Zoekresultaten voor: open source science

Onderzoeksleider Rick Rashid demonstreert real-time vertaling van Engels in Mandarijn. Bron/copyright: Microsoft Research

Microsoft ontwikkelt directe vertaler gesproken Mandarijn

We horen de laatste tijd niet veel van de softwaregigant in Redmond, maar stil zitten doen ze bij Microsoft Research bepaald niet. Een oude science fiction droom, real life vertaling van gesproken tekst, wordt nu realiteit. Slechts enkele seconden zijn voldoende voor de software om het gesproken Engels om te zetten in gesproken Mandarijn-Chinees, een totaal niet aan het Engels verwante taal. De Chinese toehoorders waren diep onder de indruk…

Taallessen hebben mogelijk hun langste tijd gehad met deze technische doorbraak op rekening van Microsoft. Niet alleen kan deze nieuwe vertaalsoftware van Microsoft met slechts enkele seconden vertraging gesproken Engels vertalen in gesproken Chinees, de software gebruikt hiervoor ook de intonatie en het stemgeluid van de spreker. De technologie werd 25 oktober 2012 gedemonstreerd door onderzoeksdirecteur Rick Rashid in de Chinese stad Tjianjin. De vertaling van Engels in Mandarijn begint in het filmpje op 07.30.

Onderzoeksleider Rick Rashid demonstreert real-time vertaling van Engels in Mandarijn. Bron/copyright: Microsoft Research
Onderzoeksleider Rick Rashid demonstreert real-time vertaling van Engels in Mandarijn. Bron/copyright: Microsoft Research

De implicaties, ook voor Nederland, zijn enorm. Telefonische verkoop en andere diensten, die gesproken kennis van een andere taal vereisen, kunnen nu echt geoutsourced worden naar lage-lonen landen. Of, waarschijnlijker, ondernemers in de lage-lonen landen zullen nu massaal telefonisch gaan verkopen in de Europese landen die tot nu toe onbereikbaar waren wegens de taalbarrière. Ook zullen diensten als secretariële ondersteuning en advisering in hoog tempo overgenomen kunnen worden door vaak goed opgeleide Indiërs, Chinezen en Zuidoostaziaten. Omgekeerd betekent dit ook dat vanuit Nederland bijna de hele wereld kan worden bediend, ook gebieden waar men geen Engels spreekt. Ook politici die voor binnenlands gebruik andere dingen zeggen dan voor het buitenland, worden direct ontmaskerd. Dit is het begin van het openen van de intellectuele grenzen tussen de diverse taalgebieden. Er komt een einde aan de linguïstische toren van Babel. Taalgebieden die op dit moment afgesneden zijn van de rest van de wereld, zoals het Arabische taalgebied, zullen binnen enkele jaren worden overstroomd met informatie uit de rest van de wereld. Want Rashid verwacht dat binnen enkele jaren taalbarrières iets van het verleden zullen zijn. We zullen dan literair kunnen flirten met gefrustreerde Saoedische huisvrouwen, een Inuit uit Nuuk advies kunnen vragen over de beste manier om zalm te roken, Azteekse poëzie in het klassiek Nahuatl kunnen begrijpen en in klassiek Latijn gregoriaans zingen.

De mogelijkheden worden pas echt ongekend als deze vaardigheden worden gekoppeld aan een semantisch systeem. Zo wordt het mogelijk kunstmatige intelligentie systemen te bouwen die in staat zijn om vragen met een hoog abstractiegehalve te beantwoorden. Mensen kunnen dan met een digitale persoonlijke assistent op zak lopen, die voor ze dingen uitzoekt en regelt. Kortom: een leven leidt als een adellijke heer of dame enkele eeuwen geleden, maar dan zonder voortdurend risico om vermoord te worden of te sterven aan een simpele infectieziekte.

bron
Microsoft Research (2012)

‘Innovatie van geneesmiddelen heeft commerciële drive nodig’

(Artikel overgenomen van DUB)

De farmaceutische industrie ligt stevig onder vuur over de hoge prijs van weesgeneesmiddelen. De grote multinationals vragen immoreel hoge prijzen voor vaak slecht werkende geneesmiddelen, is de kritiek van onder meer UU-hoogleraar Huub Schellekens. Jan Raaijmakers, hoogleraar Pharmaceutical Technology Assessment in Utrecht, maar werkzaam bij de farmaceutische gigant GlaxoSmithKline (GSK) geeft een weerwoord.

Jan Raaijmakers. Bron: DUB

Ergens halverwege het gesprek zucht Raaijmakers. “Wat we ook doen, winnen zullen we het nooit. Ik ben heel pessimistisch over de kans dat wij als farma-industrie ooit het imago zullen krijgen dat we verdienen, gezien wat we voor de maatschappij betekenen. Je hoeft het echt niet met alles wat we doen eens te zijn, maar ontken niet dat we ook grote verdiensten hebben. Bijna alle geneesmiddelen die nu in de tas van de dokter zitten en waarvan het merendeel inmiddels vrijwel tegen kostprijs verkrijgbaar is, zijn door ‘big pharma’ ontwikkeld’.

Zo heeft de komst van inhalatiesteroïden in de jaren zeventig niet alleen de kosten voor de gezondheidszorg enorm verlaagd, maar ook de kwaliteit van leven van miljoenen astmapatiënten over de hele wereld spectaculair verbeterd. Datzelfde geldt voor maagpatiënten, die als gevolg van de ontwikkeling van maagzuurremmers in veel gevallen geen dure operatie meer hoeven ondergaan.”

Jan Raaijmakers (1952) is vice president external scientific collaborations GlaxoSmithKline Europe. Hij begon als analist bij de vakgroep longziekten in Utrecht, studeerde in de avonduren biologie en farmacologie en promoveerde aan de Universiteit Utrecht. Sinds 1988 is hij werkzaam bij Glaxo, (huidige GlaxoSmithKline) dat wereldwijd behoort tot de grootste innovatieve farmaceutische bedrijven. Onder meer als medisch directeur, director science and business development en commercial director (verantwoordelijk voor diverse aandachtsgebieden). Huidige funktie V.P. External Scientific Collaborations Europe.

Raaijmakers is sinds 1998 hoogleraar Technology Assessment van geneesmiddelen bij het departement Farmaceutische Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Ambassadeur voor innovatieve industrie en samenwerking tussen academie en industrie. Belangrijke aandachtsgebieden van hem zijn: het spanningsveld tussen innovatieve industrie en overheid, geneesmiddelen voor ontwikkelingslanden.
Op zijn werktafel ligt een stapel knipsels waarin de farmaceutische industrie de volle laag krijgt. Aanleiding is het voornemen van Zorgverzekeraars Nederland om extreem dure geneesmiddelen zoals het middel tegen de zeldzame ziekte van Pompe niet langer te vergoeden. Dat bracht directievoorzitter Büller van het Erasmus Medisch Centrum ertoe om de overheid voor te stellen de farmaceutische industrie buiten spel te zetten door deze zogeheten weesgeneesmiddelen zelf te gaan produceren.

Schellekens gooide in de Volkskrant olie op het vuur met zijn stelling dat zo’n middel niet meer dan een paar tientjes hoeft te kosten. Hij verweet de bedrijven hun patenten te misbruiken om de prijzen hoog te houden. En voor wie nog steeds niet overtuigd was van de kwade bedoelingen van de farmaceuten, deed de boete van drie miljard dollar voor GSK vanwege onjuiste promotieactiviteiten de deur dicht. Hoe valt er nog vol te houden dat ‘Big Pharma’ ten onrechte een slecht imago heeft?

Raaijmakers geeft toe dat zijn branche het er tot op zekere hoogte zelf naar heeft gemaakt. “Er zijn met name in het verleden soms dingen gebeurd die niet door de beugel kunnen. Er zijn hoge winsten gemaakt en er is lange tijd een cultuur dominant geweest, ook bij ons, waarin geld verdienen op de eerste plaats kwam. De boete die wij onlangs opgelegd kregen is een erfenis uit die tijd, de jaren negentig van de vorige eeuw.

“Om die reden heb ik een jaar of tien geleden op het punt gestaan om bij GSK weg te gaan. Ik voelde me in die sfeer niet thuis, maar Andrew Witty heeft mij gevraagd te blijven en toen hij in 2004 de nieuwe CEO werd is er bij ons gelukkig een andere wind gaan waaien. En dat geldt ook voor een aantal andere bedrijven. Dat moet ook wel, want de bomen groeien al lang niet meer tot in de hemel. Er staan flink wat bedrijven aan de rand van de afgrond. GSK doet het nog relatief goed, maar toch is bijvoorbeeld dit jaar bij ons een reisstop ingesteld om de kosten te drukken.”

Dat mag dan zo zijn, toch zijn geneesmiddelen volgens criticasters nog steeds veel te duur, vooral als gevolg van de patenten waarmee de bedrijven goedkope concurrenten lange tijd buiten de deur kunnen houden. Kunnen we die patenten niet beter afschaffen, zoals Schellekens voorstelt?
“Dat is een naïef idee. Geen bedrijf zal bereid zijn om tegen hoge kosten een geneesmiddel te ontwikkelen wanneer generieke producenten, bedrijven die zelf niet aan ontwikkeling doen, er vervolgens tegen kostprijs mee aan de haal kunnen gaan. Bedenk wel dat maar één van de tien nieuwe middelen die wij ontwikkelen, de markt bereikt en dat daarvan niet meer dan de helft winstgevend is. Dat betekent dus dat we in negen van de tien gevallen veel geld uitgeven zonder dat daar inkomsten tegenover staan.

“Onlangs werd bekend dat een potentieel nieuw Alzheimer middel, waarin inmiddels al anderhalf miljard euro was geïnvesteerd, na grootschalig onderzoek toch niet bleek te werken. De ontwikkeling van dat middel is door de fabrikant stopgezet en de investering kan dus als verloren worden beschouwd. Hoe kan dat bedrijf die klap opvangen als het op de weinige wel succesvolle middelen geen winst meer zou kunnen maken?”

Een veel gehoord verwijt is dat bedrijven minuscule veranderingen in een geneesmiddel gebruiken om een verlenging van het patent te bewerkstelligen en zo goedkopere concurrenten buiten de deur te houden.
“Dat is inderdaad gebeurd. Ik heb zelf indertijd bij Glaxo meegewerkt aan de ontwikkeling van Zantac-bruis naast het gewone tablet, waardoor het patent op Zantac kon worden verlengd. Het enige verschil was dat Zantac-bruis sneller oploste en dus iets eerder verlichting bracht. Was dat een patentverlenging waard? Achteraf denk ik van niet, maar het kon en dus deden we het. Nu zouden de verzekeraars zeggen: dikke neus, hier betalen we niet voor. In dat opzicht zijn de tijden sterk veranderd.”

Volgens Büller en Schellekens is er een goed alternatief voor de commerciële farma: vertrouw de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen toe aan de wetenschap.
“Dat lijkt me geen verstandig plan. Tot aan het eind van de jaren veertig was dat de gangbare aanpak, maar veel heeft die niet opgeleverd. De enorme boom in de productie van succesvolle nieuwe geneesmiddelen in de periode daarna is te danken geweest aan twee factoren; de invoering van het patent op wetenschappelijke vondsten en de komst van commerciële bedrijven die risico durfden nemen..

“Ik ben ervan overtuigd dat geneesmiddeleninnovatie een commerciële drive vereist. Allereerst moet je een molecuul ontwikkelen en daarvan een geneesmiddel maken en daarna zijn er tal van studies met veel patiënten nodig om aan te tonen dat het gaat om een effectief middel zonder nadelige bijwerkingen. Met name die kwaliteitscontrole, die door patiënten zeer op prijs wordt gesteld, is kostbaar. Dat werk wordt bij ons gedaan door duizenden zeer toegewijde mensen. Dat kun je niet zo maar naar een universiteit of een ministerie overplaatsen.”

Hoe moet het dan wel?
“Een model waar ik zelf aan heb meegewerkt, is dat van de public-private partnerships. In zulke vaak door de overheid gesubsidieerde samenwerkingsverbanden bundelen universiteiten en de industrie hun kennis om zo de specifieke kracht van elke partner optimaal te benutten. In dat model bepalen de partners samen wat voor middelen er ontwikkeld zullen gaan worden. De universiteiten brengen hun fundamentele kennis in en de bedrijven zorgen, naast hun eigen research, voor het kapitaal, en de ontwikkeling en marketing van de producten. Wij werken nu een jaar of zes intensief op deze manier en inmiddels hebben we een van de beste ‘pijplijnen’ van nieuwe geneesmiddelen van de wereld. Dus dat model werkt.

“In 2015 zit de helft van alles wat wij in R&D stoppen in dit soort samenwerkingsverbanden en niet meer in huis. Alleen al in Nederland hebben we het dan, bij succesvol onderzoek, over een investering van ongeveer 3,5 miljard euro voor de komende 5 jaar. Bedenk eens wat dat voor de economie betekent. Ook uit financieel oogpunt lijkt het idee van Büller me daarom niet zo zinnig. Als universiteiten de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen zelf ter hand zouden nemen, zoals hij wil, dan blijft voor farmabedrijven dus alleen de productie en de marketing over. Er bestaan nu ook al bedrijven die zich daartoe beperken, maar die staan zo langzamerhand allemaal in India en China. Het voorstel van Büller betekent dus in feite dat de farmaceutische industrie uit de westerse wereld zou verdwijnen. Willen we dat echt?”

We zouden dan wel aanzienlijk minder geld kwijt zijn aan dure geneesmiddelen.
“Dat is nog maar de vraag, want zoals ik al eerder heb gezegd, is de tijd van hoge winsten voorbij Van de zeven miljard euro die we jaarlijks in Nederland aan geneesmiddelen besteden, betreft vijf a zes miljard oude middelen die uit patent zijn en die nu vrijwel tegen kostprijs in de apotheek liggen.”

Maar op nieuwe middelen wordt toch nog steeds fors verdiend?
“Als het goed is wordt er op verdiend, ja, maar veel minder dan men denkt. Met de komst van marktwerking in de zorg zijn het de overheid en verzekeraars die bepalen of een product wordt opgenomen in het pakket. We kunnen wel van alles en nog wat vragen, maar dat wil niet zeggen dat we het ook krijgen.”

De discussie over weesgeneesmiddelen suggereert anders het tegendeel. Onder druk van patiëntenorganisaties is de overheid min of meer gedwongen om de hoge prijs van zo’n middel te accepteren.
“Ik geef toe dat het lastig is om in zo’n situatie voet bij stuk te houden. Toch zou men dat moeten doen, want in het geval van het middel tegen de ziekte van Pompe denk ik echt dat de prijs kan zakken. Er zijn natuurlijk hoge ontwikkelkosten geweest, maar de fabrikant heeft een behoorlijke tijd gehad om erop te verdienen en de winst die op dat middel gemaakt wordt, is groot. Het zou hem sieren om op eigen initiatief de prijs te verlagen, zoals wij dat zo’n twaalf jaar geleden, in goed overleg met Zorgverzekeraars Nederland hebben gedaan met het weesgeneesmiddel Flolan. Als dat niet gebeurt, dan is het aan de overheid: er is sprake van een markt voor geneesmiddelen en op een markt kun je onderhandelen over de prijs.”

Is een bedrijf als GSK bereid om openbaar te maken wat de ontwikkeling van een nieuw geneesmiddel nu precies kost, zoals GroenLinks heeft gevraagd?
“Ik denk eerlijk gezegd dat je uit onze jaarrekening al heel wat informatie kunt halen, maar ik zou er absoluut geen bezwaar tegen hebben om die cijfers verder te specificeren. Wij hebben niets te verbergen. Maar in mijn ogen is transparantie niet het werkelijke probleem. De kern van de zaak is dat veel critici vinden dat farmaceutische bedrijven eigenlijk helemaal geen winst zouden mogen maken. Als Shell winst maakt, roept iedereen hoera, als wij dat doen, zegt men: schande!

“Natuurlijk, een farmaceutisch bedrijf heeft een andere maatschappelijke verantwoordelijkheid dan een autofabriek, maar we hoeven toch niet uitsluitend aan liefdadigheid te doen? Voor ons is medicijnontwikkeling ook gewoon business. Kunnen wij uit met minder winst? Een terechte vraag, maar het antwoord is niet simpel. Overigens moet je die vraag dan ook aan Shell stellen of aan ABNAmro. Ja natuurlijk kunnen die bedrijven allemaal uit met minder, maar in deze wereld waarin aandeelhouders een belangrijke stem in het kapittel hebben, gebeurt dat niet. Ik wil graag over dit soort vragen nadenken, ik ben er erg voor dat de discussie met open vizier wordt gevoerd. Maar ik wil dan wel graag dat men ons soort bedrijven op een eerlijke, constructieve manier bekijkt en daarbij ook onze toegevoegde waarde voor de maatschappij meeneemt.”

 

Bron: ‘Innovatie van geneesmiddelen heeft commerciële drive nodig’

Zie voor een column over de discussie van vergoeding van medicijnen voor de ziekte van pompe, bijvoorbeeld hier.

NASA ontwikkelde dit concept voor en vloeibar-spiegeltelescoop op de maan. Bron: NASA

Telescoop op de achterkant van de maan

Ruimtetelecopen moeten noodgedwongen klein en onbemand blijven. Ook is er behoorlijk wat radioruis vanaf de aarde. Is het geen idee het natuurlijke stralingscherm van de maan te gebruiken en een enorm grote telescoop op de achterkant van de maan te bouwen, vragen veel astronomen zich af. Wat zijn de voor- en nadelen van dit plan?

Omstandigheden op de maan
De maan is een met een dun stoflaagje bedekte steenklomp, die altijd dezelfde kant naar de aarde gericht houdt (op de zogeheten libratie na: de maan schommelt enigszins, waardoor we vanaf de aarde 59% van het maanoppervlak waar kunnen nemen). Omdat de maan geen noemenswaard magnetisch veld en maar weinig zwaartekracht kent (minder dan een zesde van die van de aarde), is de atmosfeer al miljarden jaren geleden geheel weggekookt. Het gevolg is dat de temperaturen op de maan onbarmhartig zijn: overdag +117 graden (390 kelvin) en ’s nachts 173 graden onder het nulpunt (100 kelvin). Dat wil zeggen op de evenaar. In poolkraters zijn de laagste temperaturen van het zonnestelsel gemeten: 25 tot 35 kelvin (-248 tot -238 graden). De reden dat alleen op deze plekken waterijs voorkomt. Ook geologisch gezien is de maan al 1,2 miljard jaar dood. Samengevat: de maan is een dode rotsklomp. Althans, voorzover we weten.

NASA ontwikkelde dit concept voor en vloeibar-spiegeltelescoop op de maan. Bron: NASA
NASA ontwikkelde dit concept voor en vloeibaar-spiegeltelescoop op de maan. Bron: NASA

Geen hinderlijke atmosfeer, trillingen en signalen
Juist die eigenschappen die de maan vrijwel onbewoonbaar maken, maken het een gewilde plek om een telescoop neer te zetten. Om te beginnen: de lage zwaartekracht betekent dat de telecoop veel groter kan worden dan op aarde. Er is ook geen hinderlijke atmosfeer. Zelfs in het hooggebergte en op de toppen van uitgedoofde vulkanen trilt de lucht nog steeds, maar op de maan is er geen atmosfeer. Het gevolg: je kan een telescoop bouwen met een spiegeldiameter van honderd meter. Dat is in oppervlakte honderd keer zo groot als de grootste telescoop op aarde.

Vloeibare spiegel
Het principe van een vloeibare spiegel is simpel: een cirkelvormige bak met gesmolten metaal of ander spiegelend materiaal wordt langzaam om zijn as gedraaid. Het oppervlak gaat hol staan, waardoor er een natuurlijke paraboolvormige, gebogen spiegel ontstaat. Deze telescoop zou op de evenaar gebouwd moeten worden, voldoende ver van de libratiezone. Pas recent zijn er bevredigende vloeibare spiegeltelescopen ontwikkeld, door luchtkussenoverbrenging. Op de maan is er uiteraard geen lucht. Hier zou je gebruik kunnen maken van magneetvelden. Opmerklijk is dat deze reuzentelecoop veel goedkoper gebouwd kan worden dan de opvolger van de Hubble telescoop, de James Webb ruimtetelescoop. De hoeveelheid licht die deze telescoop kan opvangen is zo groot, dat de Hubble met bijna factor tweeduizend overtroffen wordt. Dat is nauwkeurig genoeg om de oppervlakte van exoplaneten te kunnen bekijken. We kunnen zo met de telescoop op alienjacht. Nadeel is wel dat dit type telescopen niet of nauwelijks kan bewegen. (1)

De bouw van een radiotelescoop kan op soortgelijke wijze als die van Arecibo of als een vrij bewegende constructie. De krater Daedalus op de achterkant van de maan ligt ongeveer op de evenaar en is goed afgeschermd, mits er een beschermd gebied van 1820 km dooorsnede op de achterkant van de maan wordt ingesteld. [2].

Een radiotelescoop op de maan zou niet worden gehinderd door radiovervuiling. Bron: NASA
Een radiotelescoop op de maan zou niet worden gehinderd door radiovervuiling. Bron: NASA

Infraroodtelescoop in de poolkraters
Infraroodstraling, die wij kunnen voelen als warmte, is vanaf aarde vrijwel niet waar te nemen, omdat de aarde zelf veel infraroodstraling uitzendt. De reden, dat infraroodonderzoek pas echt een enorme boost kreeg door infraroodsatellieten. Infraroodstraling geeft heel veel informatie over koude objecten, zols stofnevels en exoplaneten, de reden dat stronomen zeer geïnteresseerd zijn in infraroodonderzoek.  Ook de James Webb telescoopwordt een infraroodtelescoop. NASA wil de James Webb infraroodtelescoop op meer dan een miljoen kilometer afstand van de aarde laten zweven. Reparaties worden zo vrijwel onuitvoerbaar. Als je een infraroodtelescoop in een extreem koude poolkrater plaatst, bereik je hetzelfde effect als in de open ruimte, terwijl installatie en onderhoud veel makkelijker zijn.[3] Je kan dan veel grotere infraroodtelescopen bouwen en onderhouden voor een fractie van de kosten.

Nadelen
We moeten weer mensen naar de maan sturen en dat kost wat geld. Dat is zonde, want zo kunnen we minder oorlogen voeren en bankiers beschermen tegen faillisementen. Ook denken veel mensen dat het net zo duur is als in 1969 om mensen naar de maan te sturen. In feite is dit onzin: de techniek is nu veel verder dan toen en als we genoegen nemen met dezelfde veiligheidsstandaarden als eind jaren zestig, zouden we in principe voor rond de twintig miljard een compleet maandorp kunnen bouwen. Daar red je nog niet eens een Spaanse bank voor. Uiteraard moet je een degelijk project niet door een bureaucratische organisatie als NASA uit laten voeren, maar door een jong commercieel bedrijf of een jonge, lean and mean overheidsorganisatie.

Lees ook
‘Maangrond bezitten toch mogelijk’
Stad op de maan

Bronnen
1. A Plan to Build a Giant Liquid Telescope on the Moon, Wired Science, 2007
2. C. Macchone, PAC: PROTECTED ANTIPODE CIRCLE at the center of the Farside of the Moon for the benefit of all Humankind, Alter Vista (2007)
3. G. D.Illingworth, 16 M UV-visible-IR lunar-based telescope, AIP (1990) (alleen abstract gratis)

Video`s: het nieuwe samenwerken

Deze drie sprekers bij TED geven allemaal een eigen visie op hoe de opkomst van het internet het samenwerken tussen mensen heeft verandert.

Als eerste Clay Shirky met Nederlandse ondertitels:

In this prescient 2005 talk, Clay Shirky shows how closed groups and companies will give way to looser networks where small contributors have big roles and fluid cooperation replaces rigid planning.

Clay Shirky argues that the history of the modern world could be rendered as the history of ways of arguing, where changes in media change what sort of arguments are possible–with deep social and political implications.

 

Vervolgens de spreker Yochai Benkler:

Yochai Benkler explains how collaborative projects like Wikipedia and Linux represent the next stage of human organization.

Yochai Benkler has been called “the leading intellectual of the information age.” He proposes that volunteer-based projects such as Wikipedia and Linux are the next stage of human organization and economic production.

En als derde Howard Rheingold met Nederlandse ondertitels:

Howard Rheingold talks about the coming world of collaboration, participatory media and collective action — and how Wikipedia is really an outgrowth of our natural human instinct to work as a group.

Writer, artist and designer, theorist and community builder, Howard Rheingold is one of the driving minds behind our net-enabled, open, collaborative life.

 

En hierbij een drietal interessante Nederlandse samenwerkingsprojecten:
-) www.plukdestad.nl – website waar mensen kunnen aangeven waar eetbare planten in de openbare ruimte te vinden zijn incl. recepten.
-) www.spullendelen.nl – website die mensen in staat stelt spullen aan elkaar uit te lenen en uit te ruilen.
-) www.letshec.nl – website die mensen in staat stelt elkaars arbeid in tijd met elkaar uit te ruilen door het hele land heen.
-) Tips voor andere interessante samenwerkingsverbanden zijn van harte welkom in de reactie.

 

Kan eLife een begin maken van echte open wetenschap?

Eindelijk einde aan monopolie dure wetenschappelijke tijdschriften

Het business model van wetenschappelijke tijdschriften is om jaloers op te worden: wetenschappers sturen gratis hun artikelen, collega’s doen gratis aan peer review en er worden fikse bedragen, vaak wel duizenden euro’s per titel, in rekening gebracht aan abonnees. Wetenschappers ergeren zich er dan ook wild aan. De plannen voor een gratis toegankelijk toptijdschrift, eLife, worden met gejuich begroet. Althans: als het tijdschrift gratis blijft…

Kan eLife een begin maken van echte open wetenschap?
Kan eLife een begin maken van echte open wetenschap?

Nadelen van bestaande tijdschriften: traag….
Op dit moment heeft het peer review proces nog veel weg van de tijd van de postkoets. Een wetenschapper stuurt zijn publicatie op naar het tijdschrift. Dat vraagt een leidende autoriteit om te beslissen of het artikel van voldoende wetenschappelijk niveau is, op- en aanmerkingen te geven en als alle procedures uiteindelijk doorlopen zijn, wordt het gepubliceerd. Hier gaan maanden overeen, een eeuwigheid in vakgebieden waar de ontwikkelingen snel gaan. Er zijn zelfs gevallen bekend dat het jaren duurt. Vandaar ook dat wij bij Visionair graag gebruik maken van de preprintserver ArXiv. Daar komt het wetenschappelijke nieuws altijd heet van de naald binnen en nog beter: gratis toegankelijk. Ook hebben de peer reviewers er nog niet de pit uitgehaald.

En peperduur
Daarmee komen we bij het volgende nadeel. De kosten voor abonnees en lezers zijn exorbitant hoog. Wil je een printje bestellen van een artikel van enkele pagina’s dat je graag wilt lezen? Dan ben je al gauw dertig dollar lichter. Een jaarabonnement op bijvoorbeeld Nature kost je instituut al meer dan 2800 euro. Universiteitsbibliotheken kunnen nauwelijks hun hoofd boven water houden. Universiteiten in arme landen kunnen al helemaal niet deze exorbitante bedragen ophoesten. Geen wonder dus dat veel mensen in de wetenschappelijke wereld nadenken over alternatieven, en uitgevers als Elsevier willen boycotten.

eLife: de oplossing?
Bijna tweehonderd vooraanstaande biologen hebben daarom nu het initiatief genomen zelf een tijdschrift op te zetten. eLife moet, en dat is uniek, gratis toegankelijk worden. Het moet een toptijdschrift worden, dat wil zeggen dat er strenge normen zullen gelden voor welke artikelen het waard zijn te publiceren. Hiervoor hebben ze de steun van drie grote wetenschappelijke instituten: Howard Hughes Medical Institute, de Wellcome Trust en het Max Planck Gesellschaft. In het nieuwe tijdschrift moet veel sneller gepubliceerd kunnen worden dan in bestaande tijdschriften.

Zal dit initiatief gaan lukken?
Niet verrassend, overheersen de zure woorden van de gevestigde bladen aan het adres van de initiatiefnemers. Dit is namelijk een rechtstreekse bedreiging voor hun winstgevende zakelijke model. Als topwetenschappers voortaan hun artikelen naar een open-source tijdschrift sturen, zullen steeds meer bibliotheken hun abonnementen gaan opzeggen. Persoonlijk denk ik dat het initiatief in deze tijd veel kans van slagen heeft. Immers: het gratis werk dat wetenschappers nu voor commerciële uitgevers doen, kunnen ze ook voor een gratis tijdschrift doen. Wel is de onafhankelijkheid mogelijk een issue: in grote instituten heerst een overheersend paradigma. Het probleem dat het lastig is, een artikel dat tegen de wetenschappelijke mainstream in gaat te publiceren, zal helaas wel blijven. Dat heeft alles te maken met het peer review systeem.

Bronnen
eLife (site)
Three major biology funders launch new open access journal, but why exactly?, Nature News Blog (2011)

Druivenpitextract blijkt opmerkelijk geneeskrachtig.

Druivenpitextract geneest plaveiselcelkanker

Plaveiselcelkanker in het hoofd en de nek doodt per jaar ongeveer een half miljoen mensen. Chemotherapie is één van de grootste inkomstenbronnen voor de farmaceutische industrie. Waarschijnlijk zullen ze dit minder prettig nieuws vinden.

Magische kogel tegen kankercellen

Druivenpitextract blijkt opmerkelijk geneeskrachtig.
Druivenpitextract blijkt opmerkelijk geneeskrachtig. Bron: Flickr/Anders Ljungberg

Volgens een studie in het vakblad Carcinogenesis [0] doodt druivenpitextract zowel in muizen als in gekweekte lichaamscellen plaveiselkankercellen. En, in tegenstelling tot chemotherapie: gezonde cellen worden niet aangetast door het extract uit druivenpitten.

Agressiviteit wordt kankercellen fataal

Het is een bijzonder groot effect, aldus Rajesh Agrawal,  promovendus en onderzoeker aan het kankercentrum van de Universiteit van Colorado en docent aan de Skaggs School of Pharmaceutical Science.

De verklaring,aldus Agarwal: gezonde cellen kunnen zich ‘stil’ houden om schade te voorkomen. Kankercellen zijn snelgroeiende cellen. Dat niet alleen: ze zijn gedwongen snel te groeien. Zodra de leefomstandigheden snelle groei onmogelijk maken, sterven ze.  Druivenpitextract creëert precies deze omstandigheden.

Zand in de biochemische raderen van krakkemikkige kankercellen

Volgens het artikel beschadigt druivenpitextract het DNA van kankercellen door zuurstofradicalen  en blokkeert de paden waarmee kankercellen zichzelf kunnen herstellen. De onderzoekers ontdekten dit door de afgenomen concentraties van de moleculen Brca1 en Rad51 en minder plekken waar DNA werd gerepareerd). Toch, opmerkelijk genoeg,werd geen enkel toxisch effect in  de muizen aan getroffen, aldus Agarwal. Ook doodde in een celmengsel, en in de muizen, het druivenpitextract alleen de kankercellen en niet de gezonde cellen. De crux: kankercellen zitten biochemisch nogal krakkemikkig in elkaar. Het is niet erg moeilijk om ze compleet lam te leggen door één van deze metabolische paden te blokkeren. Gezonde cellen zijn veel robuuster.

Rajesh Agarwal ontdekte een effectief natuurlijk medicijn tegen een kanker die een half miljoen mensen per jaar het leven kost.
Rajesh Agarwal ontdekte een effectief natuurlijk medicijn tegen een kanker die een half miljoen mensen per jaar het leven kost.

Klinische proeven starten nu

Het Agarwal Lab wil nu beginnen met klinische proeven met druivensapextract op mensen,om te beginnen als aanvullende tweedelijnsbehandeling voor patiënten met plaveiselcelcarcinomen in hoofd en nek.

Toepassing bij andere vormen van kanker mogelijk?

Het biochemische mechanisme dat Agarwal beschrijft is vrij generiek dus zou in principe ook bij andere kankergezwellen kunnen werken. In 2008 is al aangetoond dat het leukemiecellen in vitro vernietigt[3]. Het is denk ik zeer interessant dit nieuwe middel ook uit te testen bij deze andere vormen. Dit kan in ieder geval een jarenlange lijdensweg door chemotherapie en de kanker zelf helpen verkorten of zelfs vernietigen.

Net als druivenpitten heeft dit nieuws voor mij toch een wrange bijsmaak. Mijn tante is enkele jaren geleden overleden aan een plaveiselcelcarcinoom in de schouder. Laten we hopen dat dit medicijn in ieder geval voor nog levende patiënten met plaveiselcelcarcinomen in hoofd en nek op tijd komt.

Bronnen
0. Generation of reactive oxygen species by grape seed extract causes irreparable DNA damage leading to G2/M arrest and apoptosis selectively in head and neck squamous cell carcinoma cells, Carcinogenesis (2012)
1. University of Colorado
2. Grape seed extract kills head and neck cancer cells, leaves healthy cells unharmed, Eurekalert (2012)
3. Grape-seed extract kills laboratory leukemia cells, proving value of natural compounds (Physorg, 2008)

Hall of Mosses, Olympic National Park, Washington. Gelukkig namen enkele Amerikanen ooit de "irrationele" beslissing dit schitterende natuurgebied te laten staan.

Wiskundig foutje leidt tot verwoesting aarde

Grote bedrijven en overheden denken korte termijn. De reden is hun economische rekenmodel, dat korte-termijn gedrag uitlokt. Er is nu een nieuwe manier om te berekenen hoeveel de toekomst waard is. Zal dit het korte termijn denken stoppen?

Verre toekomst waardeloos volgens economen
Volgens economen worden we als maatschappij elk jaar gemiddeld drie procent rijker, als het gemiddelde over crashes en booms wordt genomen. Om hier rekening mee te houden, prijzen ze toekomstige gebeurtenissen af. Iets dat nu honderd euro waard is, is slechts 97 euro waard als het pas over een jaar beschikbaar komt. Het probleem hierbij is dat dit model elk jaar een vast percentage afhaalt van de waarde. Het gevolg: de waarde van bezittingen neemt exponentieel af, en wordt nul binnen decennia of eeuwen. met andere woorden: het is economisch heel verstandig om bijvoorbeeld een natuurgebied waar aardolie onder zit, of deze aarde, permanent te verwoesten als je daar nu veel voordeel uit kan halen, want in de verre toekomst daalt de relatieve waarde toch tot nul.

Voor de visionairen die het naadje van de kous willen weten: wiskundig komt dit doordat  [latex]\int_0^{\infty } e^{-0.03t} \ dt[/latex], de integraal van nu tot oneindig over deze exponentiële functie, een eindige waarde heeft. Dus zelfs over een oneindige tijd. In dit geval komt uit deze integraal 33,33…. (handig, die wiskundige rekenprogramma’s), wat wil zeggen dat als er meer dan 33 1/3 maal meer te verdienen is aan het verwoesten van het natuurgebied dan het nu jaarlijks aan nut oplevert, dit een economisch verstandige beslissing is. Geen wonder dus dat het ene unieke koraalrif na het andere weelderige regenwoud verwoest wordt in opdracht van economische ‘genieën’.

Niet-intuïtief
De econoom Paul Samuelson introduceerde deze functie begin twintigste eeuw als een gemakkelijke oplossing voor de utiliteitsfunctie (maar vermeldde er wel bij dat dit wel eens niet zou kunnen kloppen). Economen gingen hiermee vervolgens zonder er ook maar verder over na te denken aan het rekenen, met de bekende ‘rationele’ gevolgen die we maar al te goed kennen.

Hall of Mosses, Olympic National Park, Washington. Gelukkig namen enkele Amerikanen ooit de "irrationele" beslissing dit schitterende natuurgebied te laten staan.
Hall of Mosses, Olympic National Park, Washington. Gelukkig namen enkele Amerikanen ooit de "irrationele" beslissing dit schitterende natuurgebied te laten staan.

Hyperbolische afwaardering
Onze intuïtie rekent anders: in ons bewustzijn neemt de toekomstige waarde van hulpbronnen gradueel af, niet exponentieel. Ook over, zeg, een miljard jaar hebben hulpbronnen voor ons gevoel nog een economische waarde. Deze rekenmethode heet onder economen hyperbolische afwaardering, naar de functie f(x) = 1/x. Dus vandaag een brood is evenveel waard als 2 broden morgen, 3 broden overmorgen en 365 broden over een jaar (kan ook een andere verhouding zijn, bijvoorbeeld bij 1/0,9x is één brood vandaag evenveel waard als 1,11 brood morgen). De meeste economen zijn er niet dol op, omdat het volgens hen ‘irrationeel’ is. Onder hyperbolische afwaardering heeft een persoon een sterke voorkeur om iets nu te krijgen in plaats van morgen, maar slechts een zwakke voorkeur om iets een jaar later te krijgen dan een jaar later plus een extra dag. Toch, eenmaal op die bewuste dag, willen ze het liever nu dan die dag daarna. Onlogisch, vinden ze. Tenzij ze honger hebben, uiteraard.

De hyperbolische afwaardering heeft een interessante eigenschap: als je er de integraal van trekt over een oneindige tijd, komt er ook een oneindige waarde uit ([latex]\int_0^{\infty } \frac{1}{t} \, dt = \infty[/latex]). Zo bekeken is een duurzame hulpbron permanent verwoesten dus altijd dom.

De economen John Geanakoplos en J. Doyne Farmer gooien nu een stevige knuppel in het hoenderhok. Ze tonen in hun artikel aan dat als je niet weet hoe de economie zal gaan veranderen, het hyperbolische model wiskundig gezien heel zinnig is. Het tweetal nam economische modellen die doorgaans door Wall Street bankiers worden gebruikt om financiële beslissingen te nemen met een werking over de komende decennia, en lieten ze over langere tijdsschalen lopen. Ze toonden aan dat als je in deze rekenmodellen hyperbolische afwaardering gebruikt, er minder inconsistenties in voorkwamen dan als ze exponentiële afwaardering gebruikten. Dit toont volgens het tweetal aan dat voor echt lange-termijn beslissingen, hyperbolisch afwaarderen meer zin heeft dan exponentieel afwaarderen.

Ook hyperbolisch model niet volmaakt; declining discounting de oplossing?
Niet iedere econoom is het er mee eens. Volgens collega Cameron Hepburn van de London School of Economics leidt een hyperbolisch discounting model tot instorting van een visgebied [2]. Wel raken economen het er langzamerhand over eens dat afwaarderingssnelheden moeten afnemen in de toekomst, al is het dan minder dan bij een hyperbolische functie. Sinds 2003 maakt de Britse regering gebruik van ‘declining discount rates’ om de gevolgen van beslissingen met een reikwijdte van meer dan 30 jaar af te wegen. Andere Europese regeringen volgen dit voorbeeld en ook de Amerikaanse regering overweegt nu op hyperbolische afwaardering over te stappen. Onder andere op grond van declining discounting heeft de Britse regerng nu besloten iets aan de uitstoot van broeikasgassen te doen.

Voor een gedetailleerder uitleg over declining discounting, zie [3]

Welke rekenmethode het beste is, zullen de jaren uitwijzen. Het belangrijkste is dat economen nu aan het denken worden gezet. In de woorden van Geanakoplos:  “If you change the intellectual climate, you’re going to change the political climate”.

Kortom: het bestaansrecht van visionair.nl.

Bronnen
1. John Geanakoplos en J. Doyne Farmer, Hyperbolic discounting is rational: valuing the far future with certain discount rates, Cowles Foundation/Yale University (2011)
2. Cameron Hepburn, Stephen Duncan and Antonis Papachristodoulou,Behavioural Economics, Hyperbolic Discounting and Environmental Policy, Environmental and resource economics (2011)
3. Jiehan Guo, Cameron J. Hepburn, Richard S.J. Tol, David Anthoff, Discounting and the social cost of carbon: a closer look at uncertainty, Environmental Science & Policy(2006)

Als geregeld van Moringa-bomen geoogst wordt, krijgen de bomen een succulent uiterlijk.

De magische boom

Stel je voor: een boom in je achtertuin die je van zeer vitaminerijke groente en eetbare olie voorziet, een levende medicijnkast is en je water zuivert. Science fiction? Nee, integendeel. De boom Moringa oleifera zou wel eens de oplossing kunnen zijn voor ondervoeding in veel tropische landen. Of hier.

Groente plukken van een boom
Het is even wennen voor Europeanen: groente van een boom plukken. Wij associëren het eten van bladeren met de Hongerwinter en vergelijkbare akelige omstandigheden. In feite zijn de bladeren van bepaalde Nederlandse soorten bomen, zoals die van de kleinbladige linde, eetbaar. Pas overigens op, sommige plantensoorten zijn giftig. In de tropen is het eten van bladeren van bepaalde boomsoorten en zelfs bamboescheuten normaal. Bomen hebben drie grote voordelen. Ten eerste: ze blijven altijd het veld bedekken, zodat ze altijd maximaal zonlicht opvangen en biomassa produceren. Vlak na het zaaien valt het meeste zonlicht op de grond in plaats van op bladeren. Het tweede voordeel is dat bomen een ecologische niche benutten die de ondiep wortelende kruidachtige groenten niet kunnen benutten. Hun wortelzone is veel dieper, dus bomen kunnen uit een veel groter deel van de grond water en voedingsstoffen opnemen dan kruidachtige planten. Ook besparen bomen werk, het veld hoeft maar één keer te worden bewerkt, al blijft snoeien nodig. Dit weegt in veel gevallen op tegen het nadeel: door de zware stam en takken van een boom moet deze veel energie stoppen in onderhoud.

Boom des levens
Moringa oleifera
is een boomsoort die oorspronkelijk uit het Noord-Indiase halfgebergte komt, maar dankzij zijn opmerkelijke eigenschappen nu in veel verschillende landen in de tropen en subtropen wordt gekweekt. De boom groeit ruwweg overal waar ook citrusgewassen zoals sinaasappel en citroen gedijen. De boom vormt met elf andere soorten in dezelfde familie een compleet geslacht, dus is vermoedelijk het laatste overblijfsel van een vroeger veel soortenrijkere groep. De boom heeft een dikke stam, een dikke wortel en uiterst voedzame bladeren.

Voedzaamheid overtreft die van westerse groenten en fruit meerdere malen; interessant als vleesvervanger
Deze bladeren bevatten 27% eiwit (drooggewicht) met een aminozuursamenstelling die nauw aansluit bij die van de mens: een compleet eiwit dus. Alle acht essentiële aminozuren komen voor. Een zeldzaamheid bij plantaardig eiwit.

Als geregeld van Moringa-bomen geoogst wordt, krijgen de bomen een succulent uiterlijk.
Als geregeld van Moringa-bomen geoogst wordt, krijgen de bomen een succulent uiterlijk.

Ook bevatten de bladeren veel meer vitamine C dan sinaasappels, veel meer provitamine A dan wortels, veel meer calcium dan melk, meer ijzer dan spinazie en meer kalium dan bananen[0]. Kortom: ongelofelijk maar waar slaagt dit gewas er in om de topprestaties van vier groenten/fruitsoorten te overtreffen – en die van dierlijke producten bovendien. Veeleisend is Moringa niet: de boom groeit zelfs op arme zandgronden, hoewel licht zure bodems de voorkeur hebben. Uiteraard zorgt extra bemesting voor een veel betere oogst. Bij goede gewasverzorging en regelmatig plukken van de jonge bladeren, kan Moringa in de tropen zo’n zes oogsten per jaar leveren van elk 2 kg per vierkante meter, aldus Ghanees onderzoek[1]. Oudere bladeren worden slecht verteerbaar door lignine. In de subtropen en mediterrane gebieden neemt de groei in de koele wintermaanden uiteraard behoorlijk af. De plant overleeft lichte vorst, maar geen matige of strenge vorst. Moringa in Nederland kweken is dus lastig zonder koude kas, maar op een vorstvrij plekje zou het moeten lukken. Verwacht gezien de lage temperaturen geen spectaculaire opbrengsten, al zal vier tot zes kilo per vierkante meter per jaar bij goede verzorging zeker mogelijk zijn.

Hoge olie-opbrengsten
Moringa is ook een productief oliegewas. De zaden bevatten zo’n 40% eetbare olie die rijk is aan meervoudig onverzadigde vetten. Moringa levert 300 gram zaden per vierkante meter, wat dus neer komt op 100-120 gram olie. Wat overblijft na het uitpersen van de zaden bevat maar liefst 61% eiwit. Kortom: voor wie naar zelfvoorziening streeft, is Moringa een zeer interessante optie. In zijn eentje slaagt het gewas er in zowel groente van hoge kwaliteit als vetten te leveren.

Waterzuivering en medicinale werking
Verschillende delen van de plant werken als stimulant voor hart- en bloedsomloop. Ze onderdrukken tumoren, antitumor, hebben een koortsverlagende, antiepileptische, ontstekingsremmende, maagzweerremmende werking, nemen krampen weg, kunnen als diureticum gebruikt worden, verlagen de bloeddruk en cholesterolspiegel, bevatten antioxidanten, bestrijden suikerziekte, beschermen de lever en hebben een schimmeldodende of bacteriedodende werking.[3]

Bronnen:
0. M. Broin, The nutritional value of Moringa oleifera Lam. leaves: what can we learn from figures? (poster, 2008)
1. Newton Amaglo et al., Effect of Spacing and Harvest Frequency on the Growth and Leaf Yield of Moringa (Moringa oleifera Lam), a Leafy Vegetable Crop, Moringa and other highly nutritious plant resources: Strategies, standards and markets for a better impact on nutrition in Africa. Accra, Ghana, November 16-18, 2006
2. Multidimensional Moringa, Biodiesel Magazine (2008)
3. Anwar et al., Moringa oleifera: a food plant with multiple medicinal uses, Phytotherapy Res., 2007

De beschaving van Paaseiland zag haar ondergang niet op tijd aankomen.

Psychologie en de kans op een wereldwijde catastrofe

De belangrijkste opdracht voor de mensheid is haar eigen voortbestaan veiligstellen. Een probleem is dat potentiële gevaren ingeschat en aangepakt moeten worden door mensen, wezens die keer op keer bewijzen flink irrationeel te werk te gaan.

Wat is een wereldwijde catastrofe?
Een wereldwijde catastrofe is de verwoesting van de menselijke beschaving, met als speciaal geval het uitsterven van de mens. Dit is een gebeurtenis die de mensheid nog nooit overkomen is. Zo’n catastrofe kan veroorzaakt worden door bijv. een asteroïde inslag, een ijstijd of een menselijke uitvinding als kunstmatige intelligentie, of door een nucleaire wereldoorlog. Het evolueren van de mens in een andere soort wordt niet beschouwd als een wereldwijde catastrofe.

Geen mens heeft ervaring met de inslag van een 10 kilometer grote asteroïde.
Geen mens heeft ervaring met de inslag van een 10 kilometer grote asteroïde.

Hoe voorkomen we zo’n catastrofe?
Hier zit hem het probleem. Met historisch regelmatig voorkomende rampen, zoals overstromingen of epidemieën, hebben we veel ervaring. Op basis hiervan hebben we maatregelen genomen om deze te voorkomen, zoals dijken en vaccinaties. En mochten ze toch plaatsvinden, dan hebben we altijd nog een evacuatieplan achter de hand, en weten hulpdiensten wat ze moeten doen. Dit geldt niet voor een wereldwijde catastrofe. Juist waar preventie essentieel is, is het maar de vraag of onze aanpak voldoet. Om dit te begrijpen moeten we een kijkje nemen in de menselijke psyche.

Mensen baseren zich op recente ervaringen
Uit onderzoek[1] blijkt dat individuele mensen zich alleen wapenen tegen rampen die nog vers in het geheugen liggen. Wanneer er eenmaal een dam gebouwd wordt die de veelvoorkomende, kleine overstromingen voorkomt, voelt men zich veilig en wordt er geen rekening meer gehouden met de zeldzame, grote overstromingen die nog steeds kunnen plaatsvinden. Mensen sluiten niet snel een verzekering af tegen overstroming, zelfs als deze zodanig gesubsidieerd is dat deze statistisch winstgevend wordt. Als we dit gedrag extrapoleren kunnen we vermoeden dat de mensheid de kans op een wereldwijde catastrofe onderschat, omdat niemand zich zo’n catastrofe kan herinneren en we ons veilig voelen.

We wennen zo snel aan historische gebeurtenissen dat we niet goed beseffen hoe verrassend de toekomst is. Achteraf lijken dingen vanzelfsprekend, maar vaak treden er grote onvoorziene veranderingen op, zoals oorlogen, ontdekkingen en nieuwe technologieën zoals het internet. Het idee dat de wereld er binnenkort wel eens heel anders uit zou kunnen zien komt niet snel in ons op.

De beschaving van Paaseiland zag haar ondergang niet op tijd aankomen.
De beschaving van Paaseiland zag haar ondergang niet op tijd aankomen.

Schaalongevoeligheid
Vooral in de context van rampen met zeer grote gevolgen is het fenomeen van schaalongevoeligheid van toepassing. In 1993 werd een experiment uitgevoerd waarbij aan drie groepen proefpersonen (A, B en C) werd gevraagd hoeveel geld ze bij zouden willen dragen aan het aanschaffen van netten om te voorkomen dat 2000 (groep A), 20.000 (groep B) of 200.000 (groep C) vogels in oliereservoirs zouden verdrinken. De gemiddelde bedragen die men hiervoor overhad waren $80 voor groep A, $78 voor groep B en $88 voor groep C[2]. Een verklaring voor dit gedrag kan zijn dat mensen enkel hun schuldgevoel willen afkopen en niets om de vogels zelf geven. Mensen gaan niet uitrekenen hoeveel geld ze per vogel willen uitgeven, en hoe dit opweegt tegen andere goede doelen.

Het lijkt erop dat mensen logaritmisch denken[3]. Telkens als de omvang van het goede doel met een factor toeneemt, zijn mensen bereid een constant bedrag extra bij te dragen. Dit kan simpel verklaard worden: onze hersenen hebben slechts een beperkt vermogen tot emoties als medelijden en angst. Een enkel sterfgeval kan ons erg veel verdriet doen, en ons soms jarenlang achtervolgen. Duizend of een miljoen sterfgevallen zullen ons verdriet niet proportioneel vergroten, het ontbreekt onze hersenen eenvoudigweg aan neurotransmitters. Dan gaat het maar om getallen, en extra nullen maken geen emoties los.

De gevolgen zijn grim wanneer we dit toepassen op de gehele mensheid. Hoe kunnen we verwachten dat regeringen het gevaar van wereldwijde rampen serieus nemen en er proportioneel naar handelen? Vanuit utilitaristisch oogpunt kun je beter geld stoppen in het verlagen van de kans op een wereldramp met 0.01 procentpunt dan dat je hetzelfde bedrag aanwendt om het aantal verkeersdoden met 1000 te verlagen. Maar mensen hechten meer belang aan het hier en nu. We geven liever honderdduizend euro uit aan het redden van een leven hier, dan aan het redden van 100 levens ver weg. Hetzelfde gaat op voor nu versus de toekomst.

Andere denkfouten
We zijn moeilijk van een overtuiging af te brengen; we zoeken veel liever bevestiging van onze denkbeelden dan dat we ze proberen onderuit te halen.
Mensen zijn eerder bereid geld te geven aan een project dat “98% van 150 levens redt”, dan een project dat “150 levens redt”[4].
Ook opmerkelijk is dat mensen een gebeurtenis waarschijnlijker achten als er meer details aan worden toegevoegd, wellicht omdat men zich het beter voor kan stellen. Experimenten hebben uitgewezen dat mensen het gevaar van “een aanval door China gebaseerd op nanotechnologie” groter achten dan van “een aanval gebaseerd op nanotechnologie”, wat logisch absurd is.

Dit is de boosdoener: ons brein.
Dit is de boosdoener: ons brein.

Overmaat aan zelfvertrouwen
Dat mensen foute inschattingen maken is één ding. Hiernaast hebben ze ook nog eens veel te veel vertrouwen in hun inschatting. Als proefpersonen wordt gevraagd naar de kans dat hun antwoord op een vraag als “Overlijden er meer mensen aan moord of aan zelfmoord?” correct is, blijkt dat in de gevallen dat men 99% kans toekende dat ze het bij het rechte eind hadden, maar 73% van de proefpersonen daadwerkelijk gelijk had. Als men voor 99,99% zeker was van het eigen gelijk, bleek nog steeds maar 87% echt gelijk te hebben, een enorme zelfoverschatting[5]. In de werkelijke wereld bestaan er bijna geen gebeurtenissen die we met 99,99% zekerheid kunnen voorspellen.

Een overmaat aan zelfvertrouwen heb je wellicht ook wel eens bij jezelf gezien als het gaat om plannen. Als scholieren moeten inschatten hoeveel weken ze nodig hebben om een verslag af te ronden, blijkt dat bijna iedereen in werkelijk (veel) meer tijd nodig heeft[6]. Mensen hebben de neiging om er vanuit te gaan dat alles optimaal verloopt, en dit scenario als meest waarschijnlijk te beschouwen[7].

We zijn dus te optimistisch, en dat is vervelend gezien de gevaren die op de loer liggen.

Zelf-correctie?
Het zou goed zijn als mensen zich meer bewust worden van de feilbaarheid van hun eigen hersenen. Dan kunnen ze alvast een correctie inbouwen om elke denkfout te anticiperen, toch? Het probleem helemaal uit de wereld helpen zit er helaas niet in: ook als de proefpersonen uitvoerige instructie krijgen over alle aspecten van de denkfout, en vervolgens weer een soortgelijke toets voorgelegd krijgen, maken ze opnieuw dezelfde fouten, al is het resultaat wel iets verbeterd. Ook het belonen van goede antwoorden met een geldbedrag helpt niet; we kunnen het echt niet.

Omstander-apathie
Als laatste nog een effect dat ertoe kan bijdragen dat mensen of regeringen niet in actie komen wanneer het gaat om wereldwijde catastrofe: de omstander-apathie. We wachten op een ander om iets te doen. In veel situaties blijkt dat mensen niet ingrijpen bij gevaar of een ongeluk wanneer ze zich in een groep bevinden. Een proef met een acteur die een epileptische aanval fakete werd in 85% van de gevallen geholpen als er 1 persoon in de buurt was, en slechts in 31% van de gevallen wanneer er 5 omstanders waren[8].

Rationeel handelen zou inhouden dat de mensheid collectief hard gaat werken aan het in kaart brengen en (voor zover mogelijk) elimineren van elk denkbaar gevaar voor de mensheid, en dit proces zorgvuldig laat controleren door psychologen.

Bronnen
Yudkowsky, E., Singularity Institute (2006)
[1] Kunreuther, H., Hogarth, R. and Meszaros, J. 1993. Insurer ambiguity and market failure. Journal of Risk and Uncertainty, 7: 71-87
[2] Desvousges, W.H., Johnson, F.R., Dunford, R.W., Boyle, K.J., Hudson, S.P. and Wilson, N. 1993. Measuring natural resource damages with contingent valuation: tests of validity and reliability. Pp. 91-159 in Contingent valuation: a critical assessment, ed. J. A. Hausman. Amsterdam: North Holland
[3] Fetherstonhaugh, D., Slovic, P., Johnson, S. and Friedrich, J. 1997. Insensitivity to the value of human life: A study of psychophysical numbing. Journal of Risk and Uncertainty, 14: 238-300
[4] Slovic, P., Finucane, M., Peters, E. and MacGregor, D. 2002. Rational Actors or Rational Fools: Implications of the Affect Heuristic for Behavioral Economics. Journal of Socio-Economics, 31: 329–342
[5] Slovic, P., Fischoff, B. and Lichtenstein, S. 1982. Facts Versus Fears: Understanding Perceived Risk. In Kahneman et al. 1982: 463–492
[6] Buehler, R., Griffin, D. and Ross, M. 1995. It’s about time: Optimistic predictions in work and love. Pp. 1-32 in European Review of Social Psychology, Volume 6, eds. W. Stroebe and M. Hewstone. Chichester: John Wiley & Sons
[7] Newby-Clark, I. R., Ross, M., Buehler, R., Koehler, D. J. and Griffin, D. 2000. People focus on optimistic and disregard pessimistic scenarios while predicting their task completion times. Journal of Experimental Psychology: Applied, 6: 171-182
[8] Cialdini, R. B. 2001. Influence: Science and Practice. Boston, MA: Allyn and Bacon

Cavendish gebruikte een opstelling net als in dit zwaartekrachtsexperiment om zijn baanbrekende meting van de zwaartekracht uit te voeren.

Amateurwetenschapper maakt comeback

Grenswetenschappelijke onderwerpen zijn omstreden. Daarom krijgen ze niet altijd de wetenschappelijke aandacht die ze verdienen. Biedt de terugkeer van de competente amateurwetenschapper (citizen scientist) de oplossing? Technologische doorbraken maken dat verre van denkbeeldig.

Wetenschap overheerst door monomanie en belangengroepen

Veel wetenschappelijke disciplines maken een nogal monomane indruk. De reden is dat belangengroepen, niet de onderzoekers inhet veld zelf, de toekenning van wetenschappelijke onderzoeksbudgetten bepalen. Goed georganiseerde lobby’s, zoals de broeikaslobby, krijgen veel meer fondsen los dan een enkele wetenschapper met een wat minder populaire mening. Een voorbeeld. Een Engelse bioloog moest daarom zijn onderzoeksvoorstel naar het gedrag van eekhoorns herschrijven. In het nieuwe onderzoeksvoorstel stond de studie van de gevolgen van het broeikaseffect op het eekhoorngedrag.

Het gevolg is dat het wetenschappelijk onderzoek door meeloperij en hypes wordt overheerst. Wetenschappelijk onderzoekers zijn vaak langer bezig met het binnen proberen te halen van onderzoeksgelden, en het proberen met allerlei listen en lagen de citatieindex te spammen, dan met daadwerkelijk onderzoek.

De amateurwetenschapper Cavendish gebruikte een opstelling net als in dit zwaartekrachtsexperiment om zijn baanbrekende meting van de zwaartekracht uit te voeren.
De amateurwetenschapper Cavendish gebruikte een opstelling net als in dit zwaartekrachtsexperiment om zijn baanbrekende meting van de zwaartekracht uit te voeren. Bron: still uit https://www.youtube.com/watch?v=xA2Xn7nfKds

Baanbrekende amateurwetenschapper

Opmerkelijk genoeg was dat voor de opkomst van de georganiseerde wetenschapsinstituten wel anders. Zo vindt tot einde negentiende eeuw het meeste wetenschappelijk onderzoek plaats door toegewijde, begaafde amateurs. Henry Cavendish, bijvoorbeeld, was een amateur die met zijn eigen middelen baanbrekend wetenschappelijk onderzoek deed. Zo slaagde hij er in de zwaartekracht van een grote bol te meten en zo tot op een procent nauwkeurig te bepalen hoe zwaar de aarde is. Een voor die tijd ongelofelijk resultaat. Wetenschapspioniers als Anthonie van Leeuwenhoek en zelfs nog Albert Einstein (tijdens de publicatie van de speciale relativiteitstheorie in 1905) en kwantummechanica-grootheid graaf Louis de Broglie uit de twintigste eeuw waren ten tijden van hun doorbraak onafhankelijk onderzoekers. Sindsdien overheerst de beroepswetenschap.

Kostbare apparatuur, hoge kosten nekken amateurwetenschapper

Relevant wetenschappelijk onderzoek begeeft zich doorgaans op de grens van onze technische mogelijkheden. Niet altijd, overigens. Wetenschappelijke experimenten vereisen daarom doorgaans enorme investeringen in krachtige of uiterst nauwkeurige apparatuur. Deze zijn voor een amateur nauwelijks meer op te brengen. Alleen een multimiljardair als Bill Gates kan  bijvoorbeeld een tokamak voor kernfusieonderzoek of een Hubble-achtige ruimtetelescoop bekostigen. Zelfs een volledig uitgerust biochemisch lab kost al gauw meer dan een ton.

Er is nog meer vervelend nieuws voor amateurwetenschappers. Ze hebben nauwelijks toegang tot wetenschappelijke tijdschriften met state of the art onderzoek. Een abonnement op een enkel tijdschrift kost al gauw honderden tot duizenden euro. Hier gaat een groot deel van het budget van universiteitsbibliotheken aan op. Het is weliswaar mogelijk voor een amateurwetenschapper om een abonnement op een universiteitsbibliotheek te nemen. Dit is ook zeker aan te raden. Maar ook in het dichtbevolkte Nederland liggen buiten de Randstad universiteiten vaak op honderd kilometer of meer afstand. Ook zijn universiteiten voorzichtig het het toestaan van toegang tot hun bibliotheek. Uitgevers van wetenschappelijke publicaties reageren nogal agressief op “misbruik”. Saillant detail is dat zowel degenen die publiceren als peer reviewers dat kosteloos doen, betaald door ons, de belastingbetalers.

Wetenschappelijke software als Mathematica, MatLAB en SPSS is eveneens extreem duur.

Peer review

Ook tellen wetenschappers van minder hoog aangeschreven instituten uit bijvoorbeeld derde-wereld landen minder mee, laat staan amateurwetenschappers. De meeste wetenschappelijke tijdschriften kennen namelijk een peer review systeem. Daarbij beoordelen collega-wetenschappers ingezonden wetenschappelijke artikelen eerst op kwaliteit.

Peer reviewers krijgen een enorme stortvloed aan artikelen binnen, onder meer van de nodige crackpots. Vooral de arme Einstein moet het ontgelden. Daardoor zijn ze gedwongen een eerste selectie te maken. Niet omdat ze bekrompen of kwaadaardig zijn, maar domweg door de gigantische information overload.
Een eenvoudige manier hiervoor is alles, wat niet afkomstig is van een Amerikaanse Ivy League universiteit of van onderzoekers die nooit eerder gepubliceerd zijn, af te wijzen. In een grappig experiment werd een en hetzelfde artikel twee keer naar een vooraanstaand blad verstuurd. Eén keer onder de naam van een  medewerker van een gerespecteerde universiteit. Een andere keer als medewerker van een totaal onbekende universiteit. De eerste inzending passeerde de peer reviewer zonder problemen. De tweede inzending werd geretourneerd omdat het “onvoldoende onderbouwd” zou zijn. Drie keer raden dus wat met een artikel van een onafhankelijke onderzoeker zal gebeuren.

Internet en open-source betekenen nieuwe kansen voor citizen scientist

GNU Octave is een open-source alternatief voor het wetenschappelijke werkpaard Matlab. Ideaal voor amateurwetenschappers. Bron: Gnu Octave consortium
GNU Octave is een open-source alternatief voor het wetenschappelijke werkpaard Matlab. Ideaal voor amateurwetenschappers. Bron: Gnu Octave consortium

De laatste jaren zijn er echter meerdere ontwikkelingen die hieraan een einde maken. De belangrijkste doorbraak is het ontstaan van internet. Niet langer is een amateur afhankelijk van de bibliotheek van een universiteit, de bibliotheek of de populair-wetenschappelijke rubriek van het plaatselijke sufferdje. In landen zonder censuur is nu in principe elke webpagina met een openbaar adres op te vragen en dat gebeurt dan ook steeds meer massaal. Groepen als UseNet en wetenschapsforums en blogs overbruggen de informational divide steeds meer.

Op Wikipedia zijn artikelen (of verwijzingen naar wetenschappelijke artikelen elders op het Web) te vinden die ook een amateur die bereid is zich de nodige achtergrondkennis eigen te maken in staat stellen, zich tot expert op een deelgebied te ontwikkelen. Op natuurkundegebied heeft Nobelprijswinnaar Gerardus ’t Hooft hier een nuttige lijst samengesteld van achtergrondkennis die een amateurnatuurkundige moet beheersen om state-of-the art onderzoek te kunnen doen. Het deel over snaartheorie is dan weer zinloos, zie dit artikel.

Analyse-apparatuur steeds goedkoper

Ook goedkope wetenschappelijke apparatuur komt steeds meer in opmars. Ik herinner me nog de tijd dat een kleine tweedehands telescoop honderden guldens (in die tijd een kapitaal) kostte. Nu zijn kwalitatief uitstekende telescopen voor ruim onder de honderd euro te krijgen. Hetzelfde geldt voor microscopen. Voor onder de driehonderd euro is een research grade optische microscoop te koop die tot duizend maal vergroot. Voldoende om bacteriën en de allergrootste (mimi)virussen te zien.  Zelfs, ongelofelijk maar waar, de ooit tonnen kostende elektronenmicroscoop waarmee je individuele atomen kan zien is nu in prijs gedaald tot die van een middenklasse auto. Zelfbouw maakt het nog goedkoper.

Gouden tijd voor serieuze amateurwetenschapper

We schreven al over de recente doorbraken in DNA-onderzoek voor amateurs. Ook computercapaciteit, ideaal voor numerieke berekeningen, wordt steeds goedkoper. Vroeger werd je behandeld als een halve crimineel als je chemicaliën bestelde via de drogist. Nu kan dat snel en gemakkelijk via gespecialiseerde websites. Van steeds meer wetenschappelijke software verschijnen er open-source klonen. Zo kan je in plaats van MatLAB nu het gratis Octave gebruiken om je meetresultaten te analyseren. Zijn Mathematica en Maple te duur? Maxima heeft de belangrijkste functionaliteit. Waarnemingsmateriaal van NASA-satellieten is rechtstreeks te downloaden.

Er zijn  nu ook plaatsen waar je als serieuze amateurwetenschapper je eigen artikelen kan plaatsen. En waar alle artikelen gratis te lezen zijn. Denk aan ArXiv. Door de moordende concurrentie willen wetenschappers elkaar voor zijn. Ze dumpen daarom een pre-publish editie op Arxiv. Zo zijn ze het logge peer-review systeem voor te zijn. Het resultaat: steeds meer baanbrekende research komt online te staan. Wees wel, zoals altijd, kritisch. Iedereen kan wat op ArXiv zetten. Kortom: er breken weer gouden tijden aan voor creatieve en begaafde amateurs die hoge kwaliteit onderzoek verrichten.

Bronnen
Bright Science