Positieve dissociatie is volgens Dabrowski de sleutel voor ontwikkeling.

De Theorie van Positieve Desintegratie: een persoonlijkheidstheorie voor visionairen

In dit artikel wordt een introductie gegeven op de Theorie van Positieve Desintegratie (TPD). Deze theorie beschrijft een psychologisch traject van persoonlijke ontwikkeling. Kazimierz Dabrowski (1902 -1980) beschreef in de twintigste eeuw op vooruitziende en unieke wijze een weg van persoonlijke groei, gefaciliteerd door autotherapie en het opnieuw begrijpen van negatieve emoties en intense ervaringen, opdat creativiteit en eigenheid op empathische, duurzame en overtuigende manier uitgedragen kunnen worden.

Ingezonden artikel door persoonlijke ontwikkelingscoach dra. Lotte van Lith; op haar verzoek (en vanwege de inhoudelijke meerwaarde) geplaatst op Visionair.nl

Zijn ingrijpende ervaringen tijdens de oorlog zetten Kazimierz Dabrowski tot het ontwikkelen van de Theorie van Positieve Desintegratie.
Zijn ingrijpende ervaringen tijdens de oorlog zetten Kazimierz Dabrowski tot het ontwikkelen van de Theorie van Positieve Desintegratie.

Dabrowski’s TPD steeds bekender in Nederland
Met name bekend geworden in Amerika en Canada, binnen het onderzoek naar en onderwijs van (hoog)begaafdheid, krijgt de Theorie van Positieve Desintegratie ook in Nederland gaandeweg meer aandacht. De theorie beschrijft een psychologisch traject van persoonlijke ontwikkeling en biedt Dabrowski een oorspronkelijk perspectief op de ontplooiing van individu tot persoonlijkheid. Voor personen die verder en dieper nadenken, hun belevingswereld als gelaagd, levendig en “anders” duiden, is Dabrowski’s werk zonder meer de moeite van verdere exploratie waard.

Meerlagigheid en interne conflicten
Na enkele indringende levensgebeurtenissen en de impact die de oorlog op hem had, stelde Dabrowski zichzelf de vraag of een en dezelfde theorie een verklaring kon bieden voor het meest gruwelijke en meest mooie, menselijke gedrag. De meerlagigheid van het brein en de menselijke natuur, bestaande uit zowel ondergeschikte, primitieve en reflexieve structuren als kardinale, meer wilsbekwame structuren, bood een antwoord. De evolutie van de hersens laten deze gelaagd tevens zien. De primaire kern betreft het reptielenbrein, waarna later het zoogdierenbrein zich ontwikkelde, tot in de relatief recente geschiedenis waarbinnen de neo-cortex het mensenbrein typeert. Meerlagigheid heeft Dabrowski als cruciaal concept voor zijn begrip van persoonlijkheidsontwikkeling uitgewerkt door vijf verschillende niveaus van groei te omschrijven. Deze niveaus laten zien hoe iemand van vrijwel volledige, onbewuste sociale aangepastheid of biologische determinatie (nature en nurture), via een weg van ambivalentie en onzekerheden, een realisatie ondergaat van “meer”. Dit wordt nadien met groeiende mate georganiseerd omgevormd tot een besef en verwezenlijking van het authentieke, zelfgekozen zelf. Een persoon kiest bewust(er) voor een waardehiërarchie als referentiekader en reflectie van persoonlijkheid.

Het naast elkaar bestaan van instincten en specifiek menselijke motivaties kan conflicten teweegbrengen. De kwalitatieve verschillen die kunnen bestaan tussen ‘lagere’ en ‘hogere’ orde mentale structuren, uitgedrukt door onderling verscheidende definities en ervaringen van bijvoorbeeld een mentaal construct als empathie, worden in dit licht begrepen als interne conflicten. Conflicten die wellicht gepaard gaan met gevoelens van ongenoegen, frustratie, verwondering, schaamte of schuld. Deze emoties hebben een signaalfunctie en Dabrowski was van mening dat dit juist een teken van een ontwikkelingspotentieel is.

Wanneer een emotie binnenin een individu tegelijkertijd lagere en hogere manifestaties kent, betekent dit dus mogelijk een innerlijke ‘bosting’. Een en dezelfde motivatie (bijvoorbeeld geluk of zelfbehoud) kan zowel beschermen tegen directe, fysieke bedreigingen als tegen meer abstracte bedreigingen, zoals het een bedreiging voor behoud van een eigen identiteit of waarde. Zelfbehoud kan daarmee meerlagig begrepen worden: door deze op verscheidende wijze te definiëren en te begrijpen, onderling conflict (verschil) van betekenis te onderscheiden en een rangorde in deze differentiatie aan te maken. Lagere motivaties worden zodoende niet miskend én ontwikkeling wordt tevens denkbaar als een multidimensionaal, hiërarchische structuur.

De interne conflicten betekenen dus, abstract geformuleerd, een ruimte waarbinnen een individu in staat is middels een proces van desintegratie (het uiteenvallen van eerder dominante structuren, gedragingen of patronen) gaandeweg meer en meer te kiezen voor hetgeen overheersend persoonlijke waarden reflecteert. De hoeveelheid keuzes nemen toe. Dit zorgt initieel voor ambivalentie, keuzes zijn eenlagig en uit de bestaande opties is het nog niet mogelijk prioriteiten te stellen, een rangorde aan te brengen. Wanneer er dan wel sprake is van meerlagigheid, heeft iemand het spontane inzicht verworven wat zijn of haar waarheid is. Dit is een eerste aanzet om te zoeken naar verwezenlijking van de gewenste hiërarchie in besluitvorming en waarden.

Positieve dissociatie is volgens Dabrowski de sleutel voor ontwikkeling.
Positieve  desintegratie is volgens Dabrowski de sleutel voor ontwikkeling.

Een Persoonlijkheid en de vijf overgevoeligheden
Emoties zijn volgens Dabrowski de motor achter deze ontwikkeling, zoals innerlijke conflicten noodzakelijk zijn voor persoonlijke groei. Een vraag die dan opdoemt is: Wat behelst deze groei volgens Dabrowski? De (volledige) groei die hij voor ogen had, is niet voor iedereen weggelegd. Slechts enkelen laten volgens Dabrowski een potentie zien om via desintegratie oude gewoonten en patronen geleidelijk, procesmatig en door hard werken te transformeren tot gewenste, voor de persoon hogere kenmerken. En dus op een andere niveau van functioneren te re-integreren. De weg van individu naar Persoonlijkheid, beschrijft hoe iemand zich losmaakt van gesocialiseerde overtuigingen en gedetermineerde psychologische typen om uit te groeien tot een bewust en altruïstisch persoon. Voor Dabrowski was een persoonlijkheid niet zomaar een gegeven, maar een resultaat van een diepgaande en vergaande ontwikkeling waarbij waarden als empathie, autonomie en authenticiteit belangrijke kernkrachten vormen om naar een ideaal toe te werken. Een ideaal volgens welke een persoon in staat is uit te dragen hetgeen hij of zij als waar en goed beschouwt. Niet zomaar spreekt deze theorie, waarbinnen een moreel geweten, reflectie en bedachtzaamheid, maar ook kunstbeleving en autonomie een belangrijke plaats innemen, begaafde individuen sterk aan. De rijke en invoelbare complexiteit geeft de theorie voor hen herkenbare inzichten in hun gevarieerde belevingswereld, die niet zelden gepaard gaat met de door Dabrowski beschreven positieve, maar zeker ook negatieve tendensen. De keuze maken voor een alternatief pad, afwijkend van heersende normen, kent raakvlakken met een ervaring van anders-zijn, verantwoordelijkheid en gedrevenheid.

De intense ervaring van begaafden personen zorgt voor hen zelf, maar ook voor de omgeving, nog weleens voor onbegrip. Dabrowski’s conceptuele benadering beziet dit niet als uitleg van een psychisch probleem of zelfs een ziekte, maar omschrijft hoe de intensiteiten een bijzonder vermogen duiden. Dabrowski werkte zelf jarenlang als psychotherapeut en onderzoeker, met een indrukwekkende achtergrond in zowel bèta als alfastudies. Hij deed onderzoek naar en begeleidde intellectueel en creatief-artistiek, begaafde personen. Hierbij ontdekte hij dat zij meer dan andere diep gevoelde en levendige reacties en verwerking toonden, wat hij interpreteerde als een meer dan gemiddelde reactie van het zenuwstelsel op stimuli. Dit idee vertaalde hij naar het concept overgevoeligheden of hypersensitiviteiten. Een van de concepten die juist bij begaafden een grote bron van herkenning is. Van deze hypersensitiviteiten onderscheidde Dabrowski er vijf; emotioneel, intellectueel, beeldend, psychomotorisch en sensueel. De eerste drie, met een nadruk op emotionele gevoeligheid, zijn bepalend voor de potentiële groei. De intensiteit van de hierboven besproken conflicten wordt grotendeels bepaald door de emotionele diepte van beleving, de motivaties en de wens overtuigingen en ideeën uit te leven.

Emotionele hypersensitiviteit vertaalt zich naar een sterke drang en potentie intieme relaties op te bouwen, een groot belang hechten aan het sociale leven, wellicht een doordringende angst voor de dood en een antenne voor andermans gevoelens en wensen. Enerzijds kan dit stimulerend zijn voor sociale contacten, anderzijds kan dit een remmende, want wellicht beangstigende impact hebben. Iemand met deze gevoeligheid heeft een rijk geschakeerde gevoelswereld en kan deze middels mentale reflecties ook vaak goed benoemen. Intellectuele overgevoeligheid laat zich kenmerken door een sterke wil te onderzoeken, bevragen en te ontdekken. Een voorliefde voor theorie en abstracties, sterk conceptueel denken of een neiging conclusies in twijfel te trekken en een voorkeur voor specifieke, treffende formuleringen; dit zijn alle karakteristieken van deze hypersensitiviteit. Dit betreft dus niet een hoeveelheid kennis, als wel een gemotiveerde zoektocht naar antwoorden. Beeldende gevoeligheid behelst onder andere een sterke connectie met en interpretatie van drama, literatuur of beeldkunst . Dromen zijn levendig en avontuurlijk, fictie spreekt boekdelen en er wordt vaak en intens gedagdroomd. Ook verwijst dit naar een goed metaforisch begrip en een idiosyncratisch gebruik van beeldspraak. Psychomotorisch refereert onder andere naar een indrukwekkende energie, een organisatiedrang of het hebben van tics, een beweegdrang dat zich vertaalt naar de wens te sporten of te dansen. Sensuele overgevoeligheid beschrijft de ervaring van geur, kleur, smaak en geluid als gelaagd, rijk en intens. Ook de belevenis van seksualiteit valt hieronder. De vijf overgevoeligheden beïnvloeden en verrijken elkaar in uiting en als invloed op ontwikkeling. Ze kunnen daarbij ook een negatieve impact op groei hebben.

In zijn boek Theory of Positive Desintegration zette Dabrowski zijnn voornaamste denkbeelden uiteen.
In het boek Theory of Positive Desintegration is een uiteenzetting van Dabrowski’s denkbeelden te vinden.

‘Psychoneurose is geen ziekte’
De hoge pieken en diepe dalen die onder andere deze gevoeligheden met zich meebrengen, de intensieve realiteitservaring – en begrip, suggereren ook de hevige, interne conflicten. De uiting hiervan kan bijvoorbeeld neurotisch, zelfdestructief of angstig van aard zijn. Een botsing met intern botsende motivaties, ‘werkelijkheden’ en belangen, de druk van een sociale omgeving en aangepastheid of een onevenredigheid in relaties met minder intense individuen kunnen spanningen ‘triggeren’ . Deze spanningen zoeken zogezegd een weg naar buiten of worden teruggelezen uit vermoeidheid, frustratie, verveling of juist hyperactiviteit. Dabrowski stelt dat dit geen signaal van ziekte is, maar een signalement van vermogen.

In tegenstelling tot meer gangbare opvattingen, onderstreept Dabrowski dat deze uitingen en ervaringen reden te meer zijn te onderzoeken waarom een persoon dergelijk gedrag vertoont, zulke reacties heeft op zijn omgeving. En wat dit zegt over zijn of haar begrip van de wereld. Dit biedt een heel ander en origineel perspectief op psychische problematiek, of vraagstukken, die actueel ‘gelabeld’ worden. Door dit gedrag als een stoornis op te vatten, ligt het gebruik van medicatie voor de hand en wordt er relatief weinig gekeken naar de mogelijke potentie die ‘afwijkend’ gedrag kan signaleren. In lijn met de overgevoeligheden, is gedrag dat geregeld als autistiform of ADHD-achtig wordt omschreven, wellicht juist een teken van een potentieel sterk en bijzonder karakter. Dabrowski’s kijk biedt daarbij opnieuw, positieve speelruimte, zonder daarbij voorbij te gaan aan de negatieve emoties en de moeilijke ervaringen. Ook een ‘burn out’ kan via deze ogen op wellicht verdiepende, duurzame manier begrepen worden. De (emotionele) intensiteiten is voor begaafde personen vaak realiteit, die het contact met de buitenwereld ook beïnvloedt, en de TPD geeft daar een alternatief zicht op.

Verder benoemt Dabrowski zogeheten dynamismen, groeikrachten die binnenin een individu actief zijn om het proces verder te stuwen en het losmaken van eerder vastgeroeste structuren te stimuleren. Hij spreekt verder van een derde factor, een term die je ook kunt begrijpen als een ‘wil tot autonomie’. Daarnaast zijn de omgeving, erfelijkheid en specifieke talenten en vaardigheden van invloed op iemands ontwikkeling(spotentieel). Maar, stelt Dabrowski, iemand met een erg sterk ontwikkelingspotentieel overstijgt zijn omgeving in mogelijke invloed en zal ondanks tegenslag en weerstand toch zijn of haar eigen pad inslaan.

Een visionair, ontwikkelingsgericht perspectief
Dabrowski zag negatieve emoties dus als een signalement van een mogelijk ontwikkelingspotentieel. Juist dit betekent een alternatieve denkmodus voor velen die voor het eerst met deze theorie in aanraking komen. De omgang met negatieve emoties vormt een poel aan complexe vraagstukken die in de maatschappelijke structuren waar efficiënte, realiteitszin en productiviteit heersende richtlijnen zijn, niet altijd de ruimte en mogelijkheid krijgen op duurzame wijze te worden beantwoord. Dabrowski’s theorie biedt personen die intern (of extern) opbotsen tegen afwijkende, in hun ogen onrechtvaardige of niet consequente handel – en denkwijze, een ander perspectief op een ervaring van anders-zijn, van frustratie, ongenoegen of een groeiend verlies aan verwachtingen en motivatie. De theorie leert dat een persoon op bijzondere wijze een unieke beleving van realiteit, waarheid en wensen kan hebben die, wanneer ze de ruimte krijgen en deze kiezen, tot bloei kunnen komen. Hoewel ze hierbij weliswaar te maken kunnen krijgen met afwijzing, twijfel, eenzaamheid of onzekerheid, maakt dat deze bevindingen en waarden niet minder waarachtig en zinvol.

Juist visionairen, personen die vragen stellen bij zaken die vaker doorgaan als vanzelfsprekend of onvermijdelijk, zullen eerder worden gekenmerkt door dergelijke overgevoeligheden en interne conflicten. Personen die de subjectiviteit van ervaring realiseren en de gang van zaken om hen heen niet aannemen als vaststaand en voor een ieder gelijk. Dit kan gelijk op gaan met bepaalde levensfases waarin afzetten of bevragen kenmerkend zijn voor lichamelijke en geestelijke veranderingprocessen. Denk aan de adolescentie, de vroege volwassenheid, of zogeheten ‘life events’ als het verlies van een dierbare, een scheiding of belangrijke keuzes rondom studie of werk. Echter, de individuen die zulke karakteristieken sterk laten zien, ontwikkelen zich niet zelden asynchroon en hebben een intern vuur dat op zichzelf al een oorsprong van turbulentie en afwisseling kan zijn, niet per se of alleen ingegeven door een bepaalde levensfase. Denk hierbij ook aan een krachtig rechtvaardigheidsgevoel, een sterke wens tot waarheidsbevinding, een verantwoordelijkheidswens en sturende drijfveren om ambities waar te maken, zich sociaal op te stellen of de mogelijkheid intieme relaties aan te gaan. Uit dergelijk vermogen komen nieuwe ideeën voort.

Een kritische noot bij de interpretatie van de theorie. De theorie is niet bedoeld als een ophemeling van lijden als zodanig, alleen het lijden zelf impliceert nog geen groei. Er kan ook sprake zijn van negatieve en disfunctionele desintegratie. Daarnaast geldt ook de relativerende positie hierin als te summier. Niet elk lijden impliceert een potentieel tot groei. Verder is het zo dat meerlagigheid impliceert dat verschillende aspecten, eigenschappen en stadia van begripsvorming en ervaring binnenin een individu op verschillende niveaus kunnen opereren. Dit maakt het een uiterst dynamische en multidimensionele benadering van persoonlijke ontwikkeling.

En voor wat betreft het begrip van wie nu een dergelijk vermogen tot ontwikkeling laat zien, valt dit voor Dabrowski niet per se samen met hoogbegaafdheid of hooggevoeligheid. Zoals beschreven krijgen emoties voor Dabrowski een primaire betekenis, intelligentie heef hierbij een secundaire rol (uiteraard afhankelijk van de betekenis die ‘intelligentie’ heeft). Daarnaast is het misschien wel vooral een zekere drive, zoals hierboven al aangestipt, die een zelfactualiserend vermogen mogelijk maakt. Een wil die een belangrijke bron aan motivatie betekent voor het bewandelen van een pad dat onontbeerlijk gepaard gaat met hokken en stoten en zonder meer vraagt om intens veel doorzettingsvermogen. Het pad dat Dabrowski omschrijft is er een van hard werken, van tegenslag en weerstand, maar ook van typerende volharding en houdbare autotherapie.

Meer informatie?
Voor wie verder geïnteresseerd is in deze theorie, op de volgende website staat informatie over de workshops ‘TPD in oefening’. Dit zijn bijeenkomsten waar de theorie verder wordt toegelicht en middels oefening, kunst en discussie het begrip wordt vergroot: www.lottevanlith.nl