Grote bedrijven bedreiging voor werkgelegenheid en innovatie

Door de overheid worden grote bedrijven in de watten gelegd, daar waar middelgrote en kleine bedrijven de volle mep moeten betalen. Is dat terecht, of zou de overheid, als deze werkelijk voor de belangen van de Nederlandse bevolking opkomt, de prioriteiten anders moeten leggen?

Waarom zijn grote bedrijven slecht in sprongsgewijze innovatie?

Grote bedrijven zijn over het algemeen erg slecht in radicale innovatie. De reden is dat om een groot bedrijf te laten functioneren, de samenwerking en taakverdeling tussen de duizenden werknemers strak geregeld moet worden. Bij een groot bedrijf is daarom precies vastgelegd aan welk functieprofiel de ideale werknemer moet voldoen.
Dit heeft twee effecten die beide fataal uitpakken voor het innovatievermogen.

Paradijs voor ambtenaren

Grote bedrijven bedreiging innovatie
Kantoortuin Nederlands Schriftelijk Studiecentrum Culemborg. Wikimedia Commons

Ten eerste moedigt het aannamebeleid conformisten aan, die erg goed zijn in kunstjes nadoen maar erg slecht in nieuwe dingen bedenken. Om personeel in een strak georganiseerd bedrijf te laten functioneren, heb je gehoorzame, procedureel correcte en plichtsgetrouwe werknemers nodig.  Deze eigenschappen komen dan ook in functieprofielen te staan.

Ook zullen conformisten en risicomijders er alles aan doen om in een ‘veilig’ groot bedrijf aan het werk te kunnen. Het gevolg is dat jabroers en ambtelijke types oververtegenwoordigd zijn in grote bedrijven; creatievelingen overleven het functioneringsgesprek niet. De dorknopers bepalen de bedrijfscultuur. Op dit moment is creativiteit een gewilde eigenschap. Wat we dus nu zien zijn conformistische napraters, die zich vermommen als creatieveling.

Grote bedrijven zijn daarom doorgaans alleen in staat tot het gradueel verbeteren van bestaande producten (incrementele innovatie). Verwacht dus geen elektrische auto van een groot bedrijf; wel een maar liefst 2,9 % zuiniger benzinemotor. Ook zullen geiote bedrijven er voor terugschrikken om zichzelf uit de markt te prijzen. Een mooi voorbeeld is de digitale camera. Deze is uitgevonden door nota bene Kodak, de ooit toonaangevende fabrikant van fotocamera’s die uiteindelijk ten onder ging aan het negeren van de eigen uitvinding.

Tenzij een groot bedrijf een skunkworks of een vergelijkbare kleine taakgroep aanwijst die vrijheid van handelen krijgt. En bereid is met het hele bedrijf voor verandering te gaan en desnoods het bestaande verdienmodel op het spel te zetten. Dit gebeurt eigenlijk vrij zelden. Netflix is een mooi voorbeeld. En alleen bij grote bedrijven waar de oprichters nog aan het bewind staan. Zelfs dan is de kans groot dat het middenmanagement deze pootje gaat lichten.

Afbakeningen tussen functies

Ten tweede kennen grote bedrijven sterke afbakeningen tussen functies. Iemand die bijvoorbeeld in de afdeling Kwaliteitsbewaking werkt en een briljant verkoopidee heeft, zal zich wel driemaal bedenken voordat hij het ook maar waagt Marketing in te lichten. De kans is namelijk groot dat deze afdeling zich beledigd zal voelen en daarom een klacht gaat indienen bij het hoofdmanagement.

De meeste innovatie vindt nu net plaats op deze randgebieden (interdisciplinair). Bij een klein bedrijf is dat een stuk minder erg. Het gebrek aan resources wordt hier meer dan goed gemaakt door de grotere vrijheid en het gevoel van kameraadschap tussen het kleine groepje personeelsleden, waardoor een veilige omgeving ontstaat voor het uiten en uitvoeren van echte doorbraken.  Tenzij ze door de juridische afdeling van een groot bedrijf worden kapotgeproduceerd wegens het schenden van een blanket patent natuurlijk.

Uit het eerder genoemde rapport blijkt overigens nog meer: juist de bedrijven waar het meeste wordt geïnnoveerd, hebben het minste last van de economische crisis. Voor een jaar of tien alle patenten opschorten zou de economische crisis dan ook onmiddellijk beëindigen.

Waarom grote bedrijven het dan toch volhouden? 

Dit heeft enkele belangrijke oorzaken. Ten eerste het schaalvoordeel. Een groter bedrijf kan grootschalig inkopen, adverteren en produceren. En intern financieren: een groot concern is voor een groot deel zijn eigen klant. Dit scheelt tientallen procenten.

Ten tweede maken grote bedrijven graag misbruik van hun marktmacht, bijvoorbeeld om hoge kortingen te eisen en rekeningen veel later te betalen. Een kleine ondernemer laat dat wel uit zijn hoofd. Ze kunnen ook een kleine concurrent opkopen en bruikbare elementen kannibaliseren, bijvoorbeeld personeel of kennis.

Ten derde hebben grote bedrijven vaak goede contacten met de politiek, waardoor ze gemakkelijker aan vergunningen, belastingvoordeeltjes (in Nederland bekend als de zogeheten “rulings”)  en overheidsopdrachten kunnen komen. Ook hun gemakkelijke toegang tot kapitaal (goedkope bankleningen, aandelenbeurzen) waarmee ze kleine concurrenten op kunnen kopen of met oneerlijke handelspraktijken van de markt kunnen drukken is een belangrijk concurrentievoordeel.