plan verwezen.  De wil om elk probleem aan te pakken, staat voorop.  Dit engagement van goede bedoelingen is onlosmakelijk verbonden met de interventiestaat, die onder het mom van leedbestrijding en preventie steeds verder binnendringt in het leven van de rechtsonderhorige.  Het dwangmatig ontkennen van de eigen onmacht leidt tot een grote bemoeizucht waarbij de totalitaire verleiding om de hoek loert waarbij het politieke de private en publieke ruimte inneemt.

(b) PREVENTIE – Preventie is een concept dat in wetgevende en bestuurlijke kringen steeds meer opgeld maakt.  De wetgever doet steeds meer aan risicomanagement.  Daarbij schuwt men niet de politieke beïnvloeding van levenskeuzen en levensstijlen.  De regelgever wil zijn zeg in de beslissingen die een burger, bedrijf of vereniging nemen.  Met risicopreventie kan een vrijwel onbegrensd terrein van beleidsinterventie worden ontsloten.  Hierbij wordt vrijheid ingeruild voor veiligheid of iets anders.  De regelgever neemt hierbij de taak op om de burgers te behoeden voor allerlei risico’s waaraan zij zijn blootgesteld.  Dit is een radicalisering van het maakbaarheidsdenken die de moderne staat in de greep heeft gekregen.

Evenwel is het taxeren van risico’s met het oog op preventie niet zonder risico.  Heeft men het risico wel juist ingeschat?; Heeft men wel de juiste maatregel hiertegen genomen?; En leidt de maatregel niet tot het ontstaan van nieuwe risico’s? (de onbedoelde neveneffecten).  Deze antwoorden zijn belangrijk, maar moeilijk te achterhalen.  Duidelijkheid omtrent de effecten van de regelgeving wordt pas verkregen na de inwerkingtreding van de rechtsregel.  Indien de rechtsregels ongewenste effecten hebben, worden deze door nieuwe regelgevende initiatieven opgelapt.

(c) REACTIE – Door de regelgeving zal het gedrag van de rechtsonderhorige wijzigen.  De rechtsonderhorige zal pogen om, binnen of buiten de grenzen van de wet, de last opgelegd door de rechtsregel te ontlopen.  Deze problemen vereisen dan ook steeds weer nieuwe tussenkomsten door de regelgever en verklaren de toenemende regeldichtheid, en de toenemende vluchtigheid van het recht.  Dit proces heeft de neiging te versnellen.  Men ziet hiervan courante voorbeelden in het fiscaal recht.  Een belastingwet zal aanleiding geven tot het opzetten van legale constructies om belastingen te vermijden waardoor de wetgever een nieuwe wet stemt om dergelijke constructies onmogelijk te maken, waarna verfijndere constructies ontstaan om te ontsnappen aan de gevolgen van de nieuwe belastingswet.

(d)  PROBLEMEN – Hoe complexer de regelgeving, hoe groter de kans wordt op problemen en onzekerheid waardoor nieuwe tussenkomsten van de regelgever vereist zijn.  Er kan wederom een voorbeeld in het fiscaal recht worden gevonden.  Om de naleving van de fiscale wet te verzekeren, worden tegenwoordig (in België) niet alleen strafsancties maar ook administratieve sancties aangewend waarbij er verschillende instanties, met name de fiscale administratie als het Openbaar Ministerie zich bezig houden met de vervolging.  Dit geeft dan weer aanleiding tot problemen omdat gelet op het non bis in idem-beginsel, dezelfde persoon niet tweemaal voor dezelfde feiten kan worden gestraft.  Hierdoor ontstaan er problemen bij de vervolging van een fiscale zondaar.  Wetgevend ingrijpen was nodig om deze onduidelijkheid op te lossen.

(e) NEVENEFFECTEN – Hoe complexer de regelgeving, hoe minder bevattelijk het wordt, en hoe groter de kans dat er zich onbedoelde en ongewenste neveneffecten zullen voordoen, zeker in een context van een snel evoluerende samenleving.  Zoals reeds eerder werd gesteld, leidt steeds complexer worden regelgeving vaak tot ongewenste effecten die ongedaan dienen te worden gemaakt door nieuwe regelgevende initiatieven.  Indien blijkt dat de wet niet het gewenste effect heeft, worden de rechtsregels bijgeschaafd en gerepareerd.

12. KENMERKEN – Kenmerken van een complexe samenleving zijn de toegenomen specialisatie (a), controle (b) en kosten (c).  Dit vindt ook zijn weerslag in het recht.

(a)  SPECIALISATIE – Door de talrijke rechtsregels is het vandaag de dag zelfs voor een jurist onmogelijk om alle rechtsregels te kennen.  Het recht wordt steeds verder onderverdeeld in verschillende disciplines en wordt steeds meer voer voor specialisten.  Het recht wordt esoterisch!

(b) CONTROLE – De drang naar controle blijkt reeds uit de explosief toegenomen aantal bijzondere strafwetten zoals hiervoor reeds werd aangehaald, maar beperkt zich niet tot het strafrecht.  De regelgever heeft de neiging om steeds meer op een preventieve manier te werk te gaan.  Binnen het strafrecht is er eveneens een verruiming van de gronden van strafbaarstelling.  Niet alleen het ongewenste gedrag wordt strafbaar gesteld, steeds vaker worden gedragingen die op zich niet schadelijk zijn, maar vaak, zij het niet altijd met het ongewenste gedrag samengaan, strafbaar gesteld.  Illustratief voor deze tendens is het verbod op betaling in contanten.  Steeds meer landen in Europa willen de betaling in contanten aan banden te leggen omdat dit de neiging tot frauduleus gedrag zou verminderen.  Betalingen via overschrijving zijn immers in tegenstelling tot cashbetalingen traceerbaar.

(c) KOSTEN – Om de groei in complexiteit te handhaven, dienen er hogere taksen te worden geheven.  Dit is ook een belangrijke reden waarom belastingsvoeten zelden dalen, maar stijgen.  In dit licht is het belangrijk op te merken dat gelet op de financieel-economische crisis en ontsporende begrotingen de strijd tegen de fiscale fraude verder wordt opgevoerd.

Piekregulering en de kost van complexiteit

25. LASTEN – Een dergelijke complexiteit gaat met een enorme last gepaard.

(a) MINDER VRIJHEID – De overheid pleegt voor een belangrijk deel via regelgeving te sturen.  Een dergelijke sturing maakt per definitie een inbreuk op de vrijheid van personen en instellingen om hun leven of hun bedrijfsvoering zo in te richten als het hunzelf goeddunkt.  Het doen en laten van de burger, vereniging, bedrijf of bestuur wordt in toenemende en op steeds meer gedetailleerde wijze ingeperkt.    De rechtsonderhorige dient te voldoen aan een veelheid van verboden en geboden waarvan de niet-naleving op een brede wijze wordt gesanctioneerd.  Zoals eerder werd aangehaald is er een spectaculaire toename van straf- en administratieve sancties.  Ook gebruikt de wetgever steeds vaker de fiscaliteit om het gedrag van zijn burgers te sturen, als een middel om te stimuleren of te ontraden.  De fiscale wetgever heft een zwaardere belasting op de producten, activiteiten of handelingen die hij wil ontmoedigen.

(b) MINDER GELIJKHEID – Door de stortvloed van regels creëert men een ongelijkheid tussen zij die juridische kennis, tijd en middelen hebben om de regelgeving van naaldje tot draadje uit te pluizen en anderen die niet de juridische kennis, tijd en middelen hebben.  Gelet op adagium “Nemo ius ignorage censetur” (iedereen wordt geacht de wet te kennen) kan men deze schending van het gelijkheidsbeginsel evenwel niet voor de rechter inroepen.  Hoewel er geen sprake is van juridische willekeur, wordt de situatie toch als feitelijk willekeurig aangevoeld.  Ook wordt een feitelijke ongelijkheid gecreëerd tussen zij die aan de toepassing van de wetgeving kunnen ontsnappen en zij die er niet aan kunnen ontsnappen.  Een voorbeeld hiervan is de fiscale positie van kmo’s in vergelijking met multinationale bedrijven, die door hun internationale positie gemakkelijker de fiscale dans in een welbepaald land kunnen ontspringen.  Dit zorgt voor een ongelijke concurrentiepositie tussen deze twee types van bedrijven.

(c) MINDER RECHTSZEKERHEID – Door de stortvloed aan regels met een toenemende opsplitsing van het recht in vele subdomeinen, wordt het recht esoterisch.  Maar zelf voor specialisten wordt het steeds problematischer om na te gaan hoe het recht op een welbepaald geval dient te worden toegepast.  Zo worden regelmatig beslissingen van besturen die over een uitgebreide en bekwame juridische dienst beschikken, door de Raad van State vernietigd wegens het op een niet correcte wijze in acht nemen van de toepasselijke regelgeving.  De rechtszekerheid is evenmin gebaat bij de vluchtigheid van de rechtsregel.  Het stijgend aantal wijzigingen van de rechtsregels tast de voorspellende waarde van de rechtsregel aan.  Het recht is bijziend, men weet immers niet langer hoe het recht er binnen enkele jaren zal uitzien.  Een langetermijnplanning komt op die manier ernstig in het gedrang.  Men weet immers niet welke gedragingen in de toekomst wel of niet toelaatbaar zullen zijn.  Dit versterkt dan ook het gevoel van willekeur.

(d) DUUR – De complexiteit van het recht is kostelijk en dit op verschillende niveaus.  De naleving van de wettelijke verplichtingen zal een geldelijke investering vereisen.  Het toezicht op de naleving van het toenemend aantal verplichtingen leidt tot een toenemende bureaucratisering en tot een uitbreiding van het sanctioneringsapparaat.  Eveneens stijgt de noodzaak van de rechtsonderhorige, vooraleer een welbepaalde beslissing te nemen, om gespecialiseerd juridisch advies in te winnen.  De complexiteit van het recht zal tevens tot meer discussies aanleiding geven en bijgevolg tot een toenemend aantal rechtszaken.  De middelen die hiervoor worden aangewend, kunnen niet voor andere middelen worden aangewend.  Een toenemende complexiteit zal dan ook leiden tot een toenemende opportuniteitskost.

(e) IMMOBILISME – De complexiteit van het recht zal steeds vaker tot immobilisme aanleiding geven.  De wet kan dermate veel verplichtingen verbinden aan een welbepaalde beslissing of handeling, dat de rechtsonderhorige zich hiervan zal onthouden.  Zo zal een bestuur minder geneigd zijn om noodzakelijke infrastructuurwerken uit te voeren omdat de toepasselijke regelgeving vol valkuilen zit.  Door de toename van rechtsregels die steeds gedetailleerder worden opgesteld, maken de menselijke relaties steeds verder het voorwerp uit van juridisering waardoor minder plaats is voor spontane menselijke interactie.  Door de vluchtigheid van het recht wordt het daarenboven moeilijker om de rechtsgevolgen van de eigen handelingen in te schatten.  De onzekerheid over de toekomst bemoeilijkt lange termijnplanning.  Zo maakt een onstabiel fiscaal en sociaal klimaat het moeilijker om na te gaan of een investeringsproject wel of niet rendabel zal zijn.

(f) KANS OP ONGEWENSTE GEVOLGEN STIJGT – Zoals eerder werd gesteld, is de toekomst fundamenteel onzeker waardoor de regelgever steeds achter de feiten zal dienen aan te lopen.  Na het uitvaardigen van regelgeving evolueren risico’s waardoor de taxatie van risico’s in de rechtsregel snel achterhaald wordt.  Dit houdt in dat regelgeving niet in staat zal zijn om alle toekomstige onheil te voorkomen, zelfs indien de regelgeving zo preventief mogelijk wil werken.  Meer zelfs, hoe complexer de samenleving en het recht worden, hoe groter de kans dat de regelgeving zelf aanleiding geeft tot onbedoelde en ongewenste neveneffecten.

(g) MINDER VERTROUWEN IN DE WET – Al het voorgaande leidt ertoe dat de burger steeds minder vertrouwen zal hebben in de wet.  Door de complexiteit van het recht, de talrijke wijzigingen, vindt de rechtsonderhorige steeds minder houvast in de rechtsregel.  Hij verliest het vertrouwen in de wet, deze is niet langer op maat van de burger gemaakt.  Het is voor talloze burgers minder duidelijk waarom aan hen een welbepaalde verplichting wordt opgelegd.  Ze zien de noodzaak ervan niet in.  Door het opleggen van talrijke en steeds verdergaande gedragsvoorschriften, lijkt de regelgever vandaag een steeds dieper wantrouwen te koesteren ten aanzien van de burger.  Het doembeeld van de Nanny State duikt daarbij steeds meer op.  Hoe minder de rechtsonderhorige vertrouwen heeft in een rechtsregel, hoe minder hij uit eigen beweging zal geneigd zijn om zijn gedrag hierop af te stellen.  De nood om strenger te bestraffen neemt dan ook toe.

26. GRENS – Waar de grens precies ligt van regelgeving, is niet precies aan te geven.  Deze bijdrage wil vooral aantonen dat in beginsel bij toenemende complexiteit de lasten meer dan evenredig stijgen.  Hoe meer rechtsregels erbij komen, hoe dichter we bij die grens komen.

Conclusie

27. Elke samenleving heeft aan behoefte aan algemene en abstracte regels.  Deze behoefte wordt uitgedrukt in adagium ‘ubi societas, ibi ius’.  Deze bijdrage vormt geen pleidooi voor deregulering, maar is een pleidooi voor een gematigd en doordacht gebruik van rechtsregels.  Op kop dient het besef te staan dat rechtsregels onmogelijk alle risico’s kunnen neutraliseren, maar wel integendeel andere risico’s kunnen doen ontstaan.  De regelgever dient bij het aannemen van rechtsregels zo goed als mogelijk alle gevolgen in kaart te brengen waaronder de lasten die de nieuwe rechtsregel vergezellen.  Deze lasten stijgen met de toenemende complexiteit van het recht meer dan evenredig.  Kwalitatieve regelgeving vereist een holistische benadering van het recht.  Over de noodzaak van een bijkomende rechtsregel kan maar worden geoordeeld, in het licht van het geheel van rechtsregels die de rechtsonderhorige dient na te leven.

We komen steeds meer in de problemen omdat we het contact met onszelf verliezen, aldus filosoof Charles Taylor.

Hervinden van ons authentieke zelf: Taylor over de malaise van de moderniteit

Is de bankencrisis een economische crisis? Het antwoord op deze vraag is ongetwijfeld bevestigend. Natuurlijk is de bankencrisis een economische crisis. Maar volgens mij niet uitsluitend, en wellicht zelfs niet in de eerste plaats. Aan de hand van het denken van Charles Taylor wil ik laten zien hoe de bankencrisis als een morele crisis kan worden begrepen, net zoals vele andere crises die onze tijd beheersen. Vanuit dit perspectief bezien vraagt zij vooral, zoals ik zal betogen, om een mentaliteitsverandering, gegrond in een bezinning op onszelf, en niet slechts om technische en organisatorische aanpassingen van ons economisch bestel.

Taylor vertrekt in zijn boek Bronnen van het zelf vanuit een hermeneutische visie op de mens. Wij zijn als mens altijd al geïnvolveerd in de wereld waarin wij, zoals Martin Heidegger zou zeggen, geworpen zijn. Nooit kunnen wij hierbuiten gaan staan. Vanuit deze menselijke conditie proberen wij houvast te vinden door ons in onze leefwereld te oriënteren. Dit doen wij door te interpreteren. De mens is dan ook in de eerste plaats een interpreterend wezen. Ons bestaan is voor alles interpretatie: interpretatie van onszelf, de ander en de wereld waarin wij leven. Al ons denken, ervaren en handelen is dus altijd al een interpreterend denken, ervaren en handelen. Door onszelf, de ander en de wereld te interpreteren brengen wij richting en structuur aan in ons leven. Ieder van ons ontwikkelt zo een levensverhaal, een referentiekader voor het verstaan van, en het omgaan met, de wereld waarin wij zijn geworpen.

We komen steeds meer in de problemen omdat we het contact met onszelf verliezen, aldus filosoof Charles Taylor.
We komen steeds meer in de problemen omdat we het contact met onszelf verliezen, aldus filosoof Charles Taylor. Bron: Wikimedia Commons/Lea-Kim Chateauneuf

Nu kan niemand zonder een narratief interpretatiekader. Zonder het omarmen van een levensvisie zouden wij geen eenheid in ons leven kunnen aanbrengen. We zouden niet tot identiteitsvorming in staat zijn, wat echter cruciaal is voor elk mens. Daarom gaat iedereen in zijn of haar leven welhaast ongemerkt op zoek naar een bepaald wereldbeeld. Dit is onvermijdelijk. We kunnen niet anders.

Een levensoriënterend verhaal vormt dus het eenheid stichtende kader van waaruit iemand zijn of haar leven begrijpt en vormgeeft. Naast een cognitief beeld van de aard van de wereld dat het empirisch waarneembare overstijgt, sluit iemands referentiekader ook altijd een bepaalde morele visie op het leven in, op wat we zouden moeten doen en nastreven in deze wereld. Levensoriënterende verhalen zijn dan ook existentiële gehelen van zowel cognitieve overtuigingen als praktische leefregels.

Een wereldbeeld is dus geen vakwetenschappelijke theorie. Wij vormen een narratief oriëntatiekader door interpretatieve omgang met de wereld, niet door wetenschappelijke theorievorming. De keuze voor een levensoriënterend verhaal voor het duiden van onszelf, de ander en de wereld gaat dan ook altijd vooraf aan theoretische wetenschappelijke reflectie. Wij kiezen ten slotte een levensperspectief op grond van alles wat we in ons leven leren, meemaken en ervaren, niet door het theoretisch formuleren en empirisch toetsen van specifieke vakwetenschappelijke hypothesen.

In dit verband spreekt Charles Taylor ook van een best account. Om te komen tot een persoonlijke identiteit kiezen we uiteindelijk het interpretatiekader dat het beste bij ons past. Het tot stand komen van een persoonlijke identiteit veronderstelt dus een morele oriëntatie, een oriëntatie op wat als goed en nastrevenswaardig wordt gezien. Door vanuit een moreel raamwerk of moral framework te leven, verhouden wij ons tot een bepaald idee van wat goed is. En doordat dit idee richting geeft aan onze omgang met onszelf, de ander en de wereld is het inderdaad constitutief voor onze identiteit.

Het morele referentiekader van waaruit mensen leven betreft in feite een verzameling van wat Taylor strong evaluations noemt. Deze sterke evaluaties bepalen wat wij als goed of lovenswaardig en wat juist als slecht of afkeurenswaardig zien. En omdat deze sterke evaluaties in een hermeneutische interpretatieve context tot stand komen, kunnen ze niet gereduceerd worden tot objectiveerbare causale biologische reacties. Het zijn deze sterke evaluaties die ons de mogelijkheid bieden morele waarden, morele verplichtingen, een visie op wat voor een soort leven de moeite waard is, wat onze plaats in deze wereld is, te integreren in een eigen levensverhaal. In een best account zijn dan ook altijd bepaalde goederen of goods verdisconteerd, zowel hyper goederen of hyper goods als constitutieve goederen of constitutive goodsHyper goods zijn de ultieme goederen die onze morele raamwerken funderen. Zij geven aan waar het iemand in dit leven uiteindelijk om gaat, waar hij of zij ten diepste naar streeft. Constitutive goods zijn goederen die het streven naar deze hyper goods steeds begeleiden en mogelijk maken.

Voor wat volgt is het van belang om op te merken dat de in een moreel raamwerk opgenomen goods uiteraard van persoon tot persoon kunnen verschillen. Iemand kan zijn of haar identiteit bijvoorbeeld proberen te grondvesten op het nastreven van louter individueel genot, terwijl een ander in dit leven tot identiteitsvorming komt door zijn of haar leven te richten op “de behoeften van de medemens, de eisen van de natuur, de plichten van het burgerschap of de stem van God”. We dienen dus steeds een onderscheid te maken tussen de rol van het individu in het kiezen van een bepaald moreel raamwerk en de inhoud van de sterke evaluaties zelf die het individueel gekozen raamwerk karakteriseren.

De malaise van de moderniteit bestaat volgens Taylor dan ook hierin dat wij nauwelijks nog betrokken zijn op een ons omvattende boven-individuele horizon. Gemeenschappelijke morele inspiratiebronnen verdwenen en dit leidde tot een verabsolutering en juist daardoor een vervlakking van het individuele leven. Zo ontaarde het in zichzelf lovenswaardige streven naar authenticiteit en zelfrealisatie in een ontspoort, onverschillig en louter op zichzelf gericht ongebonden individualisme. Dit is funest voor onszelf en de samenleving. Een narcistisch op zichzelf teruggeworpen subjectivisme, een doorgeschoten individualisme, het ontstaan van een smal ‘ik’ voor wie alles buiten dit ‘ik’ nog slechts kan verschijnen als instrument, als grondstof of gebruiksvoorwerp voor de eigen wensen en behoeften, is uitgaande van Taylors analyse de voornaamste oorzaak van zoveel crises in onze tijd, waaronder niet in de laatste plaats de bankencrisis. Een gefragmenteerde samenleving van onthechte individuen die zijn opgesloten in hun eigen hart, een atomistische maatschappij waarin wezenlijke bezielende banden niet of nauwelijks nog bestaan, ligt dan ook ten grondslag aan het ontstaan van deze crises. Een uitweg lijkt dan ook gevonden te kunnen worden in het als samenleving opnieuw contact maken met onze morele bronnen. Door het hervinden van de oorspronkelijke bronnen van onszelf.

Dit artikel is een ingekorte versie van een voordracht van dr. ir. Emanuel Rutten. De volledige versie is hier te lezen.

Tuihu

Positieve dissociatie is volgens Dabrowski de sleutel voor ontwikkeling.

De Theorie van Positieve Desintegratie: een persoonlijkheidstheorie voor visionairen

In dit artikel wordt een introductie gegeven op de Theorie van Positieve Desintegratie (TPD). Deze theorie beschrijft een psychologisch traject van persoonlijke ontwikkeling. Kazimierz Dabrowski (1902 -1980) beschreef in de twintigste eeuw op vooruitziende en unieke wijze een weg van persoonlijke groei, gefaciliteerd door autotherapie en het opnieuw begrijpen van negatieve emoties en intense ervaringen, opdat creativiteit en eigenheid op empathische, duurzame en overtuigende manier uitgedragen kunnen worden.

Ingezonden artikel door persoonlijke ontwikkelingscoach dra. Lotte van Lith; op haar verzoek (en vanwege de inhoudelijke meerwaarde) geplaatst op Visionair.nl

Zijn ingrijpende ervaringen tijdens de oorlog zetten Kazimierz Dabrowski tot het ontwikkelen van de Theorie van Positieve Desintegratie.
Zijn ingrijpende ervaringen tijdens de oorlog zetten Kazimierz Dabrowski tot het ontwikkelen van de Theorie van Positieve Desintegratie.

Dabrowski’s TPD steeds bekender in Nederland
Met name bekend geworden in Amerika en Canada, binnen het onderzoek naar en onderwijs van (hoog)begaafdheid, krijgt de Theorie van Positieve Desintegratie ook in Nederland gaandeweg meer aandacht. De theorie beschrijft een psychologisch traject van persoonlijke ontwikkeling en biedt Dabrowski een oorspronkelijk perspectief op de ontplooiing van individu tot persoonlijkheid. Voor personen die verder en dieper nadenken, hun belevingswereld als gelaagd, levendig en “anders” duiden, is Dabrowski’s werk zonder meer de moeite van verdere exploratie waard.

Meerlagigheid en interne conflicten
Na enkele indringende levensgebeurtenissen en de impact die de oorlog op hem had, stelde Dabrowski zichzelf de vraag of een en dezelfde theorie een verklaring kon bieden voor het meest gruwelijke en meest mooie, menselijke gedrag. De meerlagigheid van het brein en de menselijke natuur, bestaande uit zowel ondergeschikte, primitieve en reflexieve structuren als kardinale, meer wilsbekwame structuren, bood een antwoord. De evolutie van de hersens laten deze gelaagd tevens zien. De primaire kern betreft het reptielenbrein, waarna later het zoogdierenbrein zich ontwikkelde, tot in de relatief recente geschiedenis waarbinnen de neo-cortex het mensenbrein typeert. Meerlagigheid heeft Dabrowski als cruciaal concept voor zijn begrip van persoonlijkheidsontwikkeling uitgewerkt door vijf verschillende niveaus van groei te omschrijven. Deze niveaus laten zien hoe iemand van vrijwel volledige, onbewuste sociale aangepastheid of biologische determinatie (nature en nurture), via een weg van ambivalentie en onzekerheden, een realisatie ondergaat van “meer”. Dit wordt nadien met groeiende mate georganiseerd omgevormd tot een besef en verwezenlijking van het authentieke, zelfgekozen zelf. Een persoon kiest bewust(er) voor een waardehiërarchie als referentiekader en reflectie van persoonlijkheid.

Het naast elkaar bestaan van instincten en specifiek menselijke motivaties kan conflicten teweegbrengen. De kwalitatieve verschillen die kunnen bestaan tussen ‘lagere’ en ‘hogere’ orde mentale structuren, uitgedrukt door onderling verscheidende definities en ervaringen van bijvoorbeeld een mentaal construct als empathie, worden in dit licht begrepen als interne conflicten. Conflicten die wellicht gepaard gaan met gevoelens van ongenoegen, frustratie, verwondering, schaamte of schuld. Deze emoties hebben een signaalfunctie en Dabrowski was van mening dat dit juist een teken van een ontwikkelingspotentieel is.

Wanneer een emotie binnenin een individu tegelijkertijd lagere en hogere manifestaties kent, betekent dit dus mogelijk een innerlijke ‘bosting’. Een en dezelfde motivatie (bijvoorbeeld geluk of zelfbehoud) kan zowel beschermen tegen directe, fysieke bedreigingen als tegen meer abstracte bedreigingen, zoals het een bedreiging voor behoud van een eigen identiteit of waarde. Zelfbehoud kan daarmee meerlagig begrepen worden: door deze op verscheidende wijze te definiëren en te begrijpen, onderling conflict (verschil) van betekenis te onderscheiden en een rangorde in deze differentiatie aan te maken. Lagere motivaties worden zodoende niet miskend én ontwikkeling wordt tevens denkbaar als een multidimensionaal, hiërarchische structuur.

De interne conflicten betekenen dus, abstract geformuleerd, een ruimte waarbinnen een individu in staat is middels een proces van desintegratie (het uiteenvallen van eerder dominante structuren, gedragingen of patronen) gaandeweg meer en meer te kiezen voor hetgeen overheersend persoonlijke waarden reflecteert. De hoeveelheid keuzes nemen toe. Dit zorgt initieel voor ambivalentie, keuzes zijn eenlagig en uit de bestaande opties is het nog niet mogelijk prioriteiten te stellen, een rangorde aan te brengen. Wanneer er dan wel sprake is van meerlagigheid, heeft iemand het spontane inzicht verworven wat zijn of haar waarheid is. Dit is een eerste aanzet om te zoeken naar verwezenlijking van de gewenste hiërarchie in besluitvorming en waarden.

Positieve dissociatie is volgens Dabrowski de sleutel voor ontwikkeling.
Positieve  desintegratie is volgens Dabrowski de sleutel voor ontwikkeling.

Een Persoonlijkheid en de vijf overgevoeligheden
Emoties zijn volgens Dabrowski de motor achter deze ontwikkeling, zoals innerlijke conflicten noodzakelijk zijn voor persoonlijke groei. Een vraag die dan opdoemt is: Wat behelst deze groei volgens Dabrowski? De (volledige) groei die hij voor ogen had, is niet voor iedereen weggelegd. Slechts enkelen laten volgens Dabrowski een potentie zien om via desintegratie oude gewoonten en patronen geleidelijk, procesmatig en door hard werken te transformeren tot gewenste, voor de persoon hogere kenmerken. En dus op een andere niveau van functioneren te re-integreren. De weg van individu naar Persoonlijkheid, beschrijft hoe iemand zich losmaakt van gesocialiseerde overtuigingen en gedetermineerde psychologische typen om uit te groeien tot een bewust en altruïstisch persoon. Voor Dabrowski was een persoonlijkheid niet zomaar een gegeven, maar een resultaat van een diepgaande en vergaande ontwikkeling waarbij waarden als empathie, autonomie en authenticiteit belangrijke kernkrachten vormen om naar een ideaal toe te werken. Een ideaal volgens welke een persoon in staat is uit te dragen hetgeen hij of zij als waar en goed beschouwt. Niet zomaar spreekt deze theorie, waarbinnen een moreel geweten, reflectie en bedachtzaamheid, maar ook kunstbeleving en autonomie een belangrijke plaats innemen, begaafde individuen sterk aan. De rijke en invoelbare complexiteit geeft de theorie voor hen herkenbare inzichten in hun gevarieerde belevingswereld, die niet zelden gepaard gaat met de door Dabrowski beschreven positieve, maar zeker ook negatieve tendensen. De keuze maken voor een alternatief pad, afwijkend van heersende normen, kent raakvlakken met een ervaring van anders-zijn, verantwoordelijkheid en gedrevenheid.

De intense ervaring van begaafden personen zorgt voor hen zelf, maar ook voor de omgeving, nog weleens voor onbegrip. Dabrowski’s conceptuele benadering beziet dit niet als uitleg van een psychisch probleem of zelfs een ziekte, maar omschrijft hoe de intensiteiten een bijzonder vermogen duiden. Dabrowski werkte zelf jarenlang als psychotherapeut en onderzoeker, met een indrukwekkende achtergrond in zowel bèta als alfastudies. Hij deed onderzoek naar en begeleidde intellectueel en creatief-artistiek, begaafde personen. Hierbij ontdekte hij dat zij meer dan andere diep gevoelde en levendige reacties en verwerking toonden, wat hij interpreteerde als een meer dan gemiddelde reactie van het zenuwstelsel op stimuli. Dit idee vertaalde hij naar het concept overgevoeligheden of hypersensitiviteiten. Een van de concepten die juist bij begaafden een grote bron van herkenning is. Van deze hypersensitiviteiten onderscheidde Dabrowski er vijf; emotioneel, intellectueel, beeldend, psychomotorisch en sensueel. De eerste drie, met een nadruk op emotionele gevoeligheid, zijn bepalend voor de potentiële groei. De intensiteit van de hierboven besproken conflicten wordt grotendeels bepaald door de emotionele diepte van beleving, de motivaties en de wens overtuigingen en ideeën uit te leven.

Emotionele hypersensitiviteit vertaalt zich naar een sterke drang en potentie intieme relaties op te bouwen, een groot belang hechten aan het sociale leven, wellicht een doordringende angst voor de dood en een antenne voor andermans gevoelens en wensen. Enerzijds kan dit stimulerend zijn voor sociale contacten, anderzijds kan dit een remmende, want wellicht beangstigende impact hebben. Iemand met deze gevoeligheid heeft een rijk geschakeerde gevoelswereld en kan deze middels mentale reflecties ook vaak goed benoemen. Intellectuele overgevoeligheid laat zich kenmerken door een sterke wil te onderzoeken, bevragen en te ontdekken. Een voorliefde voor theorie en abstracties, sterk conceptueel denken of een neiging conclusies in twijfel te trekken en een voorkeur voor specifieke, treffende formuleringen; dit zijn alle karakteristieken van deze hypersensitiviteit. Dit betreft dus niet een hoeveelheid kennis, als wel een gemotiveerde zoektocht naar antwoorden. Beeldende gevoeligheid behelst onder andere een sterke connectie met en interpretatie van drama, literatuur of beeldkunst . Dromen zijn levendig en avontuurlijk, fictie spreekt boekdelen en er wordt vaak en intens gedagdroomd. Ook verwijst dit naar een goed metaforisch begrip en een idiosyncratisch gebruik van beeldspraak. Psychomotorisch refereert onder andere naar een indrukwekkende energie, een organisatiedrang of het hebben van tics, een beweegdrang dat zich vertaalt naar de wens te sporten of te dansen. Sensuele overgevoeligheid beschrijft de ervaring van geur, kleur, smaak en geluid als gelaagd, rijk en intens. Ook de belevenis van seksualiteit valt hieronder. De vijf overgevoeligheden beïnvloeden en verrijken elkaar in uiting en als invloed op ontwikkeling. Ze kunnen daarbij ook een negatieve impact op groei hebben.

In zijn boek Theory of Positive Desintegration zette Dabrowski zijnn voornaamste denkbeelden uiteen.
In het boek Theory of Positive Desintegration is een uiteenzetting van Dabrowski’s denkbeelden te vinden.

‘Psychoneurose is geen ziekte’
De hoge pieken en diepe dalen die onder andere deze gevoeligheden met zich meebrengen, de intensieve realiteitservaring – en begrip, suggereren ook de hevige, interne conflicten. De uiting hiervan kan bijvoorbeeld neurotisch, zelfdestructief of angstig van aard zijn. Een botsing met intern botsende motivaties, ‘werkelijkheden’ en belangen, de druk van een sociale omgeving en aangepastheid of een onevenredigheid in relaties met minder intense individuen kunnen spanningen ‘triggeren’ . Deze spanningen zoeken zogezegd een weg naar buiten of worden teruggelezen uit vermoeidheid, frustratie, verveling of juist hyperactiviteit. Dabrowski stelt dat dit geen signaal van ziekte is, maar een signalement van vermogen.

In tegenstelling tot meer gangbare opvattingen, onderstreept Dabrowski dat deze uitingen en ervaringen reden te meer zijn te onderzoeken waarom een persoon dergelijk gedrag vertoont, zulke reacties heeft op zijn omgeving. En wat dit zegt over zijn of haar begrip van de wereld. Dit biedt een heel ander en origineel perspectief op psychische problematiek, of vraagstukken, die actueel ‘gelabeld’ worden. Door dit gedrag als een stoornis op te vatten, ligt het gebruik van medicatie voor de hand en wordt er relatief weinig gekeken naar de mogelijke potentie die ‘afwijkend’ gedrag kan signaleren. In lijn met de overgevoeligheden, is gedrag dat geregeld als autistiform of ADHD-achtig wordt omschreven, wellicht juist een teken van een potentieel sterk en bijzonder karakter. Dabrowski’s kijk biedt daarbij opnieuw, positieve speelruimte, zonder daarbij voorbij te gaan aan de negatieve emoties en de moeilijke ervaringen. Ook een ‘burn out’ kan via deze ogen op wellicht verdiepende, duurzame manier begrepen worden. De (emotionele) intensiteiten is voor begaafde personen vaak realiteit, die het contact met de buitenwereld ook beïnvloedt, en de TPD geeft daar een alternatief zicht op.

Verder benoemt Dabrowski zogeheten dynamismen, groeikrachten die binnenin een individu actief zijn om het proces verder te stuwen en het losmaken van eerder vastgeroeste structuren te stimuleren. Hij spreekt verder van een derde factor, een term die je ook kunt begrijpen als een ‘wil tot autonomie’. Daarnaast zijn de omgeving, erfelijkheid en specifieke talenten en vaardigheden van invloed op iemands ontwikkeling(spotentieel). Maar, stelt Dabrowski, iemand met een erg sterk ontwikkelingspotentieel overstijgt zijn omgeving in mogelijke invloed en zal ondanks tegenslag en weerstand toch zijn of haar eigen pad inslaan.

Een visionair, ontwikkelingsgericht perspectief
Dabrowski zag negatieve emoties dus als een signalement van een mogelijk ontwikkelingspotentieel. Juist dit betekent een alternatieve denkmodus voor velen die voor het eerst met deze theorie in aanraking komen. De omgang met negatieve emoties vormt een poel aan complexe vraagstukken die in de maatschappelijke structuren waar efficiënte, realiteitszin en productiviteit heersende richtlijnen zijn, niet altijd de ruimte en mogelijkheid krijgen op duurzame wijze te worden beantwoord. Dabrowski’s theorie biedt personen die intern (of extern) opbotsen tegen afwijkende, in hun ogen onrechtvaardige of niet consequente handel – en denkwijze, een ander perspectief op een ervaring van anders-zijn, van frustratie, ongenoegen of een groeiend verlies aan verwachtingen en motivatie. De theorie leert dat een persoon op bijzondere wijze een unieke beleving van realiteit, waarheid en wensen kan hebben die, wanneer ze de ruimte krijgen en deze kiezen, tot bloei kunnen komen. Hoewel ze hierbij weliswaar te maken kunnen krijgen met afwijzing, twijfel, eenzaamheid of onzekerheid, maakt dat deze bevindingen en waarden niet minder waarachtig en zinvol.

Juist visionairen, personen die vragen stellen bij zaken die vaker doorgaan als vanzelfsprekend of onvermijdelijk, zullen eerder worden gekenmerkt door dergelijke overgevoeligheden en interne conflicten. Personen die de subjectiviteit van ervaring realiseren en de gang van zaken om hen heen niet aannemen als vaststaand en voor een ieder gelijk. Dit kan gelijk op gaan met bepaalde levensfases waarin afzetten of bevragen kenmerkend zijn voor lichamelijke en geestelijke veranderingprocessen. Denk aan de adolescentie, de vroege volwassenheid, of zogeheten ‘life events’ als het verlies van een dierbare, een scheiding of belangrijke keuzes rondom studie of werk. Echter, de individuen die zulke karakteristieken sterk laten zien, ontwikkelen zich niet zelden asynchroon en hebben een intern vuur dat op zichzelf al een oorsprong van turbulentie en afwisseling kan zijn, niet per se of alleen ingegeven door een bepaalde levensfase. Denk hierbij ook aan een krachtig rechtvaardigheidsgevoel, een sterke wens tot waarheidsbevinding, een verantwoordelijkheidswens en sturende drijfveren om ambities waar te maken, zich sociaal op te stellen of de mogelijkheid intieme relaties aan te gaan. Uit dergelijk vermogen komen nieuwe ideeën voort.

Een kritische noot bij de interpretatie van de theorie. De theorie is niet bedoeld als een ophemeling van lijden als zodanig, alleen het lijden zelf impliceert nog geen groei. Er kan ook sprake zijn van negatieve en disfunctionele desintegratie. Daarnaast geldt ook de relativerende positie hierin als te summier. Niet elk lijden impliceert een potentieel tot groei. Verder is het zo dat meerlagigheid impliceert dat verschillende aspecten, eigenschappen en stadia van begripsvorming en ervaring binnenin een individu op verschillende niveaus kunnen opereren. Dit maakt het een uiterst dynamische en multidimensionele benadering van persoonlijke ontwikkeling.

En voor wat betreft het begrip van wie nu een dergelijk vermogen tot ontwikkeling laat zien, valt dit voor Dabrowski niet per se samen met hoogbegaafdheid of hooggevoeligheid. Zoals beschreven krijgen emoties voor Dabrowski een primaire betekenis, intelligentie heef hierbij een secundaire rol (uiteraard afhankelijk van de betekenis die ‘intelligentie’ heeft). Daarnaast is het misschien wel vooral een zekere drive, zoals hierboven al aangestipt, die een zelfactualiserend vermogen mogelijk maakt. Een wil die een belangrijke bron aan motivatie betekent voor het bewandelen van een pad dat onontbeerlijk gepaard gaat met hokken en stoten en zonder meer vraagt om intens veel doorzettingsvermogen. Het pad dat Dabrowski omschrijft is er een van hard werken, van tegenslag en weerstand, maar ook van typerende volharding en houdbare autotherapie.

Meer informatie?
Voor wie verder geïnteresseerd is in deze theorie, op de volgende website staat informatie over de workshops ‘TPD in oefening’. Dit zijn bijeenkomsten waar de theorie verder wordt toegelicht en middels oefening, kunst en discussie het begrip wordt vergroot: www.lottevanlith.nl

Onderwijs als fabriek voor standaardisatie van de mens

Onderwijs zou als doel moeten hebben kritisch denkende mensen voort te brengen die hun gehele leven uit nieuwsgierigheid willen blijven doorleren. Om dit te bereiken zou eigenheid, creativiteit en nieuwsgierigheid moeten worden gestimuleerd. Onze huidige vorm van onderwijs bevordert deze eigenschappen echter niet, maar bederft ze juist. Op school worden we geleerd binnen de lijntjes te kleuren en te denken, waardoor onze nieuwsgierige geest feitelijk wordt geruïneerd. In de tijd dat de kinderen na een kwart van hun leven dan eindelijk van school verlost zijn, zit hun hoofd vol met onkunde die niets te maken heeft met de echte wereld.

Bovenstaand artikel is ons toegezonden door de auteur, Rob van V., en plaatsen wij met zijn toestemming. 

 

 

 

Het onderwijs van vandaag de dag is voornamelijk gebaseerd op ons analytische en rationele geheugen; het onthouden van data, het maken van een toets, het slagen voor de toets, en… het weer vergeten van deze data. Uiteindelijk krijg je je diploma en ben je klaargestoomd om deel te nemen aan de maatschappij. Het systeem van het onthouden en het kunnen reproduceren van data staat in ons huidige onderwijsstelsel gelijk aan intelligentie. Diegenen die het beste mee kunnen komen met het systeem halen de hoogste cijfers en worden als het meest succesvol gezien. Het echte leven gaat echter niet om het onthouden en reproduceren van data en daarom is het onderwijssysteem een behoorlijke vertekening van de werkelijke essentie van het leven.

 

Het ontstaan van onze huidige vorm van onderwijs vindt zijn oorsprong in de 19e eeuw. Haar doel werd gevonden – niet in het trainen van het intellectueel of het brengen van verlichting bij allen, maar – in standaardisatie van de mens door het verkleinen van het aantal individuen door ze allemaal op hetzelfde niveau te brengen en te houden en het conditioneren van kinderen in het onderkennen, gehoorzamen en het onderwerpen aan autoriteit; zich onder te schikken en voor te bereiden om in gemeenschap te leven, waar het collectieve bewustzijn voorop staat en individueel talent niet wordt benut, laat staan gestimuleerd en uitgebreid. Kortom, de beperking van individualiteit, de onderwerping aan autoriteit en de vernietiging van kritische, afwijkende meningen, originaliteit en creativiteit.

 

Onder het mom van domheid – diegenen die geen onderwijs volgden waren niet intelligent – worden brave burgers gecreëerd in dienst van de staat die zich opstelt als adoptieouder tijdens de meest cruciale jaren van de ontwikkeling van de mens, waarin zij grotendeels wordt verwijderd van de ouders en zogenaamde ‘ongepaste’ culturele invloeden. In een omgeving als die van een gevangenis worden de kinderen gedwongen een bepaalde opvatting te hebben en worden zij allen in hetzelfde denkpatroon opgevoed. We worden geleerd dat het niet goed is om fouten te maken en we schamen ons ervoor als dit wel gebeurt, maar wie geen fouten durft te maken komt niet tot nieuwe inzichten die leiden tot nieuwe wegen. Fouten liggen namelijk ten grondslag aan originaliteit en creativiteit.

 

“Every child is an artist. The problem is how to remain an artist once we grow up.” – Pablo Picasso

 

Het creëren van brave en gestandaardiseerde burgers via het schoolexperiment is tot nu toe redelijk geslaagd. Met zijn allen zorgen we ervoor dat de huidige maatschappij en haar economische systeem in stand worden houden. De denkwijze die op scholen wordt ingeprent reflecteert op de maatschappij en zal de maatschappij blijven vormgeven, zoals deze denkwijze op haar beurt weer in stand wordt gehouden door het onderwijssysteem. Ik ben ervan overtuigd dat de mens door het onderwijs alleen maar dommer is geworden. Waar zijn vandaag nog de grote denkers en uitvinders? Kunde is vervangen door des-kunde en de kundigen zijn deskundigen geworden. Wat we nodig hebben is een totale sociale reconstructie. Verander het onderwijs en je verandert de maatschappij. Voed nieuwsgierigheid en stimuleer creativiteit door vakken als tekenen en muziek dezelfde waarde te geven als taal en wiskunde.

 

Het zijn de kunstvakken die het mogelijk maken om uit je denkpatroon (lees: het gezamenlijke denkpatroon) te stappen en op andere manieren ergens tegenaan te kijken en een nieuw patroon te ontwikkelen waar nieuwe inzichten en ingevingen uit voortvloeien. Trek dit door naar de maatschappij waar alle vormen van kunst maximaal tot uiting zouden moeten komen. Een maatschappij waar kunst in het meest ideale voorbeeld zelfs verplicht gesubsidieerd zou worden en tegelijkertijd voor een ieder gratis toegankelijk zal zijn. Een maatschappij die dichters, filosofen, kunstenaars en schrijvers voortbrengt. Een maatschappij die kinderen met hun geweldige vermogen tot innovatie en creatie stimuleert en onderwijst met kennis waar zij echt iets aan hebben, kennis die hen kan helpen in het ontdekken en begrijpen van de echte wereld. Een utopie, zo lijkt het…

Twee decennia na de Koude Oorlog is propaganda nog springlevend.

Journalistiek heeft pas kwaliteit als burgers politieke thema’s begrijpen

Dit artikel is geschreven door Chris Aalberts en is met toestemming overgenomen van De Nieuwe Reporter.

Onlangs werd een grensrechter doodgeschopt. Tijdens een persconferentie vroegen journalisten wat de KNVB ging doen om dit drama in het vervolg te voorkomen. Zij bekritiseerden de weinig overtuigende antwoorden van de KNVB-bestuurders.

In een radio-uitzending kreeg stadsdeelvoorzitter Baâdoud van Amsterdam Nieuw-West dezelfde verwijten. Baâdoud had een wethouder langs de ouders van de daders gestuurd en er was een convenant gesloten om geweld tegen te gaan. Dat was volgens de interviewer geen daadkrachtig optreden.

Hoe moeten we de kwaliteit van deze journalistiek beoordelen? Hoe zou Bas Heijne deze items evalueren? Wat zouden de deelnemers aan het recentelijk gevoerde RTL-debat over journalistiek ervan vinden? De kans is groot dat er veel discussie ontstaat: zijn deze items te lang, ligt de focus te veel op emoties, zijn ze te subjectief gebracht of is het onderwerp een mediahype?

Wat leren burgers?
micDit zijn vragen die journalisten elkaar graag stellen en die in dit soort debatten steeds weer terugkomen. Maar de belangrijkste vraag mist: wat leert de burger van deze items? In het RTL-debat werd deze vraag slechts door twee personen uit het publiek geadresseerd. Geen hoofdredacteur had er een antwoord op. De rol van burgers is voor journalisten erg beperkt: burgers kopen kranten, kijken nieuwsuitzendingen en lezen artikelen, maar wat de burger van journalistieke informatie leert doet er klaarblijkelijk niet toe.

Dit is echter het belangrijkste perspectief om de journalistiek te evalueren. Sommigen maken zich druk over de aandacht van serieuze media voor de scheiding van Rafael en Sylvie van der Vaart. Natuurlijk is dit geen belangrijk nieuws, maar het maakt voor de burger niets uit: sommigen consumeren dit nieuws wel, anderen niet. Hetzelfde geldt voor de ergernis over tien minuten NOS Journaal over fileleed door de sneeuw. De burger wordt er niet slechter van als hij hier minutenlang kennis van neemt.

Voor politieke thema’s ligt dit anders, omdat burgers hun politieke beslissingen vrijwel uitsluitend baseren op informatie uit de media. Wat ze stemmen hangt af van hoe de prestaties van politici inhoudelijk worden gepresenteerd. Maakt het uit dat er in deze items stompzinnige vox-pops zitten, dat items te lang zijn en dat ze niet prominent in de krant staan? Nee, want dat is allemaal een kwestie van smaak. De vraag is wat de burger van die items kan leren.

Wereld begrijpen
Burgers moeten via het nieuws begrijpen hoe politieke en maatschappelijke problemen ontstaan, hoe bestuurders ze oplossen en of ze daarin slagen. Wie zit er aan de knoppen, wat heeft dat voor gevolgen en moeten burgers hun bestuurders bij de volgende verkiezing naar huis sturen? De belangrijkste vraag over journalistieke kwaliteit is of berichtgeving een goed beeld geeft van de politieke werkelijkheid.

Dit is vaak niet het geval. Bij de grensrechter kregen de stadsdeelvoorzitter en de KNVB impliciet de schuld. Zij waren immers ‘laks’. De stadsdeelvoorzitter kan echter alleen ‘softe middelen’ inzetten. De KNVB kan misschien betere beleidsplannen schrijven over het voorkomen van geweld, maar uiteindelijk staat ook de KNVB machteloos als mensen op het veld iemand in elkaar trappen. De journalisten hadden daar echter geen oog voor.

Dit is een terugkerend patroon: de NOS praat met staatsecretaris Mansveld alsof zij bepaalt dat er snel een oplossing voor de Fyra komt. Dat klopt niet: de NS heeft een eigen directie en de staatsecretaris staat op afstand. Deze politieke keuze is bewust ooit gemaakt, maar de NOS suggereert dat Mansveld het probleem persoonlijk oplost en daar ook toe in staat is. Moet de burger de PvdA bij de volgende verkiezingen afrekenen op de geschrapte Fyra? Dat is twijfelachtig.

Nieuws begrijpen
Burgers hebben geen beeld van de Europese Unie, en krijgen politici te zien die zeggen ‘dat iets van Brussel moet’. Dat de Tweede Kamer die macht via verdragen zelf heeft overgedragen blijft onvermeld. Als RTL verslag doet van declaraties van ministers is de uitkomst dat de minister van Buitenlandse Zaken het meest declareert. RTL zet er een verontwaardigde kop boven, maar vermeldt alleen in de marge dat deze kosten direct voortvloeien uit de taakuitoefening van de minister.

Bij het RTL-debat zei RTL-hoofdredacteur Harm Taselaar dat burgers berichtgeving moeten kunnen begrijpen. Niemand is het daarmee oneens, maar kunnen burgers de juiste boodschap oppikken? Natuurlijk staan er goede achtergrondverhalen in de krant, maar voor de meeste burgers is de dagelijkse verslaggeving van RTL en NOS belangrijker. Met alleen die informatie kom je regelmatig tot verkeerde politieke keuzes. Laat we daar eens over debatteren, in plaats van over Rafael en Sylvie van der Vaart.

De DNA Droom

Onderstaand artikel is ingestuurd door Paul.

Door een krantenartikel in de Leeuwarder courant op 20-12-2012, werd ik gewezen op een uitzending van Holland Doc op Ned-2 om 22.55. Hier heb ik naar gekeken. In deze documentaire zijn een stel jonge chinezen va 18 jaar bezig om de genetische code te ontcijferen van ons IQ. Hun stelling is dat het verbeteren van de mens slechts een kwestie van tijd is. In China bestaat veel minder weerstand tegen genetische manipulatie dan bij ons.

Er is een gen dat de kleur van onze ogen bepaalt en er zijn genen die erfelijke ziekten voorspellen. Wat nu als er straks ook een gen voor ons IQ blijkt te bestaan? Als we de code voor intelligentie, zoals die is vastgelegd in ons DNA, weten te ontcijferen, kunnen we dan slimmere mensen maken? Dit onderzoek gebeurd in het BGI, het grootste instituut voor genetisch onderzoek ter wereld dat aan de rand van Shenzhen staat. Het is een zelfstandig instituut, volledig onafhankelijk van de Chinese overheid, die op dit terrein weinig beperkingen oplegt. Het is hier (zeer) opvallend hoe een 18 jarige Zhao Bowen , die samen werkt met een jonge psychologe Yang Rui, de IQ test afneemt bij hoogbegaafde kinderen. Een haast ongelooflijk fenomeen.

dna
Dubbele Helix van de Mens

Paradoxale gevoelens
Het onderwerp op zich roept bij mij paradoxale gevoelens op. Normaal gesproken ben ik vrij rationeel, tegen wat voor manipulatie dan ook. Daar het mijns inziens geen wetmatigheid heeft, daar bedoel ik mee, dat de gangbare natuurwetten het enige recht heeft op wetmatigheid en alles wat gemanipuleerd wordt niet. Laat duidelijk zijn dat in de wetenschap het wel een grote wetmatigheid heeft. Maar emotioneel heb ik niet meer of minder boter op mijn hoofd, dan wie dan ook.

Een voorbeeld: bij een zeer goede kennis van ons werd 3 jaar terug kanker vastgesteld. Ze hebben hem behandeld en kwam er een moment dat men dacht dat hij kanker vrij was. Niets was minder waar. Een half jaar geleden kwam de kanker terug. Laatst kwam zijn vrouw huilend en emotioneel beladen bij ons thuis, met haar verhaal dat het snel afgelopen kon zijn met hem. We zijn die zaterdagmorgen bij hem geweest. Zijn huid begon al gelig te kleuren, was al lichamelijk aan het interen ondanks dat zijn gezicht nog wat opgeblazen was. De pijn werd bestreden met morfine pleisters, daar hij niet over morfine kan mede in verband met overgeven. Die vrijdagavond dachten ze dat het gebeurd was met hem, maar in de loop van de nacht trok alles toch weer wat bij. Zijn enige hoop was nog om Kerst en Oud/Nieuw te vieren met zijn gezin, maar 1e kerstdag is hij overleden.

Emotioneel gesproken vraag ik me af, waarom is er met alle kennis en technologie nog steeds geen echte goede bestrijding tegen deze ziekte? Er wordt onderzoek naar gedaan in de vorm van manipulatie (zoals bijvoorbeeld deze nieuwste ontwikkeling), moet je dat willen? Dat is een vraag die een ieder voor zichzelf moet beantwoorden en beslissen. Zelf heb ik vastgelegd om me in te laten slapen.

IQ manipulatie
Terug naar het thema manipulatie. Ik zou het volgende willen voorleggen. Stel dat we over enkele decennia het vermogen hebben om ons IQ zodanig te manipuleren, dat we dan een generatie zouden ontwikkelen waarin de mens hoogbegaafd zou zijn. Wat voor verschil zou dat opleveren gezien de huidige generatie? Zouden we dan bv beter gewapend zijn tegen de elitaire machten, zouden er dan geen oorlogen meer zijn? Mijns inziens is het enige wat we doen de wet van het evolutieproces versnellen. Met andere woorden: je creeert een kunstmatige wereldbevolking en naar mijn idee zullen de wereldse problemen hiermee niet opgelost worden. Dat het onderwerp een uitdaging is dat begrijp ik nog wel, maar is het noodzakelijk? Nee. Maar zo denk ik, hoe denken de visionairen hierover?

Verdere verdieping:

Blauwdruk voor slimme mensen.

Voor een kijkje in de keuken van dit BGI (Chinees was moeilijk te lezen, vandaar de vertaling).

En hier de link naar het desbetreffende onderwerp.