Stel, er wordt onder Nederland morgen een enorm olieveld ontdekt. Of een gigantische hoeveelheid kopererts. Een droom die uitkomt? Nee, in veel opzichten de grootste ramp die je je kan voorstellen.Dit wordt bedoeld met de Dutch disease…
Sommige van de rijkste landen ter wereld – Zwitserland en Japan bijvoorbeeld – beschikken nauwelijks over natuurlijke hulpbronnen. Andere landen zijn zeer sterk gezegend met grote hoeveelheden mineralen of aardolie. Toch is hun economie deplorabel en worden ze geteisterd. Toeval? Nee, wijst onderzoek uit. Een goudmijn of gasbel hebben namelijk een aantal vervelende bijeffecten, die de nadelen wel eens groter kunnen maken dan de voordelen.
Dutch disease?
Ons eigen kikkerlandje vormt een uitstekend voorbeeld. Het begrip ‘dutch disease’ komt hier vandaan. In de jaren zestig werd in Nederland de op vijf na grootste gasbel ter wereld ontdekt: de aardgasbel in het Groningse Slochteren. Dit leverde de Nederlandse staat honderden miljarden op. Een welkome aanvulling voor de staatskas, zou je op het eerste gezicht zeggen. Helaas blijkt de realiteit anders. De overvloedige aardgasinkomsten geven politici de gelegenheid één van de duurste en meest inefficiënte sociale verzekeringsstelsels ter wereld in het leven te roepen. Ook vervelende politieke dilemma’s met betrekking tot de massale instroom van immigranten uit voornamelijk islamitische landen kunnen zo worden afgekocht. Niemand maakt zich druk over de oplopende kosten, want er is toch geld genoeg.Omdat er veel gas wordt geëxporteerd stijgt de koers van de gulden, wat Nederlandse exporteurs in de problemen brengt.Ook de lonen in Nederland stijgen sterk. De overvloedige overheidsuitgaven geven de economie een kunstmatige impuls. Er is geld genoeg om bedrijven als de kwakkelende scheepswerf RSV, een PvdA-bolwerk, met meer dan een miljard gulden te steunen. Later ging de werf alsnog failliet. Het gevolg: pijnlijke keuzes werden uitgesteld, wat in de jaren tachtig tot zeer pijnlijke bezuinigingsmaatregelen leidde. Ook nu worden de gasopbrengsten van Slochteren nog verjubeld aan allerlei onzinnige dingen.
Overigens heeft de regering-Joop den Uyl niet alleen onzinnige dingen gedaan met het geld. Ze hebben het ook besteed aan het omvormen van het staatsmijnbedrijf DSM tot een moderne innovatieve chemiereus en de grondslag gelegd voor de modernisering van de Nederlandse autoindustrie (denk aan NedCar). Bij verstandig beleid, maar alleen dan, kan een grote hoeveelheid grondstoffen dus een land wel degelijk duurzaam verder helpen.
Onderdanen zijn lastig als je van een oliebron leeft
Een natuurlijke hulpbron levert een land veel inkomsten op. Dat is op zich uiteraard prettig. De inwoners van het land hoeven zo minder belasting te betalen. Dat is meteen ook een nadeel. Het wordt zo voor de heersers minder belangrijk om de eigen welvaart te stimuleren door bijvoorbeeld goed onderwijs en het stimuleren van de industrie. Opgeleide burgers en intellectuelen zijn lastige oproerkraaiers. In een land als China zijn die voor de machthebbers een noodzakelijk kwaad, want van een paar dommekrachten kan de schoorsteen hier niet roken. Voor bijvoorbeeld de steenrijke sultan van Brunei is dat anders. Zijn inkomsten worden elke maand overgemaakt op zijn privérekening. Zijn onderdanen zijn maar lastig, economisch gezien een kostenpost die met gulle gaven rustig gehouden moeten worden. Oliestaten zijn dan ook vaak dictaturen.
Oneven verdeling hulpbronnen lokt burgeroorlogen uit
Landen die rijk zijn aan grondstoffen worden vaak geteisterd door burgeroorlogen. Veel Groningers kijken niet geheel onterecht met een scheef oog naar de vele miljarden die richting Den Haag verdwijnen, maar waar de provincie weinig van terug ziet. Nu is Nederland een etnisch vrij homogeen land, maar als er een etnische minderheid op de plek woont waar de olie uit de grond borrelt of er een grote uraniummijn zit, wordt de verleiding er groot om dit niet te willen delen met de arme onderdrukkende buren. Het is voor die minderheid dan vaak ook niet erg moeilijk om buitenlandse steun te vinden voor hun onafhankelijkheidsstrijd. Als gevolg hiervan worden veel Afrikaanse landen geteisterd door burgeroorlogen. Kongo is het meest tragische voorbeeld.
Lonen en prijzen stijgen sterk
Een derde nadeel van een overvloedige grondstoffenvoorraad is dat lonen en prijzen stijgen. De inheemse industrie kan moeilijk aan arbeiders komen tegen betaalbare lonen. De hoge prijzen maken hoge lonen ook noodzakelijk. Dit effect treedt ook op in landen waar veel gastarbeiders vandaan komen. In Nepal, bijvoorbeeld, liggen de prijzen veel hoger dan in India, omdat emigranten veel geld naar huis sturen. Al dit geld komt binnen via de Nepal Rastra Bank, waardoor de regering een makkelijke inkomstenbron heeft en de enorme braindrain niet als een probleem wordt gezien. De lokale valuta wordt door de export van degrondstof meer waard, waardoor inheemse fabrikanten nog meer problemen krijgen.
Interessant verhaal, Germen.
Elk voordeel hep zijn nadeel.
Dank je Hans :)