Niek

Houdt zijn eigen blog bij op DenkOpener. Aanwezig op sociale media, zie: LinkedIn, Twitter, Facebook.

‘De mens is toe aan nieuwe idealen’

(Van de website) Wat bepaalt het geluk van de mens? Wat is een goed en geslaagd leven? Heb je daar de huidige materiële welvaart voor nodig? Filosoof Herman Philipse geeft vanaf 7 februari een nieuwe collegereeks voor Studium Generale over vrijheid en verplichting. “Wij putten de aarde zo uit dat we op zoek moeten naar ander geluk, naar een nieuwe moraal.”

Herman Philipse

Prof. dr. mr. Herman Philipse behandelt in deze achtdelige lezingenreeks een selectie van grote westerse filosofen over ethiek, van Plato en Aristoteles tot Nietzsche, Levinas, en Peter Singer. Het overkoepelende onderwerp, vrijheid en morele verplichting, is ontleend aan de ethische theorie van Immanuel Kant. Een bijzonder actueel thema; het motto van het kabinet Rutte is niet voor niets vrijheid en verantwoordelijkheid.

De colleges die verzorgd worden door Studium Generale zijn door iedereen gratis en vrijblijvend te bezoeken, maar ook live en naderhand via de website te volgen. Klik voor deze collegereeks HIER. Zie de rest van dit inleidende artikel HIER.

Hoe kwantummechanica onze vrijheid kan redden

N.b. Dit artikel is geschreven in samenwerking met Germen.

Dagelijks ben je er mee bezig. Soms bewust, meestal onbewust. Nee, ik heb het nu niet over het feit dat mensen (mannen) vaak aan seks denken. Wel heb ik het over het maken van keuzes. Keuzes maken is iets waar je continu mee bezig bent; het is een afweging tussen de vraag hoe en of je actief of passief zal handelen in bepaalde situaties. Tevens is het kunnen maken van keuzes inherent aan het hebben van vrijheid.

Een keuze wordt beïnvloed door twee factoren: kennis en angst (of emotie in het algemeen). Kennis bestaat voor een deel uit persoonlijke ervaringen (primaire kennis). Als klein kind zal je daarom maar één keer de fout maken zo’n geinig zoemend zwart-geel gestreept beestje te willen vastpakken. Aan de andere kant kan kennis worden opgedeeld in algemene (secundaire) kennis, verkregen door je via verschillende media te laten informeren over de wetenschap.

Angst, hoewel volgens het oude spreekwoord een slechte raadgever, heeft naast kennis ook een grote invloed op de keuzes die je maakt. Wie via een gammel bruggetje zou willen oversteken, zal uit veiligheidsoverwegingen besluiten toch maar een andere weg te zoeken. Deze overwegingen worden gevoed door de angst dat de brug zou kunnen instorten, wat doorgaans akelige gevolgen heeft voor je gezondheid.

Kennis en angst zijn niet onafhankelijk van elkaar; ze oefenen invloed op elkaar uit. Wetenschap die in strijd is met onze angsten, zal niet op waarde worden beoordeeld. Je kan best bang zijn voor een klein spinnetje, ook al weet je dat het geen kwaad kan doen. Aan de andere kant kan het ook voor komen dat angst als gevolg van wetenschap ontstaat of verdwijnt. De hype rondom de Mexicaanse Griep is hier een mooi voorbeeld van; in eerste instantie werd de griep vergeleken met een ernstig dodelijk virus, maar later bleek het allemaal wel mee te vallen.

Rationeel maakt exacte wetenschap angst irrelevant, omdat angst zou impliceren dat er mogelijkheden of kansen bestaan, en exacte wetenschap juist naar zekerheden streeft. De komst van de onzekerheidsrelatie van Heisenberg was dan ook een doorn in het oog van veel exacte wetenschappers zoals Einstein. Je zou op de lange termijn dus kunnen stellen dat hoe meer kennis vergaard wordt en hoe meer er mogelijk wordt door wetenschappelijke vooruitgang, hoe minder onzekerheden er voor die persoon zullen zijn.  En dus minder angsten.

Let wel: omgekeerd kan het openleggen van een nieuw kennisgebied ook veel angst oproepen; nadat Van Leeuwenhoek eencelligen had ontdekt, brak bij veel mensen microbenangst uit. Hier heb ik het echter over de hypothetische situatie dat de wetenschap alles van een kennisgebied weet. Om een simpel voorbeeld te nemen: stel dat je de straat over wilt steken maar je kan niet goed zien of er om de hoek iets aan komt. Als je dan de techniek hebt om te voorspellen wanneer er een auto aan komt, hoef je niet bang te zijn overreden te worden.

Deze verschuiving naar het maken van keuzes op meer rationele gronden lijkt verstandig (want een keuze volgt dan logisch uit de wetenschap), maar het beperkt uiteindelijk wel onze vrijheid. Een keuze die logisch volgt is namelijk geen keuze meer en er zal dan steeds meer een formeel-logische levenswijze ontstaan. In deze levenswijze is dan steeds minder plek voor keuzes en vrijheid. We kunnen zeggen dat in zekere zin angst onvoorspelbaarheid en dus het bestaan van onze vrijheid omvat!

Fundamentele onvoorspelbaarheid
Gelukkig zijn er meer wetenschapsgebieden dan de exacte wetenschap en zijn mensen geen puur rationele wezens. Keuzes zullen slechts zelden op puur rationele gronden worden gemaakt. Hoewel de wetenschap voor een schat aan kennis zou kunnen zorgen, zal er voorlopig wel een vorm van angst blijven.
Bovendien moeten we natuurlijk niet vergeten dat Heisenberg in grote lijnen zegt dat we op microniveau nooit alles exact kunnen weten; zo zorgt ook de kwantummechanica a priori dat op microschaal onze angsten en dus onze vrijheid van keuzes gehandhaafd blijft.
Ook blijken niet-lineaire systemen extreem gevoelig te zijn voor zelfs een kleine verstoring (die uit kwantumeffecten voort kan komen). Een vlinder kan een orkaan duizenden kilometers verderop veroorzaken. Alwetendheid bij keuzes zal dus altijd een illusie blijven. Zelfs in strikt deterministische wiskundige systemen. Gelukkig maar…

Kunnen machines denken?

I propose to consider the question, “Can machines think?” This should begin with definitions of the meaning of the terms “machine” and “think.” (1)

Met deze woorden opende Alan Turing in 1950 het artikel waarin hij een test omschreef die inmiddels bekend is onder de naam ‘Turingtest’. Deze test hield grofweg in dat een ondervrager door vragen te stellen erachter moet komen welke van de ondervraagden een mens is en welke een machine zonder deze te kunnen zien. De machine ‘slaagt’ voor de test als het de ondervrager niet lukt onderscheid te maken tussen de twee; als de machine reageert als ware een mens.
De vraag of machines kunnen denken vond Turing ‘te zinloos’ om over te discussiëren (2), maar de Turingtest beïnvloedt zeker de manier waarop men tegenwoordig naar kunstmatig intelligente machines kijkt en zal ook in de toekomst relevant zijn omtrent de vraag of, jawel, computers kunnen denken.
In dit artikel ga ik, in tegenstelling tot Turing, ervan uit dat de machine niet alleen in taaluitingen en ander gedrag, maar ook qua uiterlijk in de toekomst niet van de mens te onderscheiden zal zijn [a]. Voor het gemak zal ik deze machine ‘Tuman’ noemen [b].

Hersencapaciteit van de toekomst?

In 1958 schrijft Norman Malcolm (3) dat computers woorden nooit zullen kunnen begrijpen zoals een kind ze begrijpt, omdat een computer (net als een boom) niet kan handelen en dus niet kan deelnemen aan dezelfde tests als een kind (4). Een aantal jaar later maakt Malcolm onderscheid tussen verschillende opvattingen van ‘denken’ (5): het denken als in ‘een bewustzijn hebben’ en een gedachte hebben als in ‘propositionele attitudes hebben’. Als voorbeeld van dit onderscheid noemt Malcolm dat een hond niet de gedachte kan hebben “er zit een kat in de boom”, maar wel kan denken dat er een kat in de boom zit (6). Zo kan ook een mens denken zonder een gedachte, maar kan Tuman slechts gedachtes hebben zonder werkelijk te denken.

Voor John Searle (7) bestaat er geen twijfel of zijn hond kan denken: hij denkt omdat Searle wéét dat hij denkt (common-sense-argument). Dit zou betekenen dat als Searle van jongs af aan zou zijn opgegroeid met ‘denkende’ Tuman, Searle ook ‘weet’ dat deze denkt. Toch zou Searle het daar niet mee eens zijn; hij geeft met het Chinese-room experiment aan dat mensen van een machine niet zullen zeggen dat het een taal daadwerkelijk ‘kent’ als het slechts blindelings instructies omtrent die taal opvolgt. Dit is wat bij Tuman wél gebeurt. ‘Kennen’ is meer dan correct toepassen; het is daadwerkelijk begrijpen wat er gebeurt.

Volgens Searle en Malcolm kan Tuman dus niet denken. Toch ben ik van mening dat het mogelijk is om Tuman te laten denken op een manier die gelijkend is aan die van mensen, en wel met het invoeren van ‘conflicten’. Zowel bij Donald Davidson (8) als bij Harry Frankfurt (9) wordt ‘denken’ in zekere zin gedefinieerd aan de hand van een notie van conflict, hoewel beide filosofen dit op een verschillende manier uitwerken.

Voor Davidson moet men kunnen realiseren dat men een verkeerde overtuiging had. Pas als je kan denken: “ik had het fout” (en dus ook een fout hebben gemaakt), dan kan je echt denken. Frankfurt koppelt het persoon-zijn (wat voor hem niet per se hetzelfde is als mens-zijn) aan doelgericht handelen op basis desires van verschillende orde[c][d]. Dat desires van verschillende orde bestaan blijkt op het moment dat er een conflict tussen verschillende desires ontstaat. Als men slaagt gedrag te sturen op basis van hogere orde desires, is dat een manifestatie van vrije wil [!]. Een computer zal nooit kunnen zeggen: “ik heb een verkeerde berekening gedaan” (Davidson) of: “ik wil dat ik x zou willen” (Frankfurt). Er moet, om deze eigenschappen van denken te genereren, een bepaalde vorm van ruis geïntroduceerd worden in het lauter rationele proces van Tuman.

Searle en zijn Chinese Room Experiment
Searle en zijn Chinese Room Experiment

Door aan de hand van externe ruis (ERF [e]) random input te genereren, zal Tuman zich menselijker gaan gedragen. Een voorbeeld van ERF is de kosmische achtergrondstraling die reeds door instituten wordt gebruikt om ‘true randomness’ te verkrijgen (10). Als Tuman uitgerust is met een dergelijke ‘stoorzender’, zal het onmogelijk zijn om het gedrag van Tuman precies te voorspellen.

Bij het Chinese-room experiment van Searle wordt niet van ERF uitgegaan; het stellen van dezelfde vragen zal altijd tot het geven van dezelfde antwoorden leiden. Met de ERF zal dit niet het geval zijn. Malcolm op zijn beurt, kon in 1958 nog niet weten dat computers uiteindelijk wél kunnen handelen en dus aan dezelfde tests als kinderen mee kunnen doen. Bovendien, zoals hij in 1973 zelf aangeeft, bestaat er niet zoiets als hét prototype van denken (11). Daarom denk ik dat de argumenten van Malcolm en Searle minder zwaar wegen in het geval van Tuman en kunnen we aan de hand van Davidson en Frankfurt stellen dat Tuman, mits met ERF, denkt.

Notes:
[a] Dat ze er ook hetzelfde uit zien is om het ons makkelijker voor te stellen dat we empathie voor een robot kunnen gaan voelen. Zodoende zal er ook minder snel een discussie ontstaan a la Nagel (12); dat het moeilijk is om een eerste persoonsperspectief in te nemen ten opzichte van een entiteit die niet op een mens lijkt (13). Verder valt Tuman op die manier ook makkelijker onder het analogie-argument zoals geformuleerd door J.S. Mill (14).
[b] Tuman is uiteraard een speelse samentrekking van Turing en Human.
[c] ‘Desire’ wordt niet vertaald, maar zou in de ruime zin als ‘verlangen’ kunnen worden gelezen.
[d] Ik ga in deze tekst niet in op wat hogere orde desires zijn.
[e] ERF = Externe Ruis Factor.

Bronnen:
(1)    Turing, A.M. (1950). Computing machinery and intelligence. Mind, 59, pp. 433-460.
(2)    Ibid., p. 442.
(3)    Malcolm, N. (1958). Knowledge of other minds. The Journal of Philosophy, LV No. 23, pp. 969-978.
(4)    Ibid., pp. 973-974.
(5)    Malcolm, N. (1973). Thoughtless Brutes. Proceedings and Addresses of the American Philosophical Association, 46, pp. 5-20.
(6)    Ibid., p. 15.
(7)    Searle, J.R. (2002). Animal minds. Consciousness and Language, pp. 61-76.
(8)    Davidson, D. (1982). Rational Animals. Dialectica 36, pp. 95-105.
(9)    Frankfurt, H.G. (1971). Freedom of the Will and the Concept of a Person. Journal of Philosophy 68, pp. 5-20.
(10)    Random.org, True Random Number Service. < http://www.random.org/>
(11)    Zie 5, p. 15.
(12)    Nagel, T. (1974). What is it like to be a Bat? Philosophical Review, pp. 435-450.
(13)    Ibid., p. 442.
(14)    Mill, J.S. (1889). An Examination of Sir William Hamilton’s Philosophy. 6th Edition, pp. 243-244.

In Al Gore's documentaire over de opwarming van de aarde zaten een aantal fouten. Koren op de molen van klimaatsceptici.

Regisseur in schoenen van de wetenschapper

Als je als wetenschapper een contraparadigmatisch standpunt aanhangt en het krankzinnige niet voldoende waar kan maken, verlies je al snel je aanzien als serieus wetenschapper. Dit geldt deels ook voor een regisseur. Als regisseur van een documentaire heb je een soort maatschappelijke plicht om je beoogde publiek correct te informeren over een bepaald onderwerp. Maak je binnen de documentaire een fout die duidelijk boven water komt, dan geniet de documentaire direct een stuk minder aanzien.

In elke film, maar ook in de meeste documentaires, zit een bepaalde logische opbouw met spanningsbogen. Bij spanningsbogen wordt, zoals het woord al aangeeft, gebruik gemaakt van spanningen bij de kijker. Door de interpretatie van beelden en de bijbehorende suggesties die de beelden wekken, wordt een beroep gedaan op angsten bij de kijker, om zo de aandacht van deze kijker te behouden.

In Al Gore's documentaire over de opwarming van de aarde zaten een aantal fouten. Koren op de molen van klimaatsceptici.
In Al Gore’s documentaire An Inconvenient Truth zaten een aantal ernstige fouten. Dat deed zijn geloofwaardigheid geen goed. Op dit punt is er weinig verschil tussen een documentairemaker en een wetenschapper.

Beelden an sich kunnen niet argumenteren; slechts met tekst of context krijgen beelden betekenis. Ze worden gebruikt om beweringen te bevestigen, beweringen die niet expliciet aanwezig hoeven te zijn. Dat beelden in combinatie met tekst of context bepaalde suggesties kunnen wekken of op bepaalde manieren geïnterpreteerd kunnen worden, maakt film bij uitstek hét media om de kijker eens lekker te manipuleren. Door slinkse trucjes van de regisseur kan de kijker van alles wijs worden gemaakt.

Een extreem – en daarmee mooi – voorbeeld is de film ‘Opération Lune’ van William Karel (2002). Hoewel de film de opzet heeft van een documentaire, en dus door de onwetende kijker ook als dusdanig zal worden gezien, is het in werkelijkheid een zogenaamde mockumentaire. Dit houdt in dat de film de spot drijft met bepaalde theorieën door impliciet deze theorieën als belachelijk af te doen. In Opération Lune, wat is gemaakt als parodie op de complottheorieën omtrent de mens op de maan, wordt op een goed moment beweerd dat er met 150.000 soldaten werd gezocht naar een team van 4 man. Door de beelden die bij deze bewering worden getoond, lijken deze automatisch met de bewering verbonden, en wordt het door de kijker geïnterpreteerd als ‘bewijs’ dat het ook daadwerkelijk zo heeft plaatsgevonden. Onzin natuurlijk; de regisseur laat ons denken wat hij wilt, en is zich daar terdege bewust van. We zijn naïeve slaven van het witte doek!

We zijn naïeve slaven van het witte doek!

Na afronding van mijn studie Mediatechnologie enkele jaren geleden heb ik een tijd bij een mediabedrijf in Hilversum gewerkt, waar ik de tapes die direct uit camera’s kwamen op de computer moest inladen. Een aantal van de meest beladen programma’s van de Nederlandse televisie van toentertijd heb ik langs zien komen; ‘Het familiediner’, ‘Ik mis je’ en ‘Over mijn lijk’. Het is erg indrukwekkend om de emoties van die mensen te zien. Het mooie is dat op dat moment het materiaal nog niet bewerkt is, en ik dus een veel ‘echter’ beeld kreeg van de werkelijkheid. Gelukkig kan ik zeggen dat ook onbewerkt dergelijke programma’s behoorlijk indrukwekkend overkomen.
Maar ook regisseurs van programma’s en documentaires over serieuze onderwerpen doen dit niet zonder belang. Een programma dat niemand kijkt zal weinig aandacht krijgen en snel van de buis worden gehaald. En omdat emotie nou eenmaal goed verkoopt, zal die emotie ook zo extreem mogelijk worden uitgebuit. Met tranen doorlopen ogen, agressieve uitlatingen, met angst doordrongen expressies; het krijgt allemaal zoveel mogelijk aandacht van de camera, en het liefst in close-up.
Vergeet niet dat er te allen tijde zowel een cameraman als een geluidsman en een regisseur of presentator ter plaatse aanwezig zijn. Hoewel een kamer tijdens een intiem gesprek tussen twee personen dus leeg en vertrouwelijk lijkt, is het in werkelijkheid een drukte van jewelste! Wat ook vaak opvalt is dat er tijdens een dialoog gewisseld wordt van kader of standpunt, terwijl het verhaal logisch door lijkt te lopen. Deze shotwisseling betekent dat de camera moet zijn verplaatst, en duidt allicht op het in scene zetten van de zogenaamde ‘intieme’ tweespraak.

Hoewel het dus deels wel geldt voor regisseurs dat zij aan geloofwaardigheid kunnen verliezen bij een minder serieuze stap in hun gesuggereerde argumentatie, zijn de gevolgen voor hen veel minder erg dan voor een wetenschapper. Toch ziet de kijker een regisseur als wetenschapper. De kijker is dom – word kritisch!

Communiceren in een gelaagde maatschappij

N.b. Dit artikel is geschreven voor de zomer van 2010.

Later neem ik twee katten.
De ene noem ik Albert, de andere Bert.
Als mensen dan vragen: “Waarom heet die ene Albert?”
Dan zeg ik: “die andere heette al Bert”.

Taal is ambigu. In de schrijftaal en in grotere mate ook in de spreektaal, kunnen hierdoor foutjes ontstaan. Soms leidt dat, zoals in bovenstaand voorbeeld, tot grappige situaties. Maar er kan ook  misbruik van gemaakt worden. Dat kan niet alleen, dat gebeurt ook.

Bij het communiceren wordt er een bericht met een bepaalde bedoeling van een zender naar een ontvanger verzonden. Deze bedoeling is niet altijd expliciet in het bericht terug te vinden, maar bevindt zich vaak in een ‘diepere laag’. Van de ontvanger wordt verwacht dat hij slim genoeg is om in deze diepere laag te zoeken, zodat zijn perceptie van het bericht overeenkomt met de bedoeling van de zender. Dat perceptie en bedoeling lang niet altijd overeen komt, blijkt wel uit het feit dat de in dictione drogredeneringen hier met name op zijn gebaseerd. Toen in 1985 een verslaggever aan Willem Holleeder vroeg: “Heb je er spijt van?” greep advocaat Max Moszkowicz in: “Deze vraag beantwoordt de cliënt niet, daarmee zou hij impliciet schuld erkennen.” [i]
Niet alleen bij directe communicatie komt deze gelaagdheid voor, maar overal in de maatschappij bestaan er ‘diepere lagen’ (denk bijvoorbeeld aan advertenties). Communicatie is nou eenmaal onlosmakelijk verbonden met manipulatie; er bestaat geen communicatie zonder manipulatie en vice versa. In zekere zin gaan deze twee woorden over hetzelfde fenomeen, maar vanuit een andere invalshoek bekeken. Door met deze verbondenheid rekening te houden in je communicatie, is het mogelijk om hier handig gebruik van te maken als je wilt aanzetten tot handelen.

Voormalig president Bush was erg goed in communiceren.
Voormalig president Bush was erg goed in communiceren.

Doordat manipulatie inherent is aan communicatie, heeft communiceren invloed op de emoties van een ander. Reclamebureaus maken hier dankbaar gebruik van. In de farmaceutische wereld komt het meer dan eens voor dat er medicijnen worden ontwikkeld voor nonsens kwaaltjes, maar die toch goed verkopen omdat de omschrijving van symptomen in de reclames voor vrijwel iedereen opgaan. [ii]
Angst is misschien wel de makkelijkste emotie om te beïnvloeden. Een duidelijk voorbeeld deed zich enkele jaren geleden voor in de Verenigde Staten. De zogenaamde ‘estate tax’, een belasting op grote erfenissen, werd daar de nek om gedraaid als gevolg van een geweldige manipulatietruc. Want hoewel slechts twee procent van de bevolking baat had bij de afschaffing, hebben de politici die voor de afschaffing waren, het volk toch zo ver weten te krijgen dat men tegen de belasting – en feitelijk in eigen nadeel – stemden. Dit lukte de politici grotendeels door simpelweg de terminologie aan te passen. In plaats van ‘estate tax’ zijn zij het consequent ‘death tax’ gaan noemen; iets wat ons herinnert aan de dood. En we worden niet graag geassocieerd met onze angsten, dus daar kúnnen we toch niet voor zijn? [iii]
De Nederlandse overheid zou er goed aan doen om een voorbeeld te nemen aan deze Amerikaanse politici. De moraliteit van het Nederlandse volk aanpassen door oppervlakkig te communiceren wat wel en niet gewenst is, werkt niet [iv]. Veel beter zou men door middel van het rekening houden met de communicatie/manipulatie-dualiteit emoties als angst kunnen gebruiken voor het aanzetten tot handelen. Zodoende zal bijvoorbeeld het probleem rondom de lage aantal donorregistraties allicht opgelost kunnen worden.

Hij die bedreven is in het juist toepassen van communicatie, zal veel doelen kunnen verwezenlijken. Hopelijk blijkt aankomende zomer dat onze bondscoach daar ook bedreven in is. Ik zou hem graag aan de hand van een voorbeeld het belang van goede communicatie willen illustreren, want dat kán haast niet fout gaan. Hij heet immers al Bert…

/edit: Inmiddels weten we allemaal hoe dit is afgelopen. Van Marwijk is in ieder geval ver gekomen, en misschien wel mede door zijn kunde goed te communiceren in het openbaar. 26 Januari a.s. krijgt hij dan ook de Machiavelliprijs overhandigd voor zijn ‘uitzonderlijke communicatieve kwaliteiten’ [v].

[i] http://nl.wikipedia.org/wiki/Drogreden#Meervoudige_vraag
[ii] Lezing ‘Encyclopedie van de angst – over regulering van angst’ – Prof. Dr. Huub Schellekens
[iii] Boek ‘Ik krijg altijd gelijk’ – Lars Duursma e.a.
[iv] Lezing ‘Filosofie van de 20ste eeuw – Jürgen Habermas en Paul Ricoeur’ – Prof. Harry Kunneman
[v] http://sport.nieuws.nl/624593/van_marwijk_wint_prijs_voor_goede_communicatie

Een stap richting de Sluier der Onwetendheid

Laatst zat ik in de trein, met in de stoelen naast mij een jongen en meisje van rond de 18. Half volgde ik hun gesprekken, die over de politiek bleken te gaan.  Hun vader (het waren kennelijk broer en zus) was politiek actief,  maar de dame en heer waren het niet eens met een beslissing die hij had genomen. In hun ogen had hij in een bepaalde situatie beter anders kunnen handelen. Toen niet veel later het gesprek van onderwerp was veranderd, zei het meisje dat ze graag een OV-jaarkaart voor eersteklas zou willen hebben. Door deze opmerking begon ik mij af te vragen waarom zij dat in godsnaam zou willen.

Natuurlijk snap ik dat mensen graag zo comfortabel mogelijk door het leven gaan en dat uiteraard het liefst voor noppes. Maar zeker voor mensen die actief zijn of willen zijn in de politiek lijkt het mij belangrijk zich zoveel mogelijk tussen het ‘normale volk’ te begeven. Want laten we wel wezen: politiek is toch van origine een sociale bezigheid? (1) Naar mijn mening zijn politici er om in (conflict-) situaties beslissingen te nemen die de diversiteit aan belangen zoveel mogelijk behartigd. En vanuit een ivoren toren lijkt mij dit moeilijk te bewerkstelligen.

Vrouwe Justitia is blind; ook zij neemt haar beslissingen vanachter een Sluier der Onwetendheid.

Politiek filosoof John Rawls (1921 – 2002) hield zich tijdens zijn leven bezig met het opstellen van een theorie over rechtvaardigheid, onder andere in zijn boek Theory of Justice. In dit boek beschrijft Rawls het gedachte-experiment van de Original Position. In het kort komt dit gedachte-experiment er op neer dat mensen bij het inrichten van een samenleving (of bij het verdelen van goederen in een samenleving) beslissingen zouden moeten nemen vanachter een sluier der onwetendheid (‘Veil of Ignorance‘), waarbij deze mensen niet weten in welke sociaal- of economische toestand zij zelf verkeren. Zodoende moet er dus met iedere sociale en economische klasse evenveel rekening worden gehouden; er bestaat namelijk een kans dat je zelf tot een van de minder bedeelde klassen behoort. Je zou het kunnen zien als het verdelen van een taart, waarbij je zelf de laatste bent die mag kiezen. De meest gunstige verdeling voor jezelf is dan de gelijke verdeling.

Uiteraard is Rawls’ gedachte-experiment behoorlijk hypothetisch: geen mens kan werkelijk oordelen vanachter een veil of ignorance. Rawls werd dan ook verweten een voornamelijk utopische theorie op te hebben gesteld. Desalniettemin is de Original Position een nastrevenswaardig ideaal, met name natuurlijk voor de mensen die een land besturen; de politici. Okay, de veil of ignorance bestaat niet. Zelfs als we ons best zouden doen, zullen we toch altijd een beetje bevooroordeeld blijven voor het milieu van waaruit wij zelf onze oorsprong hebben. Dit komt doordat we simpelweg minder affectie hebben met situaties, omstandigheden of bepaalde sociaal economische klassen naarmate we het op ons levenspad minder tegen (zullen) komen. Toch zijn mensen met een groot inlevingsvermogen (empathie) beter in staat zich te verplaatsen in voor hen minder bekende omstandigheden.

Hoe kan iemand er dan voor zorgen dat hij of zij meer affectie krijgt met de situatie waarin mede landgenoten zich kunnen bevinden? Juist! Door zich te omgeven met zo heterogeen mogelijke personen, zorgen dat zij bijvoorbeeld de minder bedeelde landgenoten wél op hun levenspad treffen. Met andere woorden: weg uit die ivoren toren! Een kaart om gratis met 1e klas te reizen zou zulke mensen juist de kans ontnemen te ervaren wat er leeft in de maatschappij. Iedere invloedrijke politicus zou eigenlijk vrienden moet hebben in alle lagen van de maatschappij zodat zij zich kunnen inleven in de personen die betrokken zijn bij (potentiële) conflict situaties, en zo beter de gevolgen van een te nemen beslissing kunnen overzien. Ik denk dat hoe meer vrienden een politicus heeft in zoveel mogelijk diverse ‘groepen’ die voorkomen in de maatschappij, die politicus eerder zijn beslissingen vanachter een ‘veil of ignorance’ zal nemen, zoals filosoof John Rawls zou hebben gewild.

(1)    Ik meen mij te herinneren dat een hoogleraar tijdens een gastcollege een keer zei dat er onderzoek was gedaan naar de motivatie van alumni die de politiek in wilden. Er bleek dat de meest genoemde redenen het financiële aspect en de status waren.  Het sociale aspect, waar het eigenlijk allemaal om te doen zou moeten zijn, werd nauwelijks genoemd. Helaas kan ik de bron niet meer achterhalen.