wetenschap

Grondstoffen in de grond worden ook duurder


Grondstoffen worden steeds meer waard: op de markt zijn, opgeslagen in tanks, maar ook de grondstoffen in de grond stijgen in waarde. Het kan voor een natie, een land lucratief worden om de extractie van een grondstof uit te stellen totdat de prijs die men ervoor kan krijgen hoger is geworden.

De oliewinning in Libië ligt tijdelijk stil. Maar de olie die nu in de grond blijft zitten is volgend jaar waarschijnlijk meer waard geworden. Het lijkt in het belang van de Libiërs, dat de oliewinning nog heel lang stil ligt en daarna op een lager niveau wordt hervat. De olie is een inkomstenbron waar de Libiërs nog tientallen jaren profijt van kunnen hebben.
Het belang van de Europese landen, die nu zo heldhaftig hun militaire superioriteit boven Libië laten zien, is tegengesteld. De olie moet zo snel mogelijk voor een zo laag mogelijke prijs gewonnen worden.

Er zijn nog meer voorbeelden.
China produceert 97% van alle zeldzame aardmetalen. Maar het afgelopen jaar heeft China aangekondigd de export van deze grondstof te beperken. De zeldzame aardmetalen zijn onmisbaar voor de produktie van moderne elektronica als smartphones en computers, maar zijn ook nodig voor produktie van windmolens. Men verwacht dat de vraag (en de prijs) de komende jaren snel zal stijgen.

De prijs van de zeldzame aardmetalen is het afgelopen jaar bijna vertienvoudigd.
De reserves die China nog in de grond heeft zitten vormen een mooie spaarrekening met een ongekend hoge rente. Grondstofreserves zijn waardevast en dat kun je van staatsobligaties of onroerend goed niet meer zeggen.

Lees het complete artikel op Cassandraclub

Ruimtekolonisatie is technisch goed uitvoerbaar, aldus Gerard 't Hooft.

26 maart 2010: Symposium “Science-fiction of echte natuurkunde”

Ruimtekolonisatie is technisch goed uitvoerbaar, aldus Gerard 't Hooft.
Ruimtekolonisatie is technisch goed uitvoerbaar, aldus Gerard 't Hooft.

Hoogleraar natuurkunde Gerard ’t Hooft denkt dat echte natuurkunde veel verstrekkender is dan science fiction: “Eeuwen van onderzoek aan de natuur heeft de mensheid een blik gegund op de elementairste natuurwetten die de materie beheersen. Uit zijn voordracht zal blijken dat deze kennis en inzichten ons toestaan juist veel verder en beter te fantaseren over de toekomst dan wat men in de meeste sciencefictionliteratuur kan lezen. In de voordracht leidt de spreker de luisteraar langs fantastische toekomstvisies, van ruimteliften, robots en terraforming tot ruimtekolonies, sterrenreizen en planetenbiljart”.

Hiermee doet ’t Hooft m.i. onrecht aan science-fiction schrijvers als Asimov, Clarke, Baxter en Bear, of, meer recent, Gregory Benford, Vernor Vinge en Brian Eno, die allen een gedegen natuurwetenschappelijke achtergrond hebben en ook precies weten hoever ze kunnen gaan, maar toch is dit symposium zeker van visionair belang.

Symposium 26 maart 2010

Vereniging Gemma Frisius, afdeling Friesland van de KNVWS, viert dit jaar haar 65-jarige bestaan. Uiteraard is deze gelegenheid aanleiding voor een bijzondere bijeenkomst om dit heugelijke feit te vieren. Het leek het bestuur een goed idee om bij de invulling van dit symposium aan te sluiten bij een aantal onderwerpen uit het verleden, heden en de toekomst van de weer- en sterrenkunde. Opnieuw zijn we er trots op drie uiterst deskundige sprekers bereid te hebben gevonden om een bijdrage te leveren aan dit symposium: Henk Nieuwenhuis, oud-conservator van het oudste nog werkende planetarium ter wereld: het Eise Eisinga Planetarium te Franeker; Prof. Dr. Gerard ’t Hooft, Nobelprijswinnaar voor de Natuurkunde, en Govert Schilling, wetenschapsjournalist en publicist, zullen de aanwezigen een aantal voordrachten aanbieden waarbij u op het puntje van uw stoel zult zitten! Tijdens de pauzes kunt u genieten van twee prachtige exposities: de tentoonstelling “5000 jaar sterrenkunde in de kunst” heeft een opvolger gekregen: “Weerkunde in de kunst”. Tevens zijn diverse verzamelaars zijn bereid gevonden een aantal van hun mooiste meteorieten beschikbaar te stellen voor een zeldzaam complete expositie die dan ook tijdens ons jubileum is te bewonderen.

De eventuele opbrengst van het jubileum wordt dit jaar ter beschikking gesteld aan de restauratie van de grafsteen van Eise Eisinga. De grafsteen is helaas ernstig in verval geraakt. Verdere giften met deze restauratie als bestemming zijn uiteraard van harte welkom: het zou erg jammer zijn als een dergelijke getuigenis van het Friese verleden voor het nageslacht verloren zou gaan.

Aanmelden:

Entree leden Vereniging Gemma Frisius: gratis.

Entree niet-leden € 10,00.

Wij verzoeken de bezoekers het bedrag ad € 10,00 van tevoren over te maken op rekeningnummer 846853 t.n.v. Afdeling Friesland NVWS te Bantega.

Wij verzoeken de bezoekers tevens zich van tevoren aan te melden via emailadres knvws-friesland@sterrenkunde.nl of via telefoonnummer 06-22647705.

Programma

12.30 uur: Zaal open (onderling contact, stands en exposities bekijken).

13.00 uur: Opening symposium door dagvoorzitter Dick de Vroet.

13.05 uur: Welkomstwoord door voorzitter Vereniging Gemma Frisius Klaas-Jan Mook.

13.15 uur: Voordracht door Henk Nieuwenhuis “Eise Eisinga, wetenschapper van zijn tijd”.

14.00 uur: Pauze (onderling contact, stands en exposities bekijken).

14.30 uur: Voordracht door prof. dr. Gerard ‘t Hooft “Science Fiction versus echte natuurkunde”.

15.30 uur: Pauze (onderling contact, stands en exposities bekijken).

16.00 uur: Voordracht door wetenschapsjournalist Govert Schilling “Exoplaneten en Buitenaards leven”.

17.00 uur: Vragen/discussie.

17.30 uur: Sluiting door dagvoorzitter Dick de Vroet.

Naast de voordrachten is er een expositie ingericht met als onderwerp “Weerkunde in de Kunst” en zijn er een behoorlijk aantal meteorieten te bezichtigen. Ook zal een aantal telescopen worden opgesteld.

Verder zijn er enkele info- en verkoopstands ingericht (waaronder die van Stichting de Koepel) met instrumentjes, boeken en draaibare sterrenkaarten.

Eend of konijn? Het hangt er vanaf wat voor theorie je over dit plaatje in je hoofd hebt.

“We missen het grootste deel in de Large Hadron Collider”

Van de miljarden botsingen in de Large Hadron Collider, de enorme versnellingsring van het CERN op de grens van Frankrijk en Zwitserland waarmee protonen tegen elkaar worden gebeukt, worden er maar enkelen geanalyseerd. De rest wordt gezien als niet-interessant of “vervuild” omdat er onregelmatigheden in voorkomen. Dat is niet zo slim, stelt een groep onderzoekers. Deze onregelmatigheden zouden wel eens een goudmijn aan experimentele gegevens voor afwijkende natuurkundige theorieën kunnen opleveren.

Theoriegeladenheid van de waarneming
Wellicht herinnert u de stelling nog van een college wetenschapsfilosofie. Waarneming is theoriegeladen. Stel, je ziet een groot plantaardig ding ergens staan.

Eend of konijn? Het hangt er vanaf wat voor theorie je over dit plaatje in je hoofd hebt.
Eend of konijn? Het hangt er vanaf wat voor theorie je over dit plaatje in je hoofd hebt.

Een stedeling zal zeggen: een boom. Een plattelandsbewoner met meer natuurkennis zal hetzelfde groeisel aanduiden als een esdoorn. Een boomkweker kan misschien zelfs de cultivar herkennen. Een kind ziet een spannend ding om in te klauteren. Een ambtenaar ziet een stuk natuurwaarde (of, vaker, een lastig obstakel voor het nieuwe winkelcentrum dat voor de realisatie van de vierde doelstelling van het vijfjarenplan absoluut noodzakelijk is).

Alle zien ze hetzelfde object, maar door hun verschillende kennis en wereldbeeld interpreteren ze deze anders. Kortom: je kennis en de ideeën waarin je gelooft bepaalt heel sterk wat je ziet. Voor wetenschappers geldt dit nog sterker omdat ze met vaak zeer ingewikkelde wetenschappelijk instrumenten werken. Achter die instrumenten zit vaak een ingewikkelde theorie. Alles wat buiten deze theorieën valt, is in principe niet met het instrument waar te nemen of wordt gezien als een meetfout. Bij de natuurkundeopleiding leer je om al te afwijkende meetpunten weg te gooien. In landbouw- of biologisch onderzoek is dit een wetenschappelijke doodzonde als je daar geen heel goede reden voor hebt (bijvoorbeeld omdat je constateert dat een konijn de maïszaailingen in plot C3 heeft opgegeten), want daarmee verpest je de statistische eigenschappen van de proef.

Monomanie op de LHC?
De Large Hadron Collider is één van de duurste wetenschappelijke instrumenten ooit gebouwd. Onderzoekstijd op de LHC is schaars. Op dit moment wordt het meeste onderzoek gedaan om slechts één vraag te beantwoorden: bestaat het Higgsdeeltje? Het Higgsdeeltje is een door het Standaardmodel (het natuurkundige model dat het gedrag van alle tot nu toe ontdekte deeltjes geheel verklaart) verondersteld deeltje dat moet verklaren waarom sommige elementaire deeltjes zoals quarks en elektronen massa hebben. De LHC doet niets anders dan miljarden malen achter elkaar protonen opzwepen tot iets minder dan de lichtsnelheid en vervolgens op elkaar laten beuken. De bedoeling is dat er in ieder geval in enkele van die botsingen Higgsdeeltjes aan te treffen. Andere vragen, afkomstig van minder populaire theorieën, blijven daarentegen onderbelicht. Logisch: er is maar een beperkte tijd beschikbaar om te meten en er komt werkelijk een onvoorstelbare hoeveelheid data uit de LHC: per jaar vijftienduizend harde schijven. Alle botsingen waar niet precies iets uitkomt wat lijkt op een Higgsdeeltje, wordt weggegooid. Mogelijk zitten hier uiterst interessante dingen tussen.

Anomale botsingspaden
Deeltjesfysici Patrick Meade, Michele Papucci en Tomer Volansky vinden dat laatste niet erg slim. Ze stellen nu voor om ook te letten op andere “anomale botsingspaden”: gedrag van deeltjes die zich zeer afwijkend gedragen.

In een bellenkamer laten geladen deeltjes een spoor na van bellen. Zo werd het positron ontdekt.
In een bellenkamer laten geladen deeltjes een spoor na van bellen. Zo werd het positron ontdekt.

In tegenstelling tot de extreem nauwkeurige kwantumelektrodynamica, de theorie die elektromagnetisme op kwantumschaal beschrijft (dertien decimalen precies; de nauwkeurigste theorie ooit) is kwantumchromodynamica niet erg. Op zich is dat ook logisch: kerndeeltjes, vooral quarks: de bestanddelen van protonen en neutronen, zijn veel lastiger te meten dan de veel handelbaarder elektronen. Tot overmaat van ramp reageren gluonen, de deeltjes waarmee quarks op elkaar reageren, ook nog met elkaar, wat betekent dat zelfs het gedrag van een enkel proton of neutron al een wiskundige nachtmerrie wordt. Laat staan een complete atoomkern van, zeg, goud of uranium. Het betekent echter ook dat QCD wel eens niet kan kloppen en er zich allerlei nog onbekende deeltjes met afwijkend gedrag schuilhouden in de zee van gevormde deeltjes.

Op deeltjessafari
Afwijkend gedrag van deeltjes die in alternatieve theorieën voorkomen kan onder andere bestaan uit kinks: sporen die plotseling van richting lijken te veranderen zonder een tweede knooppunt, sporen die uit het niets lijken op te duiken, afwijkende relaties tussen energie en afstand, afwijkingen in timing, ‘normale’ sporen die minder hits (‘bubbels’) dan normaal opleveren, afwijkende krommingen en sporen die oplossen in het niets. Opmerkelijk genoeg stellen de drie dit soort verschijnselen al waar te hebben genomen in diverse botsingsproeven.
Het drietal stelt als echte experimenteel natuurkundigen voor om gewoon op deeltjessafari te gaan, afwijkende verschijnselen er uit te pikken en ons domweg te laten verrassen door wat Moeder Natuur ons voorschotelt. Gezien de niet bijster indrukwekkende resultaten van veertig jaar snaartheorie, klinkt dat als een zeer aantrekkelijk voorstel. We weten niet alles. Dat maakt wetenschap nou juist zo leuk.

Bron
ArXiv

Alle fundamentele natuurkundige theorieën bevinden zich in één van de zeven gebruikte hoekpunten. Wat ligt er in de ontbrekende hoekpunt?

De magische kubus

Er zijn drie fundamentele natuurconstanten: de lichtsnelheid, de constante van Planck en de sterkte van de zwaartekracht. Samen vormen ze de drie dimensies van een magische kubus. Zeven van de acht hoekpunten krijgen (of kregen) veel aandacht van wetenschappers. Wat verbergt zich achter de achtste hoekpunt?

Newtons twee hoekpunten
Alle grote natuurkundetheorieën die met ruimte, tijd en kwantummechanica te maken hebben, zijn onder te brengen in een kubus. Je gaat uit van de klassieke theorie van Isaac Newton die je van de middelbare school kent: krachten, versnellingen en dergelijke.

Alle fundamentele natuurkundige theorieën bevinden zich in één van de zeven gebruikte hoekpunten. Wat ligt er in de ontbrekende hoekpunt?
Alle fundamentele natuurkundige theorieën bevinden zich in één van de zeven gebruikte hoekpunten. Wat ligt er in de ontbrekende hoekpunt?

Newton “ontdekte” de zwaartekracht (althans: was de eerste die zich afvroeg waarom  voorwerpen omlaag vallen). Vandaar dat de twee achterste hoekpunten onder, Newtons mechanica en Newtons zwaartekrachtstheorie, voor zijn rekening komen. Als je aan Newtons klassieke theorie de zwaartekrachtsconstante G toevoegt, krijg je namelijk Newtons zwaartekrachtstheorie. Een aantal eeuwen voldeed deze heel aardig en voor het alledaagse leven in feite nog steeds.

Einstein en de lichtsnelheid
Eind negentiende eeuw werd ontdekt dat licht een (in het vacuüm) onveranderlijke snelheid heeft: c. Einstein werkte deze gedachte in 1905 verder uit in de speciale relativiteitstheorie, die beschrijft wat er met dingen in de buurt van de lichtsnelheid gebeurt. Enkele jaren later volgde de algemene relativiteitstheorie, waar ook de zwaartekracht in is verwerkt. Dit zijn de twee voorste hoekpunten beneden. Atoomklokken en GPS werken alleen omdat rekening wordt gehouden met de speciale en algemene relativiteitstheorie. Deze vier hoekpunten zijn de klassieke natuurkunde.

Kwantumraadsels
Omstreeks die tijd dook ook de constante van Planck, h, op. De consequenties van het bestaan van quanta (h is hierin de elementaire eenheid) brachten natuurkundigen totaal tot wanhoop. Uiteindelijk ontstond de kwantummechanica, nog steeds een slecht begrepen en moeilijk te bevatten theorie die geregeld nieuwe absurditeiten oplevert. Wel is bijvoorbeeld kwantumelektrodynamica de nauwkeurigste theorie ooit.
Alle theorieën waar de constante van Planck een rol in speelt, bevinden zich in het bovenste vlak van de kubus. Toen de kwantummechanica werd uitgebreid met Einsteins speciale relativiteitstheorie, ontstond bijvoorbeeld het Standaardmodel, dat alle bekende deeltjes in de natuur beschrijft, het hoekpunt linksboven.

Snaartheorie of snaarsciencefiction?
Volgens veel natuurkundigen hebben ze een theorie van alles gevonden die ze snaartheorie noemen. Deze verenigt het standaardmodel en de algemene relativiteitstheorie, althans: dat is de bedoeling. De resultaten zijn niet echt denderend: er is na veertig jaar gereken en wiskunstig geworstel nog steeds geen voorspelling met de snaartheorie gedaan die je met bijvoorbeeld een deeltjesversneller kan toetsen. In de meeste wetenschappen is dit een doodzonde. Niettemin is de theorie nog steeds erg populair onder de beoefenaars er van.

Het onbekende hoekpunt
Oplettende lezers hebben al gezien dat er één hoekpunt in de nevels verborgen blijft. Geen enkele natuurkundige heeft geprobeerd om een theorie te beschrijven die kwantummechanica en zwaartekracht (zonder relativistische effecten) met elkaar in overeenstemming brengt. We weten daarom nog steeds niet wat zwaartekracht op kwantumniveau precies voorstelt. Wat is de kwantummechanische oorzaak van massa? En zijn er misschien meer kwantummechanische effecten die in het dagelijks leven optreden, maar die onopgemerkt blijven? Waarom wordt hier geen onderzoek naar gedaan? Is dit geen slimmere route naar de theorie van alles?

Bron:
De natuurwetten, iconen van onze kennis, Sander Bais (ISBN 90 5356 714 3, NUR 616/754)

Norman Borlaug, de vader van de Groene Revolutie, redde waarschijnlijk miljarden mensen het loeven.

Wetenschap als ontwikkelingshulp

Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek heeft, zo heeft het verleden uitgewezen, per saldo een enorm positief effect op de wereld en de mensheid. We kunnen alleen niet voorspellen wie het meeste zal profiteren.Zou je fundamenteel-wetenschappelijk onderzoek niet moeten zien als een vorm van ontwikkelingshulp?

Fundamenteel-wetenschappelijk onderzoek: geen direct nut, op de langere termijn de beste investering denkbaar
Toen een Britse hoogwaardigheidsbekleder de Engelse negentiende-eeuwse onderzoeker Michael Faraday vroeg wat het nut van onderzoek naar elektrische stroom was, antwoordde hij naar verluidt snibbig: u zult er op een dag belasting over kunnen heffen.

Norman Borlaug, de vader van de Groene Revolutie, redde waarschijnlijk miljarden mensen het loeven.
Norman Borlaug, de vader van de Groene Revolutie, redde waarschijnlijk miljarden mensen het loeven.

Met de invoering van de energieheffing op elektriciteit bleken Faradays woorden profetisch. De ontdekkingen op het gebied van elektromagnetisme brachten de Britten veel winst, maar oud-kolonie Verenigde Staten nog veel meer. Dit geldt ook voor andere fundamentele wetenschappelijke doorbraken, die vaak in heel andere landen dan waar het onderzoek verricht is, voor voordelen heeft gezorgd.

Ontwikkelingshulp
In feite is fundamenteel-wetenschappelijk onderzoek dus een soort ontwikkelingshulp aan de landen die het best in staat zijn de resultaten van dit onderzoek te vertalen in winstgevende producten. Pasteurs ontdekkingen en de Groene Revolutie van Borlaug hebben bijvoorbeeld meer levens gered dan decennia van bilaterale hulp. Misschien is het een verstandig idee om fundamenteel-wetenschappelijk onderzoek ook zo te behandelen. Als je het zo bekijkt doen landen als de Verenigde Staten en Japan behoorlijk veel aan ontwikkelingshulp, heel wat meer dan de 0,13% die ze aan rechtstreekse ontwikkelingshulp geven.

Wetenschappelijk onderzoek redde miljarden levens
Een bekende kritiek op grote prestigeprojecten als de Large Hadron Collider is dat dat geld veel beter kan worden besteed om de arme kinderen in Afrika te helpen. In feite wordt dit geld besteed voor deze kinderen, want tegen de tijd dat deze kinderen opgegroeid zijn, zijn er door de experimenten m et o.m. de LHC allerlei fundamenteel-natuurkundige ontdekkingen gedaan die het armoedeprobleem tot iets van het verleden maken. in feite is armoede nu al een veel kleiner probleem dan het in de jaren vijftig was. Waar vroeger in landen als India of China hongersnoden schering en inslag waren, is er nu genoeg te eten. De reden: fundamenteel-wetenschappelijk en praktisch wetenschappelijk onderzoek naar onder meer verbetering in landbouw en informatietechnologie, waardoor er veel goedkoop voedsel op de markt kwam en veel Indiërs als telewerker aan de kost komen.

Geen betere ontwikkelingshulp dan wetenschappelijk onderzoek
Wetenschappelijke kennis is onvernietigbaar, groeit en ontwikkelt zich steeds verder.  Het kost vrijwel niets om eenmaal verworven wetenschappelijke kennis te verspreiden. Ook vormt beschikbare kennis een bouwsteen voor nieuwe ontdekkingen en technologieën. Dus ben je een wereldverbeteraar, heb dan wat meer geduld met die wereldvreemde figuren met foute brillen in labjassen. Waarschijnlijk zijn ze je probleempje al aan het oplossen, al beseffen ze zelf nog van niet…

Wat de ene theorie beter maakt dan de andere

Binnen de wetenschapsfilosofie probeert men wat te zeggen over het hoe en waarom van de wetenschap en haar methodes. Zoals het filosofen betaamt, is er weinig consensus in het wetenschapsfilosofisch vakgebied. Bij deze een opvatting over wat we wel kunnen zeggen.

1. Dingen veranderen. Ik neem aan dat iedereen, realist of idealist, het daar mee eens is.
2. Dankzij de wetenschap krijgen veranderingen een bepaalde richting. Nieuwe bevindingen zorgen voor nieuwe apparatuur waarmee we nieuwe handelingen kunnen verrichten of oude handelingen op een nieuwe manier kunnen verrichten. Zo kunnen we dankzij verschillende vervoermiddelen binnen kortere tijd een langere afstand afleggen en op plaatsen komen die eerst ontoegankelijk waren.
3. Dit zorgt er onder andere voor dat we als mensen op een andere manier tegen dingen aankijken en anders in het leven staan. Ook mensen veranderen, tussen generaties evenals in één mensenleven.
Ik heb bewust gekozen voor het woord ‘veranderen’ omdat deze een vrij neutrale connotatie heeft. Of de verandering een (positieve) vooruitgang betreft is nog maar de vraag. Sterker nog, ik denk dat DAT de vraag is waar het in de wetenschapsfilosofie om draait.
Vele gelezen stukken draaien om de hoedanigheid (of status) van de werkelijkheid (of ontologie) en of uit die werkelijkheid door ons als mens met al haar tekortkomingen een waarheid geabstraheerd kan worden. Zie het volgende schema:

Werkelijkheid -?-> waarheid –> goed en fout –> positief en negatief

Afhankelijk van het antwoord op de vraag of er zoiets als ‘waarheid’ bestaat volgt of theorieën (of paradigma’s, zo je wilt) cumulatief zijn of niet en of wij dit kunnen meten/weten.
Een verdieping in de wetenschapsfilosofie heeft mij vooral veel onenigheid tussen verschillende filosofen over deze onderwerpen te berde gebracht. Het dichtst dat we bij ‘waar’ zijn gekomen vind ik in het tweede deel van de definitie van wetenschappelijk realisme van van Fraassen: “… acceptance of a scientific theory involves the belief that it is true” [1].
Het ‘geloof dat iets waar is’ is naar mijn idee het dichts bij een bevredigend antwoord tot nu toe. Naar aanleiding van de drie punten waar ik mee begon, zou ik verder willen gaan met deze notie van ‘waarheid’.
4. Om een verandering als positief of negatief te kunnen beschouwen, is er een notie van waarheid nodig om de verandering aan te meten. Deze waarheid vinden we, tot dusver, in ons geloof in die waarheid.
5. Ons geloof in een bepaalde waarheid kunnen we rechtvaardigen door bij onszelf te rade te gaan. Als er verschillende theorieën zijn die bepaalde fenomenen op een verschillende manier verklaren en verschillende voorspellingen doen, kiezen we doorgaans voor die theorie waarvan we de kans op een gelukkig leven het grootst achtten.
6. Uit het idee dat we nu ouder worden en gezonder kunnen blijven dan vroeger volgt het idee dat de wetenschap ons verder heeft gebracht in positieve zin.

Hieruit volgt dan dat een theorie die naar ons idee meer verklaard en op een preciezer manier, we daarom beter kunnen noemen dan een voorgaande theorie.

[1] Curd, M. & Cover, J.A. “Philosophy of Science: The Central Issues” (1998). Pagina 1066

In Al Gore's documentaire over de opwarming van de aarde zaten een aantal fouten. Koren op de molen van klimaatsceptici.

Regisseur in schoenen van de wetenschapper

Als je als wetenschapper een contraparadigmatisch standpunt aanhangt en het krankzinnige niet voldoende waar kan maken, verlies je al snel je aanzien als serieus wetenschapper. Dit geldt deels ook voor een regisseur. Als regisseur van een documentaire heb je een soort maatschappelijke plicht om je beoogde publiek correct te informeren over een bepaald onderwerp. Maak je binnen de documentaire een fout die duidelijk boven water komt, dan geniet de documentaire direct een stuk minder aanzien.

In elke film, maar ook in de meeste documentaires, zit een bepaalde logische opbouw met spanningsbogen. Bij spanningsbogen wordt, zoals het woord al aangeeft, gebruik gemaakt van spanningen bij de kijker. Door de interpretatie van beelden en de bijbehorende suggesties die de beelden wekken, wordt een beroep gedaan op angsten bij de kijker, om zo de aandacht van deze kijker te behouden.

In Al Gore's documentaire over de opwarming van de aarde zaten een aantal fouten. Koren op de molen van klimaatsceptici.
In Al Gore’s documentaire An Inconvenient Truth zaten een aantal ernstige fouten. Dat deed zijn geloofwaardigheid geen goed. Op dit punt is er weinig verschil tussen een documentairemaker en een wetenschapper.

Beelden an sich kunnen niet argumenteren; slechts met tekst of context krijgen beelden betekenis. Ze worden gebruikt om beweringen te bevestigen, beweringen die niet expliciet aanwezig hoeven te zijn. Dat beelden in combinatie met tekst of context bepaalde suggesties kunnen wekken of op bepaalde manieren geïnterpreteerd kunnen worden, maakt film bij uitstek hét media om de kijker eens lekker te manipuleren. Door slinkse trucjes van de regisseur kan de kijker van alles wijs worden gemaakt.

Een extreem – en daarmee mooi – voorbeeld is de film ‘Opération Lune’ van William Karel (2002). Hoewel de film de opzet heeft van een documentaire, en dus door de onwetende kijker ook als dusdanig zal worden gezien, is het in werkelijkheid een zogenaamde mockumentaire. Dit houdt in dat de film de spot drijft met bepaalde theorieën door impliciet deze theorieën als belachelijk af te doen. In Opération Lune, wat is gemaakt als parodie op de complottheorieën omtrent de mens op de maan, wordt op een goed moment beweerd dat er met 150.000 soldaten werd gezocht naar een team van 4 man. Door de beelden die bij deze bewering worden getoond, lijken deze automatisch met de bewering verbonden, en wordt het door de kijker geïnterpreteerd als ‘bewijs’ dat het ook daadwerkelijk zo heeft plaatsgevonden. Onzin natuurlijk; de regisseur laat ons denken wat hij wilt, en is zich daar terdege bewust van. We zijn naïeve slaven van het witte doek!

We zijn naïeve slaven van het witte doek!

Na afronding van mijn studie Mediatechnologie enkele jaren geleden heb ik een tijd bij een mediabedrijf in Hilversum gewerkt, waar ik de tapes die direct uit camera’s kwamen op de computer moest inladen. Een aantal van de meest beladen programma’s van de Nederlandse televisie van toentertijd heb ik langs zien komen; ‘Het familiediner’, ‘Ik mis je’ en ‘Over mijn lijk’. Het is erg indrukwekkend om de emoties van die mensen te zien. Het mooie is dat op dat moment het materiaal nog niet bewerkt is, en ik dus een veel ‘echter’ beeld kreeg van de werkelijkheid. Gelukkig kan ik zeggen dat ook onbewerkt dergelijke programma’s behoorlijk indrukwekkend overkomen.
Maar ook regisseurs van programma’s en documentaires over serieuze onderwerpen doen dit niet zonder belang. Een programma dat niemand kijkt zal weinig aandacht krijgen en snel van de buis worden gehaald. En omdat emotie nou eenmaal goed verkoopt, zal die emotie ook zo extreem mogelijk worden uitgebuit. Met tranen doorlopen ogen, agressieve uitlatingen, met angst doordrongen expressies; het krijgt allemaal zoveel mogelijk aandacht van de camera, en het liefst in close-up.
Vergeet niet dat er te allen tijde zowel een cameraman als een geluidsman en een regisseur of presentator ter plaatse aanwezig zijn. Hoewel een kamer tijdens een intiem gesprek tussen twee personen dus leeg en vertrouwelijk lijkt, is het in werkelijkheid een drukte van jewelste! Wat ook vaak opvalt is dat er tijdens een dialoog gewisseld wordt van kader of standpunt, terwijl het verhaal logisch door lijkt te lopen. Deze shotwisseling betekent dat de camera moet zijn verplaatst, en duidt allicht op het in scene zetten van de zogenaamde ‘intieme’ tweespraak.

Hoewel het dus deels wel geldt voor regisseurs dat zij aan geloofwaardigheid kunnen verliezen bij een minder serieuze stap in hun gesuggereerde argumentatie, zijn de gevolgen voor hen veel minder erg dan voor een wetenschapper. Toch ziet de kijker een regisseur als wetenschapper. De kijker is dom – word kritisch!