Toekomstige generaties opzadelen met ons kernafval is ‘geen probleem’

Omdat het verval van gevaarlijk radioactief materiaal tot ongevaarlijke stof honderdduizenden jaren kan duren, is de opslag ervan niet alleen een zorg voor de huidige, maar ook voor toekomstige generaties. Zij zitten opgescheept met afval van een product waar zij niet van hebben kunnen profiteren. Is dit een probleem of is dit iets waar de huidige generatie toch geen hinder van zal ondervinden dus wat niet als probleem mag worden gekenmerkt? Kortom: waarom zou de huidige generatie zich bezig moeten houden met de eventuele problemen van kernafval voor toekomstige generaties?

Naar aanleiding van de inzichten uit de milieuwetenschappen die we eerder hier op Visionair.nl voorbij hebben zien komen, welke de problematiek rondom kernafval duidelijk funderen op grond van de aanname van duurzaamheid, zullen deze inzichten in dit artikel vanuit een filosofisch perspectief worden bekeken. In het begin van het stuk zal het idee dat we verantwoordelijkheid dragen tegenover toekomstige generaties worden geassocieerd met het ‘non-identiteits probleem’. Dit probleem blijkt door vele verschillende filosofen gepoogd op te lossen, maar geen van allen is dit op een bevredigende manier gelukt. Uiteindelijk zal blijken dat de aanname van duurzaamheid vanuit de filosofie niet zonder meer te rechtvaardigen is.

 

Het Non-Identiteits Probleem

Sinds jaar en dag houden mensen zich bezig met de vraag wat het goede is en hoe men dit in het dagelijks leven kan nastreven. De Griekse filosoof Aristoteles, die zo’n 350 voor Christus leefde, schreef in zijn Ethica Nicomachea al over de ethiek van het goede leven. In passage 1101 b 5 zegt hij: “Het blijkt (…) voor de doden wel verschil te maken of hun vrienden het goed of slecht maken, maar niet zoveel of zodanig dat het de gelukkigen ongelukkig maakt”.[1] Aristoteles geeft hier eigenlijk al aan dat voor iemand die dood is de wereld niet zoveel meer deert.

In 1984 komt Derek Parfit met het boek ‘Reasons and Persons’ waarin hij in deel IV vraagtekens zet bij de verantwoordelijkheid van de huidige generatie richting toekomstige generaties.[2] Hij stelt dat als een vrouw een kind krijgt, dat niet hetzelfde kind zou zijn als wanneer ze enkele jaren later een kind krijgt. Over het algemeen kan hieruit de vraag volgen of toekomstige generaties recht hebben om te klagen over beleidsbeslissingen die de huidige generatie nemen. Hier blijkt enige frictie met de milieuwetenschappen, waar er zondermeer vanuit wordt gegaan dat de huidige generatie verantwoordelijkheid draagt tegenover toekomstige. Doran Smolkin (2002) verwoordt het probleem dat hieruit ontstaat als volgt:

Within environmental ethics, it is often claimed that at least one of the reasons why it is wrong to adopt ecologically unsound policies is the harmful effects they promise to have on future people. But (…) it becomes unclear whether such claims are defensible given that the future people affected by the dangerous policies would not have existed had the policies not been adopted.[3]

Derek Parfit

Als het beleid anders was geweest zouden de ouders van die generatie elkaar misschien niet ontmoet hebben en vice versa. Omdat ons gevoel in deze kwestie de rechtvaardiging tegen spreekt, ontstaat hier wat Parfit in 1984 het ‘non-identiteitsprobleem’ (NIP) heeft gedoopt.

Dat ons gevoel in deze kwestie de rechtvaardiging tegenspreekt, blijkt wel uit het feit dat in de milieuwetenschappen (en andere disciplines) de aanname geldt dat we moeten streven naar duurzaamheid. Risico mijden voor toekomstige generaties valt hier ook onder. Als gevolg van in de loop der jaren steeds meer opkomende discussies waarbij het NIP een rol speelt, zoals bij de opslag van kernafval het geval is, blijken er enkele termen binnen deze discussies van belang te zijn. Een van deze termen is de complaint-warranting condition (CWC), wat de situatie inhoudt waarin een persoon onrecht is aangedaan door een beslissing A, waarbij A een noodzakelijke voorwaarde was voor die persoon om geboren te worden maar ook resulteerde in een leven dat in zekere zin ernstig belemmerd wordt.[4]

Ter verduidelijking van de argumenten is het handig om gebruik te maken van een voorbeeld van Parfit dat dichtbij ons vraagstuk ligt en welke het ‘riskante beleid’ wordt genoemd:

As a community, we must choose between two energy policies. Both would be completely safe for at least three centuries, but one would have certain risks in the further future. This policy involves the burial of nuclear waste (…). Since the waste will remain radioactive for thousands of years, there will be risks in the distant future. If we choose the Risky Policy, the standard of living will be slightly higher over the next century. (…)[5]

Dit voorbeeld van het riskante beleid is precies wat er gaande is met het huidige probleem rondom eindberging van kernafval. Behalve het formuleren van dit probleem, doet Parfit ook een gooi naar een mogelijke oplossing van het NIP. Hiervoor introduceert hij de claim ‘Q’, welke staat voor: “If in either of two possible outcomes the same number of people would ever live, it would be worse if those who live are worse off, or have a lower quality of life, than those who would have lived.” [10] [6] Helaas zag hij zelf ook al in dat men met deze claim weinig verder komt, zoals ook later door vele anderen is bediscussieerd (zie onder andere Achterberg[7], Boonin[8], Weinberg[9] en Smolkin ). Deze claim is bijvoorbeeld verwerpelijk omdat je niks kunt zeggen over het aantal mensen dat in de toekomst zal leven en vergelijkingen op utilistische gronden zijn daardoor niet relevant. Bovendien wordt de vergelijking binnen Q nog problematischer als je er in mee neemt dat, zoals het voorbeeld van het riskante beleid aangeeft, de levensstandaard voor de huidige generatie al stijgt.

Ook Smolkin heeft moeite met het komen tot een harde conclusie. In zijn artikel ‘Toward A Rights-Based Solution to the Non-Identity Problem’ stelt hij de CWC op en richt hij deze specifiek op het welzijn van een persoon in een bepaald stadium van zijn of haar leven. Personen zouden, mocht het CWC op hen van toepassing zijn, het recht hebben om niet tot leven gebracht te zijn. Toch stelt hij vervolgens: “To be sure, much more needs to be said about the details of this complaint-based view.”[11] David Boonin reageert dan ook op dit artikel met de opmerking dat Smolking geen reden geeft waarom deze personen dit recht zouden hebben en stelt dat een dergelijke reden ook moeilijk te geven is. “We could, of course, simply stipulate that this right exists simply in order to solve the non-identity problem. But we could just as easily stipulate something else to render false one of the other premises of the argument that generates the problem.”[8]Dit laat ons geen reden om deze ‘right-based solution’ van Smolkin aan te houden.

Doordat er vele filosofen zijn die een poging hebben gedaan het NIP te omzeilen, komt Boonin met een radicalere opvatting. Volgens hem zijn bij het NIP de premissen waar, is de argumentatie goed opgebouwd (wat de redenering geldig maakt) en volgt daaruit ook logisch de conclusie. Het probleem ontstaat doordat deze conclusie in strijd is met de maatschappelijke opvatting (onze sterke morele intuïties). In zijn artikel ‘How To Solve the Non-Identity Problem’ bespreekt Boonin vele filosofen die allemaal een verschillende aanpak hebben om dit probleem tegen te gaan. Sommigen verwerpen de conclusie door aan te tonen dat het niet volgt uit de premissen, anderen accepteren de logische gevolgtrekking maar negeren de conclusie simpelweg, juist omdat het in strijd is met de publieke opinie. Een derde optie is om simpelweg geen reactie te geven op deze kwestie omdat het buiten het domein van de ethiek zou liggen. Maar ook deze optie is een vorm van ontwijking van het probleem. Daardoor lijkt het erop dat er geen manier is om het probleem op te lossen. Toch toont Boonin aan dat we een optie over het hoofd hebben gezien: “The non-identity problem is solved not by finding a mistake in the argument that generates it, but rather by finding that there is no reason to treat the argument as giving rise to a problem in the first place.” Boonin stelt voor onze weerstand tegen de conclusie dat er geen rechtvaardiging gegeven kan worden op te heffen, ten einde het NIP op te lossen.[8]

Zijn we met het verwerpen van onze sterke morele intuïties dan aangekomen bij een antwoord op het probleem van opslag van kernafval? Dat kan toch haast niet het geval zijn. Zo stelde de bekende filosoof Immanuel Kant al in 1785 zijn categorisch imperatief (CI) op, welke luidt: “handel alleen volgens die maxime waardoor je tegelijkertijd kunt willen dat zij een algemene wet wordt.”[12] Hoewel er in deze imperatief geen notie van tijd zit, volgt hieruit dat de huidige generatie zich wel degelijk bezig moet houden met potentiële problemen voor toekomstige generaties. Zouden we namelijk willen dat dit niet het geval was, dan had men in het verleden ook geen rekening hoeven houden met risicovolle factoren en had dit tot gevolg kunnen hebben dat er nu een nauwelijks bewoonbare planeet zou zijn overgebleven. Mensen zouden in dat geval geen levenswaardig leven leiden. Dit kunnen we niet willen, dus zou Kant concluderen dat we ons nu en in de toekomst wel degelijk bezig moeten houden met potentiële toekomstige problemen.

Conclusie 

Kant zijn CI mist de notie van tijd en is daarom zeker geen antwoord op het NIP. Boonin zou waarschijnlijk om die reden de redenatie aan de hand van het CI van Kant, verwerpen. Dit laat ons achter met de hoofdvraag die vanuit dit filosofische perspectief niet te beantwoorden is omdat het eventuele antwoord in strijd is met onze intuïties. Het feit blijft dat we sterke morele intuïties hebben die aangeven dat we ons moeten bekommeren om de wereld van de toekomst, maar vanuit de filosofie is er vooralsnog geen rechtvaardiging te geven voor deze intuïties.

 

Bronnen:

  1. Aristoteles, Ethica Nicomachea, (1999) Historische Uitgeverij: Groningen, vertaald door Christine Pannier en Jean Verhaeghe, passage 1101 b 5.
  2. D. Parfit, Reasons and Persons, (1984) Oxford University Press.
  3. D. Smolkin, Toward A Rights-Based Solution to the Non-Identity Problem, (1999) Journal of Social Philosophy 30, p. 196.
  4. Ibid., p. 202.
  5. Ibid., p. 197.
  6. Zie 2, p. 360.
  7. W. Achterberg, Natuur: uitbuiting of respect?, (1989) Kok Agora: Kampen, p. 93.
  8. D. Boonin, How To Solve the Non-Identity Problem, (vol. 4 2010) in: A Priori,UniversityofCanterbury:New Zealand. Zie: http://apriorijournal.net/volume04/boonin1.html geraadpleegd op 8 april 2011.
  9. R. Weinberg, Identifying and Dissolving the Non-Identity Problem, (2008) Philos Stud, p. 12.
  10. Zie 3, p. 198.
  11. Ibid., p. 206.
  12. I. Kant, Fundering van de Metafysica van de Zeden, (1997) Boom: Amsterdam, vertaald door: Thomas Mertens, p. 74.

7 gedachten over “Toekomstige generaties opzadelen met ons kernafval is ‘geen probleem’”

  1. Jammer dat Niek de premissen die gebruikt worden niet expliciet maakt.

    Het lijkt erop dat bij de redeneringen van de 20e eeuwse filosofen weer eens het uitsluitend egoistisch gemotiveerde, onbewezen mensbeeld uit de speltheorie wordt gehanteerd.

  2. Robbieknor@work

    Ik kan me ook niet voorstellen dat dit een vrijbrief is om malafide en desastreuze praktijken te plegen en te tolereren, denk aan de ecologische ramp die de voormalige USSR is, Softenon, Fukushima…

  3. Het is meer een keuze waar je wel en niet verantwoordelijkheid voor wil nemen toch. En vervolgens kun je bij elk standpunt vast wel een filosofische stroming vinden.

    Persoonlijk sluit ik me aan bij Kant en zijn: “handel alleen volgens die maxime waardoor je tegelijkertijd kunt willen dat zij een algemene wet wordt.”

    In dat kader zie ik dan ook veel liever zo lokaal mogelijk volhoudbaar opgewekte energie uit zon, wind, getijden etc. dan kernenergie.

  4. “Het feit blijft dat we sterke morele intuïties hebben die aangeven dat we ons moeten bekommeren om de wereld van de toekomst, maar vanuit de filosofie is er vooralsnog geen rechtvaardiging te geven voor deze intuïties.”

    Waaruit blijkt dat moderne filosofie niet meer is dan semantisch geneuzel.
    Natuurlijk hebben we de verplichting om zorgvuldig na te denken over toekomstige problemen met bijvoorbeeld radioactief afval.

Laat een reactie achter