kernafval

Saffier is bijna even hard als diamant, wat het een geschikte drager maakt voor infomatie die miljoenen jaren mee moet gaan. Bron: Wikimedia Commons

De harddisk voor over tien miljoen jaar

Als we het hier op aarde grondig verziekt hebben en de laatste mens blaast de adem uit, moeten we uiteraard voorkomen dat de volgende technisch begaafde soort dezelfde stommiteiten uithaalt als de mens. Of wellicht willen we buitenaardse archeologen een Steen van Rosetta nalaten, zodat in ieder geval onze cultuur nog voortleeft. Maar hoe stellen we een boodschap op die tien miljoen jaar meegaat? Technici hebben nu een oplossing gevonden.

Saffier is bijna even hard als diamant, wat het een geschikte drager maakt voor infomatie die miljoenen jaren mee moet gaan. Bron: Wikimedia Commons
Saffier is bijna even hard als diamant, wat het een geschikte drager maakt voor infomatie die miljoenen jaren mee moet gaan. Bron: Wikimedia Commons

De aarde over een miljoen jaar
Een echte visionair denkt niet in jaren of eeuwen, zelfs niet in millennia. Een leuke mentale oefening is je de aarde voor te stellen over een miljoen jaar. Wat is er van de menselijke cultuur en soort over in het jaar 1 002 012? Zes ijstijden zijn over Europa, Noord Amerika en delen van China heen gebulldozerd en hebben alle sporen van de beschaving daar uitgewist. Ontelbare millennia van moessonregens en stormen bereiken hetzelfde in de tropen en subtropen. Zelfs de sfinx en de Grote Piramide in Egypte worden niet gespaard en zijn geërodeerd tot stompjes. We are talking deep time. De mens, als deze dan nog bestaat, is waarschijnlijk onherkenbaar veranderd. Over de taal kunnen we maar beter zwijgen: we hebben al de grootste moeite Etruskisch te lezen, een taal die pas rond de tweeduizend jaar geleden is uitgestorven. Of de quipu’s van de Inca’s. We hebben het nu over een miljoen jaar, vijfhonderd maal verder in de toekomst.

Moderne Vloek van de Farao
Hierover nadenken is minder vergezocht dan het lijkt. Immers, er bestaat langlevend nucleair afval dat honderdduizenden jaren gevaarlijk blijft en uiteraard willen we niet dat onze verre nakomelingen, of een toekomstige andere technisch handige soort, een uiterst akelige verrassing uit het verre verleden te wachten staat. Vandaar dat Patrick Charton van het Franse ANDRA, een instituut dat het vele Franse kernafval veilig op probeert te bergen, een oplossing heeft uitgewerkt om data voor geologische tijdschalen te bewaren: een saffieren schijf waarin met behulp van platina informatie is gegraveerd. Het doel, aldus Charton, is toekomstige archeologen te waarschuwen tegen het moderne equivalent van de Vloek van de Farao.

Multidisciplinair project
ANDRA begin het project in 2010. Het project is multidisciplinair en brengt specialisten als materiaalkundigen, archivisten, archeologen, antropologen, linguïsten en zelfs kunstenaars samen. Dit in de hoop dat ze er in zullen slagen antwoorden te vinden voor de vragen waarvoor ANDRA zich bij lange-termijn opslag gesteld ziet. De fase waarin alle mogelijke benaderingen worden geïdentificeerd duurt van 2010 tot 2104 of 2015. Na deze periode wil de groep de meest kansrijke ideeën uitwerken.

Saffieren tijdcapsule
De saffieren schijf is één van de uitgewerkte alternatieven. De schijf is gemaakt van twee dunnere schijven, elk 20 centimeter doorsnede,  gefabriceerd van industrieel saffier. Saffier is een extreem harde kostbare edelsteen. Op één zijde worden tekst of afbeeldingen in platina geëtst – op een enkele schijf passen rond de 40 000 miniatuurpagina’s – waarna de twee schijven moleculair aan elkaar worden gelast. Alles wat een toekomstige archeoloog dan nodig heeft, is een microscoop. De schijven zijn ondergedompeld in zuur om hun duurzaamheid te testen en het verlopen van vele millennia te simuleren. Charton hoopt aan te kunnen tonen dat de  levensduur de tien miljoen jaar zal overtreffen.

Lees ook
Het Rosetta Project
Tijdcapsule voor buitenaardse wezens
Long View
Het jaar 02010

Bron
A Million-Year Hard Disk, Science Mag (2012)

Toekomstige generaties opzadelen met ons kernafval is ‘geen probleem’

Omdat het verval van gevaarlijk radioactief materiaal tot ongevaarlijke stof honderdduizenden jaren kan duren, is de opslag ervan niet alleen een zorg voor de huidige, maar ook voor toekomstige generaties. Zij zitten opgescheept met afval van een product waar zij niet van hebben kunnen profiteren. Is dit een probleem of is dit iets waar de huidige generatie toch geen hinder van zal ondervinden dus wat niet als probleem mag worden gekenmerkt? Kortom: waarom zou de huidige generatie zich bezig moeten houden met de eventuele problemen van kernafval voor toekomstige generaties?

Naar aanleiding van de inzichten uit de milieuwetenschappen die we eerder hier op Visionair.nl voorbij hebben zien komen, welke de problematiek rondom kernafval duidelijk funderen op grond van de aanname van duurzaamheid, zullen deze inzichten in dit artikel vanuit een filosofisch perspectief worden bekeken. In het begin van het stuk zal het idee dat we verantwoordelijkheid dragen tegenover toekomstige generaties worden geassocieerd met het ‘non-identiteits probleem’. Dit probleem blijkt door vele verschillende filosofen gepoogd op te lossen, maar geen van allen is dit op een bevredigende manier gelukt. Uiteindelijk zal blijken dat de aanname van duurzaamheid vanuit de filosofie niet zonder meer te rechtvaardigen is.

 

Het Non-Identiteits Probleem

Sinds jaar en dag houden mensen zich bezig met de vraag wat het goede is en hoe men dit in het dagelijks leven kan nastreven. De Griekse filosoof Aristoteles, die zo’n 350 voor Christus leefde, schreef in zijn Ethica Nicomachea al over de ethiek van het goede leven. In passage 1101 b 5 zegt hij: “Het blijkt (…) voor de doden wel verschil te maken of hun vrienden het goed of slecht maken, maar niet zoveel of zodanig dat het de gelukkigen ongelukkig maakt”.[1] Aristoteles geeft hier eigenlijk al aan dat voor iemand die dood is de wereld niet zoveel meer deert.

In 1984 komt Derek Parfit met het boek ‘Reasons and Persons’ waarin hij in deel IV vraagtekens zet bij de verantwoordelijkheid van de huidige generatie richting toekomstige generaties.[2] Hij stelt dat als een vrouw een kind krijgt, dat niet hetzelfde kind zou zijn als wanneer ze enkele jaren later een kind krijgt. Over het algemeen kan hieruit de vraag volgen of toekomstige generaties recht hebben om te klagen over beleidsbeslissingen die de huidige generatie nemen. Hier blijkt enige frictie met de milieuwetenschappen, waar er zondermeer vanuit wordt gegaan dat de huidige generatie verantwoordelijkheid draagt tegenover toekomstige. Doran Smolkin (2002) verwoordt het probleem dat hieruit ontstaat als volgt:

Within environmental ethics, it is often claimed that at least one of the reasons why it is wrong to adopt ecologically unsound policies is the harmful effects they promise to have on future people. But (…) it becomes unclear whether such claims are defensible given that the future people affected by the dangerous policies would not have existed had the policies not been adopted.[3]

Derek Parfit

Als het beleid anders was geweest zouden de ouders van die generatie elkaar misschien niet ontmoet hebben en vice versa. Omdat ons gevoel in deze kwestie de rechtvaardiging tegen spreekt, ontstaat hier wat Parfit in 1984 het ‘non-identiteitsprobleem’ (NIP) heeft gedoopt.

Dat ons gevoel in deze kwestie de rechtvaardiging tegenspreekt, blijkt wel uit het feit dat in de milieuwetenschappen (en andere disciplines) de aanname geldt dat we moeten streven naar duurzaamheid. Risico mijden voor toekomstige generaties valt hier ook onder. Als gevolg van in de loop der jaren steeds meer opkomende discussies waarbij het NIP een rol speelt, zoals bij de opslag van kernafval het geval is, blijken er enkele termen binnen deze discussies van belang te zijn. Een van deze termen is de complaint-warranting condition (CWC), wat de situatie inhoudt waarin een persoon onrecht is aangedaan door een beslissing A, waarbij A een noodzakelijke voorwaarde was voor die persoon om geboren te worden maar ook resulteerde in een leven dat in zekere zin ernstig belemmerd wordt.[4]

Ter verduidelijking van de argumenten is het handig om gebruik te maken van een voorbeeld van Parfit dat dichtbij ons vraagstuk ligt en welke het ‘riskante beleid’ wordt genoemd:

As a community, we must choose between two energy policies. Both would be completely safe for at least three centuries, but one would have certain risks in the further future. This policy involves the burial of nuclear waste (…). Since the waste will remain radioactive for thousands of years, there will be risks in the distant future. If we choose the Risky Policy, the standard of living will be slightly higher over the next century. (…)[5]

Dit voorbeeld van het riskante beleid is precies wat er gaande is met het huidige probleem rondom eindberging van kernafval. Behalve het formuleren van dit probleem, doet Parfit ook een gooi naar een mogelijke oplossing van het NIP. Hiervoor introduceert hij de claim ‘Q’, welke staat voor: “If in either of two possible outcomes the same number of people would ever live, it would be worse if those who live are worse off, or have a lower quality of life, than those who would have lived.” [10] [6] Helaas zag hij zelf ook al in dat men met deze claim weinig verder komt, zoals ook later door vele anderen is bediscussieerd (zie onder andere Achterberg[7], Boonin[8], Weinberg[9] en Smolkin ). Deze claim is bijvoorbeeld verwerpelijk omdat je niks kunt zeggen over het aantal mensen dat in de toekomst zal leven en vergelijkingen op utilistische gronden zijn daardoor niet relevant. Bovendien wordt de vergelijking binnen Q nog problematischer als je er in mee neemt dat, zoals het voorbeeld van het riskante beleid aangeeft, de levensstandaard voor de huidige generatie al stijgt.

Ook Smolkin heeft moeite met het komen tot een harde conclusie. In zijn artikel ‘Toward A Rights-Based Solution to the Non-Identity Problem’ stelt hij de CWC op en richt hij deze specifiek op het welzijn van een persoon in een bepaald stadium van zijn of haar leven. Personen zouden, mocht het CWC op hen van toepassing zijn, het recht hebben om niet tot leven gebracht te zijn. Toch stelt hij vervolgens: “To be sure, much more needs to be said about the details of this complaint-based view.”[11] David Boonin reageert dan ook op dit artikel met de opmerking dat Smolking geen reden geeft waarom deze personen dit recht zouden hebben en stelt dat een dergelijke reden ook moeilijk te geven is. “We could, of course, simply stipulate that this right exists simply in order to solve the non-identity problem. But we could just as easily stipulate something else to render false one of the other premises of the argument that generates the problem.”[8]Dit laat ons geen reden om deze ‘right-based solution’ van Smolkin aan te houden.

Doordat er vele filosofen zijn die een poging hebben gedaan het NIP te omzeilen, komt Boonin met een radicalere opvatting. Volgens hem zijn bij het NIP de premissen waar, is de argumentatie goed opgebouwd (wat de redenering geldig maakt) en volgt daaruit ook logisch de conclusie. Het probleem ontstaat doordat deze conclusie in strijd is met de maatschappelijke opvatting (onze sterke morele intuïties). In zijn artikel ‘How To Solve the Non-Identity Problem’ bespreekt Boonin vele filosofen die allemaal een verschillende aanpak hebben om dit probleem tegen te gaan. Sommigen verwerpen de conclusie door aan te tonen dat het niet volgt uit de premissen, anderen accepteren de logische gevolgtrekking maar negeren de conclusie simpelweg, juist omdat het in strijd is met de publieke opinie. Een derde optie is om simpelweg geen reactie te geven op deze kwestie omdat het buiten het domein van de ethiek zou liggen. Maar ook deze optie is een vorm van ontwijking van het probleem. Daardoor lijkt het erop dat er geen manier is om het probleem op te lossen. Toch toont Boonin aan dat we een optie over het hoofd hebben gezien: “The non-identity problem is solved not by finding a mistake in the argument that generates it, but rather by finding that there is no reason to treat the argument as giving rise to a problem in the first place.” Boonin stelt voor onze weerstand tegen de conclusie dat er geen rechtvaardiging gegeven kan worden op te heffen, ten einde het NIP op te lossen.[8]

Zijn we met het verwerpen van onze sterke morele intuïties dan aangekomen bij een antwoord op het probleem van opslag van kernafval? Dat kan toch haast niet het geval zijn. Zo stelde de bekende filosoof Immanuel Kant al in 1785 zijn categorisch imperatief (CI) op, welke luidt: “handel alleen volgens die maxime waardoor je tegelijkertijd kunt willen dat zij een algemene wet wordt.”[12] Hoewel er in deze imperatief geen notie van tijd zit, volgt hieruit dat de huidige generatie zich wel degelijk bezig moet houden met potentiële problemen voor toekomstige generaties. Zouden we namelijk willen dat dit niet het geval was, dan had men in het verleden ook geen rekening hoeven houden met risicovolle factoren en had dit tot gevolg kunnen hebben dat er nu een nauwelijks bewoonbare planeet zou zijn overgebleven. Mensen zouden in dat geval geen levenswaardig leven leiden. Dit kunnen we niet willen, dus zou Kant concluderen dat we ons nu en in de toekomst wel degelijk bezig moeten houden met potentiële toekomstige problemen.

Conclusie 

Kant zijn CI mist de notie van tijd en is daarom zeker geen antwoord op het NIP. Boonin zou waarschijnlijk om die reden de redenatie aan de hand van het CI van Kant, verwerpen. Dit laat ons achter met de hoofdvraag die vanuit dit filosofische perspectief niet te beantwoorden is omdat het eventuele antwoord in strijd is met onze intuïties. Het feit blijft dat we sterke morele intuïties hebben die aangeven dat we ons moeten bekommeren om de wereld van de toekomst, maar vanuit de filosofie is er vooralsnog geen rechtvaardiging te geven voor deze intuïties.

 

Bronnen:

  1. Aristoteles, Ethica Nicomachea, (1999) Historische Uitgeverij: Groningen, vertaald door Christine Pannier en Jean Verhaeghe, passage 1101 b 5.
  2. D. Parfit, Reasons and Persons, (1984) Oxford University Press.
  3. D. Smolkin, Toward A Rights-Based Solution to the Non-Identity Problem, (1999) Journal of Social Philosophy 30, p. 196.
  4. Ibid., p. 202.
  5. Ibid., p. 197.
  6. Zie 2, p. 360.
  7. W. Achterberg, Natuur: uitbuiting of respect?, (1989) Kok Agora: Kampen, p. 93.
  8. D. Boonin, How To Solve the Non-Identity Problem, (vol. 4 2010) in: A Priori,UniversityofCanterbury:New Zealand. Zie: http://apriorijournal.net/volume04/boonin1.html geraadpleegd op 8 april 2011.
  9. R. Weinberg, Identifying and Dissolving the Non-Identity Problem, (2008) Philos Stud, p. 12.
  10. Zie 3, p. 198.
  11. Ibid., p. 206.
  12. I. Kant, Fundering van de Metafysica van de Zeden, (1997) Boom: Amsterdam, vertaald door: Thomas Mertens, p. 74.

Kernafval: is een probleem voor de toekomst ook een probleem voor nu?

Dit artikel is geschreven door Sophie, in samenwerking met Niek.

Hoewel kernenergie een stuk ‘schoner’ is dan energie uit kolencentrales en bovendien een constantere energiestroom levert dan hernieuwbare energie, zijn er ook risico’s aan verbonden. Omdat het verval van gevaarlijk radioactief materiaal tot ongevaarlijke stof honderdduizenden jaren kan duren, is de opslag ervan niet alleen een zorg voor de huidige, maar ook voor toekomstige generaties. Zij zitten zogezegd opgescheept met afval van een product waar zij niet van hebben kunnen profiteren. Is dit een probleem of is dit iets waar de huidige generatie toch geen hinder van zal ondervinden dus wat niet als probleem mag worden gekenmerkt? Kortom: waarom zou de huidige generatie zich bezig moeten houden met de eventuele problemen van kernafval voor toekomstige generaties?

Een verkenning van een antwoord op deze vraag vanuit de Milieuwetenschappen. In een later artikel zal er vanuit de filosofie een versassende invalshoek worden besproken.

 

Feiten over kernafval

Bron afbeelding: Wikipedia

Bij het opwekken van kernenergie ontstaan bij de verschillende stappen in het ingewikkelde proces van energie opwekken radioactief afval. Dit houdt in dat de radioactieve stof ioniserende straling uitzendt waar geen andere toepassing meer voor te vinden is. Wat ioniserende straling doet is het wegslaan van elektronen in moleculen in levend organisme wat het weefsel beschadigt. Een kleine hoeveelheid van deze straling is overal op aarde aanwezig en het lichaam is gewend aan deze straling en kan zich herstellen. Maar hoe hoger de stralingsdosis hoe minder gemakkelijk dit gaat.[1] Een te hoge straling heeft ernstige gevolgen: misvormingen bij het nageslacht, kanker of zelfs een acute dood.[2] Een stof kan in verschillende mate radioactief zijn. Kernafval bestaat voor 90% uit laagactief afval, 7% uit middelactief afval en 3% uit hoogactief afval.[3] Hoe lang een stof schadelijk voor de gezondheid blijft ligt aan de halfwaardetijd van een stof. De halfwaardetijd is de tijd die moet verstrijken voordat de radioactieve stof half zo actief is geworden.[4] Het verschilt per stof en per proces hoe lang het duurt tot er geen schadelijke straling meer is; dit kan meer dan honderdduizend jaar duren.[5] Dit is een lastig gegeven, want het is moeilijk om een voorstelling te maken van een tijdsbestek van honderdduizend jaar en om rekening te houden met eventuele generaties die dan leven.

Bron foto: Wikipedia

Het grootste probleem met het hoogactieve kernafval is het gegeven dat er nog geen kennis is om kernafval op te slaan zodat er geen mogelijkheid is op rampen. In Nederland wordt op dit moment kernafval voor de eerste honderd jaar bovengronds opgeslagen terwijl er tussentijds onderzoek wordt gedaan naar een mogelijkheid tot eindberging.[6] Er zijn in de loop van de jaren vele voorstellen gedaan, zo zijn er plannen geweest om het afval op te slaan in de poolkappen, in de diepzee, in zout- en kleilagen, maar geen van de plannen bood het vooruitzicht op volkomen veilige opslag.[7] Er blijven veiligheidsrisico’s met betrekking tot kernafval in het geval van een oncontroleerbare omstandigheid, waarvan het lastig, zo niet onmogelijk is om deze te voorspellen. De veiligheidsvoorschriften waar kerncentrales zich aan moeten houden vandaag de dag zijn streng en maken de kans op een ongeluk hierdoor klein.[8] Toch blijft de kans aanwezig dat er in de toekomst moeilijkheden zullen zijn met het afval wat de huidige generaties hebben veroorzaakt.

Mogelijkheid tot innovatie en risico

De veiligheidsnormen die worden opgesteld door de EU en de Nederlandse overheid zijn uiteraard gericht op een beleid waarin de kans op complicaties met kernafval zo klein mogelijk zijn. Toch zou het kunnen zijn dat er in de toekomst voorvallen zullen plaats vinden waardoor toekomstige generaties nadeel zullen ondervinden aan het feit dat wij nu gevaarlijk radioactief afval produceren. Daar tegenover staat de mening van diegenen die beweren dat mensen in de toekomstige generaties zo ver zullen zijn met specifieke innovaties op het gebied van veiligheid en het juist kunnen voorspellen van processen in de aarde en andere risico’s dat eindberging wel mogelijk zal zijn.

Een voorbeeld van een mogelijkheid tot eindberging wordt gegeven door Posiva: een Fins bedrijf dat onderzoek doet naar de berging van nucleair afval. Volgens de informatie die gegeven wordt op de site gaat Posiva vanaf 2020 beginnen met eindberging, zoals te lezen staat op hun website ‘Thorough preparations and implementation will ensure the safety of final disposal’. Door 400 meter diep in de massieve bodem een container te plaatsen zal er, volgens Posiva, geen gevaar meer te verwachten zijn van het nucleair afval.

Echter, er is veel kritiek op Posiva (bijvoorbeeld vanuit Greenpreace die beweert dat er wel degelijk grote risico’s bestaan). De menselijke beschaving bestaat nog geen honderdduizend jaar, het is ondenkbaar dat wij nu de consequenties voor een dergelijk lange tijdspanne kunnen overzien en rekening kunnen houden met de mogelijke gevolgen. Het belangrijke tegenargument is onvoorspelbaarheid: hoe kunnen we nu zeggen dat er een risicoloze vorm van opslag is gevonden terwijl we nog niet alle aardprocessen begrijpen? [9]

De aanname ‘duurzaamheid’ binnen de milieuwetenschap

In vrijwel alle literatuur die hierboven gebruikt wordt komt dezelfde aanname naar voren, namelijk dat mens en natuur beschermd moeten worden tegen radioactief afval omdat mensen recht hebben op een veilig en gezond milieu; nu en in de toekomst. Zo staat op de site van de Centrale organisatie voor radioactief afval (COVRA) het volgende: ‘Het milieu moet beschermd worden tegen radioactief afval’.[10]  Ook de Europese Unie heeft als slogan op het gebied van milieu: ‘De wereld om ons heen beschermen, bewaren en verbeteren’[11], of specifieker op het onderwerp van kernafval: ‘to avoid imposing undue burdens on future generations’.[12] De aanname dat de toekomst zo duurzaam mogelijk zou moeten zijn wordt binnen de milieuwetenschappen niet betwist.

Een invloedrijk rapport uit 1987 van de VN commissie Brundtland heeft duurzaamheid als volgt omschreven: ‘het voorzien in de behoeften van de huidige generaties, zonder de toekomstige generaties hierdoor beperkingen op te leggen.’ Als we duurzaamheid nastreven, en dat gebeurt binnen de milieuwetenschappen, dan moeten we zeker zijn van veilige eindopslag van kernafval voor er aan te beginnen omdat we anders toekomstige generaties beperken door het voorzien in onze eigen behoefte nu.

Conclusie

Kernafval is vandaag de dag een discussiepunt in het kernenergiedebat omdat er nog geen risicovrije vorm van eindopslag is gevonden. Het feit dat radioactief afval lange tijd nodig heeft om te vervallen tot een ongevaarlijke stof is moeilijk te negeren voor huidige generaties omdat het kernafval schadelijke gevolgen heeft voor de gezondheid. Dat ook toekomstige generaties hier niet de dupe van mogen worden is vanuit de milieukunde een logisch gevolg uit de algemene aanname dat de wereld zou moeten streven naar duurzaamheid. Deze aanname van duurzaamheid is voor de milieuwetenschappen een voldoende rechtvaardiging om als abstract antwoord te geven dat hedendaagse generaties verantwoordelijk zijn voor toekomstige: wat wij als generatie nu beslissen en laten gebeuren heeft invloed op het leven dat mensen in de toekomst zullen hebben. Wij mogen niet verantwoordelijk zijn voor het opleggen van beperkingen voor toekomstige generaties.

Binnenkort een verrassende filosofische reflectie op deze verkenning.

 

Bronnen:

  1. Zie: http://www.nrg.eu/public/straling/node8.html geraadpleegd op 27 maart 2011.
  2. European Committee on Radiation Risk, ‘The Health Effects of Ionising Radiation Exposure at Low Doses for Radiation Protection Purposes’, (januari 2003) Green Audit Press.
  3. David JC MacKay, Sustainable Energy – without the hot air (2009) UIT: Cambridge, pp. 169-170.
  4. D.C. Giancoli, Natuurkunde: elektriciteit, magnetisme, optica en moderne fysica (Vierde druk: 2009) Pearsons Education Benelux: Amsterdam, vertaald door: Marianne Kerkhof, pp. 1280-1283.
  5. Zie: http://www.covra.nl/radioactief geraadpleegd op 27 maart 2011.
  6. Zie: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/kernenergie/kernafval geraadpleegd op 27 maart 2011.
  7. J. van der Pligt, Kernafval, publieke acceptatie en beleid (november/december 1990) in: Energiespectrum.
  8. Zie: http://europa.eu/pol/env/index_nl.htm geraadpleegd op 28 Maart 2011.
  9. J. Holden, An introduction to physical Geography and the Environment, (Tweede Editie: 2008) Pearsons Education Limited: Edinburgh, pp. 327-331.
  10. Zie 4.
  11. Zie: http://europa.eu/pol/env/index_nl.htm geraadpleegd op 28 Maart 2011.
  12. Rapport van de European Commission Energy, Summary of the Impact Assesment (2010), Brussel.