overtuigen

Een overtuigende tekst kritisch analyseren [2/2]

Hier op Visionair.nl proberen we het visionaire denken te stimuleren. Een kritische houding en het überhaupt zelf durven te denken zonder alleen maar achter de ideeën van anderen aan te lopen, zijn hiervoor van groot belang. Via deze site en op vele andere sites komen lezers in aanraking met overtuigende teksten; teksten die geschreven zijn vanuit het idee dat de schrijver de lezer van zijn standpunt of opvatting wil overtuigen. Waar moet je bij het schrijven van een tekst op letten als je je standpunt overtuigend wilt overbrengen? Die vraag stond in deel 1 van dit artikel centraal. In deel 2 staat de vraag ‘waar kun je op letten bij het analyseren van of reageren op een overtuigende tekst van iemand anders?’ centraal.

Een tekst die volgens het schema uit deel 1 van dit artikel is opgesteld hoeft natuurlijk niet per se een goede of overtuigende tekst te zijn, maar de elementen voor overtuiging zijn dan wel aanwezig. Nu dit bekent is, zijn overtuigende teksten ook aan de hand van dit schema te analyseren en te bekritiseren. Alle vier de punten kunnen bekritiseerd worden. In onderstaand lijstje komen de punten overeen met de punten van het vorige lijstje.

  1. De aannames die expliciet gedaan worden, kunnen bevraagd worden. Is de willekeur van de aanname realistisch of acceptabel? Komt de aanname overeen met mijn intuïtie / waarneming? Zijn er autoriteiten / onderzoeken die iets anders beweren? Hoe sterk is de vorige redenering en gaat die redenering in deze context nog steeds op? Voor een voorbeeld van deze laatste vraag valt te denken aan: ik heb 1000 zwanen gezien die zijn allemaal wit, dus ik neem aan dat alle zwanen wit zijn. Helaas ben ik nu in Australië en daar hebben ze ook zwarte zwanen, dus gaat die aanname niet op. Ook als er een aanname niet expliciet gedaan wordt maar impliciet blijft, kan gevraagd worden of het terecht is dat deze aanname impliciet blijft, en of deze überhaupt wel terecht is.
  2.  

  3. De keuze voor methode van redeneren kan bevraagd worden. Misschien kan beter deductie gebruikt worden in plaats van inductie. Echter denk ik niet dat deze kritiek vaak voor zal komen, juist omdat de schrijver waarschijnlijk de sterkste methode heeft gekozen die mogelijk is. In het geval van abductie kan wel worden gesteld dat het standpunt van de schrijver momenteel de ‘best mogelijke verklaring’ is maar dat dat niet hoeft te betekenen dat er andere verklaringen kunnen worden gegeven die beter zijn. Echter, deze kritiek zal de schrijver in het geval van de keuze voor abductie zich van bewust zijn.
  4.  

  5. De logica in een redenering is essentieel. Een onlogische redenering kan fataal zijn voor de verdediging van een bepaald standpunt. Door aan te tonen dat de logica van de redenering niet klopt, kan de overtuigingskracht van een tekst enorm afnemen. Heel vaak blijken teksten bij analyse logisch niet helemaal te kloppen; hier komen vaak veel drogredeneringen om de hoek kijken. Conclusies volgen bijvoorbeeld niet noodzakelijk uit al het voorgaande. Als de logica wel klopt, is een redenering zo sterk als zijn aannames, en zie voor kritiek daarop het eerste punt.
  6.  

  7. Het gebruik van de termen of de working definition van termen in een tekst kan uiteraard ook bevraagd worden. Hoewel woorden geen essentiële betekenis hebben, betekent dat niet dat woorden zomaar alles kunnen betekenen. Behalve dat een raar gekozen definitie de leesbaarheid van de tekst in gevaar brengt, is het ook lastiger om de logica van de redenering correct te houden en de lezer ervan te overtuigen dat het standpunt van de schrijver een nastrevenswaardig standpunt is. Als de schrijver zijn termen niet op een al te rare manier definieert en wel consequent is in zijn gebruik, haalt deze kritiek vaak niet zo veel uit.

criticsEen laatste punt van kritiek dat op een overtuigende tekst kan worden gegeven betreft het doel van de tekst. Een schrijver heeft als doel een groep mensen te overtuigen van zijn standpunt, en hoe groter deze groep mensen, hoe groter het bereik of de kracht van de tekst. Wat je hier mee als kritiek kunt geven is dat het bereik van de conclusie minder groot is dan dat de schrijver op het eerste gezicht wilt doen geloven. Als hij met ‘alle zwanen’ na kritische analyse blijkt te bedoelen ‘alle zwanen in het kleine dorpje’, dan is een conclusie dat bijvoorbeeld “alle zwanen moeten worden uitgeroeid” veel zwakker, omdat het een veel minder grote groep zwanen betreft dan wanneer wanneer hij daadwerkelijk ‘alle beesten op de wereld die door een normale bioloog ‘zwaan’ kan worden genoemd’ bedoelt. Het bereik van deze conclusie is afhankelijk van de interpretatie van de term ‘alle zwanen’.

Een overtuigende tekst kritisch analyseren [1/2]

Hier op Visionair.nl proberen we het visionaire denken te stimuleren. Een kritische houding en het überhaupt zelf durven te denken zonder alleen maar achter de ideeën van anderen aan te lopen, zijn hiervoor van groot belang. Via deze site en op vele andere sites komen lezers in aanraking met overtuigende teksten; teksten die geschreven zijn vanuit het idee dat de schrijver de lezer van zijn standpunt of opvatting wil overtuigen. Waar kun je op letten bij het analyseren van of reageren op een overtuigende tekst van iemand anders? Die vraag wordt in deel 2 van dit artikel beantwoord, in deel 1 staat de vraag centraal: waar moet je bij het schrijven van een tekst op letten als je je standpunt overtuigend wilt overbrengen?

In een vorig artikel schreef ik al dat retorica de kunst van het overtuigen is en legde ik het belang van ethos, pathos en logos uit. Bewust zijn van de overtuigingsmiddelen van de retorica is een belangrijke stap in het ontwikkelen van een kritische houding en het wapenen tegen valse overtuigingskracht van schrijvers. Niet in iedere tekst is de schrijver een bepaald standpunt toegedaan waarvan het de lezer probeert te overtuigen. Puur wetenschappelijke teksten beroepen zich vaak vooral op logos; er wordt data beschreven die een these kan bevestigen of ontkrachten. Overtuigen speelt hierin niet echt een rol, omdat de mening of het standpunt van de schrijver niet relevant is (of hoort te zijn). Opiniestukken daarentegen, doen vooral ook veel beroep op ethos en pathos. Filosofische stukken zijn wat lastiger te plaatsen in dit geheel, omdat een schrijver (filosoof) aan de ene kant vaak de lezer wel van een bepaald standpunt wilt overtuigen of het belang van een filosofische stroming wilt benadrukken, maar aan de andere kant zo min mogelijk beroep wilt doen op ethos en pathos. De logische consistentie (logos) is erg belangrijk voor filosofen. Onderstaande werkwijzen kunnen voor verschillende soorten teksten verschillend van belang zijn.

Teksten kunnen heel erg van vorm en leesbaarheid verschillen, maar om een argumentatie te geven voor een bepaald standpunt, zullen er in de tekst bepaalde elementen aanwezig moeten zijn.

  1. Allereerst geldt voor ieder standpunt dat het is gebaseerd op een aantal aannames (of premissen / axioma’s). Deze aannames kunnen expliciet gedaan worden, maar kunnen ook impliciet blijven als de schrijver van mening is dat de lezer het hierover wel met hem eens zal zijn. Dat morgen de wereld niet vergaat is een aanname die niet altijd expliciet gemaakt hoeft te worden. Relevante aannames worden idealiter wel expliciet gedaan, tenzij er een gegronde reden is dat niet te doen. Aannames kunnen een verschillende oorsprong hebben: willekeurig (dat is meestal natuurlijk niet zo sterk, maar kan wel in geval van een gedachte-experiment), intuïtief, waarneembaar, overgenomen van een autoriteit / onderzoek of voortkomen uit een vorige redenering.
  2.  

  3. Vanuit de aannames volgen redeneringen. Er zijn verschillende methodes om te redeneren, namelijk deductie, inductie en abductie. Zie voor uitleg over deze methodes dit artikel. In een tekst dient een passende redeneringsmethode gehanteerd te worden.
  4.  

  5. Deductief redeneren is de meest zekere methode, omdat een correcte redenatie altijd 100% zeker klopt. Het bestaat uit een aantal aannames en een logische afleiding (wat wil zeggen dat het voldoet aan de wetten van de logica) die noodzakelijk volgt. Idealiter is een redenering daarom deductief opgesteld, maar dit hoeft lang niet voor iedere tekst het geval te zijn. Een bekend voorbeeld van een deductieve redenering gaat als volgt:

    (aanname 1) Alle mensen zijn sterfelijk.
    (aanname 2) Socrates is een mens.
    (conclusie) Dus: Socrates is sterfelijk.

    Een uitwerking van dit voorbeeld kun je in dit artikel over verzamelingenleer vinden. Inductieve en abductieve methodes kunnen ook gevolgd worden, maar deze kennen zoals gezegd wat minder zekerheid. Hier geldt ook dat de redeneringen logisch moeten volgen.

  6.  

    De denker. Bron afbeelding: Wikipedia
    De denker. Bron afbeelding: Wikipedia
  7. De termen die in de tekst gebruikt worden, moeten idealiter gedefinieerd te worden. Dit om onduidelijkheid hierover te voorkomen, zodat bijvoorbeeld ambiguïteit kan worden uitgesloten. Dit lijkt een overbodige stap, maar het is belangrijk in discussies om goed te weten wat de ander precies bedoelt. Aangezien woorden geen essentiële betekenis kennen is het handig om voor de belangrijke termen van een tekst een working definition op te stellen. Nog niet overtuigd? Probeer dan bijvoorbeeld eens een sluitende definitie van ‘spel’ te geven, of denk bijvoorbeeld aan ‘emergentie’; dat woord wordt door verschillende mensen op verschillende manieren gebruikt. Filosofen zijn hierin helemaal kunstenaars; zij gebruiken termen veelal naar eigen inzicht. Een extreem voorbeeld hiervan is de Duitse filosoof Martin Heidegger die in zijn meesterwerk ‘Sein und Zeit’ vrijwel alle woorden op een eigen manier interpreteert, waaronder ook de woorden ‘zijn’ en ‘tijd’. Hier wordt het geheel uiteraard niet leesbaarder door; een definitie die dicht bij het dagelijks gebruik ligt is voor de leesbaarheid van de tekst wel aan te raden.

Een tekst die volgens bovenstaand schema is opgesteld hoeft natuurlijk niet per se een goede of overtuigende tekst te zijn, maar de elementen voor overtuiging zijn dan in ieder geval wel aanwezig.

Een argument overtuigend maken volgens het SEXI-model
Een manier om een (sub)argument voor je standpunt goed over te brengen, kan door gebruik te maken van het SEXI-model. Dit model gaat uit van drie delen: State, EXplain en Illustrate. Je begint met het poneren van je stelling (state), daarna leg je uit wat je precies met deze stelling bedoelt en waarom het belangrijk is (explain), en als laatste geef je een voorbeeld om de stelling toe te lichten (illustrate). Zijn deze drie delen goed met elkaar in overeenstemming, dan komt je argument vaak helder en overtuigend over.

Retorica – de logos, ethos en pathos van het overtuigen

Argumenteren behoort tot één van onze dagelijkse bezigheden. Soms doen we het op een speelse wijze, soms op minder plezierige wijze zoals tijdens een ruzie. We worden voortdurend geconfronteerd met andermans argumenten en willen zelf ook ons steentje bijdragen aan de discussies of afwegingen die dat oplevert. Hoewel argumentatie zelf een verbale activiteit is, wordt het vaak ondersteunt door non-verbale en op het eerste gezicht irrelevante aspecten.

Rutte zijn best aan het doen te overtuigen. Bron afbeelding: wikipedia.
Rutte zijn best aan het doen te overtuigen. Bron afbeelding: wikipedia.

Drie ovetuigingsmiddelen
Daar waar we argumenten aandragen, hopen we te overtuigen. Argumenteren zelf is een talige bezigheid, maar om te overtuigen is vaak meer nodig dan alleen een goed argument. Binnen de argumentatieleer richt de retorische leer zich op de kunst van de welsprekendheid of het overtuigen. Aristoteles verstaat onder ‘retorica’ de “vaardigheid om geschikte overtuigingsmiddelen te vinden om in een redevoering te gebruiken” (bron [1] p. 49). Hij maakt onderscheid tussen technische en niet-technische overtuigingsmiddelen. Onder niet-technische middelen wordt bijvoorbeeld materiaal verstaan dat onafhankelijk is van de spreker, zoals wetten, rapporten of documenten. De technische middelen zijn daarentegen interessanter. Aristoteles onderscheidt drie categorieën:

  • De ethos; direct of indirect verwijzen naar de eigen kwaliteiten van de spreker, of van een andere autoriteit. Ethos is volgens Aristoteles het sterkste overtuigingsmiddel: “een publiek dat vertrouwen heeft in de spreker zal geneigd zijn diens standpunt te aanvaarden” (bron [1] p.50). Als een spreker zijn taalgebruikt aanpast aan het publiek dat hij voor zich heeft (een groep schoolkinderen spreek je anders toe dan een groep experts), houdt de spreker rekening met de ethos. Het gebruiken van bekendheden in reclamecampagnes kan ook als typisch voorbeeld worden gezien.
  • De pathos; inspelen op de emoties van het publiek (om zo het oordelend vermogen van het publiek aan te tasten). De “I have a dream”-speech van Martin Luther King is een prachtig voorbeeld van sterk gebruik van pathos, maar ook wervingscampagnes waarop zielige kinderen of stervende dieren zijn te zien vallen onder het gebruik maken van dit overtuigingsmiddel. Als we dit verder doortrekken kunnen we ook reclamecampagnes die ons het gevoel geven dat we ergens bij moeten horen onder pathos scharen.
  • De logos; overtuigen door middel van argumenten, waarbij de logica van groot belang is. Waar pathos een beroep doet op het hart, doet logos een beroep op het hoofd. Alle logische gevolgtrekkingen vallen hieronder. Bijvoorbeeld: als ik naar de winkel wil maar mijn auto is kapot, dan zal ik met de fiets moeten gaan (want in een kapotte auto kan ik niet rijden). Ook wetenschappelijke stukken overtuigen met name door hun logos.
De ethos, pathos, logos driehoek.
De ethos, pathos, logos driehoek.

Over het precieze onderscheid van deze categorieën valt te twisten (Aristoteles en Cicero – beiden belangrijke figuren in de geschiedenis van de argumentatieleer – hadden een verschillende opvatting van wat er precies onder ethos valt en wat niet), maar belangrijk is te realiseren dat naast logos, er ook niet-argumentatieve overtuigingsmiddelen bestaan (de ethos en pathos). Om te overtuigen maak je in het ideale geval gebruik van alle drie deze middelen.

Het belang van retorica
Ook als je het zelf niet zo belangrijk vindt om anderen te overtuigen, is het nuttig om je bewust te zijn van de retorische technieken. Retorica is belangrijk omdat het helpt effectief te communiceren, maar het maakt je ook bewuster en weerbaarder. Naast de kunst van het overtuigen, is retorica namelijk ook de analyse van de kunst van het overtuigen. Je leert technieken die een ander gebruikt te doorgronden waardoor je gerichtere vragen kunt stellen bij de essentie van de boodschap. Je voelt je overtuigt door het verhaal, maar klopt het eigenlijk allemaal wel wat er gezegd wordt? Door de kennis van retorica word je minder geleid door de retorische kwaliteiten van een spreker (of bijvoorbeeld een advertentie), waardoor je meer grip op je eigen leven krijgt. En dat is nuttig, want van verleiding naar misleiding is slechts een kleine stap. Een goede retoricus weet dat [2].

De vorm of gebruikte technieken zijn binnen de retorica niet los te zien van de inhoud; er is juist een nauwe samenhang tussen vorm en inhoud. Een bemoedigende glimlach bevat aspecten van retoriek en ook timing is van cruciaal belang. Op bepaalde momenten geldt een veel sterkere overtuigingskracht dan op andere momenten, en op het juiste moment bepaalde dingen niet zeggen kan belangrijk zijn. Om een goed retoricus te worden is gevoel voor timing belangrijk, maar ook zelfvertrouwen, algemene ontwikkeling en mensenkennis (inclusief kennis over jezelf) zijn fundamenteel voor retorica [2].

Als we denken dat we het met alleen de argumenten wel halen, komen we van een koude kermis thuis. “Niet meer dan 50% van beslissingen in de rechtszaal berust slechts op argumentatie.” – Eugène Sutorius, professor strafrecht.

 

Bronnen:

[1] Frans vam Eemeren, Rob Grootendorst en Francisca Snoeck Henkemans (e.a.) – Handboek Argumentatietheorie (1997).

[2] Eugène Sutorius, professor strafrecht (UvA) en voorzitter van de Retoricakamer, masterclass over het belang van retorica, 16 maart 2010.