moraal

De beperkende factoren van de uitbreidende morele cirkel

Ethiek is geen harde wetenschap. Zoals de 18e eeuwse filosoof David Hume al aangaf: wetenschap gaat vooral over wat er is, en daaruit valt niet af te leiden over hoe het zou moeten zijn [1]. Wat goed of slecht is, is niet in de natuur te vinden. Dat maakt het er voor ethische vraagstukken niet makkelijker op. Bij het zoeken naar een antwoord op de vraag welke keuze de juiste keuze is, heb je er niks aan om te kijken naar de feiten [2]. Om toch iets te kunnen zeggen over hoe je zou moeten handelen, moet je bepaalde aannames doen die als basiswaarden dienen. Deze basiswaarden zijn bediscussieerbaar en kunnen daardoor veranderen.

Basiswaarden
Aan wat voor basiswaarden zou je kunnen denken? Daarvoor kun je voor jezelf op zoek naar een antwoord op de vraag hoe een ideale wereld er volgens jou uit zal zien. Logische en waarschijnlijk door iedereen gedeelde opvattingen, zijn dat in een ideale wereld:

  • … alle mensen gelijkt behandeld moeten worden;
  • … geen mens pijn zou moeten lijden;
  • … ook dieren geen pijn zouden moeten lijden;
  • … de draagkracht van de aarde groter moet blijven dan de ecologische voetafdruk van de mens;
  • … toekomstige generaties minstens zo’n goed leven moeten hebben als de huidige generatie.

Deze opvattingen zou je kunnen zien als basiswaarden waar vanuit je verder redeneert om ethische vraagstukken op te lossen.

Peter Singer. Bron: Wikipedia

Expanding Circle
Idealiter zou ieder individu een goed leven leiden in een goede samenleving. Maar hoe ver reikt deze ‘samenleving’? De Australische bio-ethicus Peter Singer bouwt in zijn boek The Expanding Circle [3] voort op een idee dat aan het eind van de 19e eeuw door historicus William Lecky was beschreven: de uitbreiding van de morele cirkel. Dit idee houdt in dat je het bereik van je ethische theorie – dus wat valt er wel en wat valt er niet onder de ‘samenleving’ – kunt beschouwen als een cirkel die steeds verder uit te breiden is met bepaalde basiswaarden. Wat je wel of niet in de cirkel opneemt kan per persoon verschillen, als je maar kan beargumenteren waarom iets wel of niet is opgenomen.

Een uitbreidende cirkel kan je vergelijken met een steen die je in het midden van een rustige plas water gooit. De golven beginnen in het centrum met het individu (jijzelf), breiden zich uit naar je familie, vervolgens behelzen ze eerst een bepaalde leefgroep (klasse) waartoe je behoort, dan een land, dan een coalitie van landen, dan de gehele mensheid en uiteindelijk ook de dieren die (indirect) invloed ondervinden van jou handelen [4]. Voor Lecky stopt de cirkel hier, maar de cirkel is nog uit te breiden met bijvoorbeeld het milieu, moeder aarde, toekomstige generaties en zelfs in de toekomst allicht het leven van andere planeten.

Beperkingen
Met elke basiswaarde die je opneemt in je morele cirkel komt ook een groeiende verantwoordelijkheid en meer beperkingen. Deze verantwoordelijkheden en beperkingen hebben betrekking op jou als handelend individu. Als je uitgaat van de basiswaarde dat je ethische theorieën gelden voor al het leven dat kan lijden, zou je zo moeten handelen dat het leed van dieren ook geminimaliseerd moet worden. Vlees van speciaal daarvoor geslachte dieren eten is dan uit den boze. Hetzelfde geldt voor het milieu: als je het milieu moreel belangrijk acht, zul je je eigen ecologische voetafdruk zo beperkt mogelijk moeten houden en zodoende zo min mogelijk vervuilende producten moeten gebruiken.

Hier zit een probleem. Behalve dat de verantwoordelijkheden en beperkingen betrekking hebben op jou als handelend individu, heeft het ook invloed op de verdere keuzes die je maakt over wat je wel en niet in de cirkel op wil nemen. Verschillende uitbreidingen van de morele cirkel kunnen botsen met elkaar. De beperkingen van iedere basiswaarde die je toe voegt aan je cirkel kun je zien als obstakels voor de eerder genoemde golf in een plas water; als een golf een obstakel tegen komt, kaatst het terug. Voorbeeld: stel dat je als basiswaarde hebt dat we moreel gezien verantwoordelijk zijn voor onze medemens over de hele wereld. Ook ben je je sinds de opkomst van verschillende milieuproblemen steeds bewuster van het belang verantwoord met het milieu om te gaan en wil je deze basiswaarde ook opnemen in je cirkel. We zouden aan de ene kant een goed leven leiden door mensen elders op de wereld te helpen en te behandelen als onze directe naasten [5], terwijl we aan de andere kant weten dat dit zorgt voor een vergroting van de totale ecologische voetafdruk van de gehele mensheid (denk bijvoorbeeld aan het stijgende gebruik van mobiele telefonie in derde wereld landen en bijbehorende stijging in gebruik van schaarse hulpbronnen). Dit laatste botst met onze basiswaarde dat we onze ecologische voetafdruk zo beperkt mogelijk moeten houden.

De dreiging van het naderende einde van de draagkracht van de aarde heeft invloed op de keuzes voor jou als moreel handelend individu. Niet alleen op de keuzes in concrete gevallen, maar ook op de keuzes over welke basiswaarden je wel of niet in je morele cirkel wilt opnemen. Iedereen zal voor zichzelf moeten bepalen in welke maten welke basiswaarden worden opgenomen in de eigen morele cirkel, omdat de beperkingen van de basiswaarden voor golven kunnen zorgen die met elkaar botsen. De cirkel is niet zonder meer uit te breiden zoals we hebben gezien in het geval van de toenemende ecologische voetafdruk bij het helpen van minder bedeelden. Beperkingen van de ene basiswaarde belemmeren het ongelimiteerd toelaten van andere basiswaarden, wat er voor zorgt dat je tussen de basiswaarden keuzes moet maken die op een basaal niveau rechtvaardigen hoe je in het verdere leven ethisch zal handelen.

Ethiek is geen harde wetenschap, helaas. Was het maar zo makkelijk.

Zie ook: Ethisch probleem: stel, er verdrinkt een kind

Bronnen:
[1] Hume, D. A Treatise on Human Nature (Book III, Part 1, Section 1, 1739).
[2] Singer, P. The expanding circle (Clarendob Press, Oxford, 1981). Pp. 72-82.
[3] Ibid., hele boek.
[4] Lecky, W.E.H. The History of European Morals (Longma, 1892).
[5] Singer, P. The Drowning Child and the Expanding Circle (New Internationalist, April, 1997).

Moraal: kan geld goed of slecht zijn?

Elders op deze website kwam het al eens ter sprake: kun je over geld zeggen dat het goed of slecht is? Is het de wortel van al het kwaad of is het een middel zoals een mes, waarbij slechts  wat de gebruiker ermee doet goed of slecht kan worden genoemd?

Ghanese uitdrukking

Als je er over nadenkt is geld eigenlijk niet meer dan bijvoorbeeld een muntstuk of een stukje papier, en in die zin niet veel anders dan een steen of een post-it. Op voorwerpen als dezen is het oordeel ‘goed’ of ‘kwaad’, wat haar oorsprong vindt in de ethiek en de religie, niet van toepassing. Tenminste, dat is de mening die veel mensen is toebedeeld. Hans Achterhuis, denker des Vaderlands en emeritus hoogleraar filosofie aan de Universiteit Twente, denkt hier toch anders over. In hoofdstuk 21 van zijn boek ‘De utopie van de vrije markt’ gaat Achterhuis in op deze kwestie.

“De markteconomie is een middel. Zo wil ik ernaar kijken. Zoals een schaar een gereedschap is. Is een schaar moreel of immoreel? Een schaar is instrumenteel. Als we het ding op de juiste manier gebruiken, kan het bijdragen aan menselijk geluk.” (p. 195) – aldus Amerikaanse topeconoom Joseph Stiglitz die geld als simpel middel ziet om de ruil van producten te vergemakkelijken. Achterhuis reageert hier als volgt op:

Karl Marx. Bron afbeelding: Wikipedia.

“Wanneer techniekfilosofen zich de vraag stellen of techniek een neutraal middel is in dienst van mensen of dat techniek hen integendeel beheerst, duikt altijd het voorbeeld op van het keukenmes, waarmee je zowel groente kunt snijden als een moord plegen. Het zou geheel van de individuele gebruiker van de techniek afhangen of dit middel goed of slecht wordt gehanteerd. Deze opvatting over het instrumentele karakter van de techniek wordt tegenwoordig in de techniekfilosofie over het algemeen onhoudbaar geacht. Zeker voor moderne technologische producten als auto’s, mobieltjes en computers, en ga zo maar door, geldt dat ze hun gebruikers beslissend veranderen en vaak afhankelijk maken. Het beroemdste voorbeeld is nog altijd de opkomst van de anticonceptiepil in de jaren zestig van de vorige eeuw die onze ideeën en praktijken over seksualiteit en de man-vrouwverhouding beslissend gewijzigd heeft.” (p. 196)

Achterhuis laat in hetzelfde hoofdstuk op pagina 198-199 Karl Marx aan het woord (geciteerd in Van Bladel 1976, pp. 202-207):

“Wat door het geld van mij is, wat ik kan betalen, dat wil zeggen wat het geld kan kopen, dat BEN ik, de bezitter van het geld zelf. Hoe groter de macht van het geld, des te groter mijn eigen macht. De eigenschappen van het geld zijn de eigenschappen en essentiële vermogens van mij – de bezitter van het geld. Wat ik BEN en wat ik kan hangt dus allerminst af van mijn individualiteit. Ik BEN lelijk, naar ik kan de knapste vrouwen kopen. Dus ben ik niet lelijk, want het effect van de lelijkheid, haar afschrikwekkende kracht, wordt door het geld tenietgedaan. Ik ben – gezien mijn individualiteit – kreupel, maar het geld verschaft mij vierentwintig voeten, ik ben dus niet meer kreupel. Ik ben een slecht, gewetenloos, oneerlijk geestloos mens, maar het geld wordt met respect bejegend, dus ook de eigenaar ervan. Het geld is het hoogste goed, dus is ook de bezitter ervan goed; het geld bespaart me bovendien de moeite om oneerlijk te zijn: dus ga ik door voor een eerlijk mens.”

Verderop in het boek (bijvoorbeeld op pagina 287) geeft Achterhuis nog een aantal voorbeelden die aangeven dat geld de maatschappij beheerst, in plaats van andersom. Zo blijkt uit verschillende onderzoeken dat het privatiseren van de zorg desastreuze gevolgen zal hebben (hoofdstuk 29). De zorg zal slechter worden omdat het voor specialisten makkelijker geld verdienen is met simpel op te lossen kwaaltjes, en ga zo maar verder. Of we met deze constatering en de uiteenzetting van Marx kunnen zeggen dat ‘goed’ en ‘kwaad’ niet van toepassing zijn op geld wat primair als middel dient, is dus nog maar de vraag. Hoe denken jullie hierover?

Bron:
De utopie van de vrije markt – Hans Achterhuis (2010). Hoofdstuk 21: Karl Marx: van geld tot kapitaal (pp. 195 – 203).

Ethisch probleem: stel, er verdrinkt een kind

Ethische problemen zijn lastig, en kennen vaak ook geen eenduidige of algemeen aanvaardbare oplossingen. Toch is het wel goed om er bij stil te staan, omdat het vaak wel iets zegt over hoe wij mensen in elkaar zitten. Zo ook met het volgende probleem.

Ieder mens heeft recht op sociale basisvoorzieningen zoals gezondheidszorg (foto: Afghanistan/Imal Hashemi)
Stel je voor dat je na een nachtje stappen door het park fietst, wanneer je plotseling een kinderstem ‘Help!’ hoort roepen. Als je gaat kijken waar het vandaan kwam, blijkt dat er in een nabijgelegen modderige vijver een kind aan het verdrinken is. Er is verder niemand anders in de buurt om het kind te helpen, maar uitgerekend vanavond had je je gloednieuwe schoenen van €250,- aangetrokken. Er is geen tijd meer om deze uit te trekken. Zou je, ondanks dat je nieuwe schoenen (of horloge of wat dan ook, dat maakt voor het voorbeeld niet uit) niks meer waard zouden zijn, het kind redden?

We mogen aannemen dat ieder weldenkend mens de waarde van het kinderleven boven de waarde van zijn of haar kleding zal verkiezen. Tot zover kunnen we dus spreken van een consensus. Het wordt pas een ‘probleem’ als we de vergelijking trekken met Derdewereldlanden; door €250,- te doneren aan een goed doel is er een veelvoud aan mensenlevens te redden in de armere landen (denk bijvoorbeeld aan vaccinatie). Toch doen we dit niet. Waarom niet? Psychologisch zou je het kunnen verklaren door de directe confrontatie met het kind in het park, maar ethisch gezien is het moeilijk te beargumenteren waarom we zo weinig doneren aan Derdewereldlanden.

Peter Singer, hoogleraar bio-ethiek aan Princeton, stelt dat de twee situaties aan elkaar gelijk zijn en we daarom moreel verplicht zijn een deel van ons inkomen te donderen aan goede doelen. Het is volgens hem pas mogelijk een goed leven te leiden als je hebt bijgedragen aan het verminderen van leed van de minder bedeelden op onze planeet. In onderstaand filmpje ligt hij zijn standpunt toe.

De conclusie dat we veel meer (een aanzienlijk percentage van ons inkomen) aan goede doelen zouden moeten schenken, stoot ons Westerlingen intuïtief tegen de borst. Waarom zou dit zijn? Hoe kunnen wij rechtvaardigen dat wij niet de morele plicht hebben ons lijdende medemens te helpen?
Zoals gezegd is het hoe dan ook goed dat we over dergelijke vraagstukken blijven nadenken. Uiteraard is het ook goed dat er initiatieven blijven bestaan die erop gericht zijn onze planeet een stukje beter te maken. Mocht je naar aanleiding van dit artikel bij willen dragen aan een dergelijk initiatief, zie dan deze website hoe je kan doneren voor Serious Request, en laten we hopen dat berichten als deze in ieder geval geen werkelijkheid worden.

Bronnen:
Dit voorbeeld is behandeld in het college ‘De Microscoop en de Olifant’ van 21 december 2011, door dr. Floris van den Berg.