kwantummechanica

Kunnen we van ons heelal naar een parallel universum reizen? Ja, zegt een nieuwe theorie.

‘Parallelle universums verklaren kwantummechanica’

Bekende kwantummechanische raadsels zoals de onzekerheidsrelatie kunnen opgelost worden, als parallelle werelden geïntroduceerd worden. Deze parallelle werelden, die met elkaar wisselwerken, zijn dan volstrekt klassiek en deterministisch. Dit stelt professor  Howard M. Wiseman van de Australische Griffiths Universiteit. Kunnen we naar een parallelle wereld reizen?

In een paper gepubliceerd in het prestigieuze tijdschrift Physical Review X, plaatsen professor Howard Wiseman en Dr Michael Hall van  Griffith’s Centre of Quantum Dynamics, en Dr. Dirk-Andre Deckert van de University of California, parallelle werelden uit het rijk van de science fiction en in dat van harde wetenschap.

Het team stelt voor dat parallelle universa echt bestaan, en dat ze op elkaar inwerken. Dat wil zeggen, in plaats van onafhankelijk te evolueren, beïnvloeden nabijgelegen werelden elkaar  door een subtiele kracht van afstoting. Ze tonen aan dat dergelijke interacties alles wat bizar is aan kwantummechanica kunnen verklaren.

Kunnen we van ons heelal naar een parallel universum reizen? Ja, zegt een nieuwe theorie.
Kunnen we van ons heelal naar een parallel universum reizen? Ja, zegt een nieuwe theorie.

Kwantumtheorie is nodig om uit te leggen hoe het universum werkt op de microscopische schaal, en wordt beschouwd als van toepassing op alle materie. Maar het is erg moeilijk te doorgronden, vertoont rare verschijnselen  de wetten van oorzaak en gevolg lijken te schenden.

Zoals de Amerikaanse theoretisch natuurkundige Richard Feynman zei ooit: “Ik denk dat ik gerust zeggen kan dat niemand kwantummechanica begrijpt .”

Echter, de “Veel-Interactie Werelden” benadering ontwikkeld aan Griffith University biedt een nieuwe en gedurfde visie op dit verbijsterende veld.

“Het idee van parallelle universa in de kwantummechanica is er al sinds 1957”, zegt professor Wiseman. “In de bekende Veel-werelden-interpretatie, vertakt elk universum zich  in een woud van nieuwe universa, elke keer dat een kwantummeting wordt uitgevoerd. Alle mogelijkheden worden dan ook gerealiseerd – in sommige universa miste de dinosaurusdodende asteroïde de aarde. In andere universa, werd Australië gekoloniseerd door de Portugezen.

“Maar critici twijfelen aan de realiteit van die andere universa, omdat ze ons universum niet beïnvloeden. Op dit punt is onze “Veel-Interactie Werelden” benadering totaal anders, zoals de naam al aangeeft. ”

Professor Wiseman en zijn collega’s stellen dat:

. Het universum dat we ervaren slechts een is van een gigantisch aantal werelden. Sommige zijn bijna identiek aan de onze, terwijl de meeste  zeer verschillend zijn;

. Al deze werelden even reëel zijn, continu bestaan door de tijd, en beschikken over nauwkeurig omschreven eigenschappen;

. Alle kwantumverschijnselen voortkomen uit een universele kracht van afstoting tussen ‘dichtbije’ (dat wil zeggen soortgelijke) werelden, die de neiging heeft om ze meer ongelijksoortig te maken.

Dr Hall zegt dat de “Veel-Interactie Werelden” theorie zelfs de mogelijkheid biedt, om het bestaan van andere werelden naast de onze te toetsen.

“Het mooie van onze aanpak is dat als er slechts één wereld is, onze theorie deze reduceert tot de mechanica van Newton, terwijl als er een gigantisch aantal werelden is, de theorie de kwantummechanica reproduceert,” zegt hij.

“Daar tussenin beschrijft de theorie verschijnselen, die noch Newtons theorie, noch kwantumtheorie voorspelt.”

“Wij geloven ook, dat naast het verstrekken van een nieuwe mentaal beeld van kwantumeffecten, nieuwe kwantumverschijnselen kunnen worden getest. ” Dit, tussen haakjes, maakt deze nieuwe “interpretatie” uitermate interessant. Anders dan andere interpretaties, is deze wél door experimenten te testen.

Andere toepassingsgebieden van het gebruik van een eindig aantal werelden liggen volgens de auteurs in de moleculaire dynamica, nuttig voor bijvoorbeeld het begrijpen van chemische reacties en het gedrag van medicijnen.

Professor Bill Poirier, Distinguished Professor in de chemie aan de technische universiteit van Texas, stelt: “Dit zijn goede ideeën, niet alleen conceptueel, maar ook omdat hiermee berekeningen mogelijk makkelijker worden.”

Bronnen
1. Michael J.W. Hall et al. 2014. Quantum Phenomena Modeled by Interactions between Many Classical Worlds. Physical Review X, 4, 041013; doi: 10.1103/PhysRevX.4.041013
2. New quantum theory is out of this parallel world, Griffiths University News (2014)

Tijd, het eeuwige raadsel. Zou kwantumverstrengeling de oorzaak ervan zijn?

Tijd veroorzaakt door kwantumverstrengeling

Waar komt tijd vandaan? Het raadsel is al zo oud als de mensheid. Het lijkt erop dat er nu voor het eerst een tipje van de sluier wordt opgelicht. Wat, als tijd eigenlijk helemaal niet bestaat, maar voortkomt uit de kwantummechanica?

Oorlog tussen Einstein en Bohr eindelijk bijgelegd?
De twee grote theorieën uit natuurkunde, kwantummechanica en de algemene relativiteitstheorie zijn nauwelijks te combineren. Er zijn heel veel pogingen gedaan, maar er resulteerden in dat geval oneindigheden en paradoxen. In de jaren zestig ontdekten de natuurkundigen Archibald Wheeler en Bryce DeWitt de Wheeler-DeWitt vergelijking, die kwantummechanica en de relativiteitstheorie samenbracht en afrekenden met de oneindigheden. Er was alleen een probleempje. De tijd was plotseling uit de vergelijking verdwenen. Natuurkundigen negeerden dit massaal. Het is duidelijk, dat er wat mis was. Mogelijk weten we nu, waarom. De vergelijking klopt. Tijd bestaat, zo lijkt het, op kwantumschaal helemaal niet, maar is een ‘emergent’ fenomeen, dat ontstaat uit kwantumverstrengeling.

Wat is kwantumverstrengeling?
Kwantumverstrengeling treedt op tussen twee of meer deeltjes, die onderhevig zijn aan kwantumeffecten. In de praktijk zijn dit erg kleine deeltjes zoals elektronen, atomen en moleculen. Door bepaalde processen, zoals botsingen of tegelijkertijd ontstaan, kunnen twee deeltjes met elkaar verstrengeld raken. Ze gaan zich daarna in zekere zin gedragen als één deeltje: een meting aan het ene deeltje betekent dat de volgens de Heisenbergrelatie gekoppelde eigenschappen van het andere deeltje exact vastliggen. Bijvoorbeeld: plaats en impuls of tijd en massa. De deeltjes verliezen hun afzonderlijke identiteit en gaan zich gedragen als een en hetzelfde deeltje voor zolang de kwantumverstrengeling voortduurt.

Kwantumverstrengeling ‘redt’ Wheeler-DeWitt vegelijking
In  1983 vonden theoretisch natuurkundigen Don Page en William Wootters een uitweg uit dit dilemma. Ze suggereerden dat kwantumverstrengeling een oplossing kon bieden voor het problem of time” probleem met de Wheeler-DeWitt vergelijking. Ze tonden wiskundig aan dat een klok, die kwantumverstrengeld is met de rest van het universum,  lijkt te tikken als een waarnemer binnen dat universum de klok waarneemt. Zou de waarnemer niet kwantumverstrengeld zijn met de klok, dan zou deze klok, met de rest  van het universum, stil lijken te staan. Op zich ook logisch: tijd en causaliteit, oorzaak en gevolg, zijn nauw met elkaar verbonden. Om iets waar te nemen moet je een prikkel van de omgeving verwerken, waaruit je conclusies trekt.

Tijd, het eeuwige raadsel. Zou kwantumverstrengeling de oorzaak ervan zijn?
Tijd, het eeuwige raadsel. Zou kwantumverstrengeling de oorzaak ervan zijn?

Experiment met fotonklok
Marco Genovese en zijn groep hebben voor de eerste keer dit effect gedemonstreerd in een fysisch systeem, een ‘speelgoeduniversum’ dat slechts uit twee fotonen (elementaire deeltjes waaruit licht en andere elektromagnetiasche straling bestaat) bestaat. Het team begon het werk door een tweetal met elkaar verstrengelde fotonen elk een andere route te laten volgen. Fotonen, die bestaan uit een elkaar beurtelings opwekkend magnetisch en elektrisch veld, trillen in een bepaalde richting, de polarisatierichting. Deze richting was in dit geval horizontaal of verticaal en deze roteerde terwijl beide fotonen hun parcours aflegden door een kwartsplaat en een serie detectors. Optisch actieve materialen, zoals dat in deze kwartsplaat, laten de polarisatierichting van licht met de klok mee of juist tegen de klok in roteren.

De verstrengelde fotonen bestaan in een zogeheten superpositie van zowel horizontale als verticale polarisatierichtingen totdat er één van gemeten wordt. Hoe dikker de plaat, hoe langer het foton in de plaat verblijft, hoe sterker de rotatie, m.a.w. de rotatie kan gebruikt worden als een soort klok. Dit foton aflezen betekent dat ook de ‘klok’ wordt afgelezen en tegelijkertijd, dat de waarnemer ‘inbreekt’ in het universum van de twee fotonen en er deel van wordt. De waarnemer kan vervolgens de polarisatie van het andere foton vasststellen op basis van kwantumwaarschijnlijkheden.  In een andere experimentopzet meet de  waarnemer de fotonen tegelijkertijd, m.a.w. het systeem als geheel. Hier doet de dikte van de plaat niet meer terzake, m.a.w. het fotonuniversum lijkt statisch: de waarnemer ‘staat buiten de tijd’.

Nog steeds niet beslist
Het experiment bewijst nog steeds niet dat de Wheeler-DeWitt benadering de juiste is. Theoretisch natuurkundige Lee Smolin, de plaaggeest van de snaartheoretici, noemt het een ‘bewijs dat kwantummechanica in laboratoriumcontext werkt’. Hij denkt persoonlijk niet dat de Wheeler-DeWitt vergelijking de werkelijkheid weerspiegelt. Volgens Smolin  is alleen een beschrijving van het heelal waarin tijd een rol speelt, de juiste. Genovese erkent dat het experiment in deze vorm te beperkt is. Wel stelt hij dat het experiment hoop biedt dat kwantummechanica en de algemene relativiteitstheorie samen kunnen werken en hoop bieden op een verenigde theorie. De volgende stap is volgens hem dan ook een grootschaliger experiment op te zetten dan deze eenvoudige labopstelling. Wellicht, als suggestie van schrijver dezes, door de polarisatie van het licht van Einsteinringen door sterrennevels te onderzoeken? Persoonlijk spreekt deze benadering me erg aan, omdat het nauw aansluit bij de eerder door mij beschreven theorie dat kwantumverstrengeling de oorzaak zou kunnen zijn van zwaartekracht.

Bron
Marco Genovese et al., Time from quantum entanglement: an experimental illustration, ArXiv preprint server (2013)

Een spookachtige invloed (groen) beïnvloedt elektronen buiten de spoel. Bron/(c): American Physical Society

Natuurkundige effecten: het Aharonov-Bohm effect

Als derde in deze nieuwe serie: het Aharonov-Bohm effect. In de wereld om ons heen vinden een aantal opmerkelijke, soms zelfs bizarre verschijnselen plaats. Vaak worden deze genoemd naar de ontdekker of voorspeller. Visionaire uitvinders komen vaak tot unieke vindingen door deze effecten op slimme wijze toe te passen.

Wat houdt het Aharonov-Bohm effect precies in?
Op de middelbare school heb je waarschijnlijk geleerd dat bewegende elektrisch geladen objecten door een magneetveld worden beïnvloed, en magneten door een elektrisch veld,en dat elektrische geleiders een beschermende ‘kooi van Faraday’ vormen, waardoor elektrische en magnetische velden binnen de kooi nul zijn. Toch treedt er een bizar kwantumeffect op. Deeltjes als elektronen die zich binnen een kooi van Faraday bevinden, blijken namelijk wel degelijk te reageren op elektromagnetische velden buiten de kooi. Iets wat volgens de klassieke natuurkunde helemaal niet kan…

Hoe werd het Aharonov-Bohm effect ontdekt?
Net als het eerder al beschreven Casimireffect werd het Aharonov-Bohm effect vlak na de oorlog voorspeld. Eerst door de theoretisch natuurkundigen Werner Ehrenberg and Raymond E. Siday in 1949, wat de meeste natuurkundigen ontging; tien jaar later opnieuw door Yakir Aharonov en David Bohm. Het volgende jaar werd het effect experimenteel bevestigd.

Een spookachtige invloed (groen) beïnvloedt elektronen buiten de spoel. Bron/(c): American Physical Society
Een spookachtige invloed (groen) beïnvloedt elektronen buiten de spoel. Bron/(c): American Physical Society

Waardoor wordt het Aharonov-Bohm effect veroorzaakt?
Kwantumdeeltjes reageren niet zozeer op een elektromagnetisch veld, zoals je op de middelbare school leert, maar op de elektromagnetische potentiaal. Een klassiek gezien ‘onzichtbaar’ veld hangt samen met heel andere elektromagnetische potentiaal (bijvoorbeeld een magnetische potentiaal van 0,1 tesla sterker) en laat de deeltjes zich anders gedragen. De potentiaal is hiermee fundamenteel.

Wat kan je er mee?
De voornaamste waarde van het effect is theoretisch. Al eerder werd door natuurkundigen de elektromagnetische theorie van Maxwell omgeturnd in een zogeheten ijktheorie. Deze werkt met potentialen, waaruit weer het veld kan worden afgeleid (maar niet andersom). Dit leek alleen een wiskundige eigenaardigheid, tot de voorspelling van het Aharonov-Bohm effect. Dit effect treedt namelijk alleen op volgens de ijkversie. Het daadwerkelijk aantonen van het effect betekent dus dat elektromagnetische potentialen wel degelijk fysisch reëel zijn, fundamenteel zijn en het oudere begrip krachten, waarmee u op de middelbare school bent gepest, vervangen.

Een mogelijke praktische toepassing is het ontdekken van in een Faradaykooi verstopte werkende elektrische apparatuur, bijvoorbeeld afluisterapparatuur of bomontstekingen.
Een toepassing op nanoschaal die in volle ontwikkeling is, is het gebruik van het Aharonov-Bohm effect in nanoringen. Hierin waren pseudodeeltjes rond, excitons, die in feite een elektron en een daaraan gebonden elektrongat zijn. Door het effect kunnen de excitons en de buitenwereld op elkaar reageren en ontstaan mogelijkheden voor optische schakelaars in nanocomputers. Het is dus goed mogelijk dat dit bizarre effect over tien jaar in iedere moderne computer wordt gebruikt.

Meer informatie (Engels)
Aharonov-Bohm effect

Volgens kwantummechanica moet er wel iets als een waarschijnlijkheidsgolf bestaan, anders kloppen de voorspellingen niet meer.

Kwantumspook eindelijk ontmaskerd?

We kunnen niet de exacte plaats van een deeltje weten, alleen de waarschijnlijkheid dat we het op een bepaalde plaats vinden als we meten. Dit is wiskundig heel handig te beschrijven met een waarschijnlijkheidsgolf. Een handig wiskunstig trucje, maar niet reëel, vinden sommige natuurkundigen. Helaas voor hen blijken ze er nu behoorlijk naast te zitten.

Volgens kwantummechanica moet er wel iets als een waarschijnlijkheidsgolf bestaan, anders kloppen de voorspellingen niet meer.
Volgens kwantummechanica moet er wel iets als een waarschijnlijkheidsgolf bestaan, anders kloppen de voorspellingen niet meer.
Het raadsel Ψ
Al bijna negentig jaar – zo oud is kwantummechanica al – is de waarschijnlijkheidsgolf bekend als handig wiskundig hulpmiddel om uit te rekenen waar een deeltje zich bevindt. De Oostenrijkse fysicus Erwin Schrödinger koos er toen voor het eerst voor om alle deeltjes in de kwantumwereld, variërend van elektronen tot atomen (en naar we nu weten: zelfs grote moleculen), kunnen worden beschreven als ontastbare ‘dingen’ die zich over de ruimte uitspreiden zoals golven over een wateroppervlak. Uiteraard is het ‘wateroppervlak’ hier de driedimensionale ruimte. Deze werden beschreven door wat Schrödinger ‘golffuncties’  noemde, aangeduid met de Griekse letter Ψ (psi). Goed nieuws voor natuurkundigen die hiermee het gedrag van deeltjes met (relatief) eenvoudige wiskunde konden beschrijven. Maar wat stelt de geheimzinnige Ψ werkelijk voor? Niemand die het weet.
Om dit probleem op te lossen zijn er allerlei zogeheten kwantuminterpretaties bedacht die zo heten, omdat er tot nu toe nog geen experiment bedacht is om ze van elkaar te onderscheiden – en dus aan te tonen welke klopt. Wiskundig komen ze namelijk op hetzelfde neer. De meeste natuurkundigen vinden Ψ handig, maar meer ook niet.Volgens hen heeft alleen het kwadraat van Ψ, |Ψ|2, echt een natuurkundige betekenis, want dit beschrijft de waarschijnlijkheid dat een deeltje zich in een gebied bevindt en kan gemeten worden. Î¨ zelf is een imaginair getal, dingen die natuurkundigen bij berekeningen doorgaans zonder er verder over na te denken uit het eindresultaat wegflikkeren (al worden ze wel bij tussenberekeningen gebruikt). Je kan het niet meten, dus bestaat het niet, zo is de gedachte.
Waarschijnlijkheidsgolf noodzakelijk
Een beetje te kort door de bocht, zo blijkt nu. Een drietal Britse theoretisch natuurkundigen,  Matthew Pusey en Terry Rudolph van Imperial College London samen met Jonathan Barrett van Royal Holloway University of London, stelden een hypothetische kwantumtheorie op die het gedrag van een kwantumdeeltje volledig beschrijft maar waarin geen waarschijnlijkheidsgolf voorkwam, maar waarin de onzekerheid te “danken” is aan onze beperkte kennis. In vakjargon: verborgen-variabelen theorieën. Op zich is dit mogelijk. Naar blijkt in hun artikel, gaat dit hopeloos mis als twee van dergelijke systemen, bijvoorbeeld atomen, met elkaar gaan wisselwerken. De voorspellingen van de “verborgen variabele” theorie zonder waarschijnlijkheidsgolf blijken dan namelijk af te wijken van de voorspellingen van de kwantummechanica, waarvan we na bijna een eeuw weten dat deze altijd uitkomen. Ergo: de waarschijnlijkheidsgolf is niet slechts een handig wiskundig trucje, maar bestaat werkelijk. Lucien Hardy van het Perimeter Institute for Theoretical Physics in Waterloo, Ontario, Canada komt, via een heel andere techniek, tot vergelijkbare conclusies.[2] Dit is een sterke breuk met de ideeën die wijlen kwantumgrootheid Niels Bohr hierover had. Volgens hem en collega Heisenberg bestonden fenomenen als atomen en subatomaire deeltjes alleen als je ze waarneemt. Tegenwoordig denken de meeste kwantumtheoretici dat er wel degelijk een objectieve realiteit bestaat.
Er is nog maar één manier waarmee aan de waarschijnlijkheidsgolf is te ontkomen, namelijk aannemen dat alle deeltjes voortdurend, los van plaats en tijd, met elkaar in contact staan. Op die manier zijn de deeltjes toch niet onafhankelijk van elkaar. Dit zou echter een enorme breuk betekenen met bijvoorbeeld de algemene relativiteitstheorie. De stelling dat de waarschijnlijkheidsgolf werkelijk bestaat is dan plausibeler.
Wereld met oneindig veel dimensies?
De wereld van waarschijnlijkheidsgolven is, zo kunnen we wel stellen, bizar. Als twee deeltjes met elkaar verstrengeld zijn nemen ze een zesdimensionale ruimte in. Drie deeltjes een negendimensionale ruimte etcetera. Dit opent totaal nieuwe onderzoeksrichtingen en zo zullen we volkomen nieuwe fenomenen ontdekken. De kwantummechanica zoals we die nu kennen, zou wel eens fundamenteel kunnen veranderen. En als je bedenkt dat alle natuurkunde, met uitzondering van de algemene relativiteitstheorie, intiem is verweven met kwantummechanica zijn de gevolgen hiervan enorm. Als we nieuwe fenomenen op het spoor komen kunnen we mogelijk dingen die we ons nu nog niet eens voor kunnen stellen. Nu door deze nieuwe ontdekking de bijl is gezet in de zielloze zogeheten Kopenhaagse interpretatie, krijgen veel interessantere interpretaties zoals Hugh Everett III’s veel-werelden interpretatie (bij iedere mting splitst het universum in meerdere takken) of de gidsgolf interpretatie van De Broglie (deeltjes worden meegevoerd op een onzichtbare golf) weer de aandacht die ze verdienen. Uiteraard zou het kunnen bezoeken van parallelle werelden fantastisch zijn, maar ook het ontraadselen van de ware aard van de gidsgolven moet de nodige spectaculaire natuurkunde en toepassingen opleveren.
Volgens Hawkings nieuwe theorie heeft de topologie van ons heelal veel weg van dit tegelpatroon van M.C. Escher, Cirkellimiet IV. Copyright: M.C. Escher (1960)

Hawking: heelal lijkt op Escher-pentekening

Het heelal zou wel eens veel weg kunnen hebben van één van de beroemdste pentekeningen van de Nederlandse kunstenaar Maurits Cornelis Escher. Dat is althans de strekking van een onderzoek dat ’s werelds bekendste wetenschapper, Stephen Hawking, verrichtte. Hawking claimt dat zijn nieuwe theorie in staat is een geschikte geometrie te scheppen, zodat de omstreden snaartheorie in overeenstemming kan worden gebracht met onze alledaagse wereld.

‘Onmogelijke’ wiskundige handigheid
De berekeningen door Hawking en zijn medewerkers berusten op een wiskundige kunstgreep, die tot nu toe onmogelijk werd geacht. Als de theorie de kritische tests van Hawkings collega’s overleeft, zou de theorie kunnen verklaren hoe het heelal ontstond uit de Big Bang en in staat zijn kwantummechanica en zwaartekracht met elkaar te verenigen. “We hebben een nieuw pad gevonden naar het ontwikkelen van snaartheoriemodellen van onze wereld,” aldus collega-theoretisch natuurkundige Thomas Hertog  van de Katholieke Universiteit Leuven die met Hawking samenwerkte aan het project.

Volgens Hawkings nieuwe theorie heeft de topologie van ons heelal veel weg van dit tegelpatroon van M.C. Escher, Cirkellimiet IV. Copyright: M.C. Escher (1960)
Volgens Hawkings nieuwe theorie heeft de topologie van ons heelal veel weg van dit tegelpatroon van M.C. Escher, Cirkellimiet IV. Copyright: M.C. Escher (1960)

Hyperbolische ruimte
De werken van Escher waar het hier om gaat zijn tesselaties, tegelpatronen van herhaalde vormen,zoals de elkaar afwisselende vormen van engelen en vleermuizen in de afbeelding Cirkellimiet IV.  Hoewel de afbeelding plat is, is het in feite een projectie op een plat vlak van een hyperbolische ruimte. Een hyperbolische ruimte is het tegenovergestelde van een boloppervlak. Een driehoek op een bol heeft hoeken die bij elkaar opgeteld meer zijn dan 180 graden. Voorbeeld: een driehoek met één punt op de noordpool, één op de evenaar ten zuiden van Greenwich en één op 90 graden oosterlengte, ook op de evenaar, kent drie rechte hoeken van 90 graden. Een driehoek op een hyperbolisch vlak heeft juist hoeken die opgeteld samen  minder dan 180 graden zijn. Een hyperbolisch vlak ziet er uit als een golvende houtzwam- of koraalachtige structuur. Probleem. Zeer nauwkeurige driehoeksmetingen in ons heelal wijzen uit dat we in een vrijwel volmaakt plat heelal leven.

Wetenschappelijk geïnspireerde breiliefhebbers maken dit soort modellen van hyperbolische vlakken. Met breien kan dit ook gemakkelijk: het aantal steken per breilaag met een vast percentage laten toenemen.
Wetenschappelijk geïnspireerde breiliefhebbers maken dit soort modellen van hyperbolische vlakken. Met breien kan dit ook gemakkelijk: het aantal steken per breilaag laten variëren.

Hoewel Einsteins algemene relativiteitstheorie nauwkeurig de waarnemingen verklaart, kent de theorie twee gebreken. De theorie kan de Big Bang niet verklaren en de theorie is in strijd met de kwantummechanica. Doorgaans hebben natuurkundigen daar geen last van, want op kwantumschaal speelt op aarde alleen de speciale relativiteitstheorie een rol. De relativiteitstheorie schept de ruimte waarin de kwantumprocessen zich afspelen. De snaartheorie verenigt beide theorieën en verklaart ook de Big Bang, maar is in strijd met wat we van dit heelal weten. De snaartheorie voldoet het beste in een heelal met een negatieve kromming (een hyperbolisch heelal dus) en een negatieve kosmische constante (welke het heelal verder zou doen instorten in plaats van, zoals we waarnemen, steeds sneller doet uitzetten).

Hawking, Hertog en James Hartle van de University of California, Santa Barbara, stellen nu een brug voor. Ze hebben een manier gevonden om met een negatieve kosmologische constante toch een uitzettend heelal te prouceren.  Goed nieus voor aanhangers van de snaartheorie, die er in het verleden flink van langs kregen  omdat hun theorie totaal niet overeen kwam met het heelal zoals we dit waarnemen en zelfs niet te toetsen is.

Kwantumkosmologie
In de tachtiger jaren ontwikkelden Hawking en Hartle een kwantumkosmologische theorie, waarin ze door middel van een golffunctie de waarschijnlijkheid beschreven dat bepaalde universa zich vormden na de Big Bang. Waaronder ook universa waarin de natuurwetten niet het ontstaan van aardachtig leven toelaten of de geschiedenis heel anders verliep dan in ons heelal. Ze probeerden hierbij een positieve kosmologische constante in hun universa te drukken. Een groot succes was dit niet. Snaartheoretici kampten met vergelijkbare problemen. Op de een of andere manier ging een positieve kosmologische constante niet samen met een wiskunstig realistische weergave van dit heelal.

Brug naar de snaartheorie
Hawking en zijn twee collega’s beschrijven nu een waaier aan universa die tevoorschijn komen van golffuncties met negatieve kosmologische constanten, waarvan sommige steeds sneller uitzetten.  Naar bleek, volgden deze automatisch uit het bestaan van de kwantumfunctie. Voor één golffunctie die ze onderzochten, bleek dit type heelal zelfs het waarschijnlijkste. De essentiële doorbraak kwam toen de groep zich realiseerde dat de golffunctie waarmee ze aan het spelen waren, omgezet kon worden in een bepaalde formulering van de snaartheorie, zoals geproduceerd door snaartheoreet Juan Maldacena in 1997.[2] “Er bleek een wiskundig erg elegant verband te bestaan,” aldus Hertog.
Toen ze deze wiskundige brug eenmaal op het spoor waren, besloot Hawkings team om de twee proberen samen te voegen door een nieuwe golffunctie op te stellen, deze keer met een negatieve kosmologische constante. Dit zou ze in staat stellen zowel het ‘elegante’ wiskundige plaatje van de snaartheorie te gebruiken als versnellend uitzettende heelallen produceren.

‘Heelal hyperbolisch op zeer grote schaal’
De wereld om ons heen is onmiskenbaar recht, Euclidisch, met drie dimensies die loodrecht op elkaar staan. Hawkings team denkt echter dat dit op kosmische schaal niet meer klopt en dat op zeer grote schaal er een kronkelig hyperbolische heelal ontstaat. De bedenker van de variant van de snaartheorie waarmee Hawking en de zijnen nu aan de haal gaan is vooralsnog sceptisch. Zo is hun model incompleet en houdt het er geen rekening mee dat bepaalde deeltjes, bijvoorbeeld elektronen en protonen, stabiel moeten zijn. Hij ziet niet in hoe hun afleiding kan worden omgezet in een meer complete theorie. Hertog is optimistischer. Weliswaar is hun werk nog verre van af, maar hij heeft goede hoop dat dit uiteindelijk kan leiden tot een realistische snaartheorie die ons heelal beschrijft.

Bronnen
1 Hartle, Hawking en Hertog, Accelerated Expansion from Negative Λ, ArXiv preprint server (2012)
2 Juan Maldacena, The Large N Limit of Superconformal Field Theories and Supergravity, ArXiv preprint server (1997)
3 Hawkings’ Escher-verse could be Theory of Everything, New Scientist, 2012

Teleportatie, zols hier in Star Trek, is tot nu toe beperkt tot de kwantumtoestand van subatomaire deeltjes en enkele atomen.

Deeltjes 97 km geteleporteerd

Een groep Chinese onderzoekers is er in geslaagd kwantumteleportatie over bijna 100 km te bereiken. Hiermee komt grootschalige vrijwel onkraakbare communicatie binnen bereik.

Kwantumteleportatie
Teleportatie is de science fictionachtige mogelijkheid om voorwerpen van de ene plaats naar de andere over te brengen zonder dat ze door de tussenliggende ruimte reizen. Dit gebeurt dan door niet het voorwerp zelf, maar de informatie van het voorwerp (tot nu toe doorgaans een subatomair deeltje) te transporteren naar en soortgelijk deeltje, dat vervolgens de identiteit van dit deeltje overneemt. Je zou in theorie bijvoorbeeld de kwantuminformatie van elk deeltje in je lichaam over kunnen dragen op een verzameling  atomen honderden kilometers ver weg. Jouw identiteit zou dan in deze nieuwe atomen zitten; kwantummechanisch gesproken zou jij deze nieuw persoon zijn (ook omdat de kwantumtoestand van je oude lichaam dan vernietigd is). Dit is in 1997 al gelukt met fotonen en wordt nu in veel laboratoria beoefend. Dit met (veel) grotere objecten doen is nog ver buiten bereik van onze techniek.

Teleportatie, zols hier in Star Trek, is tot nu toe beperkt tot de kwantumtoestand van subatomaire deeltjes en enkele atomen.
Teleportatie, zols hier in Star Trek, is tot nu toe beperkt tot de kwantumtoestand van subatomaire deeltjes en enkele atomen.

Kwantumverstrengeling
Teleportatie wordt mogelijk gemaakt door kwantumverstrengeling, een diepe en mysterieuze verbinding tussen kwantumdeeltjes die ooit met elkaar in contact kwamen en toch anno nu gescheiden van elkaar zijn in de ruimte.

Teleportatie is uitermate nuttig. Omdat geteleporteerde informatie niet door de tussenliggende ruimte reist, kan deze niet in het geheim worden afgeluisterd. Kwantumteleportatie maakt zo kwantumcryptografie mogelijk. Dit is een techniek waarmee informatie met een bijna perfecte beveiliging kan worden verzonden. Helaas is verstrengeling een  fragiele staat. Verstrengelde fotonen kunnen niet verder dan een kilometer door glasvezel reizen voor ze hun verstrengeling kwijtraken. Het  nut van kwantumcryptografie is hiermee beperkt tot korte afstanden.

4000 meter hoogte
Teleportatie door de atmosfeer blijkt meer zin te hebben. In 2010 is een Chinees team er in geslaagd fotonen over een afstand van 16 km te teleporteren. Nu kondigt hetzelfde team aan dat ze dit record hebben verbroken. Juan Yin van de University of Science and Technology of China in Shanghai meldt in een artikel dat hij en een aantal collega’s er in geslaagd zijn, verstrengelde fotonen over een afstand van 97 km, over de oppervlakte van een meer op 4000 m hoogte, te teleporteren.

Opmerkelijk is dat ze hierbij slechts een zwakke laser van 1,3 watt gebruikten, met wat optische hulpmiddelen om het licht te bundelen en te ontvangen. Het grootste probleem is hier niet het verlies van kwantumverstrengeling, maar het uitwaaieren van de bundel. Veel van de fotonen missen hierdoor het doel. Dit losten ze op door een stuurmechanisme te ontwerpen, dat de laserbundel precies op het doel gericht houdt. Met resultaat: ze slaagden er in meer dan 1100 fotonen in 4 uur te teleporteren over een afstand van 97 km.

Beveiligde communicatie met satellieten
Dit is interessant, want de omstandigheden zijn vergelijkbaar met die voor satellietcommunicatie. De groep concludeert dan ook dat beveiligde kwantumcommunicatie met satellieten mogelijk is. Kwantumcommunicatie met en tussen satellieten, over afstanden van duizenden kilometers, zou ultraveilige communicatie opleveren over de gehele wereld. Heel wat meer dan de enkele kilometers die nu met commerciële kwantumcryptografische apparatuur te bereiken is. 4000 fotonen in enkele uren is uiteraard niet indrukwekkend veel, maar toch. Dit zal in de toekomst verveelvoudigen. Het lijkt er dus op dat grootschalige beveiligde communicatie nu echt binnen bereik komt. Slecht nieuws voor afluisternetwerken als Echelon en dergelijke.

Bron:
Juan Yin et al., Teleporting Independent Qubits Through A 97 Km Free-Space Channel, ArXiv (2012)

De proefopstelling. Klik voor een vergroting. Bron: artikel

Korte film opgeslagen in een gaswolk

Onderzoekers zijn er al jaren eerder in geslaagd om afbeeldingen op te slaan in een wolkje rubidiumatomen. Nu zijn ze een stap verder gegaan.

Dit korte filmpje bewijst dat het kan: meerdere beelden achter elkaar opslaan in hetzelfde gaswolkje.
Dit korte filmpje bewijst dat het kan: meerdere beelden achter elkaar opslaan in hetzelfde gaswolkje.

Voor kwantuminternet en kwantumcommunicatie in het algemeen is het nuttig om kwantuminformatie op te kunnen slaan. Een van de bruikbaarder manieren om dit te doen houdt fotonen en kleine wolkjes rubidiumgas in. Rubidium is een zacht, zwaar metaal met een zeer laag smeltpunt van 39 graden. Het lijkt chemisch op natrium en kalium: rubidium is een alkalimetaal.

De elektrische energieniveaus van rubidiumatomen gaan zich splitsen in een magnetisch veld, ook wel bekend als het Zeeman-effect, waardoor er een complex oerwoud aan nieuwe energieniveaus ontstaat. Als het veld weer wordt uitgeschakeld, veranderen de rubidiumatomen weer in hun eenvoudige vorm. Een manier om fotonen op te slaan is ze in een wolkje rubidiumatomen te leiden en het magnetische veld aan te schakelen. Als de fotonen een golflengte hebben die overeenkomt met één van de nieuwe energieniveaus in de rubidiumatomen, dan worden ze geabsorbeerd.  Althans: zolang het veld aan blijft staan. Zodra het magneetveld uit wordt geschakeld, komen de fotonen – met de kwantuminformatie die ze dragen – weer vrij. Kortom: hiermee is sprake van een fotonisch geheugen.

De proefopstelling. Klik voor een vergroting. Bron: artikel
De proefopstelling. Klik voor een vergroting. Bron: artikel

Inderdaad blijkt deze techniek in de praktijk te werken. De resultaten zijn indrukwekkend te noemen. Niet alleen afzonderlijke fotonen, maar complete afbeeldingen zijn in de gaswolkjes op te slaan. Hiervoor plaatsen de experimentatoren een matrijs met openingen in de vorm van de afbeelding die ze op willen slaan. De opslag duurt tientallen microseconden en afbeeldingen kunnen met een nauwkeurigheid tot 87-88 procent worden opgeslagen. Veel langer dan dat lukt niet, omdat de atomen in het hete rubidiumgas van hun plaats bewegen.

Quentin Glorieux en zijn collega’s van het National Institute of Standards and Technology in het Amerikaanse Maryland hebben nu de volgende stap gezet. Ze hebben precies deze techniek gebruikt om twee afbeeldingen tegelijkertijd op te slaan. De afbeeldingen zijn de letters T en N. De plaatjes die hierboven worden getoond, afkomstig van een hogesnelheidscamera die foto’s met 100 nanoseconde tussenpoos neemt,  laten zien hoe de afbeeldingen een voor een vrij worden gegeven door het gas.  Het is dus mogelijk om in dezelfde atomen meerdere plaatjes op te slaan en een kort filmpje in een atomisch geheugen op te slaan.

Deze afbeeldingen zijn eerder in omgekeerde volgorde opgenomen.Last in, first out: de film loopt dus terug in de tijd. Tot nu toe is dit alleen gelukt bij vastestof-media, zoals holografische geheugens. Het lijkt er nu echter op dat wolkjes rubidiumgas  over indrukwekkende soortgelijke eigenschappen beschikken.

Bron
Quentin Glorieux et al., Temporally Multiplexed Storage of Images in a Gradient Echo Memory, ArXiv (2012)

Kunstenaar ahermin visualiseerde de waarschijnlijkheidsgolf zo. (c) ahermin. Klik voor een vergroting.

Vertegenwoordigt de waarschijnlijkheidgolf de realiteit?

Al tachtig jaar, sinds de huidige formulering van de kwantummechanica, is het een onopgeloste kwestie. We kunnen wel de waarschijnlijkheidsverdeling van een groot aantal dezelfde metingen voorspellen, maar niet de exacte uitkomst. Wiskundig wordt dit voorgesteld als een waarschijnlijkheidsgolf. Is deze golf een illusie, is er nog een verborgen variabele? Of vertoont hij de werkelijkheid, met andere woorden: is de kwantummechanische beschrijving van de golf volledig? Eindelijk is er nu een antwoord, zo lijkt het.

Wat wiskunde, gewoon om onze lezers te pesten
Het hart van kwantummechanica bestaat uit één enkele wiskundige vergelijking, de beroemde vergelijking van Schrödinger:

[latex]i\hbar\frac{\partial}{\partial t} \Psi(\mathbf{r},t) = \frac{-\hbar^2}{2m}\nabla^2 \Psi(\mathbf{r},t) + V(\mathbf{r},t) \Psi(\mathbf{r},t)[/latex]

Kunstenaar ahermin visualiseerde de waarschijnlijkheidsgolf zo. (c) ahermin. Klik voor een vergroting.
Kunstenaar ahermin visualiseerde de waarschijnlijkheidsgolf zo. (c) ahermin. Klik voor een vergroting.

Dit is een differentiaalvergelijking. Dat is een vergelijking die het verband beschrijft tussen een functie en zijn afgeleide (de functie die de verandersnelheid van de oorspronkelijke functie beschrijft). Deze beschrijft de waarschijnlijkheidsgolven van kwantumdeeltjes. De i betekent dat het een imaginair getal is (i is de wortel uit min één), de h is de (zeer kleine) constante van Planck, die de fundamentele onzekerheid weergeeft in joule seconde, energie maal tijd dus. Dit betekent: hoe zekerder je van de tijd bent, hoe onzekerder van de energie. Als h extreem groot zou zijn, zou je dus grondig ruzie krijgen met de elektriciteitsmaatschappij. Dan zou je overigens ook niet bestaan, want atomen zouden dan groter dan het melkwegstelsel zijn. Dus dat is dan weer een meevaller.
Aan de andere kant staat de hamiltoniaan. Deze geeft de hoeveelheid energie in het systeem aan. Voor een enkel deeltje is de Hamiltoniaan omgekeerd evenredig aan de massa. Daarom merken objecten met grote massa’s, zoals wij, niets van kwantummechanica in het dagelijks leven, best wel balen als je door een dichte deur wil tunnelen maar goed, terwijl voor een kleine massa, zoals een atoom, kwantummechanica allesbepalend is.

De eenvoudigste oplossing voor deze differentiaalvergelijking is een exponentiële functie met factor i er in, want de afgeleide van een e-functie is precies zichzelf maal het getal in de exponent: f(t)=eit=> f'(t)=i.eit. De functie f(t)=eit gedraagt zich in de reële ruimte als een golf, om precies te zijn een harmonische trilling (sinus of cosinus). Als je een i ergens ziet opduiken in een wiskundige formule, weet je doorgaans dat het iets met golven te maken heeft. Nu is dit geen gewone golf, maar een waarschijnlijkheidsgolf. Hoe hoger de waarde, hoe groter de kans dat het deeltje zich op een bepaalde plaats (of in een bepaalde ruimte) bevindt. Is de waarde 1, dan bevindt het deeltje zich er zeker. Is die 0, dan bevindt het deeltje zich er zeker niet.

Is de waarschijnlijkheidsgolf werkelijk, of weten we niet alles?
Tot dan toe geloofden natuurkundigen, dat deeltjes ondeelbare punten of bolletjes zijn. Andere verschijnselen, zoals licht, bestaan uit golven. Nu weten we dat zowel licht als deeltjes golfdeeltjes zijn en dat letterlijk alles wat we kennen uit deze golfdeeltjes bestaat. Een meting legt tijdelijk een eigenschap vast, bijvoorbeeld de tijd, terwijl de energie van het deeltje zeer onzeker wordt.

Sommige natuurkundigen, waaronder Einstein, dachten dat deze meetonzekerheid een kunstmatig verschijnsel is, opgewekt door onze onwetendheid. Daarachter zou zich weer een keurig voorspelbaar heelal verschuilen. God dobbelt niet, is een befaamde uitspraak van Einstein. Anderen denken dat de meetonzekerheid fundamenteel is, of dat het gebrek aan kennis van de waarnemer fundamenteel is.

Eindelijk antwoord
Roger Colbeck van het Perimeter Institute in Waterloo, Ontario, Canada en Renato Renner die werkt aan de ETH in het Zwitserse Zürich, hebben nu een overtuigend argument aangedragen waarom de golffunctie inderdaad alles is wat een deeltje aan informatie draagt, m.a.w. de golfbeschrijving volledig is.

In hun artikel tonen Colbeck en Renner aan dat de golffunctie inderdaad een volledige beschrijving geeft van de werkelijkheid. Stel dat de golffunctie de realiteit representeert, dan betekent dat dat alle informatie beschikbaar is over het systeem, m.a.w. er ontbreekt niets. Toch kunnen we het gedrag in de toekomst niet met zekerheid voorspellen. Dat betekent dat er impliciet toeval bestaat in de natuur.

Golffunctie volledig
Hierbij baseren beide wetenschappers zich op twee ogenschijnlijk tegenstrijdige beweringen. Ten eerste: de golffunctie bevat alle elementen van de realiteit (m.a.w. is volledig). De tweede stelling, die in dit artikel wordt gepresenteerd: een volledige opsomming van alle elementen van een systeem bevat ook zijn golffunctie als element. Samengenomen betekenen deze twee stellingen dat de golffunctie van een systeem één op één staat met zijn elementen van de realiteit. Door te laten zien dat de golffunctie de realiteit volledig beschrijft, impliceert dit argument ook dat de kwantummechanica een volledige theorie is.

Weersvoorspeller
Renner legt dit uit aan de hand van een weersvoorspeller: de data en modellen die door de meteoroloog wordt gebruikt staat dan voor de golffunctie en de realiteit voor het werkelijke weer. Als data en weer 1:1 met elkaar overeenkomen, zouden we in een heel gunstige situatie zijn. De voorspelling zou dan zo accuraat zijn als theoretisch denkbaar: er zou geen onbekende informatie zijn.

Als er een 1:1 overeenkomst is tussen de golffunctie en de elementen van de realiteit, betekent dit dat het kennen van de golffunctie alleen voldoende is om de best denkbare voorspellingen te doen. De golffunctie is dan een optimale en volledige beschrijving van de werkelijkheid.

Tegendeel ontkracht
Een bekende techniek in de wiskunde is een stelling bewijzen door de onjuistheid van het tegendeel aan te tonen. In november 2011 deed een groep Britse natuurkundigen, Matthew F. Pusey, Jonathan Barrett en Terry Rudolph dit. Zij toonden aan dat subjectieve interpretatie van de golffunctie, dat wil zeggen: dat de golffunctie voor verschillende waarnemers verschillende betekenissen heeft, enkele logische veronderstellingen over kwantummechanica tegenspreekt, zoals dat meerdere systemen zo kunnen worden samengesteld dat hun onderdelen van die van elk ander systeem zijn geïsoleerd.

Vrije wil laatste ontsnappingspunt
Het resultaat gaat er van uit dat er zoiets als de vrije wil bestaat, m.a.w. een experimentator kan in principe vrij en willekeurig kiezen welke metingen hij uit wil voeren. Voor wie hierin gelooft, is de vraag nu opgelost. Bestaat deze vrije wil niet, althans wordt deze ingeperkt, dan klopt de afleiding niet. Het is immers in theorie denkbaar dat er een omgekeerd causaal verband bestaat, m.a.w. experimentele uitkomsten dwingen het doen van een bepaalde meting in het verleden af. Enkele bizarre experimenten lenen (zwakke) steun aan deze visie. Renner wil daarom in een toekomstige versie controleren of zijn redenatie ook klopt als aan wordt genomen dat er maar beperkte keuzevrijheid bestaat.

Bron Roger Colbeck en Renato Renner, “Is a System’s Wave Function in One-to-One Correspondence with Its Elements of Reality?” PRL 108, 150402 (2012). DOI: 10.1103/PhysRevLett.108.150402

Levende wezens, zoals vogels en planten, kloppen bij het in stand houden van kwantumverstrengeling zelfs de beste kwantumlabs met ordes van grootte. Zijn we er nu eindelijk achter waarom?

Kwantumgeheim levende wezens ontraadseld?

In levende wezens blijkt kwantumverstrengeling, een exotisch verschijnsel dat in laboratoria zelfs onder de allerbeste omstandigheden slechts fracties van seconden in stand houdt, volop voor te komen en zelfs veel robuuster te zijn dan in het lab.  Natuurkundigen denken nu eindelijk een verklaring gevonden te hebben.

Levende wezens, zoals vogels en planten, kloppen bij het in stand houden van kwantumverstrengeling zelfs de beste kwantumlabs met ordes van grootte. Zijn we er nu eindelijk achter waarom?
Levende wezens, zoals vogels en planten, kloppen bij het in stand houden van kwantumverstrengeling zelfs de beste kwantumlabs met ordes van grootte. Zijn we er nu eindelijk achter waarom?

Kwantumparadox: levend wezen klopt geavanceerd kwantumlab
De laatste jaren wordt steeds meer ontdekt dat kwantumverschijnselen in levende wezens eerder de regel dan de uitzondering zijn. De bekendste voorbeelden zijn fotosynthese (waardoor d.m.v. kwantumcoherentie alle lichtenergie die op een bladgroenkorrel valt, wordt geconcentreerd op één effectieve plaats) en het waarnemen van magnetische velden door vogels met behulp van het kwantum Zeno effect.

Veel natuurkundigen zitten hiermee behoorlijk in hun maag. Hoe kan een heet, vochtig systeem kwantumverstrengeling veel langer in stand houden dan onderzoekers in een lab, waar met vacuüm vlak boven het absolute nulpunt wordt gewerkt? Kortom: volgens klassieke kwantumberekeningen is dit niet mogelijk. Fysici denken daarom dat er iets verkeerd is: of de metingen deugen niet – een geliefd argument:  niet-natuurkundigen, zeker als ze zich op natuurkundig terrein begeven, zijn nu eenmaal prutsers – of er is een nog niet ontdekt mechanisme dat decoherentie (verdwijnen van kwantumverstrengeling) voorkomt.

Onbekend kwantummechanisme ontdekt
De jury is er eindelijk uit: Gabor Vattay en Stuart Kaufman van de universiteit van Vermont (VS) en Samuli Niiranen van het Tampere Technisch Instituut in Finland zeggen nu inderdaad dat het een tot dusver nog onontdekt mechanisme is.  Ze hebben ontdekt dat onder bepaalde bijzondere omstandigheden, kwantumsystemen veel langer coherent kunen blijven dan klassieke kwntummechanica toestaat. Ze stellen ook dat biologische systemen dit effect op zo’n manier manipuleert dat dit de recente ontdekkingen van kwantumbiologen verklaart.

Kwantumchaos
De chaostheorie – een infinitesimaal kleine verstoring zal in een instabiel systeem uitgroeien tot een radicaal andere systeemstaat – heeft de afgelopen veertig jaar aan onder meer meteorologen duidelijk gemaakt dat hun droom, ooit maanden van tevoren het weer te kunnen voorspellen, onmogelijk is te  bereken. Er bestaat ook een kwantumvariant van de chaostheorie, waarin een kleine wijziging in een kwantumstaat een enorm effect op de evolutie van het systeem heeft.

Faseovergang behoudt kwantumverstrengeling
Naar blijkt, bestaat er een soort faseovergang tussen ‘klassiek’ kwantumgedrag vertonende kwantumsystemen en chaotische kwantumsystemen – net als in klassiek fysische systemen. De nieuwe verklaring maakt gebruik van deze kwantumovergangstoestand. Er is bijvoorbeeld een punt met een (hoge) temperatuur en druk waarbij ijs, vloeibaar water en waterdamp tegelijkertijd kunnen bestaan (het driefasenpunt). Bij deze kritische overgang is er geen verschil meer tussen deze drie fases. Kauffman stelt dat er een vergelijkbare kritische overgangsstaat bestaat tussen normale en chaotische kwantumsystemen. Op dit punt is er geen verschil meer tussen ‘normaal’ en ‘chaotisch’ kwantumgedrag. Onder deze omstandigheden overleeft kwantumcoherentie plotseling veel langer dan normaal.

Plausibele verklaring voor kwantumbiologie
Dit moet de verklaring zijn voor de bizarre kwantumbiologie, aldus Kauffman en zijn medeauteurs. Om de proef op de som te nemen berekenden ze met redelijk succes hoe sterk het de coherentie van het kwantum-lichtoogstsysteem in bladgroenkorrels verbeterde. Hun conclusie: “Het is erg plausibel dat biologische systemen dit mechanisme gebruiken.”

Kwantumtechniek op kamertemperatuur nu binnen bereik
Ook bouwers van potentieel superzuinige kwantumcomputers en (zeer gevoelige) kwantumdetectoren kijken reikhalzend uit naar het moment waarop ze er in slagen kwantumverstrengeling op kamertemperatuur en voor veel langere tijd te manipuleren. Deze ontdekking zou dus wel eens grote gevolgen kunnen hebben voor de doorbraak van kwantumtechniek. Als deze kwantum-faseovergang inderdaad bij kamertemperatuur gerealiseerd kan worden, zou je bijvoorbeeld draagbare MRI-scanners en dergelijke kunnen bouwen.

Kortom: veel mogelijkheden om nieuwe, nauwkeurige en zuinige meetapparatuur en informatieverwerkers te ontwikkelen.

Bron
Kauffman et al., Quantum Biology On The Edge Of Quantum Chaos, ArXiv (2012)

Nulpuntsenergie is de laagst denkbare energietoestand. Volgens veel grenswetenschappers is het mogelijk hieraan energie te onttrekken.

Nulpuntsenergie aangetoond in vast object

Zelfs op het absolute nulpunt rusten deeltjes nog niet. De reden: de fundamentele onzekerheidsrelatie van Heisenberg, die onder meer voorspelt dat hoe nauwkeuriger de impuls van een deeltje bekend is (op het absolute nulpunt: nul), hoe waziger de plaats wordt. Nu voor het eerst is deze beweging aangetoond in een klein staafje silicium.

Nulpuntsenergie is de laagst denkbare energietoestand. Volgens veel grenswetenschappers is het mogelijk hieraan energie te onttrekken.
Nulpuntsenergie is de laagst denkbare energietoestand. Volgens veel grenswetenschappers is het mogelijk hieraan energie te onttrekken.

Tot nu toe is nulpuntsfluctuatie (zoals dit verschijnsel heet) alleen waargenomen in atomen of kleine groepjes deeltjes. In dit nieuwe experiment wordt gemeten aan een silicium staafje van 12 micrometer lang en één micrometer breed. Oskar Painter van het California Institute of Technology in Pasadena en zijn collega’s koelden het staafje tot een halve graad boven het absolute nulpunt (0,5 K) en gebruikten een laser om de beweging vast te stellen. Afhankelijk van de snelheid van het staafje krijgen de weerkaatste fotonen in de laserbundel een energiearmere rodere of energierijkere blauwere frequentie: het bekende Dopplereffect.

In een staafje met een hogere temperatuur kunnen warmtevibraties zowel extra energie afgeven aan fotonen of deze juist aftappen. Nulpuntsvibraties stellen de laagst denkbare energietoestand voor. Hier kunnen fotonen dus alleen energie kwijtraken. Inderdaad vond Painter’s groep een oververtegenwoordiging van ‘rode’ fotonen: een duidelijk bewijs van kwantumeffecten. (Physical Review Letters, DOI: 10.1103/physrevlett.108.033602).

Zoals bekend zijn er nog een aantal gapende gaten in ons begrip van de kwantummechanica, neem het na tachtig jaar nog nauwelijks uitgedunde oerwoud aan kwantuminterpretaties. Deze effecten op macro-schaal bestuderen kan ons helpen deze gaten te dichten en kwantummechanica vollediger te maken.

Bron:
New Scientist