Rijken kermen vaak steen en been over de belastingen die ze moeten betalen. Maar via diverse wetten en wettelijke constructies halen de rijken dit geld dubbel en dwars terug. Een overzicht.
Rijken betalen minder belasting.
Zoals Warren Buffett al vaststelde: zijn persoonlijk assistente betaalde procentueel meer belasting dan hijzelf. Dat komt omdat rijken gebruik maken van vennootschappen (de BV(ba) en NV) en trusts. Vennootschappen betalen alleen vennootschapsbelasting. Deze is laag, in Nederland in 2021 15 procent voor de eerste 200.000 euro winst, daarna 25 procent. Heb je als rijke geen aanmerkelijk belang in een vennootschap (ambtenarentaal voor: meer dan 5% van de aandelen), dan betaal je over de uitgekeerde winst geen belasting. Alleen over de kapitaalwaarde van de aandelen betaal je 0,5% tot 1,76% belasting. Gemiddeld leveren beleggingen zo’n zes procent op. Deze winstuitkeringen zijn onbelast. Als jij als rijke alleen <5% aandelen in 20 kleine bedrijven (met een winst kleiner dan 200.000 euro elk, dit laat een slimme rijkaard uiteraard door een geslepen fiscalist uitzoeken) hebt van minder dan 5%, die gemiddeld 20% winst maken over het ingelegde vermogen, betaal je effectief (dat wil zeggen: vennootschapsbelasting plus inkomstenbelasting) rond de 20-25% belasting. Een arme betaalt zeker 30-40%. Bijna het dubbele dus. De echte grote jongens verzinnen een ingewikkelde constructie via Panama, Cyprus en Ierland, waardoor er nog minder geld naar de fiscus gaat. Een belangrijke rol hierbij vervult de trust. Dit is een stichting, die bezittingen beheert in de naam van een rijkaard. Op papier zijn deze bezittingen niet van de rijkaard, waardoor deze geen belasting hoeft te betalen.
Rijken lenen goedkoper.
Zakenbanken lenen geld bij de Europese Centrale Bank. Op dit moment (april 2021) brengt deze een negatieve rente in rekening van 0,50 procentpunt. Dat betekent, dat zakenbanken nu geld toe krijgen, als ze geld lenen. Dat geld gebruiken ze vervolgens weer, om te speculeren. Een geliefde bestemming voor geleend geld is bijvoorbeeld, het opkopen van onroerend goed en grondstoffen. Want beleggers weten, dat als er veel goedkoop geld in omloop is, de inflatie flink toe gaat nemen en dus dat deze in prijs gaan stijgen. Wil je dit trucje nadoen, waarde lezer? Helaas. De goedkoopste persoonlijke lening kost je al gauw vijf procent rente per jaar. En anders dan een rijkaard, kan je dit niet als kosten aftrekken.
Rijken kopen politici om, om voor hen gunstige wetten in te voeren.
Belasting-gerelateerde onderwerpen zijn saai en komen weinig in het nieuws. Zeker als het om belastingen gaat die weinig mensen raken, zoals belastingen op rechtsvormen en belastingverdragen. Het is dan niet erg moeilijk, om de fiscale specialisten van de regeringsfracties een zetje te geven, zodat deze er een gunstige fiscale loophole doorheen kunnen drukken.
Rijken kunnen exclusief toegang krijgen tot winstgevende beleggingen.
Vereist een bepaalde bedrijfsactiviteit tien miljoen euro, dan zijn er veel minder concurrenten dan als iemand met een paar duizend euro deze activiteit al kan ontplooien. En je kan met je tien “meloentjes” natuurlijk ook een heel huizenblok sociale huurwoningen opkopen, als dat winstgevender mocht blijken te zijn. Rijken hebben vriendjes zoals mede-corpsballen, op de golf club, bij de Rotary en andere verzamelplaatsen voor de verworpenen der aarde die ze tijdig tips geven over de nieuwste winstgevende verdienmogelijkheden. Of topambtenaren, die ze aan voordeeltjes helpen.
Geen wonder, zoals SP’er Jan Marijnissen al kernachtig vaststelde: er wordt in dit land meer verdiend met speculeren dan met werken.