taalkunde

Hallo, wereld in verschillende talen.

Video: de vijf nuttigste talen

Helaas leert niet iedereen Esperanto, dus is het nodig om andere talen te leren als je in een klein taalgebied zoals het Nederlandse woont. Zeker de Belgen onder onze lezers weten dat een vreemde taal leren spreken bitter hard nodig is. Maar wat zijn de vijf nuttigste talen om te kennen?

Op plaats nummer vijf staat Arabisch. Arabisch, vooral gesproken in Noord-Afrika en het Midden Oosten, gebieden waarin de islam een overheersende invloed is, kent een eigen schrift en verschilt sterk van Indo-Europese talen zoals Nederlands. Wat de taal vooral lastig maakt, is het grote aantal vaak sterk verschillende dialecten. Vloeiend Arabisch leren spreken kost de gemiddelde mens rond de 2000 uur: een jaar fulltime studeren.
Op plaats nummer vier staat Frans. Frans, dat Belgen en Nederlanders van huis meekrijgen of leren op school, wordt gesproken in de voormalige Franse kolonies in West- en Centraal Afrika en wat verspreide gebieden in de Amerika’s: de Canadese provincie Quebec, Frans-Guyana en Haïti.

Hallo, wereld in verschillende talen.
Hallo, wereld in verschillende talen.

Op plaats drie staat een andere Romaanse taal: Spaans. Spaans is in veel opzichten regelmatiger, dus makkelijker dan Frans en wordt door meer mensen gesproken, vooral in Zuid- en Midden-Amerika. En natuurlijk door hispanics in de Verenigde Staten. Uitermate prettig aan Spaans is dat je het uitspreekt zoals je het schrijft, op basis van een klein aantal regels.
Waarmee we op plaats twee komen: Engels. Engels is de de-facto handels- en wetenschappelijke taal en onmisbaar voor als je op internet actief bent. De chaotische structuur brengt sommigen tot wanhoop. Elk Engels woord moet je twee maal leren: de uitspraak en de spelling: probeer eens ‘cwm’, ‘choir’ en ‘worchestershire sauce’ uit te spreken. Dit heeft te maken met het samensmelten van Germaanse, Romaanse en Keltische talen (met wat kleinere invloeden) tot het Engels.
En wat is dan de meest gesproken taal ter wereld? Inderdaad: het Mandarijn-Chinees, met meer dan een miljard sprekers. Deze zijn echter allemaal geconcentreerd in twee landen, China en Taiwan. De grammatica van het Chinees is vrij eenvoudig: alle woorden bestaan uit één lettergreep en naamvallen zijn er niet. Alles gebeurt met voegwoordjes. Dit wordt echter meer dan goedgemaakt door de zeer lastige uitspraak, de vijf toonhoogtes en de duizenden karakters die je moet kennen om vloeiend Chinees te kunnen lezen.

En oh ja, dan is er natuurlijk het, in management speak, nogal uitdagende Chinese systeem om familieleden te benoemen:

Binnen Europa is verder Duits een erg nuttige taal: meer dan honderd miljoen mensen in Centraal Europa spreken het als moedertaal en tientallen miljoenen, vooral in de Nederlanden en Oost-Europa, als tweede taal. Kom je veel in het Oostblok, dan heb je bij oudere mensen veel aan Russisch. De jongere generatie spreekt meer Engels.

Een van de twee staten die Esperanto als voertaal hadden was Isola della Rose. Dit land werd na twee maanden illegaal door het Italiaanse leger verwoest.

Esperanto: een taal leren in een weekend

Talen zijn vaak uitermate onlogisch. Waarom hebben we in het Nederlands bijvoorbeeld ‘de’ en ‘het’, in plaats van één bepaald lidwoord, zoals het Engelse ’the’. Er zijn nog ergere talen, zoals het Engels, waar je elk woord twee keer moet leren: op de manier waarop je het uitspreekt en de manier waarop je het schrijft. Zou het niet mooi zijn als er een taal bestond die al deze onlogische elementen niet bevat, en die je daarom heel snel zou kunnen leren?

Kunsttalen
Het goede nieuws: een dergelijke taal bestaat. Meerdere van dergelijke talen zelfs. De meest populaire kunsttaal is het Esperanto. Ik las berichten over het gemak waarmee Esperanto te leren is en besloot eens de proef op de som te nemen. Er is nu een erg gebruiksvriendelijke gratis Esperanto-cursus op Duolingo, waar ik voor mijn linguïstische leer-experiment gebruik van heb gemaakt. (Voor de trouwe lezers, dat was de reden dat ik weinig actief was afgelopen dagen).

Een van de twee staten die Esperanto als voertaal hadden was Isola della Rose. Dit land werd na twee maanden illegaal door het Italiaanse leger verwoest.
Een van de twee staten die Esperanto als voertaal hadden was Isola della Rose. Dit landje, annex belastingvrije toeristische trekpleister, werd na twee maanden illegaal door het Italiaanse leger verwoest.

En inderdaad: de taal is veel makkelijker te leren dan de andere talen die ik spreek. De gemiddelde student kan de taal in een tot twee weekenden intensief studeren onder de knie krijgen.

Waarom is Esperanto zo makkelijk te leren?
De grammatica van Esperanto is simpel en logisch. Zo is er maar één lidwoord: la, eindigen alle zelfstandig naamwoorden op -o en alle meervouden op -oj. Er is maar één werkwoordsvorm: geen gezanik met d, t of dt dus, maar mi estas, vi estas, ni estas (ik ben, jij bent, wij zijn). Je schrijft alles zoals je het uitspreekt. Even wennen zijn wel de tekens met een dakje (^; accent circonflexe in het Frans), zoals û. De c wordt uitgesproken als ts, dus pizza is in het Esperanto pico, “pietso”. De klanken zijn verder gelijk aan het Nederlands, al ontbreken tongbrekende klanken zoals de beruchte harde g.

Wat heb je aan Esperanto?
Een taal is vooral waardevol omdat je daarmee met andere mensen kan spreken. Zo heeft het bijvoorbeeld meer zin om Mandarijn-Chinees of Engels te spreken, die door meer dan een miljard mensen als eerste of tweede taal gesproken worden, dan Kernewek. Dit is de ooit uitgestorven taal van Cornwall, die maar door vijfhonderd mensen wordt gesproken, voornamelijk als tweede taal. Laat staan de fantasietaal Klingon (vier mensen die het vloeiend spreken). Esperanto zit daar wat aantallen sprekers betreft tussen in. Er zijn naar schatting ongeveer tussen de een en twee miljoen Esperantisten, over het algemeen nieuwsgierige, creatieve en redelijk slimme mensen.

Het eerste, en grootste, voordeel van Esperanto spreken is dat je kennis maakt met die mensen en het wereldwijde Esperanto-wereldje. Een bekend initiatief is bijvoorbeeld Pasporta Servo, waarbij esperantisten op reis onderdak vinden bij andere esperantisten. Ga je bijvoorbeeld naar Japan, dan kan je Esperanto spreken met gastvrije esperantisten in plaats van dat je het slecht verstaanbare Engels van de gemiddelde Japanner moet proberen te begrijpen. Stel je een slaapplek ter beschikking, dan krijg je vrienden van over de hele wereld.
Er zijn 25.000 boeken in het Esperanto vertaald.

Als je er altijd al tegen hebt opgezien om een vreemde taal te leren is Esperanto een goed begin.  Er zijn geen uitzonderingen, geen tongbrekende klanken en grotendeels bekende woorden. Zowel de Germaanse, Romaanse als Slavische talen inspireerden Leonhard Zamenhof, de grondlegger van Esperanto. Dit betekent dat je gevoel krijgt voor grammatica en niet-Nederlandse zinsconstructies.

Kaj mi estos klare: estas mojosa paroli aliuna lingvo en pluraj ĉe tagoj.

(En laat ik eerlijk zijn: het is cool om een vreemde taal in enkele dagen te kunnen leren spreken).

 

De geografische verspreiding van de zeven taalgebieden. Geel: Indo-Europees, zwart: Dravidisch, blauw: Finoegrisch; rood: Inuit; roze: Chukchi-Kamsjatkaanse talen, oranje: Altaïsch; groen: Kartvelisch.

Euraziatische oertaal dateert van 15.000 jaar geleden

Taalkundigen ontdekten door statistische analyse, dat totaal verschillende Euraziatische talen als Japans, Turks, Hongaars en Nederlands, ja, zelfs Yapik-Inuit (de taal die door de Inuit in in Alaska wordt gesproken), alle terug te voeren zijn op één oertaal die van vlak na het hoogtepunt van het laatste glaciaal dateert.

De geografische verspreiding van de zeven taalgebieden. Geel: Indo-Europees, zwart: Dravidisch, blauw: Finoegrisch; rood: Inuit; roze: Chukchi-Kamsjatkaanse talen,  oranje: Altaïsch; groen: Kartvelisch.
De geografische verspreiding van de zeven taalgebieden. Geel: Indo-Europees, zwart: Dravidisch, blauw: Finoegrisch; rood: Inuit; roze: Chukchi-Kamsjatkaanse talen, oranje: Altaïsch; groen: Kartvelisch.

Zeven hoofdgroepen
In het onderzoek zijn talen behorende tot zeven hoofdgroepen bestudeerd. Dit zijn:

  • de Indo-Europese talen (nu gesproken in verreweg het grootste deel van Europa en door Europeanen gekoloniseerde gebieden, Iran en het noorden en midden van Zuid Azië),
  • Uralische talen (Fins, Estlands, Hongaars en enkele door inheemse groepen in Noord-West Siberië gesproken talen),
  • Altaïsche talen (voornaamste talen: Turks en verwante talken, zoals Azeri; Mongools, Koreaans en Japans),
  • Dravidisch (de vier grootste talen Tamil, Telugu, Malayalam en Kannada hebben samen rond de 200 miljoen sprekers in Zuid-India),
  • Inuit-talen (gesproken in Alaska, Noord Canada en Groenland),
  • Chukchi-Kamchatka talen (gesproken door inheemse groepen in het uiterste oosten van Siberië)
  • Kartvelische talen (voornamelijk Georgisch).

Onveranderlijke oeroude kernwoorden
Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van ouroude stamwoorden die veel minder snel blijken te veranderen dan minder gebruikte woorden. Zo lijkt het Sanskriet- en Hindi-woord agni (vuur) sprekend op het Latijnse ignis of Russische ogon met ruwweg dezelfde betekenis. Hoe vaker een woord gebruikt wordt, hoe kleiner de kans dat het muteert. De onderzoekers stelden van enkele kernwoorden mutatiesnelheden op. Enkele woorden, door de onderzoekers “ultraconserved words” genaamd, bleken een mutatie-halfwaardetijd van tienduizenden jaren te hebben. Je kan hier een duidelijke overeenkomst met biologisch erfelijk materiaal zien. Er treden veel meer mutaties op in weinig belangrijke onderdelen van de genetische  code, dan bijvoorbeeld in zaken die van levensbelang zijn voor organismen, zoals in het DNA dat ribosomen en transcriptase beschrijft.

Filolinguïstische boom met afsplitsingsdata. PA: proto-Altaïsch; PU: proto-Uralisch (FIns); PIE: proto-Indo-Europees, PD: proto-Dravidisch, PI: proto-Inuit, PCK: proto-Chukchi-Kamsjatka
Filolinguïstische boom met afsplitsingsdata. PA: proto-Altaïsch; PU: proto-Uralisch (FIns); PIE: proto-Indo-Europees, PD: proto-Dravidisch, PI: proto-Inuit, PCK: proto-Chukchi-Kamsjatka

De onderzoekers gingen uit van de onder taalkundigen veelgebruikte Swadesh-lijst (versie van I.Dyen) van tweehonderd weinig veranderlijke woorden. Ze deelden woorden onder in zeven klassen. Hoe meer taalkundige hoofdgroepen het woord kennen, hoe hoger de klasse. De meeste woorden in de Swadesh-lijst blijken alleen in een, twee of drie hoofdgroepen overeen te komen.  Twee woorden van de lijst, waaronder het woord voor jij,  komen in alle groepen voor. Reden voor de onderzoekers om een gemeenschappelijek oertaal te postuleren.

Indo-europese talen meest verwant met Fins en Hongaars
Met behulp hiervan konden de onderzoekers een filolinguïstisch diagram opstellen, een soort boom waarbij elke tak een taalfamilie weergeeft. Dit leverde opvallende uitkomsten op. Zo blijken Dravidische talen af te wijken van alle andere onderzochte Euraziatische talen: de Dravidiërs blijken 15.000 jaar geleden, dus nog tijdens de laatste IJstijd al hun eigen weg gegaan te zijn. Dit terwijl de Dravidiërs net als bijvoorbeeld de Indo-Europeanen uit Centraal Azië komen. Tweeduizend jaar daarna zonderden de Georgiërs zich af, waarna 12 millennia geleden de Finnen en de Indo-Europeanen zich afsplitsten van de overblijvende groepen (en rond 11.000 jaar geleden, bij de stat van het Holoceen, splitsten). De oostelijke groep waaierde uit over Siberië, waarna eerst de Altaïsche groep achterbleef en daarna, met het onder water lopen van de Beringstraat na het einde van de ijstijd, de Inuit losraakten van hun Oost-Siberische verwanten.  Ook taalkundig gezien is er dus bewijs voor isolatie van de Inuit rond de 10.000 jaar geleden.

Bronnen (incl. diagrammen)
Mark Pagel et al., Ultraconserved words point to deep language ancestry across Eurasia, PNAS (2013)

De onmogelijkheid van het geven van een heldere definitie

In de dagelijkse omgang met elkaar gebruiken wij woorden om ons talig uit te drukken. Deze woorden hebben in meer of mindere mate een verband met dingen in de werkelijkheid, en meestal ontstaat er in de communicatie geen verwarring over wat er bedoelt wordt. Mocht er toch verwarring ontstaan, dan zou het geen probleem moeten zijn om het één en ander te verduidelijken met een heldere definitie. Helaas blijkt dit in de praktijk vaak toch ernstig moeilijk, zo niet onmogelijk.


Circulariteit
Allereerst is er het taalkundige probleem van het circulair definiëren. Om een definitie te geven van een begrip, moet deze definitie zelf ook weer talig worden uit gedrukt. Met andere woorden: je gebruikt andere begrippen om begrippen te beschrijven. De woorden in een woordenboek zijn beschreven met andere woorden die ook in het woordenboek voorkomen. Er bestaat nergens een begin, en definities zijn in die zin altijd circulair.

In- en uitsluiting
Een tweede meer taalfilosofisch probleem, is het probleem van insluiten en uitsluiten. Neem nou het voorbeeld van een boom. Iedereen weet wat een boom is als we het er over hebben, en toch is het niet makkelijk (allicht onmogelijk?) om hier een passende definitie bij te geven. Het heeft een stam, het heeft bladeren, het is hoog, het zorgt voor zuurstof? Welke eigenschap je ook noemt, de definitie zal altijd dingen uitsluiten die wel binnen de definitie horen te vallen, en dingen insluiten die er juist niet in horen.
–    Het heeft een stam? Een werkwoord ook
–    Het heeft bladeren? Struiken ook
–    Het is hoog? Bonsaiboompjes niet
–    Het zorgt voor zuurstof? Planten ook
De Dikke VanDale (online) komt met de volgende definitie: “Houtachtig gewas met een zeer groot wortelgestel en een enkele, stevige, houtige en zich secundair verdikkende, overblijvende stam, die zich eerst op zekere hoogte boven de grond vertakt.” Je ziet hier een opsomming van een aantal eigenschappen die samen de definitie vormen van het woord.

Bron: XKCD.com

De essentie van een woord
We zijn met name in de filosofie geneigd te zoeken naar de essentie van dingen en zijn van mening dat deze ergens verborgen moet liggen – hierbij valt te denken aan de Ideeënleer van Plato, die van mening was dat de Idee (wat je vrij vertaald kan zien als de essentie) van een ding in een andere wereld gelegen is. Maar zoals Plato ook al zei, zijn dingen in onze wereld nooit perfect. Ludwig Wittgenstein, volgens velen de belangrijkste filosoof van de twintigste eeuw, merkt in de Philosophical Investigations (PI) in aforisme 116 op dat woorden nooit zo kunnen worden gebruikt dat ze helemaal in overeenstemming met hun essentie zijn. Hij beschrijft dit voorval fraai door te zeggen dat woorden geen ‘thuis’ hebben. Doordat we (zowel filosofen als mensen in het dagelijks leven) dit niet willen accepteren, blijven we dieper zoeken naar essentiële betekenis. We stellen onszelf vragen als ‘wat is rood?’ Dit soort vragen kunnen we makkelijk beantwoorden door te kijken naar hoe het begrip ‘rood’ in het dagelijks leven gebruikt wordt. Betekenis is volgens Wittgenstein te vinden in het gebruik van begrippen.

Wittgenstein noemt bij dit probleem het voorbeeld van de definitie van ‘spel’. Er is geen essentiële eigenschap te noemen van wat een spel is, maar er zijn meerdere eigenschappen te noemen die niet allemaal tegelijk hoeven te gelden. Zo kan het gooien van een bal tegen de muur ook een spel zijn, terwijl daar geen competitief element in zit. Wanneer iets een spel wordt genoemd, hangt dus af van de context. We zien dan ook bij de definitie van ‘boom’ in de Dikke VanDale nog een aantal voorbeelden waarin het gebruik van ‘boom’ wordt geïllustreerd.

Relatie met de werkelijkheid
Maar er zijn nóg meer problemen bij het geven van definities. Vaak is er bij het definiëren van een begrip geen direct verband of helemaal geen verband met dingen in de werkelijkheid. Stel dat je een potje schaak wilt spelen maar iemand heeft de koning gestolen. Moet je dan per se een vervanger vinden die er op lijkt en die ook van hout is? Welnee! Een euromunt doet ook prima dienst als koning, zolang je dit maar afspreekt met je tegenstander.
Het gaat bij taalgebruik dus met name om de afspraken die we, bewust dan wel onbewust, met elkaar hebben gemaakt. Stel dat je zegt: “deze euromunt geldt vanaf nu als koning”, dan zou het nergens op slaan als je tegenstander zou zeggen: “echt niet!” Jouw uitspraak was namelijk geen claim met een bepaalde waarheidswaarde (het kon niet waar of onwaar zijn), maar het was een afspraak die de definitie van het ding gaf.

We kunnen onmogelijk in de wereld om ons heen dingen aanwijzen die ‘bewijzen’ dat een woord een bepaalde betekenis heeft. We zitten gevangen in onze taal; er bestaat geen archimedisch punt van waaruit we met zekerheid kunnen oordelen over uitspraken.  Taal is arbitrair, dus is het onmogelijk een heldere definitie te geven.

 Bronnen:
Colleges ‘Voortgezette Taalfilosofie’ door dr. Menno Lievers (2011/2012 – Universiteit Utrecht)
College ‘De Microscoop en de Olifant’ door dr. Floris van den Berg (2011 – Universiteit utrecht)
Colleges ‘Psychologie van Taal’ door dr. Hannah de Mulder (2011 – Universiteit Utrecht)