Wetenschappelijke bewijsvoering: deductie, inductie en abductie

Bij het opstellen van hypothesen en theorieën doen wetenschappers beroep op verschillende methoden van bewijsvoering. Er zijn in grote lijnen drie verschillende methoden te onderscheiden, die met name verschillen in sterkte (de mate van zekerheid waarmee een theorie wordt ondersteunt) en de soort van verklaring. Deze drie methoden zijn deductie, inductie en abductie.

Deductie

Discussie over bewijsvoering tussen Plato en Aristoteles. Bron afbeelding: Wikipedia.

Deductie is verreweg de sterkste methode; deze manier van bewijsvoering is, mits correct uitgevoerd, 100% zeker. Als dat zo is, waarom zouden we dan nog andere methoden gebruiken, zou je zeggen. Helaas is deze methode niet of nauwelijks toepasbaar binnen verschillende disciplines voor het opstellen van nieuwe theorieën en verklaringen omdat het gebaseerd is op afleidingen en niet op empirisch bewijs.

Deductie is een methode die bij de Logica vandaan komt, en ook vooral in de Logica, Wiskunde en Natuurkunde wordt gebruikt. Het maakt gebruik van redeneringen zoals het syllogisme, waarbij uit een aantal premissen (of aannames) een conclusie wordt afgeleid. Ongetwijfeld het meest bekende voorbeeld van een syllogisme is de volgende:

Alle mensen zijn sterfelijk (premisse 1)
Socrates is een mens       (premisse 2)
Dus: Socrates is sterfelijk (conclusie)

Voor dergelijke redeneringen geldt dat als de premissen waar zijn, de conclusie ook noodzakelijk waar moet zijn. De redenering is dus zo sterk als haar premissen. Als we eenmaal algemeen geldende wetten hebben, kunnen we daaruit van alles afleiden. Het probleem is alleen: waar leiden we die algemeen geldende wetten uit af? Het antwoord is: uit andere algemeen geldende wetten. De zogezegd ‘meest algemene wetten’, die dus nergens meer uit af te leiden zijn en ‘bovenaan’ de hiërarchie staan, noemen we axioma’s of postulaten. Een voorbeeld van axioma’s zijn de postulaten van Euclides die ten grondslag liggen aan de euclidische meetkunde.

Inductie

Niet alle zwanen zijn wit. Bron foto: Wikipedia

Waar deductie veelal van algemene uitspraken naar meer specifieke uitspraken gaat, gaat het bij inductie precies andersom. Uit verschillende individuele empirische waarnemingen, probeert men dan algemene wetten af te leiden. Deze methode komt verreweg het meest voor in de verschillende wetenschappelijke disciplines. Ongetwijfeld het bekendste voorbeeld van een inductieve redenering, is die van de witte zwanen. Zeventiende-eeuwse biologen waren er van overtuigd dat alle zwanen wit zijn. Immers, zo redeneerden zij:

De eerste zwaan is wit;
de tweede zwaan is wit;
… de n-de zwaan is wit;
Dus: alle zwanen zullen wel wit zijn.

Deze conclusie volgt niet (zoals bij deductie) noodzakelijkerwijs uit het voorgaande, omdat het denkbaar is dat niet alle zwanen ook daadwerkelijk waargenomen zijn. Dit was dan uiteindelijk ook het geval: er bleken wel degelijk zwanen te bestaan die niet wit waren. Het is dus moeilijk om een algemene wet af te leiden uit alle voorgaande waarnemingen. Toch wordt dit in de meeste wetenschappelijke disciplines wel gedaan, omdat het anders vrijwel onmogelijk is om wetenschap te bedrijven. Het is belangrijk altijd in gedachten te houden dat er een waarneming kan worden gedaan die de algemeen geldende wet, die via inductie is verkregen, verwerpt. Een mooi voorbeeld ter illustratie van dit inductie-probleem, de onmogelijkheid een algemeen geldende wet af te leiden uit een eindig aantal waarnemingen, is de kip van Russell.

De kip van Russell
Op een boerderij had een boer een aantal kippen. Deze kippen waren het er over eens: hun boer was zeer welwillend. Immers: iedere ochtend hoorde ze de boer aan komen lopen en kregen ze van hem voldoende voedsel om van te leven. De kippen wisten niet beter dan dat dit iedere dag zo door zou gaan. Tot op een dag de boer wederom aan kwam lopen en de kippen weer hun voedsel verwachtten. Maar, je voelt hem al aan komen, de boer had dit keer zelf zin in een hapje en besloot de kippen te slachten.

Wat we van dit voorbeeld kunnen leren, is dat in het verleden behaalde resultaten geen garantie voor de toekomst bieden. De algemeen geldende wetten die we in verschillende wetenschappelijke disciplines hebben opgesteld zijn weliswaar uitgebreid getest en geverifieerd, maar desalniettemin nog steeds feilbaar. Binnen de wetenschapsfilosofie is daarom veel discussie omtrent de rechtvaardiging van het gebruik van de inductieve methode. Want: hoewel feilbaar lijkt het wel degelijk te werken. Maargoed, ook dat is natuurlijk weer een inductieve redenering…

Abductie (inference to the best explanation)

Stonehenge, weinig bewijs. Bron foto: Wikipedia.

Abductie of inference to the best explanation is niet zo’n sterke methode, maar wordt gebruikt in situaties waarin het empirisch bewijs gering is. De best mogelijke verklaring wordt in stand gehouden zolang er geen bewijs is gevonden dat de verklaring (theorie) verwerpt. Mocht er wel bewijs gevonden zijn dat in strijd is met de verklaring, dan wordt er een alternatieve verklaring bedacht die beter overeenkomt met het (nieuwe) bewijs. Verwerpen is bij deze methode geen schande.

Abductie komt vooral voor bij wetenschappelijke vakgebieden waarbij empirisch bewijs schaars is, zoals bij Archeologie en de Paleontologie. Een voorbeeld uit de paleoantropologie zijn de verschillende theorieën over de migratie van Homo sapiens; er zijn verschillende verklaringen over hoe de mens zich over de wereld heeft verspreid, maar er is te weinig bewijs om hier definitief uitsluitsel over te geven.

9 gedachten over “Wetenschappelijke bewijsvoering: deductie, inductie en abductie”

  1. Redeneren is een onderdeel van het denken, de drie domeinen van cognitie bestaan uit denken (mentale beelden, begrippen, beweringen), perceptie (!) en geheugen. Andere vormen waar bewijsvoering zeer belangrijk is worden bijvoorbeeld gebruikt in rechtswetenschap, zie verhoortechnieken (reactie):
    https://www.visionair.nl/wetenschap/hersenscanner-leest-dromen/ . En forensische wetenschap.
    In strafzaken gelden als bewijs :
    * De waarneming van de rechter,
    * De verklaringen van de verdachte (opgave van feiten en verklaringen tijdens onderzoek), denk aan wat gezegd is en gedaan,
    * De verklaringen van getuigen (onderscheid tussen gissingen en meningen en waarheid eist deskundigheid, conclusies zijn niet toegestaan),
    * De verklaringen van een deskundige (verschaffen allerlei informatie omtrent de persoon, vermeldt wetenschappelijke bevindingen, mening en conclusie en moet onpartijdig zijn),
    * Schriftelijke bescheiden.

    Dit om bewijsvoering in een breder kader te plaatsen.

    1. @Bastiaan: We pretenderen een wetenschappelijk gerichte website te zijn en proberen met onderbouwingen van standpunten te komen. Reflectie op de wetenschappelijke methode en analyse van redeneringstechnieken behoren hier mijns inziens ook toe.

      Maar je vraag heeft wat weinig inhoud dus ik heb moeite gericht antwoord te geven. Wat wil je nou eigenlijk zeggen? :)

    1. @Bastiaan: Behalve dat ik deze uitspraak in twijfel wil trekken, ook even het volgende.

      Ik zie filosofie vooral als gereedschap. Filosofie zelf komt nooit met antwoorden, omdat als het met antwoorden zou komen, het een wetenschap zou zijn en geen filosofie meer. Filosofie stelt vragen, zorgt voor reflectie en laat zien waar de wetenschap verkeerd zit of verkeerd kan gaan.
      Ik schrijf sommige van mijn eigen stukken dan ook primair met dit idee. Die stukken (waaronder deze) kan je gebruiken als ’tool’ in het dagelijks leven. Als je in een discussie komt en je weet het even niet meer, kan je naar dit stuk verwijzen. Dat kan ook ikzelf zijn.
      Hoewel dit stuk een redelijk basale reflectie is op de wetenschap, heb ik er wel mijn eigen opvattingen over. Deze opvattingen zijn hier niet gepresenteerd, maar zal ik ooit nog een keer in een volgend artikel beschrijven. Echter, dan heb ik wel iets nodig om tegen af te zetten, en dat is dit artikel.

  2. Hartelijk dank voor het schrijven van dit stuk. Het leest gemakkelijk en ik vind de inhoud interessant. Als reactie op dhr. van Stapelenberg kan ik stellen dat zijn inductieve redenering (een aantal Havisten/VWO-ers zijn al bekend met deze kennis, dus alle Havisten/VWO-ers weten dit) onjuist is, door mijn eigen ervaring. Ik ben afgestudeerd econoom, maar heb de in dit artikel beschreven kennis niet als zodanig meegekregen tijdens de studie. Juist daarom stel ik dit artikel dan ook op prijs!

Laat een reactie achter