Diepe hersenstimulatie stopt bij Parkinsonpatiënten het trillen van de ledematen. Maar de plaatsing van de stimulatie-elektrode in de hersenen komt heel nauw, anders zijn er vervelende bijwerkingen. Onderzoeker Ellen Brunenberg van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) ontwikkelde daarom een methode om nauwkeurig van buitenaf het juiste onderdeel van de hersensen te lokaliseren: het motorische deel van de subthalamische kern. Ze weet dit magische gebiedje te vinden op een ingenieuze wijze: door met MRI de hersenbanen ernaartoe in kaart te brengen. “Als je op een kaart de steden weghaalt, dan kun je nog aan de wegen zien waar de steden liggenâ€, aldus Brunenberg, die donderdag 8 september promoveerde op haar proefschrift getiteld ‘Hitting the right target’.
Diepe hersenstimulatie wordt sinds de jaren tachtig toegepast bij mensen met een ernstige vorm van de ziekte van Parkinson. Deze ongeneeslijke hersenziekte veroorzaakt onder meer het bekende trillen van armen en benen. Bij diepe hersenstimulatie krijgen patiënten een elektrode in de subthalamische kern, een hersendeel met de afmeting van een cashewnoot. Door de pulsen van de elektrode verdwijnt het trillen nagenoeg. Maar er zijn vaak bijwerkingen, uiteenlopend van geheugenverlies en ongeremd gedrag tot depressie en extreme verslavingsgevoeligheid. Dit komt doordat de pulsen niet alleen het motorische deel van de subthalamische kern prikkelen, maar ook de delen ervan die worden geassocieerd met emoties en denken. Het is daarom belangrijk de elektrode precies in de subthalamische kern te plaatsen, en dan ook nog in het juiste deel ervan. Maar hoe zie je waar dit kleine gebiedje precies zit bij een patiënt?
Wegen
Brunenberg en haar collega’s hebben een techniek ontwikkeld waarmee voor het eerst de verschillende gebieden van de subthalamische kern niet-invasief in beeld kunnen worden gebracht. Ze gebruikten hiervoor geavanceerde MRI-technieken. “Het is lastig om de kern direct met MRI in beeld te brengen, daarvoor lijkt het te veel op het omliggende hersenweefsel. Maar zoals mijn promotor professor Bart ter Haar Romeny het zegt: als je op een kaart de steden weghaalt, dan kun je nog aan de wegen zien waar de steden zouden moeten liggen.â€
Motorisch gebied
Met een paar ingewikkelde trucs kan Brunenberg die wegen zien. Met MRI kun je in beeld brengen langs welke structuren watermoleculen door de hersenen bewegen. Daarmee kun je dus zien hoe de transportvezels tussen de verschillende gebieden lopen: de wegen op de hersenkaart. En die leiden je naar de subthalamische ‘stadskern’. “Uit de verbindingen tussen de subthalamische kern en motorische gebieden elders in de hersenen, kun je afleiden welk gedeelte van de kern het motorische gebied isâ€, aldus Brunenberg.
Hersenchirurg
Het onderzoek is een belangrijke stap in de richting van een effectievere behandeling van Parkinsonpatiënten. Met de nieuwe techniek moet het straks mogelijk zijn om de hersenchirurg voorafgaand aan de operatie te vertellen waar in de hersenen hij de elektrode precies moet implanteren voor een optimaal effect met zo min mogelijk bijwerkingen. Voor het zover is moet echter nog onderzoek gedaan worden met Parkinsonpatiënten. “We hebben nu met gezonde vrijwilligers gewerkt. Maar Parkinsonpatiënten kun je bijvoorbeeld lastiger stil laten liggen.†En het is nog niet zeker of de hersenen van mensen met Parkinson er op een scan hetzelfde uitzien. Andere onderzoekers aan de TU Eindhoven zijn van plan het onderzoek voort te zetten.
Is dit hetzelfde als de Nervus Vagus Stimulatie voor mensen met epilepsie? Deze krijgen ook een soort van pacemaker geimplanteerd die elektrode naar de hersenen zend.
Groet,
Constant