waarneming

Taal en de maakbare wereld

Het is juni 1949 als George Orwell zijn visie op de toekomst van de wereld kenbaar maakt via het boek ‘1984’. In dit boek beschrijft Orwell het verhaal van Winston Smith, die als inwoner van Oceanie pijnlijk duidelijk de nadelen van een totalitair regime ervaart. Vooral bekend werd de slogan “Big Brother is watching you”, maar daarnaast weet Orwell nog een aantal andere krachtige ideeën in het verhaal te verwerken. Een van die ideeën is de introductie van Newspeak, een taal die gebaseerd is op het Engels maar die door het regime gereguleerd wordt. Dit houdt in dat woorden als bijvoorbeeld ‘vrij’ alleen maar gebruikt mogen worden in de betekenis van ‘de hond is vrij van luizen’ maar niet mag worden geassocieerd met ‘vrijheid’. Ook kunnen sommige misdaden niet gepleegd worden omdat de woorden ervoor niet bestaan (woorden als ‘moorden’ zijn verboden) en daardoor is de daad ook niet meer denkbaar. Zie hier een uitwerking van de principes van Newspeak. Een bizar idee. Of misschien toch niet?

 

De Sapir-Whorf hypothese

Het idee dat er een relatie is tussen taal en de manier waarop we denken en de wereld om ons heen waarnemen (de perceptie), is niet alleen in de literatuur aanwezig. Binnen de taalwetenschappen bestaat een soortgelijk idee, bekend onder de naam ‘Sapir-Whorf-hypothese’, welke twee varianten kent. De sterke variant gaat ervan uit dat taal de perceptie direct bepaalt; je kunt geen dingen denken die niet in de taal aanwezig zijn, zoals in Orwell’s Newspeak ook het geval is. De tweede en zwakkere variant gaat ervan uit dat taal de perceptie wel beïnvloedt, maar niet determineert. De eerste variant vindt weinig aanhangers binnen de wetenschap, omdat er bewijs is dat deze variant weerlegt. Zo kent het Frans wel woorden voor bosbes, aalbes en zwarte bes, maar niet voor de categorie ‘bessen’. Echter, Fransen kunnen zich wel degelijk voorstellen dat een dergelijke categorie bestaat, wat de sterke variant weerlegt.

De zwakkere variant van de Sapir-Whorf-hypothese vindt meer aanhang en er zijn dan ook vele onderzoeken die uitwijzen dat taal de waarneming beïnvloedt. Iemand die een andere taal spreekt, heeft letterlijk een andere perceptie van de wereld. Zo blijkt uit onderzoek dat Russisch sprekenden aanzienlijk sneller dan Engelsen zijn in het onderscheiden van verschillende soorten blauw, omdat er in het Russisch verschillende woorden bestaan voor licht blauw (‘goluboy’) en donker blauw (‘siniy’) (Winawer et al., 2007).

 

Taal en geheugen

‘Verpletteren’ of ‘raken’? Bron afbeelding: Wikipedia.

Behalve dat verschillend sprekenden verschillend onderscheid maken, blijkt ook dat situaties verschillend worden opgeslagen in het geheugen, afhankelijk van de woordkeuze. Zo lieten onderzoekers twee groepen mensen hetzelfde filmpje zien van een auto ongeluk. Aan de ene groep werd de vraag gesteld: “hoe hard reed de auto toen het de andere raakte?” en aan de andere groep kreeg de vraag: “hoe hard reed de auto toen het de andere verpletterde?” Tussen de antwoorden zat gemiddeld zo’n 15 km/u verschil (respectievelijk 51 km/u en 66 km/u). Maar naast dat de woordkeuze het inschattingsvermogen beïnvloedde, bleek dat toen enkele dagen later aan de deelnemers van het onderzoek gevraagd werd hoeveel bloed er bij het ongeval te zien was, de deelnemers van de tweede groep (de ‘verpletteraars’) een veel ernstiger ongeluk hadden onthouden. De woordkeuze beïnvloedde dus ook het geheugen! (bron onderzoek onbekend)

De invloed van taal op de perceptie houdt niet op bij het geheugen, het inschattingsvermogen of het maken van onderscheid in bijvoorbeeld verschillende kleuren. Uit wederom een ander onderzoek blijkt namelijk dat ook het morele oordeel over een situatie kan verschillen onder invloed van taal. Tijdens de show halverwege de Superbowl van 2004 was de borst van Janet Jackson per ongeluk te zien door toedoen van Justin Timberlake. Behalve dat deze happening een wereldwijde discussie veroorzaakte over wie er waarvoor verantwoordelijk kon worden gehouden, was dit voor taalwetenschappers ook een interessante case. Wederom waren er bij een van de onderzoeken twee groepen proefpersonen, waarbij de ene groep de situatie agentief beschreven kreeg (dat wil zeggen dat de betrokken persoon wel wordt genoemd) en de andere groep non-agentief (zonder dat de persoon genoemd wordt). Achteraf werd de vraag gesteld of Justin Timberlake schuldig was, en welke boete hij zou moeten betalen. De groep waarbij in de omschrijving de betrokken persoon niet expliciet werd genoemd (de non-agentieve beschrijving) bleek de situatie voor Justin Timberlake gemiddeld veel milder te beoordelen (Fausey en Boroditsky, 2010).

Het onderscheid tussen agentieve en non-agentieve beschrijvingen komt vooral veel voor tussen verschillende talen. Zo zijn we in Nederland, net als de Engelsen, gewend aan agentieve beschrijvingen. Wij zouden Justin Timberlake dan ook veel sneller verantwoordelijk achten dan bijvoorbeeld de Spanjaarden, die een met name non-agentieve taal kennen. Als je in Spanje een boek bent kwijtgeraakt, kun je zeggen dat “het boek zich aan mij heeft kwijt geraakt”. Klinkt dit bizar? Bedenk dan eens hoe Spanjaarden zullen denken over onze uitdrukking “ik heb mijn arm gebroken”.

 

Geen Newspeak

Hoewel sprekers van verschillende talen een verschillende perceptie van de wereld hebben, is het onmogelijk om te zeggen welke taal de beste is. Zo zei Frederick II of Prussia lang geleden al: “Ik spreek Engels tegen mijn accountants, Frans tegen mijn ambassadeurs, Spaans tegen mijn meesteressen, Italiaans tegen mijn God en Duits tegen mijn paard.” Iedere taal kent zijn voor- en nadelen. Maar dat talen verschillen in de invloed op de perceptie van de wereld, daar is enorm veel onderzoek naar gedaan. Al deze onderzoeken beamen het idee van een zwakkere variant van de Sapir-Whorf-hypothese, die ervan uitgaat dat taal de perceptie slechts beïnvloedt. De sterke variant, die ervan uitgaat dat taal het denken determineert, kent weinig tot geen bewijs. Gelukkig maar, want dit betekent dat Newspeak en daarmee het sobere Oceanië van Orwell, geen werkelijkheid zullen worden.

Andere interessante voorbeelden:

  • Engelsen kennen geen woord voor ‘leedvermaak’. Kennen ze ook geen leedvermaak?
  • Het Nederlandse woord ‘gezelligheid’ kent geen goede vertaling in het Engels. Daarentegen kent het Engelse woord ‘cosy’ geen precieze vertaling in het Nederlands.
  • Uit onderzoek van Boroditsky (2009) blijkt dat Duitsers meer vrouwelijke eigenschappen aan ‘bruggen’ toekennen, terwijl Spanjaarden meer mannelijke eigenschappen noemen als ze wordt gevraagd bruggen te beschrijven. Dit heeft te maken met het grammaticaal geslacht van het woord in de taal. Voor ‘sleutel’ geldt het omgekeerde; ‘sleutel’ is mannelijk in het Duits en vrouwelijk in het Spaans.
  • Bij een onbedoelde actie (zoals het omstoten van een vaas) zijn Engelsen beter in het onthouden wie het gedaan heeft dan Spanjaarden, vermoedelijk omdat zij dit encoderen in de taal (Fausey en Boroditsky, 2011).
  • Zie ook mijn andere verwante artikel: Taal, waarneming en de perceptie van de wereld.

Bronnen:

Sterk vergroot is ook voor mensen het kleurverschil duidelijk waarneembaar.

Hartslag uit video vastgesteld

Een nieuwe verzameling softwarealgoritmes kan voor mensenogen onwaarneembare informatie uit video-opnames halen, zoals hartslag en bloedstroom in het gezicht, en wellicht dus zelfs worden gebruikt als leugendetector. De toepassingen van deze software zijn legio.

Sterk vergroot is ook voor mensen het kleurverschil duidelijk waarneembaar.
Sterk vergroot is ook voor mensen het kleurverschil duidelijk waarneembaar.

Het algoritme, Eulerian video magnification genoemd door de computerwetenschappers die de techniek ontwikkelden, ontleedt elk frame van de video op bepaalde kenmerken, zoals ritmische verschijnselen, en vergroot deze vele malen. Dan kan je onder meer denken aan de variaties in doorbloeding van het gezicht als gevolg van de hartslag. In feite is de techniek te vergelijken met optiek, zoals vergrotende lenzen, aldus de ontwikkelaars. Met dit verschil dat hier softwarematige beeldbewerking wordt gebruikt.

Mensen
De techniek kent meerdere nuttige toepassingen. Het meest voor de hand ligt medische diagnose. De hartslag die het apparaat vaststelt kan dan worden gecheckt met de gemeten hartslag van intensive-care apparatuur. In feite kan elk kenmerk dat zwak waarneembaar is worden vastgesteld, ook bijvoorbeeld de bijna onzichtbare beweging van de borstkas van een baby. je zou deze techniek ook in bewakingscamera’s toe kunnen passen. Als mensen tekenen van grote opwinding vertonen, wat zich kenmerkt dor een snellere hartslag, is de kans groter dat ze op het punt staan een criminele daad te begaan. Je kan ook denken aan software om menselijke verkopers bij te staan. Een plotselinge vergroting van iemands pupillen, bijvoorbeeld, wijst op een grote interesse en dus het juiste moment voor de verkoper om toe te slaan. Ook de zwakke lichamelijke signalen die voor komen bij mensen die liegen, zijn met behulp van deze techniek vast te stellen.

Sterkte
Een wat minder omstreden toepassing is het controleren van de structurele stevigheid van bijvoorbeeld grote bouwwerken of mechanische onderdelen. Vaak is er een karakteristieke frequentie  die aangeeft dat bijvoorbeeld een brug op het punt staat het te begeven. Dit systeem kan trillingen in deze frequentie waarnemen en in dit soort gevallen zo van levensbelang zijn. Ook kapotte onderdelen horen zo tot het verleden: de ontwerper kan van een prototype snel vaststellen welke microbewegingen het maakt.

Weinig eisen aan kwaliteit videomateriaal
Opmerkelijk is dat ieder type videomateriaal kan worden gebruikt. Wel zullen ruis en storingen worden uitvergroot. Een betere camera geeft dus betere en nauwkeuriger uitkomsten. Ieder bekend videoformat kan worden gebruikt. Zullen straks TV-beelden van politici tijdens verkiezingen door de mangel worden gehaald om de jokkebrokken er uit te pikken? Het zou een uitkomst zijn.

Bron
Eulerian Video Magnification, MIT (2012)

De axolotl jaagt mede op elektrische signalen. Helaas valt zijn woongebied samen met Mexico Stad, een van de allergrootste steden ter wereld.

Voorouder mens had zesde zintuig

De gemeenschappelijke voorouder van de meeste vissen – waaronder zoogdieren als de mens – beschikte over het vermogen elektrische velden waar te nemen. Zou het mogelijk zijn dat de mens nog steeds over dit rudimentaire vermogen beschikt en zou dit zintuig door genetische manipulatie weer tot leven te wekken zijn?

De vis in ons
We zijn allen vissen. Wij mensen hebben meer gemeen met bijvoorbeeld de kwastvinnige coelacanth en  longvis dan deze dieren gemeen hebben met de lamprei, haai of een straalvinnige, zoals de kabeljauw. De recente ontdekking dat de gemeenschappelijke voorouder van de meeste vissen, waaronder hen die zich hebben ontwikkeld tot landdier, over een “zesde zintuig” beschikte, hebben dus ook gevolgen voor ons zelfbeeld

Voorouder kon elektrische velden waarnemen
Naar nu blijkt, was de eerste voorouder van verreweg de meeste gewervelde diersoorten (uitgezonderd kaakloze vissen als lampreien en dergelijke) een dier dat beschikte over het vermogen elektrische velden in zeewater waar te nemen door een lijn van zogeheten elektroreceptoren langs de huid van de zijkanten van het lichaam.

De axolotl jaagt mede op elektrische signalen. Helaas valt zijn woongebied samen met Mexico Stad, een van de allergrootste steden ter wereld.
De axolotl jaagt mede op elektrische signalen. Helaas valt zijn woongebied samen met Mexico Stad, een van de allergrootste steden ter wereld.


Axolotl kan ook velden waarnemen

Dit systeem is nog aanwezig in veel beenvissen. Ook de axolotl, een bedreigde salamandersoort die de pech heeft dat zijn leefgebied samenviel met het compleet volgebouwde meer dat nu Mexico-Stad is, beschikt over exact dit systeem. Uit embryologisch en genetisch onderzoek is nu bekend dat beide systemen zowel in lepelsteuren (straalvinnige vissen) als in de axolotl (immers een afstammeling van kwastvinnige vissen)  op dezelfde wijze functioneren. Ook de genen die hierbij betrokken zijn zijn homoloog (hebben dezelfde oorsprong). Dit wijst op een gemeenschappelijke evolutionaire oorsprong.

In reptielen en de diergroepen die daar uit voorgekomen zijn: de zoogdieren en de vogels, is dit systeem verdwenen, omdat het op het droge zinloos is. Voor de axolotl, die op kleine waterdieren jaagt in modderig water, is dit zintuig juist zeer nuttig.

De lepelsteur Polyodon spathula jaagt nog steeds met waarneming van elektrische signalen.
De lepelsteur Polyodon spathula jaagt nog steeds met waarneming van elektrische signalen.

Voorouder was diepzeehaaiachtige vis
De voorouder van zowel de meeste vissen als gewervelde landdieren (inclusief uiteraard amfibieën, zeereptielen en -zoogdieren) moet, concluderen de onderzoekers, daarom veel weg hebben gehad van een haai: een roofvis die in de diepzee leefde (waar nauwelijks licht is) en door middel van elektrische signalen op prooien joeg. De diepzee is een plaats die weinig last heeft van natuurrampen; diepzeeschepsels zouden de meeste rampen overleven. Zou onze voorouder hier een vernietigende uitsterfgolf hebben overleefd? Op zich een zeer aannemelijk verhaal.

Opmerkelijk genoeg is er een primitief zoogdier, het eierleggende vogelbekdier, dat ook over elektrische waarneming beschikt. Wel werkt dit systeem via de neus en niet via sensoren aan de zijkant van zijn harige lichaam.

Wel kunnen we ons afvragen welke functie dit systeem nu vervult. We weten immers dat de natuur een kei is in dingen hergebruiken. Zouden bepaalde voorgevoelens van bijvoorbeeld aardbevingen bij dieren als olifanten te maken kunnen hebben met het waarnemen van elektrische velden? Dit kan uiteraard ook op een heel andere manier gebeuren.
Zou dit systeem weer in mensen, bijvoorbeeld een toekomstige aquatische mensensoort, kunnen worden gereactiveerd? Stof voor veel toekomstig onderzoek.

Bronnen
Most Vertebrates — Including Humans — Descended from Ancestor With Sixth Sense, ScienceDaily (2011)
Melinda S. Modrell, William E. Bemis, R. Glenn Northcutt, Marcus C. Davis, Clare V.H. Baker, Electrosensory ampullary organs are derived from lateral line placodes in bony fishes. Nature Communications, 2011

Taal, waarneming en de perceptie van de wereld

Afgelopen week ontstond er tijdens een college taalwetenschap een interessante discussie. Uit verschillende onderzoeken blijkt namelijk dat de taal die je spreekt sterk van invloed is op hoe je de wereld ervaart. Zo wordt er in het Russisch onderscheid gemaakt tussen twee verschillende kleuren, die wij in Nederland beide als ‘blauw’ zouden markeren. Onderzoek van Winawer et al. (2007) toont aan dat door dit verschil in de taal er ook sneller gereageerd wordt bij het onderscheiden van deze kleuren. Kortom: de taal heeft invloed op de beleving van de wereld. Dit wekt natuurlijk vragen op.

Een medestudent vroeg zich – terecht – af of de Russen de wereld dan ook daadwerkelijk anders zien. Je zou zeggen dat dit niet kan; licht heeft immers een bepaalde frequentie wat de kleur ervan bepaald, en de anatomie van de Russische en Nederlandse ogen verschillen ook niet aantoonbaar. Je kan dus niet zeggen dat Nederlanders en Russen de wereld werkelijk anders zien, maar wel dat ze het anders interpreteren.

Visuele informatie dat via het oog binnen komt wordt achter in de hersenen, in de occipitale kwab waar de primaire en secundaire visuele cortex liggen, verwerkt. Hier wordt in zekere zin een ‘selectie’ gemaakt van de belangrijke en minder belangrijke informatie en wordt er betekenis aan toegevoegd, wat voor de interpretatie van de wereld zorgt. Een ingewikkeld verhaal, wat ik zal illustreren aan de hand van een tweetal voorbeelden uit het boek ‘De man die zijn vrouw voor een hoed hield’ van Oliver Sacks.

Dr. P
Sacks is neuroloog en bekend om zijn boeiende verhalen waarin hij de lezer mee neemt in de wereld van zijn patiënten. Het eerste voorbeeld dat ik wil aanhalen is het verhaal achter de titel van het boek. Daarin vertelt Sacks het verhaal van dr. P die bijzonder muzikaal was, maar waarbij het onder andere aan de verwerking van de visuele informatie schort. Een klein voorval zoals beschreven in het boek:
‘Uw schoen,’ herhaalde ik, ‘u zou hem kunnen aantrekken.’
(…) Eindelijk bleef zijn blik rusten op zijn voet: ‘Dat is toch mijn schoen?’
Hoorde ik het verkeerd? Zag hij het verkeerd?
‘Mijn ogen’ legde hij uit en bracht een hand naar zijn voet. ‘Dit is mijn schoen toch?’
‘Nee, nee. Dat is uw voet. Daar is uw schoen.’
‘Ach, ik dacht dat dat mijn voet was.’

Behalve dit voorval beschrijft Sacks hoe hij dr. P leerde kennen en hoe gefascineerd hij door hem was. Zo vond dr. P tijdens een van de onderzoeken dat het genoeg was geweest en begon zijn hoed te zoeken. “Hij strekte zijn hand uit, kreeg het hoofd van zijn vrouw te pakken en probeerde dat op te tillen om het op zijn eigen hoofd te zetten. Blijkbaar had hij zijn vrouw voor een hoed gehouden!”

De tweeling
Een tweede voorbeeld dat ik wil aanhalen uit het boek is het verhaal van een tweeling die gelabeld was als zogenaamde idiots savants; gekken die op een bepaald onderdeel heel goed waren. Deze tweeling, John en Michael, waren in staat te zeggen op welke dag van de week een datum ver in het verleden of de toekomst zou vallen. Maar behalve dat, kwam Sacks erachter dat er nog meer met de twee aan de hand was.
Toen op een dag een doos lucifers van de tafel viel, riepen beiden tegelijk ‘111’, waarna de ene ‘37’ zei, de ander dit herhaalde en de eerste het nogmaals herhaalde. Sacks telde de lucifers en het bleken er inderdaad 111 te zijn.
‘Hoe konden julliedie lucifers zo vlug tellen?’ vroeg ik.
‘We hebben ze niet geteld,’ zeiden ze. ‘We zagen de 111.’
(…) ‘En waarom mompelden jullie “37” en herhaalden jullie dat twee keer?’ vroeg ik de tweeling.
Ze antwoordden eenstemmig: ’37, 37, 37, 111.’

De tweeling had in één oogopslag de 111-heid van de lucifers gezien, maar behalve dat het ook nog eens ontbonden in twee factoren die beide priemgetallen zijn: 3 maal 37 is 111.
‘Hoe berekenen jullie dat dan?’ vroeg ik tamelijk fel.
(…) Ze leken verbaasd over mijn verbazing, alsof ik op een of andere manier blind was; en het gebaar van John bracht een buitengewoon gevoel van directe, ervaren realiteit over. Is het mogelijk, zei ik bij mezelf, dat ze op een of andere manier de eigenschappen kunnen ‘zien’?

En deze laatste vraag die Sacks zichzelf stelt, brengt me weer bij de discussie van afgelopen week. Het is namelijk in zekere zin dezelfde vraag die de medestudent stelde. Onze taal, onze waarneming en onze perceptie zijn nauw met elkaar verbonden in de hersenen. Hoe alles met elkaar in verband staat en in welke mate het invloed heeft, is nog onderwerp van discussie in verschillende onderzoeksgebieden. Maar dat we de komende jaren nog veel interessants gaan ontdekken op dit gebied, staat wel vast.

N.b. Toevallig stond afgelopen week op nu.nl ook een ‘nieuwsbericht’ (met weinig nieuwswaarde) omtrent dit onderwerp: ‘Vreemde taal leren verandert kijk op de wereld‘.

De aminozuurverdeling in materiaal van biologische oorsprong wijkt sterk af van die in materiaal van anorganische oorsprong.

Universele chemische handtekening leven ontdekt

Leven met een aardse biochemie ontdekken is niet zo moeilijk. Er zijn bepaalde moleculen, denk aan het suikermolecuul glucose, die alleen in aardse organismen voorkomen. Maar hoe bepaal je of die veelbelovende borrelende moddervulkaan op een verre exoplaneet wordt veroorzaakt door een anorganisch proces of toch door leven met een totaal andere chemie dan dat op aarde? De Californische biochemicus Evan Dorn en zijn team vonden een methode, een chemische handtekening van het leven..

Meercellig leven op een gasreus heeft mogelijk veel weg van een ballon.

Buitenaards leven: zoeken naar een spook
Buitenaards leven kan net als het aardse leven op DNA gebaseerd zijn.
Het is alleen zeer de vraag of dat de enig denkbare mogelijkheid is. Zo is ons zonnestelsel extreem rijk aan zuurstof. Misschien dat er op andere planeten planten voorkomen die geen zuurstof uitstoten maar chloor (wat in theorie meer energie oplevert). Op zeer koude planeten komt er misschien leven voor dat niet in water zwemt maar in vloeibaar methaan of ammoniak. Misschien bestaan er levende rotsen, bestaande uit siliciumverbindingen die extreem traag leven en bewegen. Of, op een Io-achtige wereld, is zwavel het elixir van het leven.

De handtekening van het leven
Dorn en zijn team vergeleken buitenaardse bronnen van aminozuren (koolstofchondrieten, koolstofrijke meteorieten) met synthetisch geproduceerde en door aardse organismen geleverde mengsels van aminozuren. Aminozuren zijn de bouwstenen van eiwitten. Het bleek dat in de twee mengsels van anorganische oorsprong de verdeling van aminozuren exact gelijk is aan wat op grond van thermodynamische overwegingen verondersteld mag worden. Hoe meer energie het kost een bepaald aminozuur te maken, hoe minder het voorkomt. In organische mengsels wijkt de verdeling sterk af van het thermodynamisch verwachtte mengsel.

handtekening van het leven
De aminozuurverdeling is heel anders bij levende organismen, dan bij anorganisch ontstane aminozuren. Bron: [1]
Handtekening blijkt universeel

Het zou kunnen dat dit effect alleen bij leven met een aardse biochemie optreedt. Dus nam Dorn een tweede proef, deze keer met computergesimuleerd leven. Avida is een simulatiemodel waarin uit elementaire bouwstenen bestaand kunstmatig leven instructies uitvoert. Reeksen, ‘moleculen’, met de juiste instructies kunnen zichzelf kopiëren. Hierbij putten ze uit de voorraad rondzwervende bouwstenen. Dorn mat de frequenties waarin bouwstenen voorkwamen voordat en nadat evolutie was opgetreden.

De frequenties bleken na de evolutie sterk af te wijken van de ‘normale’ frequenties. Bepaalde ‘moleculen’ werden door het Avidaanse leven veel vaker opgenomen dan andere. Kortom: het lijkt hier te gaan om een universele eigenschap van leven. Leven zorgt er op de een of andere manier altijd voor dat chemicaliën in een andere verhouding voorkomen dan volgens thermodynamische berekeningen te verwachten is. Kortom: er is een duidelijek handtekening van het leven te ontdekken.

Op zoek naar planeten met leven
We kunnen nu in principe in de atmosfeer van planeten op vele lichtjaren afstand ontdekken of er leven voorkomt. We hoeven slechts te letten op de relatieve sterkte van het spectrumsignaal voor bepaalde stoffen. Wijkt deze sterk af van wat te verwachten is op een anorganische wereld, dan is dit een definitief bewijs dat deze wereld leven bevat. Of het nu om een chloor-ademende kwal gaat, een zwaveletende schimmel of toch een op koolstof gebaseerde levensvorm, de methode werkt in principe op iedere op scheikunde gebaseerde levensvorm.

Bron

ArXiv