In 1883 deed de sterrenwacht van Zacatecas in Mexico een raadselachtige waarneming van nevelachtige objecten. Astronoom Hector Manterola en een paar van zijn collega’s denken nu dat José Bonilla als enige ter wereld getuige was van hoe de aarde meer dan honderd jaar geleden door het oog van de naald kroop…
Insekten of UFO’s?
Op 12 en 13 augustus 1883 deed een astronoom van de kleine sterrenwacht in Zacatecas een opmerkelijke waarneming. José Ãrbol y Bonilla telde zo’n vierhonderdvijftig objecten, elk omringd door een soort mist, die voor de zonneschijf langs trokken. Bonilla publiceerde zijn waarnemingen in een Frans tijdschrift, l’Astronomie, in 1886. De uitgever van dit tijdschrift stond voor een raadsel en veronderstelde dat het hier ging om vogels, insekten of stof die voor Bonilla’s telescoop langs trokken. Anderen zagen sindsdien Bonilla’s waarnemingen als het eerste bewijs voor het bestaan van UFO’s.
Oktober 2011 komen Hector Manterola van de Nationale Autonome Universiteit of Mexico in Mexico Stad en een aantal collega’s met een verschillende, veel verontrustender interpretatie. Ze denken dat Bonilla fragmenten zag van een komeet die kort geleden in stukken is gebroken. Dit verklaart het ‘mistige’ uiterlijk van de brokstukken en waarom ze zich zo dicht bij elkaar bevonden.
Parallax toont dat de brokstukken zeer dichtbij waren
Kometen breken vaak in stukken, dus dit is weinig nieuws. Pas echt spectaculair is dat niemand anders op de planeet de komeet voor de zon langs heeft zien bewegen, zelfs terwijl de dichtstbijzijnde observatoria maar een paar honderd kilometer van Zacatecas lagen. Dit kan worden verklaard door het parallax-effect. Hoe dichterbij een object, des te groter is het effect dat een kleine verschuiving in de afstand op de waargenomen plaats heeft. Een bekende techniek van astronomen om de positie van dichtbij de aarde staande sterren waar te nemen is hun positie op bijvoorbeeld januari en juli exact te meten. Er vindt dan een kleine verschuiving plaats van enkele boogseconden. Hoe groter deze verschuiving, hoe dichterbij de ster staat.
De brokstukken moeten zich dus zeer dicht bij de aarde hebben bevonden, waardoor ze niet voor de zon langs leken te bewegen voor andere waarnemers. De conclusie van Monterola en zijn collega’s: de fragmenten vlogen tussen de zeshonderd en achtduizend kilometer van de aarde langs. Als je bedenkt dat de aarde een diameter van 12 000 km heeft, is dit echt op een haartje na goed gegaan. Het ging hier ook niet om een kleine komeet. Manterola en zijn collega’s schatten dat de komeet ongever zo groot is geweest als die van Halley, 16 x 8 x 8 km, en dat de brokstukken zo’n vijftig tot achthonderd meter in doorsnede waren.
Komeet waargenomen als Pons-Brooks
Er ontbreekt nog één stukje aan de puzzel. Dit moet een behoorlijk spectaculair gezicht zijn geweest. Manterola en zijn collega’s suggereren echter dat we de komeet wel degelijk hebben waargenomen. Het ging om de komeet Pons-Brooks, die datzelfde jaar is waargenomen door Amerikaanse astronomen. Ze wijzen er op dat Bonilla deze objecten gedurende 3,5 uur heeft waargenomen gedurende twee dagen. Dat betekent een gemiddelde van 131 objecten per uur en een totaal van 3275 objecten in de tijd tussen de twee waarnemingsperiodes, met elk fragment minstens zo groot dat het een explosie van het kaliber-Tunguska kon veroorzaken. Als 3275 van dit soort brokstukken de aarde hadden geraakt, was dat vermoedelijk neergekomen op een wereldwijd uitsterven. Als dit klopt, heeft het echt maar een haartje gescheeld of we waren er niet meer geweest.
Het goede nieuws is wel dat we in dat geval geen eerste en tweede wereldoorlog en Euro crisis hadden gehad :)
haha, elke voordeel heb zijn nadeel :)
Ik vraag me af of Pons-Brooks in 1954 waargenomen is, kan ik zo snel niet vinden.
De Roche limit van de Aarde (afstand waar binnen een object door getijdekracht van de Aarde in stukken breekt) is zo’n 18000 km dus dat is in ieder geval consistent. Als de stukken nog zo dicht bij elkaar zaten was de komeet nog niet lang geleden opgebroken. Maar waarom waren de brokstukken dan al zover verspreid dat ze over 2 dagen waargenomen zijn voor de zonneschijf?
Een ander bezwaar is dat de inslagfrequentie van objecten van ca 10 km ongeveer eens per 100 miljoen jaar is, dus het is wel erg toevallig als er zo’n object zo kort geleden zo dichtbij geweest is (ook rekening houdend met selectie-effecten). Dus andere mogelijke verklaringen moeten ook serieus bekeken worden.
@Lennart
Even over die inslagfrequentie.
Ik wil dat bezwaar even in een andere context, want een gemiddelde zegt natuurlijk helemaal niets, wellicht ken je het voorbeeld van de statisticus die verdronk in een rivier die gemiddeld 1 meter diep was?
Hoi Nils, ik denk dat een gemiddelde wel wat zegt. Als iemand een waarneming wil verklaren met een uiterst zeldzame gebeurtenis is er overtuigender bewijs nodig dan wanneer de verklaring berust op een alledaagse gebeurtenis.
Bijvoorbeeld, als ik ergens 30 bomen op een rij zie staan met telkens 20 meter ruimte ertussen, ga ik er vanuit dat ze zo geplant zijn en niet dat ze op natuurlijke wijze zo terechtgekomen zijn.
Voor mij blijft het “sensatie” zonder waarde !