Cultuur en instituten van westerse landen zijn gegroeid en gevormd in een omgeving, waar het christendom – en uiteraard het verzet daartegen – de bepalende factor was. Na de ineenstorting van de aanhang van het christendom, vertonen instituten als de rechtspraak en de overheid ernstige tekenen van aftakeling. Hebben deze fenomenen met elkaar te maken en kan een hernieuwde populariteit van het christendom de westerse beschaving verjongen?
Godsdienst als metafysisch, cultureel ‘DNA’
Godsdiensten zijn metafysisch. Dat wil zeggen dat ze uitspraken doen over werelden buiten, of boven (‘meta’) de fysische werkelijkheid, waarvan de geldigheid niet getoetst kan worden door middel van wetenschappelijke experimenten. Sommige godsdienstige claims over de fysieke wereld zijn ondertussen door wetenschappelijk onderzoek ontkracht – zo weten we bijvoorbeeld dat de zonneschijf niet door een span paarden langs de hemel wordt getrokken, zoals de oude Grieken geloofden, maar dat de zon een enorme witgloeiende gasbol is, die meer dan duizend keer zo groot is als de aarde en waar de aarde om heen wentelt. Andere, metafysische, claims, over het bestaan van een of meerdere goden, hemel en hel, bijvoorbeeld, of de vraag of de mens reïncarneert, zijn dat niet. Het komt ook een enkele keer voor dat een metafysische claim enige bevestiging vindt.
Godsdiensten brengen een bepaalde wereldvisie met zich mee die wordt bepaald door deze metafysica. Uit deze wereldvisie volgen weer gevolgtrekkingen over de wenselijkheid van bepaalde maatschappijvormen en organisaties. Een hindoe, bijvoorbeeld, gelooft dat goede zielen incarneren in foetussen van hoge, welgestelde klassen, door hun goede karma. Zielen van mensen die zich in hun vorige leven misdragen hebben incarneren in lage kastes, of zelfs in een dier. Dat maakt het voor een hindoe weinig logisch om armen te helpen. Ze hebben het er immers zelf naar gemaakt in hun vorige leven en door veel lijden te ondergaan, verbetert hun slechte karma sterk, zodat ze in een volgend leven meer kans maken om bijvoorbeeld als brahmaan geboren te worden. Abrahamitische godsdiensten stellen dat de mens als ‘schone lei’ geboren wordt. Dat maakt het voor joden, moslims en christenen logisch om een sociaal herverdelingsmechanisme op te zetten. Moslims beperken dit dan weer tot mede-moslims, en aspirant-moslims, omdat Allah moslims heeft uitverkoren om voor de islam te kiezen, en zijn vijanden laat dwalen.
Wat is het culturele DNA dat het christendom met zich meebrengt?
Het christendom is ontstaan in het huidige Israël, in de toenmalige joodse vazalstaat Judaea, later de gelijknamige provincie binnen het Romeinse Rijk. De geestelijk vader en centraal persoon van het christendom, Jezus van Nazareth, en zijn directe volgelingen, hebben nooit enige politieke macht bekleed. Dit maakt het christendom in beginsel een apolitiek geloof, al doet het wel uitspraken over de relatie tussen politiek en persoonlijke levenssfeer. Zo houdt een goede christen zich aan de lokale wetten (‘geef de keizer wat des keizers is, en God wat van God is). Het ‘koninkrijk van God’ is, anders dan de ‘dar ul Islam’ binnen de islam, een strikt metafysische entiteit en staat los van wereldse macht. De wereld is de plaats waar satan, de eeuwige tegenspeler van God, zijn domein heeft.
Een christen moet ‘wedergeboren’ (opnieuw geboren) worden om gered te worden van het hellevuur. Door deze wedergeboorte, gesymboliseerd door de doop (onderdompeling in water), wordt de nieuwe christen iemand binnen het ‘koninkrijk der hemelen’. Dit verklaart ook, waarom christenen zo hun best doen om niet-christenen tot het christendom te bekeren: zo redden ze hen van een eeuwig verblijf in de hel.
De belangrijkste regel in het christendom is: heb je naaste lief als jezelf, en God boven alles. Deze regel is in strijd met de menselijke instincten, die de eigen familie en verwanten boven anderen stellen en maakt dat christenen in beginsel de neiging hebben te streven naar spiritueel communisme. De onderdrukking van menselijk egoïstisch gedrag maakt dat er instituten moeten worden opgericht die de taak van zelfbescherming overnemen. Deze instituten vervullen de rol van de schelp bij huisjesslakken en de koker bij kokerwormen. Ze moeten ook om aan christelijke normen te voldoen, zo veel mogelijk vrij zijn van vriendjespolitiek en nepotisme. Dit zijn immers zonden.
Christenen geloven dat het machtigste wezen in het universum, God, goed is en liefde is. Dat geeft christenen in essentie een optimistische levensvisie, immers ze hebben een machtige, goedwillende beschermer die ze garandeert dat ze in de hemel komen. Christenen kijken uit naar de terugkeer van Jezus, die een duizendjarig vrederijk zal stichten met een ‘nieuwe hemel en nieuwe aarde’.
Het Nederlandse woord ‘beroep’ heeft ook zijn oorsprong in het christendom. Dominees worden nu nog steeds ‘beroepen’ binnen een bepaalde kerkgemeente. Christenen geloven dat er voor een ieder een plaats, een ‘beroep’ is in Gods plan. Op die plaats moet de christen zijn werk zo goed mogelijk doen. Dat maakt, dat vakmanschap binnen het protestantse christendom een middel is om Gods plan te dienen en persoonlijke perfectie te bereiken.
Nederigheid wordt binnen het christendom gezien als een deugd. Wij mensen zijn van nature geneigd tot het kwade, leert het christendom. Alleen door onze zondige natuur te ‘offeren’ aan God, en plaats te laten maken voor een nieuwe, gezuiverde persoonlijkheid die om God draait, volgen we Gods plan. Ook dit gaat in tegen de menselijke instincten, waar nederige mannen doorgaans impopulair zijn bij seksueel actieve vrouwen en laag in worden geschaald door medemensen. Op het eerste gezicht lijkt dit negatief te werken. Zelfhulpgoeroe’s verheerlijken ‘hoogmoed’: narcisme en eigenliefde. Voor de maatschappij als geheel heeft bescheidenheid echter nuttige voordelen. Nederige, bescheiden mensen zijn eerder geneigd zich voor het algemeen belang van een organisatie of ideaal in te zetten dan narcisten. Ze proberen zelfvertrouwen te krijgen door goed werk af te leveren en zich aan de regels te houden. Er gaat minder energie verloren aan machtsspelletjes en competitie, waardoor de prestaties hoger worden. Ook zijn nederige mensen taaier en eerder tevreden, dankbaarder.
Het christendom acht het gezin de hoeksteen van de samenleving. Christenen zien het grootbrengen van kinderen als een belangrijke levenstaak. Om die reden zijn christelijke gezinnen doorgaans groter dan gezinnen van atheïsten.
Christendom en apartheid
Volgens het christendom is ieder mens voor God gelijk. In de monoculturele West- en Noord-Europese samenlevingen werkte dit goed. Het was niet nodig om ter zelfbescherming uitgebreide nepotistische netwerken op te zetten. Waar de christenen geconfronteerd werden met andere groepen, zoals bijvoorbeeld in Amerika, Zuid Afrika en Australië, leidde dit tot ethische problemen. Immers, alle christenen zijn gelijk voor God. Het is niet toegestaan, zoals bijvoorbeeld binnen de islam, om ongelovigen te betitelen tot de ergsten der schepsels. De ‘oplossing’ van dit probleem werd in de zestiende eeuw en later gevonden in het invoeren van diverse klassen mensen. Zo werden zwarten en inheemse Amerikanen betiteld als ‘dierlijk’ en ‘inferieur’ aan de West-Europese mens. In Noord-Amerika en Australië werd de inheemse bevolking uitgemoord – in Tasmanië is er zelfs geen enkele inheemse Tasmaniër ontsnapt aan de volkerenmoord door de Britse kolonisten. In Centraal en Zuid Amerika, wat de katholieke Spanjaarden en Portugezen terroriseerden, werd een uitgebreid rassensysteem ingevoerd, waarbij uiteraard de ‘raszuivere’ Spanjaarden en Portugezen de hoogste rang bekleedden en de inheemse Maya’s en Inca’s, de laagste rang. De katholieke kerk, hoewel zeer fanatiek bij het vernietigen van de inheemse godsdienst en spiritualiteit en medeplichtig aan de apartheidspolitiek, bestreed wel de allerergste misstanden jegens de inheemse bevolking. Het apartheidsregime in Zuid Afrika behoeft geen nadere uitleg.Na de Tweede Wereldoorlog, waarin de nazi’s rassentheorieën effectief om zeep hielpen door deze met Duitse Gründlichkeit consequent uit te voeren, verwierpen de kerken onderscheid op grond van afkomst. Dit is inderdaad meer in lijn met de boodschap van Jezus.
Wat zijn de gevolgen van het verdwijnen van het christendom?
Om deze gevolgen te bestuderen, moeten we niet alleen kijken naar welke waarden verdwijnen maar ook welke metafysische waarden er voor in de plaats komen. Voormalig christenen en hun nakomelingen zijn nu voornamelijk humanisten en hedonisten.
Enkele belangrijke veranderingen komen naar voren. Een beroep is niet meer een radertje in het Plan van God. Het is geen levensroeping meer, maar een middel tot zelfontplooiing. Idealisme maakt daar vaak, maar niet altijd, een belangrijk onderdeel van uit. Voor hedonisten staat de rijkdom en status die het oplevert voorop. Bescheidenheid en nederigheid getuigt van het ontkennen van de inherent goede natuur van de mens en is dus verkeer, zie bijvoorbeeld het verschil in programmering in 1980 en 2019. Plichtsgevoel en bescheidenheid worden nu gezien als neurotisch gedrag, bekrompenheid en gebrek aan eigenwaarde. Programma’s als talentenjachten vervangen quizzen op TV. Sommige mensen worden hier erg gelukkig van, anderen zoeken zingeving en lijden onder keuzestress. Sommige verdwaalde zielen zoeken hun heil in omstreden sektarische bewegingen zoals Hare Krisjna, het soennisme of de Moon-sekte.
Een ander gevolg is het verminderen van de kwaliteit van producten. Ondernemers zien hun producten niet meer als hun levenswerk, maar slechts als een manier om geld te verdienen. Als het meer oplevert om productie uit te besteden, en de aandacht voortaan te richten op de verkoop, dan is die keuze snel gemaakt. Als de productie al in Nederland blijft, wordt deze vaak afgeraffeld om zo kosten te besparen. De daling in verkoop wordt opgevangen door meer aan image building te doen.
Het geboortecijfer daalt tot ver onder het vervangingsniveau. Kinderen maken ongelukkig, zo blijkt uit onderzoek. Dit mede vanwege moderne, humanistische opvoedtheorieën die veel meer van ouders vergen dan de traditionele, minder tijdsintensieve opvoeding. Geen wonder dat ouders dit liever uit- of afstellen.
Met het verdwijnen van de kerk, verdwijnt ook het netwerk van kerkelijke organisaties. Een van de gevolgen hiervan is dat de eenzaamheid, vooral onder jongeren, sterk groeit. Meer dan de helft van alle jongeren is eenzaam. Het jongerenwerk van de overheid is vooral bedoeld voor probleemjongeren, een groep waar de gemiddelde jongere ver uit de buurt van wil blijven.
Er zijn aan het verdwijnen van het christendom ook voordelen. Zo kunnen politici hun legitimiteit niet meer ontlenen aan de “gratie Gods”. Ze zullen door hun daden moeten laten blijken dat ze daadwerkelijk in staat zijn tot besturen en onkreukbaar zijn. Sektarisch denken vermindert – lezers die nu met pensioen zijn, kunnen zich ongetwijfeld de felle wedijver tussen de katholieken en de protestanten nog herinneren. Relaties tussen leden van de verschillende christelijke sekten waren vaak ook uit den boze. Godsdienstige rituelen, zoals rozenkransjes bidden, pelgrimstochten maken en biechten, leiden niet meer af van waar het werkelijk om gaat.
Is de westerse beschaving in gevaar en moet deze gered worden?
Onze levenskwaliteit is goed en lijkt – ondanks alle klaagzangen – stabiel, maar op dit moment zijn er enkele ernstige problemen. Onze bevolkingsgroei ligt onder het vervangingsniveau – tenminste als we er van uitgaan dat de mens een sterfelijk wezen blijft. Wat zeer de vraag is. De sociale samenhang verzwakt en maakt de maatschappij instabieler. Vooral de toenemende eenzaamheid onder jongeren en ook ouderen is bedreigend – wij mensen zijn een sociale diersoort, en eenzaamheid is even schadelijk voor de gezondheid als roken en matig overgewicht. Dit kan je zien als de natuurlijke evolutie van de westerse beschaving naar meer individualisme, maar wat dreigt is een soort samenleving als Solaria in de robotromans van wijlen Isaac Asimov: mensen, omringd door apparaten die ze bedienen, die elkaar nauwelijks nog zien. In feite zijn we bezig met het grootste sociale experiment in de geschiedenis van de mensheid. De resultaten zijn op bepaalde gebieden verontrustend.
Kan het christendom de westerse beschaving redden?
Om deze vraag te beantwoorden moeten we twee vragen bestuderen: wat zou er gebeuren als de grote meerderheid van de Nederlanders in praktiserende, gelovige christenen zou veranderen, en wat is er nodig om de grote meerderheid van de Nederlanders in deze staat te brengen?
Om de eerste vraag te beantwoorden, moeten we moderne gemeenschappen bestuderen waarin de grote meerderheid van de bevolking praktiserend christen is. In enkele plaatsen is dat het geval. Het voormalige eiland Urk, Volendam en Staphorst bijvoorbeeld. Inderdaad merken we dat er hier weinig eenzaamheid is en het aantal kinderen hoog. Opmerkelijk is ook dat de werkloosheid in deze gemeenten erg laag is ten opzichte van vergelijkbare gemeenten. Inderdaad lijkt de aanwezigheid van het christendom, vooral de streng-protestantse vorm, een positieve invloed te hebben op deze parameters.
Het gaat hier echter om kleine gemeenschappen. Grote steden, niet zozeer stadjes zoals Urk, zijn de voornaamste centra van beschavingen. De grote steden in Nederland zijn overwegend onkerkelijk. We hebben dus geen werkend model van een grotere stad met een overwegend praktiserend christelijke bevolking in Nederland. Die steden zijn er in het buitenland, bijvoorbeeld de Verenigde Staten wel. Hier springt de “meest christelijke stad” (gemeten aan het percentage mensen dat geregeld in de bijbel leest), de stad Chattanooga in de deelstaat Tennessee met een kleine 200 000 inwoners, er juist in negatieve zin uit. Het inkomen ligt hier lager en de misdaadcijfers hoger dan gemiddeld in de Verenigde Staten, mede door de ligging in het armere zuiden. Wel groeit de laatste jaren de economie hier als kool. Mogelijk is er een samenhang tussen deze twee factoren.
Dan de tweede vraag. Gesteld dat de terugkeer het christendom inderdaad de westerse beschaving kan redden, hoe zou deze terugkeer dan bereikt worden?
Meestal verspreiden godsdiensten zich via rolmodellen. Dit kunnen koningen of andere politieke leiders zijn, cultuurdragers of een andere vorm van elite. Heel soms, al is dit meer de uitzondering dan de regel, verspreidt zich een nieuwe godsdienst van onderop naar boven. Dit zien we bijvoorbeeld in de groei van het christendom in het Romeinse Rijk, waar het geloof vooral geliefd was onder de armen, vrijgelatenen en slaven. Op dit moment leidt het christendom in Nederland een ondergronds bestaan. De heersende politieke en culturele elite staat sceptisch tot ronduit negatief tegen het geloof.
De jury is er nog niet uit. Ik zal daarom twee filmpjes plaatsen, van felle voor- en tegenstanders.
Why Western Civilization Needs Christianity (voorstanders) met deel 2
Can Christianity save western civilization? (tegenstander)