natuurkunde

De vijver waarin het Higgsdeeltje zich kan schuilhouden wordt steeds kleiner.

Is het Higgs-deeltje fake?

Het Higgsdeeltje, door de vele aanhangers ook wel God-particle genoemd, is, zeggen ze, DE oplossing voor het vervelende massaprobleem. Het ziet er echter steeds somberder uit voor de bedenkers van het Higgsdeeltje, die al aan het ruziën waren over wie recht heeft op de Nobelprijs. Bestaat het Higgsdeeltje eigenlijk wel?

Higgsmechanisme en Higgsdeeltje
Bij elementaire deeltjes zoals quarks en elektronen wordt een bepaalde massa waargenomen. Nu is er alleen een probleem. Er is binnen het succesvolle Standaardmodel geen goede natuurkundige manier om te verklaren waarom de deeltjes massa hebben en hoe groot die massa is. Of om te voorkomen dat de massa van de deeltjes naar bijna oneindig gaat. Dus bedachten deeltjesfysici het zogeheten Higgsmechanisme. Alle deeltjes met gemeten massa reageren met het Higgsveld en de bijbehorende Higgsdeeltjes. Als gevolg hiervan lijkt ruimtetijd voor deeltjes met massa op stroop. Higgsdeeltjes zelf reageren niet met elkaar (anders zou de massa van ruimtetijd zelf extreem hoog worden en het heelal in elkaar storten).

Het Higgsveld kent een aantal merkwaardige eigenschappen. Zo heeft het geen richting. Toch moet het iets te maken hebben met Einsteins algemene relativiteitstheorie, dus iets doen met de structuur van ruimtetijd. Zou ruimtetijd uit Higgsdeeltjes bestaan? Niet volgens het Standaardmodel in ieder geval, dat ook om Higgsdeeltjes te beschrijven uitgaat van de “huis-tuin-en-keuken” algemene relativiteitstheorie.

Oorverdovende stilte

De vijver waarin het Higgsdeeltje zich kan schuilhouden wordt steeds kleiner.
De vijver waarin het Higgsdeeltje zich kan schuilhouden wordt steeds kleiner.

Als het Higgsdeeltje zo alomtegenwoordig is, moet het op een gegeven moment opduiken in zware deeltjesdetectors, zou je zeggen. Zowel de Large Hadron Collider als de Amerikaanse tegenhanger Tevatron rammen met ongekende energie (anti-) protonen op elkaar. De filosofie is simpel: voer de energie maar hoog genoeg op, zodat op een gegeven moment er voldoende vrije energie is om Higgsdeeltjes uit het niets tevoorschijn te laten springen. Op hetzelfde principe is het maken van antimaterie gebaseerd.

In eerdere experimenten met de voorganger van de LHC, de Large Elektron Positron Collider (die in dezelfde tunnel was gehuisvest), is een massa-ondergrens van 114 GeV/c2 (te vergelijken met de massa van een ijzeratoom) vastgesteld. Indirecte metingen geven een bovengrens van 195 GeV/c2.  Latere metingen door het Tevatron hebben nog een stuk onzekerheid verwijderd: de bovengrens is nu 157 GeV/c2. De vijver waarin het Higgsdeeltje zich schuil kan houden is dus nu ingekrompen tot een gebiedje van ongeveer veertig GeV/c2 breed.

Zou het Higgsdeeltje wel bestaan?
Pogingen om het Higgsdeeltje te vinden zijn tot nu toe niet geslaagd. Merkwaardig, aangezien de maximale energie die de LHC en de Tevatron aan een deeltje kunnen geven, rond de zevenduizend GeV, veel groter is dan de massa-energie van het Higgsdeeltje. Steeds meer natuurkundigen denken daarom dat het Higgsdeeltje helemaal niet bestaat en dat er een heel ander mechanisme ten grondslag ligt aan het ontstaan van massa.

Geen Higgs betekent explosie aan nieuwe ontdekkingen en technieken
Dat is goed nieuws. Klopt het Standaardmodel namelijk, dan verwachten natuurkundigen een “deeltjeswoestijn” waarbij pas bij de Planckmassa, een duizelingwekkende honderd biljard maal meer massa dan wat de LHC kan produceren, weer interessante dingen gebeuren.Oersaai dus.

Klopt het Standaardmodel niet bij hoge energie, dan zou dit betekenen dat ons compleet nieuwe natuurkunde te wachten staat. Eerdere natuurkundige revoluties leverden ons dingen als elektriciteit, kernenergie, lasers en supergeleiders op. Als we zicht krijgen op natuurkunde die het standaardmodel te boven gaat, dan kunnen we daarmee waarschijnlijk dingen doen die we ons nu nog niet voor kunnen stellen. Misschien kunnen we naar andere heelallen reizen. Ongekende energiebronnen ontdekken. Sneller dan het licht reizen. Spannende tijden.

Een raadselachtige, onverwachte piek zet natuurkundigen op het spoor van een nieuwe natuurkracht.

Aanwijzingen voor technicolor natuurkracht toch niet correct

Het Higgsdeeltje bestaat niet. In plaats van het Higgsdeeltje is er een hele familie van deeltjes die de zogenaamde technicolor kracht overbrengen, geloven theoretici op grond van een merkwaardige vondst in het Tevatron (dat nu op zijn nadagen loopt). Maar klopt die waarneming wel?

Er is nog steeds geen Higgs event gevonden. Wel een heel ander deeltje, althans: vermoedelijk.
Er is nog steeds geen Higgs event gevonden. Wel een heel ander deeltje, althans: vermoedelijk.

Standaardmodel verklaart geen massa
De hele moderne natuurkunde berust op de combinatie van twee theorieën: het Standaardmodel, een verzamelbegrip voor drie (of twee) kwantumtheorieën en Einsteins algemene relativiteitstheorie. Eén theorie uit het Standaardmodel, kwantumelektrodynamica, is met dertien decimalen de nauwkeurigste natuurkundetheorie ooit. Kwantumchromodynamica, de theorie die de sterke kernkracht beschrijft, is een stuk minder nauwkeurig en kernfysica levert daarom geregeld verrassingen op. Het Standaardmodel kent echter één gevoelig nadeel. De massa’s van deeltjes worden niet voorspeld, maar moeten door middel van experimenten worden bepaald. Er kan niet worden verklaard waarom bijvoorbeeld elektronen, quarks en neutrino’s de massa hebben die in experimenten worden gemeten. Of überhaupt massa hebben. De intrigerende omstreden Heim theorie doet dit overigens wel. Er zijn ook alternatieve verklaringen denkbaar.
Om het massaprobleem op te lossen (en af te rekenen met de vele oneindigheden) greep men naar het Higgsmechanisme met bijbehorend Higgsdeeltje. Dit Higgsdeeltje heeft echter steeds meer weg van een ongrijpbare eenhoorn. Diverse experimenten hebben de speelruimte voor de massa van dit deeltje ingeperkt tot een klein gebied rond de 115-185 GeV/c2. Eerdere LEP-experimenten hebben de theoretisch meest waarschijnlijke waarde, 95 GeV/c2, al uitgesloten.

Een raadselachtige, onverwachte piek zet natuurkundigen op het spoor van een nieuwe natuurkracht.
Een raadselachtige, onverwachte piek zet natuurkundigen op het spoor van een nieuwe natuurkracht.

Fermilab ontdekt geheimzinnige piek
Mede om dit Higgsdeeltje te vinden hebben onderzoekers de monsterachtige versnellers Tevatron van Fermilab in Batavia, Illinois en de Large Hadron Collider onder het Zwitserse Genève gebouwd. Echter: hoe hard de onderzoekers van het LHC ook protonen op elkaar beuken, erg opschieten wil het niet met het produceren van Higgsdeeltjes. Ondertussen voelen ook de Amerikaanse concullega’s van het Tevatron de hete adem van de budgetcommissie van het Amerikaanse Congres in hun nek. Of dat er mee te maken heeft (zoals sommige boze tongen beweren) is niet bekend, maar er is door Fermilab nu een ontdekking gedaan met, stelt men, een overschrijdingskans van drie sigma, kleiner dan een duizendste. Pas als deze daalt tot onder de vijf sigma, één op de miljoen, is sprake van een voldoende significant resultaat om echt de ontdekking van een onverwacht verschijnsel te kunnen vaststellen. Vandaar dat veel fysici nog voorzichtig zijn en aan meet- of rekenfouten denken.

Bij de botsingen in kwestie komen W-deeltjes (die de zwakke kernkracht overbrengen) en een quark-antiquark paar vrij. Volgens de bestaande theorie moeten deze deeltjesparen zeldzamer worden als hun energie toeneemt. Niets van dat alles. Bij 140 GeV/c2 blijkt er een piek op te treden.

Het kan hier niet om Higgsdeeltjes gaan omdat dan de piek driehonderd maal kleiner zou zijn en de vervalproducten uit bottom quarks zouden bestaan, niet uit W-deeltjes.

Technicolor: wat als we nu inderdaad een nieuwe natuurkracht hebben waargenomen?
Dit zou mogelijk een wederopstanding betekenen van een twintig jaar geleden door deeltjesfysici Kenneth Lane en collega Estia Eichten bedachte theorie: technicolor. Technicolor, ontwikkeld uit quantumchromodynamica, kent een aantal zeer aantrekkelijke kanten. De theorie is bijvoorbeeld “natuurlijk” (produceert geen absurditeiten (zoals Higgsdeeltjes doen) die door het prutsen met allerlei parameters weggewerkt moeten worden). Volgens technicolor ontstaat massa bij “lage” energie (onder de 250 GeV/c2) , omdat deeltjes dan allerlei interacties aangaan met virtuele deeltjes die zorgen voor een soort stroopeffect (wat wij waarnemen als de traagheid van massa). Bij zeer hoge energie ontsnappen de deeltjes hieraan. nadeel van technicolor in de ogen van veel natuurkundigen is dat ook deze theorie geen theorie van alles is die de natuurkrachten unificeert, zoals bijvoorbeeld de snaartheorie pretendeert te zijn. Integendeel, de theorie introduceert een vijfde natuurkracht.

Technicolor voorspelt het bestaan van een grote reeks deeltjes waaronder het technipion. Dit technipion valt precies uiteen in de deeltjes die door Fermilab waargenomen zijn, met de waargenomen energie. Geen wonder dus dat Lane (die veel eerder dan de pers op de hoogte werd gesteld)  het afgelopen half jaar nauwelijks heeft geslapen en de ontwikkelingen op de voet volgt. Spannende tijden.

Update: vals alarm
Hun collega’s van de tweede detector van het lab, DZero, hebben deze observaties echter gecontroleerd met hun eigen onafhankelijke data en analyse-instrumenten en hebben geen bewijs voro een nieuw deeltje gevonden. In plaats hiervan lijken de DZero data in overeenstemming te zijn met het Standaardmodel. [3]

Bronnen
1. New Scientist
2. Arxiv
3. Fermilab experiments fail to confirm new particle clain, Physorg.com

Radioactieve kernen gericht laten ontploffen met gammastraling?

Radioactieve vervuiling is één van de geniepigste vormen van vervuiling. Chemisch is er bijvoorbeeld haast geen verschil tussen radioactief jodium-131 en niet-radioactief jodium. Het enige verschil is het aantal neutronen in de atoomkern. Het is dan ook technisch vrijwel onmogelijk om radioactieve kernen er uit te filteren. Misschien is er echter een andere oplossing, met dank aan een aantal slimme Japanners.

Eerder schreven we al over de theoretische doorbraak waarmee Japanners er in slaagden, met behulp van gammastraling nieuwe radioactieve isotopen te produceren. Wie het nieuws rond Fukushima volgt, weet dat de Japanners nu juist te kampen hebben met het tegenovergestelde probleem: zwaar vervuild radioactief water. Zou het niet mogelijk zijn met behulp van gammastraling de instabiele radioactieve stoffen uiteen te laten vallen in stabiele kernen? Het omgekeerde effect dus?

Hoe verder het aantal protonen of neutronen afwijkt van de ideale verhouding, hoe radioactiever de atoomkern. Klik voor een vergroting.
Hoe verder het aantal protonen of neutronen afwijkt van de ideale verhouding, hoe radioactiever de atoomkern. Klik voor een vergroting.

Wat maakt een kern radioactief?
Elke atoomkern heeft een aantal positief geladen protonen met nul of meer neutrale neutronen. Het proton is stabiel. Neutronen vallen in ongeveer tien minuten uit elkaar in een proton en een elektron, maar in een atoomkern zijn ze wel stabiel (of veranderen protonen en neutronen voortdurend in elkaar). Protonen trekken de negatief geladen elektronen aan, zodat het hele atoom elektrisch neutraal wordt. Daardoor ontstaat een elektronenwolk rond de kern. Het aantal elektronen (en dus het aantal protonen) bepaalt de chemische eigenschappen van het atoom. Zo gedragen protium (een waterstofatoom met alleen een proton, zoals bijna alle waterstofatomen) en deuterium (een waterstofatoom met een proton en neutron in de kern) zich chemisch gezien bijna exact hetzelfde. Zwaar water (deuteriumoxide) lijkt precies op normaal water (met een iets hoger kookpunt).

Er komen iets meer dan negentig elementen (atoomsoorten) van nature voor. Het zwaarste natuurlijke element, uranium, heeft in de kern 92 protonen en 143 of 146 neutronen. Is in een kern in verhouding het aantal protonen of het aantal neutronen te hoog, dan wordt de kern instabiel en valt na verloop van tijd uiteen in een lichtere kern. Hierbij komt radioactieve straling vrij. Het zwaarste stabiele element is bismut. Alle elementen zwaarder dan bismut, zoals uranium, zelfs bismut zelf, vallen uiteindelijk uit elkaar. Dat geldt ook voor de onstabiele isotopen (alles met een andere kleur dan zwart-wit in de grafiek).

Of en wanneer een radioactieve kern uit elkaar valt is, voor zover we dat weten, een kwestie van toeval. We weten alleen hoe groot de kans is dat een bepaald type atoomkern uit elkaar valt. Zo is de vervaltijd van uranium-238, de meest voorkomende vorm van uranium, ongeveer 4,4 miljard jaar. Van alle uranium dat bestond sinds het ontstaan van de aarde is dus nog maar de helft over. Wat je wil is dat je met de een of andere techniek radioactieve isotopen snel uit elkaar kan laten vallen, als het ware het laatste zetje geeft om hun overtollige protonen, neutronen of elektronen (door uiteenvallen van een neutron) te dumpen.

Misschien dat een radioactieve kern met een uitgekiende golflengte gammastraling, of een hoogfrequent elektromagnetisch veld, in een vibratie is te brengen waarmee specifiek die isotoop wordt aangeslagen en uit elkaar gaat vallen. Daarmee zou je een voor een alle radioactieve isotopen kunnen uitschakelen, van zwaar naar licht. Misschien dat je met een hoge dosis neutrino’s hetzelfde effect zou kunnen bereiken. Aanwijzingen dat er een geheimzinnige invloed van de jaargetijden op radioactief verval is, zijn er. Misschien komt dit door een donkere-materiewolk waar de aarde sneller doorheen vliegt op een gegeven moment…

Hoe hoger de energie, hoe scherper de correlatie zichtbaar wordt. Daarom ontging dit effect eerdere experimenten.

Geheimzinnige invloed synchroniseert deeltjes

Deeltjesfysici ontdekten met de Large Hadron Collider iets totaal onverwachts. Bij botsingen van protonen bleken bepaalde deeltjes die ontstaan uit de botsing exact dezelfde richting op te vliegen. Frank Wilczek denkt dat het proton daarmee een nog onbekende structuur herbergt.

In de zomer van 2010 stelden CERN-natuurkundigen vast dat enkele deeltjes in de gemiddeld 110 deeltjes die vrijkomen als twee protonen met grof geweld tegen elkaar worden gebeukt, hun banen synchroniseren zoals een vlucht vogels. Dit was een zo bizar verschijnsel dat de waarnemers eerst hun ogen niet konden geloven en keer op keer waarnemingen overdeden, stelt Guido Tonelli, een van de onderzoekers.

Frank Wilczek, die het gedrag van gluons verklaarde en daarmee de Nobelprijs natuurkunde won, denkt daarom dat de experimenten van het LHC een nog onbekende, diepe structuur van protonen blootleggen. Het is ook mogelijk dat de deeltjes op nog onbekende wijze met elkaar reageren. Bij deze hogere energieën kan namelijk een kijkje worden genomen bij een scherpere ruimte-en tijd resolutie dan ooit tevoren, stelt Wilczek. Hij denkt dat de gluons in het proton met elkaar verstrengeld zijn en die verstrengeling bij interactie overdragen aan andere deeltjes. De merkwaardige correlatrie zou hierdoor verklaard kunnen worden, denkt hij.

Hoe hoger de energie, hoe scherper de correlatie zichtbaar wordt. Daarom ontging dit effect eerdere experimenten.
Hoe hoger de energie, hoe scherper de correlatie zichtbaar wordt. Daarom ontging dit effect eerdere experimenten.

Al eerder schreven we over de merkwaardige effecten van muonen op de grootte van het proton.

Wat de oorzaak ook is, één ding is duidelijk. Zelfs in een massaal voorkomend deeltje als het proton (ongeveer driekwart van alle materie in het heelal  is waterstof-1, bestaande uit een proton en een elektron), waarvan wetenschappers dachten dat ze het goed begrepen, blijken zich nog verrassend veel onbekende en merkwaardige fenomenen schuil te houden. Ons begrip van de realiteit is groot, maar herbergt nog veel donkere plekken. De natuurkunde is nog verre van voltooid. Kortom: wetenschap is nog steeds erg spannend.

Bron: ArXiv

Zelfs een eenvoudig deeltje als een proton brengt natuurkundigen tot totale wanhoop.

Kleiner proton legt bom onder fysica

Kernfysici dachten dat ze het allemaal zo goed begrepen. In een proton zitten drie harde pitten, quarks, die elkaar door het uitwisselen van gluonen bij elkaar houden. Hun gedrag wordt beschreven door de kwantumchromodynamica. De rest door de kwantumelektrodynamica. Maar helaas voor hen, er lijkt iets helemaal mis te zijn met die theorie…

Kwantumchromodynamica, de zwakke broeder van de Grote Drie
Er zijn drie grote theorieën die ten grondslag liggen van de hele natuurkunde: de algemene relativiteitstheorie van Einstein en een aantal kwantumtheorieën: kwantumelektrodynamica (QED), door Steven Weinberg en Abdus Salaam samengevoegd met de kwantumtheorie van de zwakke kernkracht tot één elektrozwakke kwantumtheorie en de QCD, kwantumchromodynamica die de sterke kernkracht beschrijft.

Zelfs een eenvoudig deeltje als een proton brengt natuurkundigen tot totale wanhoop.
Zelfs een eenvoudig deeltje als een proton brengt natuurkundigen tot totale wanhoop.

Die laatste twee theorieën samen heten wel het Standaardmodel, omdat ze samen alle bekende deeltjes beschrijven.

Juist met die laatste kernkracht, die de quarks, protonen en neutronen bij elkaar houdt, is iets stevig mis. Het blijkt namelijk  uit experimenten met muonen – een soort zware elektronen – waarbij de aantrekkingskracht tussen muon en proton werd gemeten, dat een proton vier procent kleiner is dan verwacht. Deze uitkomst is onverwacht. Kwantumelektrodynamica is namelijk extreem nauwkeurig: tot op dertien decimalen. Er is in tachtig jaar nog geen enkele experimentele uitkomst geweest die in strijd is met QED of de algemene relativiteitstheorie. Bij kwantumchromodynamica ligt dat anders. De massa’s van quarks zijn bijvoorbeeld veel onnauwkeuriger bekend. Het vereist hels ingewikkelde berekeningen en monsterlijk grote computers om de ingewikkelde interacties tussen de quarks in een enkel minuscuul proton te beschrijven, een deeltje honderdduizend maal kleiner dan een atoom (en zelfs dan is de uitkomst nog maar een benadering).

Opmerkelijk genoeg bleek een zeer nauwkeurige nameting van de protonradius, door ze met elektronen te beschieten en door de energieniveaus van waterstof te meten (waterstof bestaat uit een proton en een elektron) weer exact de ‘oude’ waarde op te leveren.

Geknoei?
Van alle verzonnen verklaringen blijkt er eigenlijk maar één de afwijkingen exact te verklaren. QED moet aangepast worden. Om precies te zijn: de Diracvergelijking die het gedrag van elektronen verklaart. Volgens de bedenkers zijn er hyperfijne interacties (tot zesdemacht interacties of perturbaties, o.m. spininteracties) die bij muonen optreden, die beschreven worden door de Pure Bound Field theorie (PBFT). Veel natuurkundigen vinden dit heiligschennis, ook omdat de Diracvergelijking zo extreem nauwkeurig is voor alle andere gevallen en wiskundig ook erg elegant. Felle protesten tegen het omvormen van deze vergelijking tot een monsterlijk gedrocht zijn dan ook niet van de lucht.

Moeter Natuur moet antwoord geven
Nu de theoretici elkaar in de haren zitten is er eigenlijk maar één oplossing: een experiment. Dit staat nu ook op de rol. Natuurkundigen Pohl en Indelicato, verklaard tegenstanders van het mishandelen van de Diracvergelijking, willen nu de metingen herhalen met deuterium waaromheen een muon cirkelt. De atoomkern van deuterium, zware waterstof, bevat niet alleen een proton maar ook een neutron. Ze hopen hiermee een nauwkeuriger beeld te krijgen van wat er precies op protonniveau plaatsvindt.

Kortom: berichten over het overlijden van de experimentele natuurkunde en een komende zogeheten Theorie van Alles, zoals Hawking en snaartheoretici denken, zijn uiterst voorbarig. Science fiction schrijvers kunnen voorlopig nog ongestoord blijven fantaseren…

Bron
New Scientist

Bose-Einstein condensaat. Hoe lager de temperatuur zakt (rechts), hoe meer atomen zich gaan gedragen als één atoom.

Limiet van Heisenberg gekraakt

Experimentatoren zijn er in geslaagd om één van de meest fundamentele natuurkundige barrières te kraken: de onzekerheidslimiet van Heisenberg die bepaalt hoe nauwkeurig we iets kunnen meten. Wat voor nieuwe natuurkunde en techniek liggen nu binnen bereik?

Aan de basis van alle kwantummechanica ligt één natuurconstante: h, de constante van Planck. Dit getal geeft aan hoe precies we een combinatie van twee eigenschappen van een kwantumdeeltje kunnen weten. Hoe preciezer we bijvoorbeeld de energie van een deeltje weten, hoe onzekerder de tijd van het deeltje wordt (er zijn meer combinaties, bijvoorbeeld impuls en plaats). Dit heet de onzekerheidsrelatie van Heisenberg. In formulevorm: [latex]\Delta E \Delta t \geq \frac{\hbar}{2}[/latex], dus: als de energie bijvoorbeeld twee keer zo nauwkeurig bekend is, wordt de tijd twee keer zo onnauwkeurig bekend.
De paradoxale consequentie: er ‘bestaan’ virtuele deeltjes, omdat we voor een zeer korte tijd niet kunnen uitsluiten dat er deeltjes bestaan in een gegeven ruimte. Inderdaad wijzen experimentele metingen uit dat dat klopt: elektronen, bijvoorbeeld, lijken “afgeschermd” te worden door een wolk spookdeeltjes. Het vacuüm is dus inderdaad gevuld met een ziedende zee van spookdeeltjes met een energie van netto nul…

Bose-Einstein condensaten: koude leidt tot kuddegedrag
Toch blijkt het mogelijk te zijn om de onneembare limiet van Heisenberg te kraken, toonden onderzoekers aan.

Bose-Einstein condensaat. Hoe lager de temperatuur zakt (rechts), hoe meer atomen zich gaan gedragen als één atoom.
Bose-Einstein condensaat. Hoe lager de temperatuur zakt (rechts), hoe meer atomen zich gaan gedragen als één atoom.

Mario Napolitano en zijn collega’s van het instituut voor fotonische wetenschappen in Barcelona kregen dit huzarenstukje voor elkaar door bijna de complete experimentele trukendoos uit de kast te trekken. Zo fabriceerden ze een zogeheten Bose-Einstein condensaat van extreem koude rubidiumatomen (rubidium is een zwaar, chemisch erg reactief metaal met een smeltpunt van 39 graden. Je kan er erg makkelijk Bose-Einstein condensaten mee maken). Hoe langzamer een kwantumdeeltje beweegt, hoe langer de golflengte van de bijbehorende waarschijnlijkheidsgolf (m.a.w. hoe onzekerder de plaats). De rubidiumatomen waren zo sterk afgekoeld dat hun waarschijnlijkheidsgolven veranderen in wazige vlekken en ze elkaar gaan overlappen. Dan gebeurt iets uiterst merkwaardigs. De atomen vergeten hierdoor hun afzonderlijke identiteit en vormen één geheel. Einstein en Satyendra Nath Bose, een Indiase natuurkundige, voorspelden het bestaan van deze vorm van materie, maar pas nu is onze koeling goed genoeg om deze bizarre materietoestand te maken. In dit experiment bestond het condensaat uit ongeveer een miljoen atomen.

Traag licht wordt extreem gevoelig
In deze experimenten werd gebruik gemaakt van licht om het uiterst zwakke magnetische veld van de rubidiumatomen te meten. In deze bizarre condensaten verandert de snelheid van licht in een slakkengang. Lichtdeeltjes krijgen als het ware een ‘massa’. Hierdoor gingen de lichtdeeltjes ook op elkaar reageren en konden met elkaar worden verstrengeld. Bij klassieke metingen, waarbij de lichtdeeltjes onderling geen verband hebben, neemt de nauwkeurigheid evenredig toe met het aantal deeltjes. Hangen de lichtdeeltjes met elkaar samen, dan neemt de meetnauwkeurigheid veel sneller toe: met de macht 3/2, dus twee keer zoveel deeltjes betekent dan niet twee keer zo nauwkeurig, maar 2,8 maal zo nauwkeurig. Meer dan de onzekerheidslimiet van Heisenberg eigenlijk toestaat (alhoewel licht zich hier uiteraard als massa gedraagt). Het gevolg hiervan was dat de sterkte van het magnetische veld veel nauwkeuriger bekend werd dan mogelijk was geweest als het licht niet uit met elkaar verstrengelde deeltjes had bestaan.

Zwaartekrachtsgolven jagen voor een prikje
Napolitano en de zijnen willen deze truc nu toepassen om op zwaartekrachtsgolf-jacht te gaan. Zwaartekrachtsgolven worden voorspeld door Einsteins algemene-relativiteitstheorie. Als twee zware voorwerpen (bijvoorbeeld neutronensterren) om elkaar heendraaien, ontstaat er een soort boeggolf van ruimtetijd die zich verspreidt in de ruimte. Als een zwaartekrachtsgolf passeert, wordt alles in zijn baan uitgerekt en dan weer samengeperst, of, anders geformuleerd, wordt de tijd vertraagd en dan weer versneld. Tot frustratie van natuurkundigen is er na een halve eeuw nog niets gevonden wat op een zwaartekrachtsgolf lijkt. Geen wonder: bijvoorbeeld de aarde zendt evenveel zwaartekrachtsenergie uit als een gloeilamp: enkele tientallen watt. Voor je nulpuntsenergiecentrale moet je dus wat anders verzinnen.

Op dit moment staan er peperdure (tegen het miljard dollar) satellieten in de planning die zwaartekrachtsgolven moeten gaan meten. Deze satellieten staan miljoenen kilometers afstand van elkaar. De bedoeling is om op die manier met behulp van een extreem nauwkeurige laserinterferometer vervormingen in de ruimte te kunnen meten. Napolitano en de zijnen denken dat als ze hun ijskoude wolkje atomen opvoeren, ze voor veel minder geld een even gevoelig zwaartekrachtsgolfmetend systeem kunnen bouwen.

Bronnen
New Scientist
Nature, DOI: 10.1038/nature09778)

Eend of konijn? Het hangt er vanaf wat voor theorie je over dit plaatje in je hoofd hebt.

“We missen het grootste deel in de Large Hadron Collider”

Van de miljarden botsingen in de Large Hadron Collider, de enorme versnellingsring van het CERN op de grens van Frankrijk en Zwitserland waarmee protonen tegen elkaar worden gebeukt, worden er maar enkelen geanalyseerd. De rest wordt gezien als niet-interessant of “vervuild” omdat er onregelmatigheden in voorkomen. Dat is niet zo slim, stelt een groep onderzoekers. Deze onregelmatigheden zouden wel eens een goudmijn aan experimentele gegevens voor afwijkende natuurkundige theorieën kunnen opleveren.

Theoriegeladenheid van de waarneming
Wellicht herinnert u de stelling nog van een college wetenschapsfilosofie. Waarneming is theoriegeladen. Stel, je ziet een groot plantaardig ding ergens staan.

Eend of konijn? Het hangt er vanaf wat voor theorie je over dit plaatje in je hoofd hebt.
Eend of konijn? Het hangt er vanaf wat voor theorie je over dit plaatje in je hoofd hebt.

Een stedeling zal zeggen: een boom. Een plattelandsbewoner met meer natuurkennis zal hetzelfde groeisel aanduiden als een esdoorn. Een boomkweker kan misschien zelfs de cultivar herkennen. Een kind ziet een spannend ding om in te klauteren. Een ambtenaar ziet een stuk natuurwaarde (of, vaker, een lastig obstakel voor het nieuwe winkelcentrum dat voor de realisatie van de vierde doelstelling van het vijfjarenplan absoluut noodzakelijk is).

Alle zien ze hetzelfde object, maar door hun verschillende kennis en wereldbeeld interpreteren ze deze anders. Kortom: je kennis en de ideeën waarin je gelooft bepaalt heel sterk wat je ziet. Voor wetenschappers geldt dit nog sterker omdat ze met vaak zeer ingewikkelde wetenschappelijk instrumenten werken. Achter die instrumenten zit vaak een ingewikkelde theorie. Alles wat buiten deze theorieën valt, is in principe niet met het instrument waar te nemen of wordt gezien als een meetfout. Bij de natuurkundeopleiding leer je om al te afwijkende meetpunten weg te gooien. In landbouw- of biologisch onderzoek is dit een wetenschappelijke doodzonde als je daar geen heel goede reden voor hebt (bijvoorbeeld omdat je constateert dat een konijn de maïszaailingen in plot C3 heeft opgegeten), want daarmee verpest je de statistische eigenschappen van de proef.

Monomanie op de LHC?
De Large Hadron Collider is één van de duurste wetenschappelijke instrumenten ooit gebouwd. Onderzoekstijd op de LHC is schaars. Op dit moment wordt het meeste onderzoek gedaan om slechts één vraag te beantwoorden: bestaat het Higgsdeeltje? Het Higgsdeeltje is een door het Standaardmodel (het natuurkundige model dat het gedrag van alle tot nu toe ontdekte deeltjes geheel verklaart) verondersteld deeltje dat moet verklaren waarom sommige elementaire deeltjes zoals quarks en elektronen massa hebben. De LHC doet niets anders dan miljarden malen achter elkaar protonen opzwepen tot iets minder dan de lichtsnelheid en vervolgens op elkaar laten beuken. De bedoeling is dat er in ieder geval in enkele van die botsingen Higgsdeeltjes aan te treffen. Andere vragen, afkomstig van minder populaire theorieën, blijven daarentegen onderbelicht. Logisch: er is maar een beperkte tijd beschikbaar om te meten en er komt werkelijk een onvoorstelbare hoeveelheid data uit de LHC: per jaar vijftienduizend harde schijven. Alle botsingen waar niet precies iets uitkomt wat lijkt op een Higgsdeeltje, wordt weggegooid. Mogelijk zitten hier uiterst interessante dingen tussen.

Anomale botsingspaden
Deeltjesfysici Patrick Meade, Michele Papucci en Tomer Volansky vinden dat laatste niet erg slim. Ze stellen nu voor om ook te letten op andere “anomale botsingspaden”: gedrag van deeltjes die zich zeer afwijkend gedragen.

In een bellenkamer laten geladen deeltjes een spoor na van bellen. Zo werd het positron ontdekt.
In een bellenkamer laten geladen deeltjes een spoor na van bellen. Zo werd het positron ontdekt.

In tegenstelling tot de extreem nauwkeurige kwantumelektrodynamica, de theorie die elektromagnetisme op kwantumschaal beschrijft (dertien decimalen precies; de nauwkeurigste theorie ooit) is kwantumchromodynamica niet erg. Op zich is dat ook logisch: kerndeeltjes, vooral quarks: de bestanddelen van protonen en neutronen, zijn veel lastiger te meten dan de veel handelbaarder elektronen. Tot overmaat van ramp reageren gluonen, de deeltjes waarmee quarks op elkaar reageren, ook nog met elkaar, wat betekent dat zelfs het gedrag van een enkel proton of neutron al een wiskundige nachtmerrie wordt. Laat staan een complete atoomkern van, zeg, goud of uranium. Het betekent echter ook dat QCD wel eens niet kan kloppen en er zich allerlei nog onbekende deeltjes met afwijkend gedrag schuilhouden in de zee van gevormde deeltjes.

Op deeltjessafari
Afwijkend gedrag van deeltjes die in alternatieve theorieën voorkomen kan onder andere bestaan uit kinks: sporen die plotseling van richting lijken te veranderen zonder een tweede knooppunt, sporen die uit het niets lijken op te duiken, afwijkende relaties tussen energie en afstand, afwijkingen in timing, ‘normale’ sporen die minder hits (‘bubbels’) dan normaal opleveren, afwijkende krommingen en sporen die oplossen in het niets. Opmerkelijk genoeg stellen de drie dit soort verschijnselen al waar te hebben genomen in diverse botsingsproeven.
Het drietal stelt als echte experimenteel natuurkundigen voor om gewoon op deeltjessafari te gaan, afwijkende verschijnselen er uit te pikken en ons domweg te laten verrassen door wat Moeder Natuur ons voorschotelt. Gezien de niet bijster indrukwekkende resultaten van veertig jaar snaartheorie, klinkt dat als een zeer aantrekkelijk voorstel. We weten niet alles. Dat maakt wetenschap nou juist zo leuk.

Bron
ArXiv

Antihelium-4 werd gevormd door een miljard goudatoomkernen op elkaar te beuken.

Antihelium geproduceerd

Als materie en antimaterie elkaar ontmoeten ontstaat er een enorme explosie. Bestaan er grote hoeveelheden antimaterie in het heelal? Als dat zo is, weten we nu hoe we dat uit kunnen vinden.

Antihelium-4 werd gevormd door een miljard goudatoomkernen op elkaar te beuken.
Antihelium-4 werd gevormd door een miljard goudatoomkernen op elkaar te beuken.

Naast materie bestaat er ook antimaterie. Voorspeld door kwantumgrootheid Paul Dirac als een ‘gat’ in de Diraczee van elektronen, was het positron, een anti-elektron, het eerste antimateriedeeltje ooit dat is ontdekt. De Diraczee wordt nu als model wat minder elegant gevonden, maar het positron bleek een blijvertje. Er volgden snel meer ontdekkingen: ook protonen en neutronen blijken antimaterie-tegenhangers te hebben. Antiprotonen en antineutronen zijn opgebouwd uit antiquarks. Er bestaan ook antineutrino’s. Het foton is zijn eigen antideeltje.

Totale vernietiging
Als materie en antimaterie elkaar ontmoeten, vernietigen ze elkaar totaal. Letterlijk alle massa wordt compleet omgezet in energie in de vorm van elektromagnetische straling. Zelfs bij kernfusie, het energierijkste proces dat we in de praktijk kennen, wordt ‘maar’ 0,7% van alle massa in energie omgezet. Als één gram materie en antimaterie in energie wordt omgezet, komt evenveel energie vrij als bij de kernexplosie in Hiroshima.

Anti-atomen
Uit antimateriedeeltjes zijn atomen te bouwen, waarin positronen met antiprotonen (en eventueel antineutronen in de kern) een atoom vormen. Het kost extreem veel energie om antimaterie te produceren. Als gevolg hiervan zijn antimateriedeeltjes extreem heet en is het zeer lastig om ze samen te laten voegen tot atomaire materie. Het is in 2010 gelukt met antiwaterstof, bestaande uit een antiproton met een positron.

Antihelium: zeer lastig te fabriceren, toch geslaagd
Antimaterie moet letterlijk vanaf de basis, kerndeeltje bij kerndeeltje, worden opgebouwd. Vooral twee geladen antiprotonen bij elkaar brengen is extreem lastig. Antihelium bestaat uit twee antiprotonen en twee antineutronen. Met “gewone” materie is dit al uiterst lastig – de reden dat kernfusie nog steeds niet als energiebron kan worden gebruikt.

Dus werd door de onderzoekers besloten domweg uiterst bruut geweld toe te passen. Helaas kost elk extra antiproton of antineutron in een antimateriekern die op deze manier wordt vervaardigd, duizend keer zoveel energie.
Een miljard goudkernen werd met bijna de lichtsnelheid (een energie van 200 miljard elektronvolt per goudkern) op elkaar gebeukt in de Relativistic Heavy Ion Collider van het Amerikaanse onderzoekslaboratorium Brookhaven. Het brute geweld had resultaat: achttien antihelium-4 kernen. Daardoor weten we dat antihelium bestaat en hoe het zich fysisch gedraagt.

Sterren van antimaterie?
Dat laatste is belangrijk. Volgens sommige (overigens niet erg populaire) theorieën bevinden zich elders in het heelal grote concentraties antimaterie. De aanwezigheid hiervan zou je kunnen vaststellen uit kosmische straling. We weten nu dat antihelium-4 bestaat en dat het een biljoen maal minder voor moet komen dan antiwaterstof, als er in dit heelal alleen materie op grote schaal voorkomt.

Bestaan er ook antimateriesterren en -planeten, dan moet deze verhouding in de kosmische straling hoger zijn, want ongeveer een kwart van alle massa in atomen is helium. Dat zou ook voor antimaterie gelden. Het bestaan van grote hoeveelheden antimaterie zou kosmologisch en natuurkundig grote consequenties hebben. Ook weten we dan in de verre toekomst waar we aan werkelijk onvoorstelbare hoeveelheden energie kunnen komen.

Bronnen
ArXiv
ArXiv Blog

Alle fundamentele natuurkundige theorieën bevinden zich in één van de zeven gebruikte hoekpunten. Wat ligt er in de ontbrekende hoekpunt?

De magische kubus

Er zijn drie fundamentele natuurconstanten: de lichtsnelheid, de constante van Planck en de sterkte van de zwaartekracht. Samen vormen ze de drie dimensies van een magische kubus. Zeven van de acht hoekpunten krijgen (of kregen) veel aandacht van wetenschappers. Wat verbergt zich achter de achtste hoekpunt?

Newtons twee hoekpunten
Alle grote natuurkundetheorieën die met ruimte, tijd en kwantummechanica te maken hebben, zijn onder te brengen in een kubus. Je gaat uit van de klassieke theorie van Isaac Newton die je van de middelbare school kent: krachten, versnellingen en dergelijke.

Alle fundamentele natuurkundige theorieën bevinden zich in één van de zeven gebruikte hoekpunten. Wat ligt er in de ontbrekende hoekpunt?
Alle fundamentele natuurkundige theorieën bevinden zich in één van de zeven gebruikte hoekpunten. Wat ligt er in de ontbrekende hoekpunt?

Newton “ontdekte” de zwaartekracht (althans: was de eerste die zich afvroeg waarom  voorwerpen omlaag vallen). Vandaar dat de twee achterste hoekpunten onder, Newtons mechanica en Newtons zwaartekrachtstheorie, voor zijn rekening komen. Als je aan Newtons klassieke theorie de zwaartekrachtsconstante G toevoegt, krijg je namelijk Newtons zwaartekrachtstheorie. Een aantal eeuwen voldeed deze heel aardig en voor het alledaagse leven in feite nog steeds.

Einstein en de lichtsnelheid
Eind negentiende eeuw werd ontdekt dat licht een (in het vacuüm) onveranderlijke snelheid heeft: c. Einstein werkte deze gedachte in 1905 verder uit in de speciale relativiteitstheorie, die beschrijft wat er met dingen in de buurt van de lichtsnelheid gebeurt. Enkele jaren later volgde de algemene relativiteitstheorie, waar ook de zwaartekracht in is verwerkt. Dit zijn de twee voorste hoekpunten beneden. Atoomklokken en GPS werken alleen omdat rekening wordt gehouden met de speciale en algemene relativiteitstheorie. Deze vier hoekpunten zijn de klassieke natuurkunde.

Kwantumraadsels
Omstreeks die tijd dook ook de constante van Planck, h, op. De consequenties van het bestaan van quanta (h is hierin de elementaire eenheid) brachten natuurkundigen totaal tot wanhoop. Uiteindelijk ontstond de kwantummechanica, nog steeds een slecht begrepen en moeilijk te bevatten theorie die geregeld nieuwe absurditeiten oplevert. Wel is bijvoorbeeld kwantumelektrodynamica de nauwkeurigste theorie ooit.
Alle theorieën waar de constante van Planck een rol in speelt, bevinden zich in het bovenste vlak van de kubus. Toen de kwantummechanica werd uitgebreid met Einsteins speciale relativiteitstheorie, ontstond bijvoorbeeld het Standaardmodel, dat alle bekende deeltjes in de natuur beschrijft, het hoekpunt linksboven.

Snaartheorie of snaarsciencefiction?
Volgens veel natuurkundigen hebben ze een theorie van alles gevonden die ze snaartheorie noemen. Deze verenigt het standaardmodel en de algemene relativiteitstheorie, althans: dat is de bedoeling. De resultaten zijn niet echt denderend: er is na veertig jaar gereken en wiskunstig geworstel nog steeds geen voorspelling met de snaartheorie gedaan die je met bijvoorbeeld een deeltjesversneller kan toetsen. In de meeste wetenschappen is dit een doodzonde. Niettemin is de theorie nog steeds erg populair onder de beoefenaars er van.

Het onbekende hoekpunt
Oplettende lezers hebben al gezien dat er één hoekpunt in de nevels verborgen blijft. Geen enkele natuurkundige heeft geprobeerd om een theorie te beschrijven die kwantummechanica en zwaartekracht (zonder relativistische effecten) met elkaar in overeenstemming brengt. We weten daarom nog steeds niet wat zwaartekracht op kwantumniveau precies voorstelt. Wat is de kwantummechanische oorzaak van massa? En zijn er misschien meer kwantummechanische effecten die in het dagelijks leven optreden, maar die onopgemerkt blijven? Waarom wordt hier geen onderzoek naar gedaan? Is dit geen slimmere route naar de theorie van alles?

Bron:
De natuurwetten, iconen van onze kennis, Sander Bais (ISBN 90 5356 714 3, NUR 616/754)

Leven we in de projectie van een platte wereld?

Boodschap uit Platland ontvangen?

Volgens sommige natuurkundigen leven we in een heelal met minder dan drie dimensies. Het feit dat we toch drie ruimtelijke en één tijdsdimensie waarnemen, komt volgens hen door het effect van een grotere schaal en lage energie.

Minkowski-metriek
Er zijn theorieën, zoals de diverse incarnaties van de snaartheorie, die aannemen dat we in een elf- of nog meer-dimensionale braanwereld leven. Volgens Einsteins algemene relativiteitstheorie leven we in een vierdimensionale ruimte, bestaande uit drie ruimtedimensies en één tijddimensie. In de wiskundige beschrijving van ruimtetijd volgens Einstein, de Minkovski-ruimte, worden de drie ruimtedimensies als positieve getallen (enen) weergegeven en de tijddimensie als een negatief getal. Dat beschrijft het bekende relativistische effect, dat de tijd langzamer lijkt te gaan voor waarnemers die versnellen en daarna weer afremmen.
Er komt echter steeds meer experimenteel bewijs dat in ieder geval bij zeer hoge energieën, dit niet meer opgaat en we het met één, of misschien zelfs wel twee dimensies minder moeten doen…

Warme, tweedimensionale zwarte gaten
De eerste scheuren in ons vierdimensionale wereldbeeld ontstonden door theoretisch werk aan  zwarte gaten. Het principe van een zwart gat is simpel. Volgens Einsteins algemene relativiteitstheorie kan niets sneller bewegen dan het licht. Hoe zwaarder iets is, hoe hoger de ontsnappingssnelheid – je kan bijvoorbeeld van een zwevend rotsblok van een kubieke kilometer al ontsnappen door een flinke sprong te nemen. Op aarde moet je dan meer dan elf kilometer per seconde reizen, vijf keer sneller dan een kogel. Sommige objecten – ingestorte sterren zwaarder dan vijf keer de zon, bijvoorbeeld – zijn zo zwaar en dicht dat zelfs een voorwerp dat met de lichtsnelheid beweegt, zoals een lichtdeeltje, niet meer kan ontsnappen. Er ontstaat dan iets dat alles, zelfs licht, opslokt: een zwart gat.

Theoretisch natuurkundigen gingen stoeien met de wiskundige beschrijving van ruimte-tijd rond een zwart gat, waar onder meer de Schwarzschild-radius uit is afgeleid. En kwamen met opmerkelijke uitkomsten, toen ze deze met kwantummechanica gingen combineren. Zo ontdekte mediaberoemdheid Stephen Hawking dat zwarte gaten Hawkingstraling uitzenden, omdat als in het vacuüm virtuele deeltjes worden opgeslokt door het zwarte gat, het andere deeltje daardoor positieve energie krijgt en zo kan ontsnappen. Met andere woorden: zwarte gaten hebben een temperatuur! Nu is er een ijzeren thermodynamische wet in de natuurkunde: alles wat temperatuur heeft, heeft entropie, dus een informatieinhoud. Jacob Bekenstein berekende dat de hoeveelheid entropie van een zwart gat afhangt van… de oppervlakte van de waarnemingshorizon. Elke bit informatie komt overeen met [latex]\hbar G/c^3[/latex], de oppervlakte van Planck. Zowel [latex]\hbar[/latex] als G zijn erg klein en de lichtsnelheid c is heel erg groot, waardoor hier een absurd kleine waarde uit rolt: 2,6 * 10-70 vierkante meter (zeventig nullen achter de komma dus) per kwantumbit. De waarnemingshorizon van een zwart gat is ideaal om je illegale downloads op te dumpen, dus. Ook interessant is dat volgens de algemene relativiteitstheorie de diameter van een zwart gat evenredig is aan zijn massa: elke zonsmassa extra betekent dat het gat zes kilometer doorsnede er bij krijgt. Is massa informatie, dus entropie? En komt informatieinhoud overeen met oppervlak? Dit is wat het combineren van de algemene relativiteitstheorie met kwantummechanica lijkt te impliceren…

Leven we in een plat vlak?
Waarnemingen aan extreem krachtige kosmische straling (het krachtigste kosmische deeltje ooit waargenomen had evenveel punch als een weggemepte honkbal, let wel, één enkel deeltje) tonen aan dat de ruimte voor deze deeltjes er heel anders uitziet dan voor ons. Erg plat, namelijk.

Leven we in de projectie van een platte wereld?
Leven we in de projectie van een platte wereld?

Dit komt uitstekend overeen met theorieën waarin het heelal vlak na de Big Bang, toen het veel heter was dan nu (de deeltjes hadden in die tijd een energie van boven de 100 biljoen elektron-volt of eV), maar één ruimte- en een tijdsdimensie heeft. Een lijn die door de tijd beweegt, dus. Iets later, de energie per deeltje daalde tot 1 biljoen eV, zou zich een tweede dimensie hebben gevormd, waaronder ons bekende heelal met drie dimensies zou zijn ontstaan. Nu heeft de achtergrondstraling een temperatuur van drie kelvin, dit is een duizendste eV. Misschien dat ons heelal als het heel sterk af is gekoeld, nog veel meer dimensies zal tellen. Mureika en Stojkovic veronderstellen dat bij zeer lage temperaturen mogelijk het vacuüm uit elkaar zal vallen in vier ruimtedimensies en een tijdsdimensie.

Boodschappers van Platland?
De statistische verdeling van de energie van kosmische deeltjes toont aan dat ze uit een ruimte komen, die meer weg heeft van een plat vlak dan van onze driedimensionale ruimte.  In hun nieuwe studie bedachten natuurkundigen Jonas Mureika en Dejan Stojkovic een nieuwe methode om uit te vinden of deze waarneming inderdaad klopt en bij zeer hoge deeltjesenergieën de ruimte inderdaad plat wordt. Deze methode gaat er vanuit dat in een tweedimensionaal, plat heelal de ruimte geen mogelijkheden voor zwaartekrachtswerking heeft, dus ook geen zwaartekrachtsgolven voorkomen. Als de gevoelige zwaartekrachtsdetectoren die nu gepland worden merken dat zwaartekrachtsgolven voorbij een bepaalde frequentiegrens niet meer voorkomen, zou dat een concreet bewijs zijn voor een tweedimensionale voorloper van ons heelal.

Eendimensionale wereld in de LHC?
In sommige varianten van de theorie worden al sporen zichtbaar van de eendimensionale wereld boven tien biljoen eV, wat binnen bereik ligt van de Large Hadron Collider. Beide onderzoekers denken dat het daarom mogelijk kan zijn in botsingen sporen te ontdekken van de wereld vlak na de Big Bang.

Bronnen
Physorg
Physical Review Letters
Arxiv