medicijnen

‘Innovatie van geneesmiddelen heeft commerciële drive nodig’

(Artikel overgenomen van DUB)

De farmaceutische industrie ligt stevig onder vuur over de hoge prijs van weesgeneesmiddelen. De grote multinationals vragen immoreel hoge prijzen voor vaak slecht werkende geneesmiddelen, is de kritiek van onder meer UU-hoogleraar Huub Schellekens. Jan Raaijmakers, hoogleraar Pharmaceutical Technology Assessment in Utrecht, maar werkzaam bij de farmaceutische gigant GlaxoSmithKline (GSK) geeft een weerwoord.

Jan Raaijmakers. Bron: DUB

Ergens halverwege het gesprek zucht Raaijmakers. “Wat we ook doen, winnen zullen we het nooit. Ik ben heel pessimistisch over de kans dat wij als farma-industrie ooit het imago zullen krijgen dat we verdienen, gezien wat we voor de maatschappij betekenen. Je hoeft het echt niet met alles wat we doen eens te zijn, maar ontken niet dat we ook grote verdiensten hebben. Bijna alle geneesmiddelen die nu in de tas van de dokter zitten en waarvan het merendeel inmiddels vrijwel tegen kostprijs verkrijgbaar is, zijn door ‘big pharma’ ontwikkeld’.

Zo heeft de komst van inhalatiesteroïden in de jaren zeventig niet alleen de kosten voor de gezondheidszorg enorm verlaagd, maar ook de kwaliteit van leven van miljoenen astmapatiënten over de hele wereld spectaculair verbeterd. Datzelfde geldt voor maagpatiënten, die als gevolg van de ontwikkeling van maagzuurremmers in veel gevallen geen dure operatie meer hoeven ondergaan.”

Jan Raaijmakers (1952) is vice president external scientific collaborations GlaxoSmithKline Europe. Hij begon als analist bij de vakgroep longziekten in Utrecht, studeerde in de avonduren biologie en farmacologie en promoveerde aan de Universiteit Utrecht. Sinds 1988 is hij werkzaam bij Glaxo, (huidige GlaxoSmithKline) dat wereldwijd behoort tot de grootste innovatieve farmaceutische bedrijven. Onder meer als medisch directeur, director science and business development en commercial director (verantwoordelijk voor diverse aandachtsgebieden). Huidige funktie V.P. External Scientific Collaborations Europe.

Raaijmakers is sinds 1998 hoogleraar Technology Assessment van geneesmiddelen bij het departement Farmaceutische Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Ambassadeur voor innovatieve industrie en samenwerking tussen academie en industrie. Belangrijke aandachtsgebieden van hem zijn: het spanningsveld tussen innovatieve industrie en overheid, geneesmiddelen voor ontwikkelingslanden.
Op zijn werktafel ligt een stapel knipsels waarin de farmaceutische industrie de volle laag krijgt. Aanleiding is het voornemen van Zorgverzekeraars Nederland om extreem dure geneesmiddelen zoals het middel tegen de zeldzame ziekte van Pompe niet langer te vergoeden. Dat bracht directievoorzitter Büller van het Erasmus Medisch Centrum ertoe om de overheid voor te stellen de farmaceutische industrie buiten spel te zetten door deze zogeheten weesgeneesmiddelen zelf te gaan produceren.

Schellekens gooide in de Volkskrant olie op het vuur met zijn stelling dat zo’n middel niet meer dan een paar tientjes hoeft te kosten. Hij verweet de bedrijven hun patenten te misbruiken om de prijzen hoog te houden. En voor wie nog steeds niet overtuigd was van de kwade bedoelingen van de farmaceuten, deed de boete van drie miljard dollar voor GSK vanwege onjuiste promotieactiviteiten de deur dicht. Hoe valt er nog vol te houden dat ‘Big Pharma’ ten onrechte een slecht imago heeft?

Raaijmakers geeft toe dat zijn branche het er tot op zekere hoogte zelf naar heeft gemaakt. “Er zijn met name in het verleden soms dingen gebeurd die niet door de beugel kunnen. Er zijn hoge winsten gemaakt en er is lange tijd een cultuur dominant geweest, ook bij ons, waarin geld verdienen op de eerste plaats kwam. De boete die wij onlangs opgelegd kregen is een erfenis uit die tijd, de jaren negentig van de vorige eeuw.

“Om die reden heb ik een jaar of tien geleden op het punt gestaan om bij GSK weg te gaan. Ik voelde me in die sfeer niet thuis, maar Andrew Witty heeft mij gevraagd te blijven en toen hij in 2004 de nieuwe CEO werd is er bij ons gelukkig een andere wind gaan waaien. En dat geldt ook voor een aantal andere bedrijven. Dat moet ook wel, want de bomen groeien al lang niet meer tot in de hemel. Er staan flink wat bedrijven aan de rand van de afgrond. GSK doet het nog relatief goed, maar toch is bijvoorbeeld dit jaar bij ons een reisstop ingesteld om de kosten te drukken.”

Dat mag dan zo zijn, toch zijn geneesmiddelen volgens criticasters nog steeds veel te duur, vooral als gevolg van de patenten waarmee de bedrijven goedkope concurrenten lange tijd buiten de deur kunnen houden. Kunnen we die patenten niet beter afschaffen, zoals Schellekens voorstelt?
“Dat is een naïef idee. Geen bedrijf zal bereid zijn om tegen hoge kosten een geneesmiddel te ontwikkelen wanneer generieke producenten, bedrijven die zelf niet aan ontwikkeling doen, er vervolgens tegen kostprijs mee aan de haal kunnen gaan. Bedenk wel dat maar één van de tien nieuwe middelen die wij ontwikkelen, de markt bereikt en dat daarvan niet meer dan de helft winstgevend is. Dat betekent dus dat we in negen van de tien gevallen veel geld uitgeven zonder dat daar inkomsten tegenover staan.

“Onlangs werd bekend dat een potentieel nieuw Alzheimer middel, waarin inmiddels al anderhalf miljard euro was geïnvesteerd, na grootschalig onderzoek toch niet bleek te werken. De ontwikkeling van dat middel is door de fabrikant stopgezet en de investering kan dus als verloren worden beschouwd. Hoe kan dat bedrijf die klap opvangen als het op de weinige wel succesvolle middelen geen winst meer zou kunnen maken?”

Een veel gehoord verwijt is dat bedrijven minuscule veranderingen in een geneesmiddel gebruiken om een verlenging van het patent te bewerkstelligen en zo goedkopere concurrenten buiten de deur te houden.
“Dat is inderdaad gebeurd. Ik heb zelf indertijd bij Glaxo meegewerkt aan de ontwikkeling van Zantac-bruis naast het gewone tablet, waardoor het patent op Zantac kon worden verlengd. Het enige verschil was dat Zantac-bruis sneller oploste en dus iets eerder verlichting bracht. Was dat een patentverlenging waard? Achteraf denk ik van niet, maar het kon en dus deden we het. Nu zouden de verzekeraars zeggen: dikke neus, hier betalen we niet voor. In dat opzicht zijn de tijden sterk veranderd.”

Volgens Büller en Schellekens is er een goed alternatief voor de commerciële farma: vertrouw de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen toe aan de wetenschap.
“Dat lijkt me geen verstandig plan. Tot aan het eind van de jaren veertig was dat de gangbare aanpak, maar veel heeft die niet opgeleverd. De enorme boom in de productie van succesvolle nieuwe geneesmiddelen in de periode daarna is te danken geweest aan twee factoren; de invoering van het patent op wetenschappelijke vondsten en de komst van commerciële bedrijven die risico durfden nemen..

“Ik ben ervan overtuigd dat geneesmiddeleninnovatie een commerciële drive vereist. Allereerst moet je een molecuul ontwikkelen en daarvan een geneesmiddel maken en daarna zijn er tal van studies met veel patiënten nodig om aan te tonen dat het gaat om een effectief middel zonder nadelige bijwerkingen. Met name die kwaliteitscontrole, die door patiënten zeer op prijs wordt gesteld, is kostbaar. Dat werk wordt bij ons gedaan door duizenden zeer toegewijde mensen. Dat kun je niet zo maar naar een universiteit of een ministerie overplaatsen.”

Hoe moet het dan wel?
“Een model waar ik zelf aan heb meegewerkt, is dat van de public-private partnerships. In zulke vaak door de overheid gesubsidieerde samenwerkingsverbanden bundelen universiteiten en de industrie hun kennis om zo de specifieke kracht van elke partner optimaal te benutten. In dat model bepalen de partners samen wat voor middelen er ontwikkeld zullen gaan worden. De universiteiten brengen hun fundamentele kennis in en de bedrijven zorgen, naast hun eigen research, voor het kapitaal, en de ontwikkeling en marketing van de producten. Wij werken nu een jaar of zes intensief op deze manier en inmiddels hebben we een van de beste ‘pijplijnen’ van nieuwe geneesmiddelen van de wereld. Dus dat model werkt.

“In 2015 zit de helft van alles wat wij in R&D stoppen in dit soort samenwerkingsverbanden en niet meer in huis. Alleen al in Nederland hebben we het dan, bij succesvol onderzoek, over een investering van ongeveer 3,5 miljard euro voor de komende 5 jaar. Bedenk eens wat dat voor de economie betekent. Ook uit financieel oogpunt lijkt het idee van Büller me daarom niet zo zinnig. Als universiteiten de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen zelf ter hand zouden nemen, zoals hij wil, dan blijft voor farmabedrijven dus alleen de productie en de marketing over. Er bestaan nu ook al bedrijven die zich daartoe beperken, maar die staan zo langzamerhand allemaal in India en China. Het voorstel van Büller betekent dus in feite dat de farmaceutische industrie uit de westerse wereld zou verdwijnen. Willen we dat echt?”

We zouden dan wel aanzienlijk minder geld kwijt zijn aan dure geneesmiddelen.
“Dat is nog maar de vraag, want zoals ik al eerder heb gezegd, is de tijd van hoge winsten voorbij Van de zeven miljard euro die we jaarlijks in Nederland aan geneesmiddelen besteden, betreft vijf a zes miljard oude middelen die uit patent zijn en die nu vrijwel tegen kostprijs in de apotheek liggen.”

Maar op nieuwe middelen wordt toch nog steeds fors verdiend?
“Als het goed is wordt er op verdiend, ja, maar veel minder dan men denkt. Met de komst van marktwerking in de zorg zijn het de overheid en verzekeraars die bepalen of een product wordt opgenomen in het pakket. We kunnen wel van alles en nog wat vragen, maar dat wil niet zeggen dat we het ook krijgen.”

De discussie over weesgeneesmiddelen suggereert anders het tegendeel. Onder druk van patiëntenorganisaties is de overheid min of meer gedwongen om de hoge prijs van zo’n middel te accepteren.
“Ik geef toe dat het lastig is om in zo’n situatie voet bij stuk te houden. Toch zou men dat moeten doen, want in het geval van het middel tegen de ziekte van Pompe denk ik echt dat de prijs kan zakken. Er zijn natuurlijk hoge ontwikkelkosten geweest, maar de fabrikant heeft een behoorlijke tijd gehad om erop te verdienen en de winst die op dat middel gemaakt wordt, is groot. Het zou hem sieren om op eigen initiatief de prijs te verlagen, zoals wij dat zo’n twaalf jaar geleden, in goed overleg met Zorgverzekeraars Nederland hebben gedaan met het weesgeneesmiddel Flolan. Als dat niet gebeurt, dan is het aan de overheid: er is sprake van een markt voor geneesmiddelen en op een markt kun je onderhandelen over de prijs.”

Is een bedrijf als GSK bereid om openbaar te maken wat de ontwikkeling van een nieuw geneesmiddel nu precies kost, zoals GroenLinks heeft gevraagd?
“Ik denk eerlijk gezegd dat je uit onze jaarrekening al heel wat informatie kunt halen, maar ik zou er absoluut geen bezwaar tegen hebben om die cijfers verder te specificeren. Wij hebben niets te verbergen. Maar in mijn ogen is transparantie niet het werkelijke probleem. De kern van de zaak is dat veel critici vinden dat farmaceutische bedrijven eigenlijk helemaal geen winst zouden mogen maken. Als Shell winst maakt, roept iedereen hoera, als wij dat doen, zegt men: schande!

“Natuurlijk, een farmaceutisch bedrijf heeft een andere maatschappelijke verantwoordelijkheid dan een autofabriek, maar we hoeven toch niet uitsluitend aan liefdadigheid te doen? Voor ons is medicijnontwikkeling ook gewoon business. Kunnen wij uit met minder winst? Een terechte vraag, maar het antwoord is niet simpel. Overigens moet je die vraag dan ook aan Shell stellen of aan ABNAmro. Ja natuurlijk kunnen die bedrijven allemaal uit met minder, maar in deze wereld waarin aandeelhouders een belangrijke stem in het kapittel hebben, gebeurt dat niet. Ik wil graag over dit soort vragen nadenken, ik ben er erg voor dat de discussie met open vizier wordt gevoerd. Maar ik wil dan wel graag dat men ons soort bedrijven op een eerlijke, constructieve manier bekijkt en daarbij ook onze toegevoegde waarde voor de maatschappij meeneemt.”

 

Bron: ‘Innovatie van geneesmiddelen heeft commerciële drive nodig’

Zie voor een column over de discussie van vergoeding van medicijnen voor de ziekte van pompe, bijvoorbeeld hier.

Statines als Lipitor vormen de meest winstgevende familie medicijnen ooit. Hun medische nut is echter omstreden.

‘Kosten farmabedrijven voor 95% door reclame en me-too medicijnen’

Farmabedrijven stellen dat ze per nieuw medicijn meer dan 1,3 miljard dollar (plm. € 1,1 mld) aan ontwikkelingskosten uitgeven, wat de woekerprijzen voor medicijnen rechtvaardigt. Kletskoek, blijkt uit een nieuw rapport. Uit berekeningen blijkt zelfs dat 90-95% van deze zogenaamde ontwikkelkosten in feite uit lucht bestaat. Wordt het niet tijd dat universiteiten en non-profit onderzoeksinstellingen medicijnonderzoek overnemen?

Gezondheidszorg disfunctioneel
De kosten in de gezondheidszorg lopen in westerse landen totaal uit de hand. Vooral in de Verenigde Staten wordt gezondheidszorg zo langzamerhand onbetaalbaar, met zo’n 8000 dollar per Amerikaan per jaar, maar in Nederland is het met 4000 euro niet heel veel beter. Een belangrijke oorzaak, naast het weinig elegante, op verkeerde marktwerking gebaseerde zorgsysteem, is de explosie aan patiënten met chronische ziekten, die met vaak dure medicijnen moeten worden behandeld en andere dure medische ingrepen ondergaan.

Statines als Lipitor vormen de meest winstgevende familie medicijnen ooit. Hun medische nut is echter omstreden.
Statines als Lipitor vormen de meest winstgevende familie medicijnen ooit. Hun netto medische nut voor de meeste patiënten is echter omstreden. Bron: pharmamarketeer.nl

Grootste kostenpost van pillenfabrikanten: marketing
De farmaceutische industrie stelt zichzelf graag voor als redder van de mensheid die levensreddende medicijnen ontwikkelt, en daar best passend voor beloond mag worden. De werkelijkheid blijkt heel wat minder menslievend. Uit een vernietigend Canadees onderzoek[1] blijkt dat van elke euro die een firma voor een medicijn ontvangt, slechts 14 cent aan onderzoek en ontwikkeling wordt besteed en meer dan het dubbele, dertig tot veertig procent, aan marketing en verkoop. Hoewel in Nederland de meest schaamteloze praktijken nu verboden zijn – zo gingen artsen veelvuldig op snoepreisjes om bijgeschoold te worden voor het gebruik van nieuwe medicijnen – vindt de farmaceutische industrie voortdurend nieuwe manieren uit om artsen tot grootverbruikers van hun snoepgoed om te toveren.

Onderzoeksgeld vooral besteed aan nauwelijks betere me-too medicijnen
Het ontwikkelen van nieuwe medicijnen is uitermate risicovol. Het is een stap in het duister waarvan je als farmaceut maar moet afwachten of die resultaat zal opleveren. Als een concurrent een succesvol medicijn ontwikkelt, bijvoorbeeld een statine, weet je al dat je in de buurt zit van een veelbelovende nieuwe winstmaker als je een stofje ontwikkelt dat sterk op dat van de concurrent lijkt. Vandaar dat als een collega-farmaceut bij wijze van uitzondering een doorbraak bereikt, de concullega’s er als de kippen bij zijn om  een iets ander molecuul, bijvoorbeeld met een ander atoomgroepje er aan, met een vergelijkbaar werkingsmechanisme te vinden. Het gevolg: er ontstaat een waaier van sterk op elkaar lijkende producten met vaak uiterst nare bijwerkingen, die door de geoliede marketingmachine van farmareuzen worden geplugd.

Kip met de gouden eieren
Een goedlopend medicijn brengt voor een farmagigant soms miljarden in het laatje. Het cholesterolverlagende medicijn Lipitor (werkzame stof: atorvastatine, een statine), bijvoorbeeld, was rond 2010 het meest winstgevende medicijn ter wereld dat fabrikant Pfizer 12,9 miljard dollar per jaar opleverde, twee keer zoveel als nummer 2, antistollingsmiddel Plavix (clopidogrel). Saillant detail: uit medisch onderzoek blijken statines als Lipitor bij de meeste patiënten netto geen netto gezondheidsverbeterend effect te hebben.

Grootste ramp denkbaar: krachtig permanent geneesmiddel
U begrijpt, waarde lezer, dat een farmagigant wel beter weet dan een dergelijke kip met gouden eieren te slachten. Stel, de onderzoeksafdeling van een farmabedrijf zou ontdekken dat een bestaand medicijn veel effectiever is tegen een bepaalde kwaal dan de grote winstmaker van het bedrijf, of nog erger: dat het medicijn in één klap de ziekte zou genezen. De vijf winstgevendste medicijnen ter wereld worden alle gebruikt voor chronische behandelingen. Pappen en nathouden is veel winstgevender dan genezen.

$1,3 miljard blijkt slechts $0,09 miljard
Een nieuw rapport haalt ook de $1,3 miljard ontwikkelkosten waar de farmaceuten graag mee schermen onderuit. Om te beginnen is de helft van dit bedrag gebaseerd op wat het bedrag op zou leveren als het in een farmafonds zou zijn belegd met een gemiddeld rendement van 11% per jaar. Gebakken lucht dus. Ook blijkt de belastingbetaler heel wat mee te betalen. De auteurs schatten dat zelfs voor de duurste medicijnen de farmaceutische bedrijven daarom zelden meer uitgeven dan $ 300 miljoen. De meeste medicijnen worden echter veel goedkoper ontwikkeld, volgens de auteurs voor rond de $ 90 miljoen. Slechts vijf tot tien procent van het door de farmaceuten genoemde bedrag.[2][3]

Publiek medicijnonderzoek: het kan
Veel farmaceutisch onderzoek gebeurt al in samenwerking met universiteiten. Zoals uit bovenstaande analyse blijkt, vindt al veel onderzoek plaats met publiek geld. Het is denk ik verstandig om met een aantal grote landen of groepen landen (EU, VS, Japan, India, China, Brazilië, Rusland) onderling een taakverdeling te maken en speerpunten aan te wijzen. Zo zou een onderzoeksgroep zich toe kunnen leggen op het ontwikkelen van nieuwe antibiotica, een andere op het ontwikkelen van medicijnen tegten Alzheimer of kanker.

Lees ook
VN-verdrag: universiteiten moeten medicijnonderzoek overnemen van Big Pharma

Bronnen
1. Marc-André Gagnon en Joel Lexchin, The Cost of Pushing Pills: A New Estimate of Pharmaceutical Promotion Expenditures in the United States, PLoS Medicine (2008) (vrij toegankelijk)
2. Drug pipeline crisis a ‘ploy’, docs say, European Aids Treatment Group (2012)
3. Light D, et al “Pharmaceutical research and development: what do we get for all that money?” BMJ 2012; DOI: 10.1136/bmj.e4348.

Schrappen van de behandeling van enkele dure zeldzame ziekten bespaart rond de 50 miljoen euro. Erg ethisch is het alleen niet.

Hoeveel mag een extra levensjaar kosten?

Het advies van het College voor Zorgverzekeraars (CVZ) om zeer dure medicijnen niet meer te vergoeden, maakte een storm aan kritiek los, tot in de Tweede Kamer aan toe. Hebben mensenlevens een waarde? Wat is een verstandige manier om hiermee om te gaan?

Medicijnen: grote, maar vaak onvermijdelijke kostenpost
Medicijnen zijn niet goedkoop. Aan medicijnen wordt in Nederland rond de 6 miljard euro per jaar uitgegeven, inclusief bijkomende bureaucratie, dit is rond  de 9% van alle zorguitgaven. De medicijnuitgaven in Nederland behoren met rond de 350 euro per inwoner overigens tot de laagste in West-Europa. Alleen de Britten geven veel minder uit: rond de 250 euro.[1] De alternatieven voor veel medicijnen, therapie en ziekenhuisopname, zijn overigens nog veel duurder. Hierbij moeten ook de maatschappelijke effecten meegerekend worden. Zo kost het waterzuiveringsbedrijven meer dan een miljard per jaar om alle medicijnresten uit afvalwater te verwijderen. Medicijnen variëren van tabletten paracetamol die bij de drogist voor een paar cent te koop zijn tot jaarbehandelingen met eculizumab (merknaam: Soliris), die meer kosten dan een groot huis.

Schrappen van de behandeling van enkele dure zeldzame ziekten bespaart rond de 50 miljoen euro. Erg ethisch is het alleen niet.
Schrappen van de behandeling van enkele dure zeldzame ziekten bespaart rond de 50 miljoen euro. Erg ethisch is het alleen niet.

De waarde van een menselijk leven
Waarmee we op een  groot ethisch probleem komen. Hoeveel hebben we over voor de levenskwaliteit van andere mensen, of: hoeveel moeten anderen over hebben voor ons? Er zijn namelijk medicijnen die per jaar zeven tot acht ton kosten. Dit zijn medicijnen voor zeer zeldzame ziekten, zoals het syndroom van Pompe en het syndroom van Fabry, waaraan in Nederland slechts enkele tientallen mensen lijden. In principe kan je door de behandeling van een Fabry-patiënt stop te zetten, wachtlijsten voor bijvoorbeeld kunstnieren wegwerken. Dit is de redenatie van het CVZ. Het CVZ vindt om deze reden dat we keuzes moeten maken om op die manier zo goed mogelijke zorg voor zo weinig mogelijk geld te leveren.

Ethisch sodom en gomorra
In  de praktijk ligt het minder zwart-wit. Dit soort ethische keuzes blijven namelijk zelden zonder gevolgen. Als we in Nederland de keuze maken om een prijskaartje aan het menselijk leven te hangen, dan zeggen we hiermee, dat geld de zin is van het menselijk leven. De sociale schade hiervan is niet te overzien. Dit is namelijk ook de logica die vrouwenhandelaren en huurmoordenaars volgen. Geld zal nog meer dan het nu al is, een bron voor status en maatschappelijk aanzien worden. Ethisch gezien is er namelijk geen groot onderscheid te maken tussen het laten sterven van een “nutteloos” mens door deze een medische behandeling te onthouden, en omkoping bij bijvoorbeeld een keuringsinstantie, waardoor er een partij dodelijk giftige voedingswaren in omloop komt. Door een Fabrypatiënt om financiële redenen te laten sterven, leggen we de kiem voor gewetenloze daden in de toekomst. We vermoorden hiermee de ziel van Nederland.

De zaak ligt overigens minder zwartwit dan dit. Zo verlengt een veertig jaar durende behandeling voor de ziekte van Pompe de levensduur van een patiënt naar verluidt met twee jaar[2]. Een erg effectieve behandeling is het dus niet: deze levensverlenging bereik je ook door gezond te eten of af te vallen. Hier is het schrappen dus op zich wel een zinnig idee. Anders ligt dat bij de therapie voor de ziekte van Fabry, die invalide worden voorkomt. Deze stopzetten is zinloos en wreed.

Hoe moet het dan wel?
Ik denk dat ouders die een kind met Pompe of een andere erfelijke ziekte hebben, nooit meer samen kinderen mogen krijgen, tenzij na gentherapie of m.b.v. een ziektevrije donor. Meer in het algemeen zou elke Nederlander gescreend moeten worden. Op dit moment kost het rond de duizend euro om het complete genoom van een mens in kaart te brengen. Als we dit doen bij alle Nederlanders, uiteraard grondig versleuteld zodat alleen de persoon zelf er bij kan en verder alleen kan worden gecontroleerd of twee genomen samen een erfelijke ziekte opleveren, kunnen we veel ziektes opsporen. We zouden hiermee dragers van een erfelijke ziekte kunnen waarschuwen. Dit zou al veel ellende met zeldzame ziektes schelen.

Verder worden er heel veel geneesmiddelen volkom en onterecht voorgeschreven. Ritalin, voor actieve jongetjes, en statines, voor mensen met een wat hoog LDL-cholesterolgehalte, zijn klassieke voorbeelden. Een op elke zeven euro’s aan medicijnen werd enkele jaren geleden besteed aan statines. Dit terwijl statines de sterfte aan andere doodsoorzaken juist bleken te verhogen. Ook Ritalin is met enkele honderden miljoenen  per jaar een grote goudmijn voor de farmaceuten. Ik geloof dat door het schrappen van  medicijnen voor de genoemde twee zeldzame ziekten rond de 50 miljoen euro bespaard kan worden. Een schijntje vergeleken hiermee.

Lokaal produceren orphan drugs
Ook kan er kritisch gekeken worden naar de vergoedingen die de fabrikanten rekenen. Er zijn gevallen bekend waarbij een medicijn in de VS maar de helft kost van hier. Een stevige onderhandeling, in samenwerking met andere Europese landen, is hierbij een goed idee. Als uiterste redmiddel moet Nederland dit soort medicijnen anders zelf maar gaan fabriceren. Al te veel medelijden hoeven we niet te hebben met de roofzuchtige internationale farma-industrie, en zeker niet met de fabrikant van het Fabry-medicijn, Shire, dat door incompetente bedrijfsvoering grote tekorten aan het medicijn alfa-galactosidase deed ontstaan. Op dit moment zijn er technieken ontwikkeld waarmee een chemische fabriek heel snel nieuwe stoffen kan produceren. Een uitkomst voor de weesgeneesmiddelen die voor de behandelingen van dit soort ziekten nodig zijn. Het kan interessant zijn dit met meerdere landen samen te doen en het zo een internationaal karakter te geven.

Bronnen
1. DIFFERENCES IN COSTS OF AND ACCESS TO PHARMACEUTICAL PRODUCTS IN THE EU, Europees Parlement policy department, 2009 
2. Advies: stop met dure medicijnen, nos.nl (2012)
3. Fonds Zeldzame Ziekten, feiten en cijfers

Adderall vergroot de concentratie, maar kent gevaarlijke bijwerkingen.

Nieuwe trend: Mentale doping

Om succes te bereiken zoeken steeds meer mensen hun toevlucht tot psycho-actieve medicijnen. Welke medicijnen zijn het effectiefst, en de belangrijkste vraag: willen we dit wel?

Doping in de sport: gevaarlijk maar effectief

Adderall vergroot de concentratie, maar kent gevaarlijke bijwerkingen.
Adderall vergroot de concentratie, maar kent gevaarlijke bijwerkingen.

Profsporters hebben maar beperkte middelen om hun prestaties te verbeteren. Maar een beperkte hoeveelheid spierweefsel kan met natuurlijke middelen aangekweekt worden. Lichaamsbouw en lichamelijke aanleg levert de rest. Alleen door een combinatie van zeer hard trainen en een geschikte lichaamsbouw kan een sporter tot de wereldtop gaan behoren. De onderlinge verschillen worden ook steeds kleiner. De Tour de France, bijvoorbeeld, wordt doorgaans beslecht met een marge voor de winnaar van enkele minuten of minder. Let wel: het gaat hier om een parcours van meer dan drieënhalf duizend kilometer.

Geen wonder dus dat sporters naar het laatste redmiddel grijpen om nummer 1 te worden: chemische middelen. Bepaalde chemicaliën kunnen sporters extra energie geven, ze over een grens duwen die het lichaam eigenlijk niet aankan of het lichaam een prikkel geven extra spiermassa aan te kweken.  Doping is daarom een onuitroeibaar probleem. Zelfs draconische controles helpen niet, want sporters zijn goed op de hoogte van de laatste trucs om doping te maskeren. Sporters zetten graag hun gezondheid of zelfs hun leven op het spel, als ze er maar in slagen dat felbegeerde goud in de wacht te slepen.

Breindoping
Maar laten we die andere ratrace niet vergeten waaraan de rest van het werkende deel van de bevolking meedoet: de arbeidsmarkt. Werkenden, vooral in hogere, kennisintensieve beroepen,  concurreren net zo hard met elkaar als sporters. Hier concurreren mensen niet met hun lichaam, maar met hun brein. Slimmer zijn heeft duidelijk voordelen: als je studeert of een sollicitatiegesprek voert bijvoorbeeld. Het is daarom ook niet echt verrassend dat steeds meer mensen zogeheten smart drugs gebruiken om hiermee hun geestelijke capaciteiten op te voeren. Koffie is uiteraard een onschuldig voorbeeld, maar cognitie-bevorderende medicijnen rukken snel op.

Welke breindoping wordt veel gebruikt?

  • Modafinil.
    Modafinil wordt gewoonlijk voorgeschreven als middel tegen extreme slaperigheid. De stof stimuleert het aanmaken van noradrenaline en dopamine in de hersenen. Dit heeft als effect dat de gebruiker van modafinil zich beter kan concentreren, een beter werkgeheugen heeft en alerter is gedurende enkele uren. Om die reden is het goedje erg populair onder Britse studenten. Mogelijke bijwerkingen agressie, slapeloosheid en rusteloosheid. Volgens de Amerikaanse FDA: TEN, DRESS syndroom en Stevens-Johnson Syndroom
  • Methylfenidaat.
    Dit goedje, beter bekend onder de merknaam Ritalin, heeft een vergelijkbare werking als modafinil, maar bereikt dit door de afbraak van noradrenaline en dopamine te blokkeren. Het wordt massaal voorgeschreven aan ADHD-kinderen (modebegrip voor hyperactieve kinderen) en werkt eveneens concentratiebevorderend.
  • Adderall.
    Adderall is een merknaam voor een mengsel van meerdere amfetaminezouten. Ook Adderall werkt door de heropname van dopamine en norepinefrine te blokkeren.  Adderall heeft alle met amfetamine geassocieerde nadelen. De bloeddruk wordt verhoogd, wat een grotere kans op beroerten, hartaanvallen en het plotseling dood neervallen met zich meebrengt.

Zelf experimenteren is – zie de nare bijwerkingen – iets waar je heel goed over na moet denken. Deze medicijnen zijn alleen op recept te krijgen of via een illegale internetapotheek. Internetapotheken verkopen doorgaans rommel, vaak zelfs levensgevaarlijk. Alleen de internetapotheek NetPharm schijnt betrouwbare producten te leveren. Zij leveren de bovengenoemde geneesmiddelen echter niet.

Modafinil is een weinig gebruikt medicijn dat het werkgeheugen en concentratie verbetert. Je wordt er tijdelijk 'slimmer' van.
Modafinil is een weinig gebruikt medicijn dat het werkgeheugen en concentratie verbetert. Je wordt er tijdelijk 'slimmer' van, als je de bijwerkingen voor lief neemt

‘Smart drugs heilzaam’
Anders Sandberg van het Future of Humanity Institute van de Britse Oxford-universiteit denkt dat de drugs per saldo gunstig werken. Hij staat op het punt een onderzoek in Duitsland te beginnen naar de effecten van een aantal geestversterkende middelen, waaronder twee hormonen: ghreline, wat het hongergevoel versterkt, en oxytocine, het ‘knuffelhormoon’. Hij denkt hiermee het morele gehalte van studenten te kunnen verbeteren. Maar of dit soort experimenten nu zo moreel verantwoord is?

Slikken of stikken?
De kans is groot dat er in de toekomst nog veel krachtiger middelen worden ontdekt om de geest te versterken. De gevolgen zullen ingrijpend zijn. Zullen bedrijven hun werknemers verplichten een pil te slikken die hun IQ tijdens hun werk met twintig punten verhoogt? Hierdoor zou je iemand met een MBO-denkniveau tijdelijk kunnen laten werken als een academicus of een academicus als een genie. Met alle nadelen van dien – probeer maar eens iets op te zetten bij Mensa. Of wordt er voor examens en sollicitatiegesprekken juist een bloedproef gedaan om te checken of de sollicitant geen doping heeft gebruikt? We kunnen er maar beter op tijd over nadenken.

Chronische ziekten behandelen levert Big Pharma honderd maal zoveel op als een genezend middel.

VN-verdrag: universiteiten moeten medicijnonderzoek overnemen van Big Pharma

Gezondheidszorg is slecht en duur omdat de markt op de verkeerde manier wordt beloond. De taakverdeling tussen privaat en publiek moet voor een groot deel worden omgedraaid. Laat in een wereldwijd VN-verdrag vastleggen dat ieder land een vast percentage van de totale uitgaven aan gezondheidszorg besteedt aan universitair medicijn- en therapieonderzoek.

Chronische ziekten behandelen levert Big Pharma honderd maal zoveel op als een genezend middel.
Chronische ziekten behandelen levert Big Pharma honderd maal zoveel op als een genezend middel.

Ontwikkeling nieuw medicijn kost meer dan half miljard
In de westerse geneeskunde worden ziekten doorgaans behandeld met medicijnen (hoewel er ook andere geneeswijzen bestaan die steeds invloedrijker worden). Deze medicijnen worden ontwikkeld en op de markt gebracht door reusachtige farmaceutische concerns als Astra Zeneca, MSD en Pfizer. Geen wonder. Het ontwikkeltraject van nieuwe medicijnen is zo kostbaar (volgens onderzoek rond de achthonderd miljoen dollar, plm. € 600 miljoen per medicijn) dat alleen een zeer groot bedrijf de vele miljoenen miskleunen voor zijn rekening kan nemen.  Hoewel de kosten van de gezondheidszorg steeds verder uit de hand aan het lopen zijn, heeft deze gezondheidszorg er toch voor gezorgd dat de sterftekans voor diverse aandoeningen aanmerkelijk is gedaald. Zo was leukemie een halve eeuw geleden vrijwel altijd dodelijk, terwijl nu verreweg de meeste vaak jonge patiënten genezen.

Behandelen chronische ziekten lucratiever dan genezen
Het ontwikkelen van een medicijn kost dus meer dan een half miljard. Geen wonder dat er vermoedelijk nooit een geneesmiddel op de markt zal komen dat een ziekte radicaal geneest. Dat is economisch namelijk helemaal niet interessant. Bloeddrukverlagers of cholesterolverlagers moeten het hele leven geslikt worden en vertegenwoordigen daarmee een enorme cashcow. Een medicijn dat een kwaal radicaal geneest, moet misschien een paar weken geslikt worden. Daar verdient een bedrijf dus ongeveer honderd maal minder aan dan aan een middel dat een patiënt gedurende de rest van zijn of haar leven moet slikken.

Geen wonder dus dat de markt bijvoorbeeld vergeven is van medicijnen als de lucratieve statines (omzet in alleen al Nederland meer dan een miljard per jaar), die de chronische aandoening van een hoog cholesterolgehalte behandelen (en waarvan het nut voor de gezondheid uiterst omstreden is), terwijl er steeds minder werkzame antibiotica worden ontwikkeld. Met uiterst nare gevolgen: multiresistente bacteriestammen als MRSA en EHEC kunnen in landen met veel antibioticamisbruik zoals Italië en Griekenland, met geen enkel antibioticum meer behandeld worden.

Medicijnonderzoek is common good
Medicijnen produceren gezondheid. In principe zijn medicijnen voor alle mensen met een bepaalde ziekte heilzaam. Ziekten trekken zich niets aan van nationaliteit, afkomst of religie. Medicijnonderzoek is dus bij uitstek een humanitaire activiteit, die de hele mensheid tot voordeel strekt. Het is dus bespottelijk dat de overheid wel taken verricht die beter door de vrije markt kunnen worden verricht, zoals het opereren van ziekenhuizen, maar niet internationaal samenwerkt om goedkope en doeltreffende medicijnen te ontwikkelen.

Medicijnonderzoek door wereldwijd samenwerkingsverband van universiteiten en onderzoeksinstellingen
Ieder land, arm of rijk, moet in een VN-verdrag verplicht worden gesteld een bepaald percentage, bijvoorbeeld vijf of tien procent, van het gezondheidszorgbudget te besteden aan universitair onderzoek naar geneesmiddelen en therapieën. Hierbij tellen ook de privé-uitgaven aan gezondheidszorg mee. De resultaten van dit onderzoek moeten openbaar worden. De voordelen zijn enorm. Publieke druk zal er voor zorgen dat dit onderzoeksgeld vooral daar wordt besteed waar de meeste behoefte aan is, zoals doeltreffende antibiotica, ‘golden bullets’ tegen allerlei nu nog chronische ziekten en dergelijke. Ook in dictaturen als China zal dit gebeuren, al was het maar omdat het regime zo legitimiteit houdt. Ook private bedrijven kunnen onderzoeksbeurzen krijgen voor onderzoek en worden betaald al naar gelang de effectiviteit van hun onderzoek. Wel moet er een middel komen waarmee de efdectiviteit van het onderzoek wordt gemeten. Wellicht de citatieindex of een internationale visitatiecommissie?