evolutie

De stappen van de evolutie: het ontstaan en de migratie van de moderne mens [2/2]

In dit artikel wordt het evolutie- en migratieproces van aapachtige zoogdieren tot de moderne intelligente mens in vogelvlucht besproken. Dit gebeurt aan de hand van een aantal stappen: uitgaande van een gezamenlijke voorouder wordt respectievelijk het proces van uit de bomen komen en rechtop lopen behandeld, daarna de ontwikkeling tot carnivoor en de mogelijkheid tot duurloop, vervolgens de invloed van het klimaat en ten slotte een tweetal theorieën over de migratie van Homo sapiens. Vandaag deel 2 van 2. Deel 1 is hier te vinden.

De invloed van het klimaat

Hoewel we een paar stappen terug hebben gezien dat de relatie tussen het uit de bomen komen en het klimaat niet is aangetoond, is een relatie tussen het groeien van het brein en het klimaat wel waarschijnlijk.[26],[27] Ook is er een relatie tussen de beweging van de aarde door de ruimte en veranderingen in het klimaat.[5],[28] Dramatische schommelingen in het klimaat werden gedurende langere perioden steeds meer versterkt en hadden daarmee grote invloed op de ontwikkeling van het aanpassingsvermogen van mensen.[29]

In figuur 1 is een schema te zien waarin gegevens uit zeebodemonderzoek de fluctuaties van het klimaat (het opkomen en afnemen van ijstijden) weergeven. In de afgelopen miljoenen jaren fluctueerde het klimaat met een frequentie van soms wel 100.000 jaar. Het blijkt echter dat de fluctuaties, en daarmee de ijstijden, in een bepaalde periode steeds frequenter plaats vonden, tot soms wel eens per 1000 jaar.[30] In figuur 1 is ook duidelijk te zien dat het klimaat steeds onrustiger werd. In diezelfde periode is het hersenvolume van de mensachtigen ook duidelijk toegenomen.[31] Bij dusdanig snelle klimaatveranderingen hebben creatieve wezens met grote herseninhoud een evolutionair voordeel.[30] Ook uit metingen van zuurstofisotopen blijkt sterk dat menselijke evolutie samenvalt met de schommelingen van het klimaat.[32]

Gevonden fossiele stenenwerktuigen bevestigen dit verhaal ook. Het eerste stenenwerktuig dateert van zo’n 2,6 miljoen jaar geleden.[33] In het begin veranderde deze werktuigen weinig,[34]  maar zo’n 1,7 miljoen jaar geleden ontstonden er meer geraffineerde vormen van deze werktuigen, kort nadat de klimaatwisselingen heviger werden.[33] Ook het oudst gevonden gereedschap gemaakt van schelp dateert van zo’n 1,6 miljoen jaar geleden.[35] De laatste 100.000 jaar heeft deze vorm van technologie zich zelfs sneller ontwikkeld dan de biologische evolutie.[34]

Ook het eerste vertrek vanuit Afrika door de Homo genus is waarschijnlijk sterk beïnvloed door het klimaat en – daarmee samenhangend – de ecologische condities.[36] Daarmee zijn we bij de laatste stap zijn aangekomen.

Theorieën over migratie van Homo sapiens

Ruim 1,7 miljoen jaar geleden waren mensachtigen van het Homo genus de eersten die zich buiten Afrika verspreidden.[37] Over deze eerste ‘uittocht’ van Afrika, die zowel naar Europa als naar Azië leidde,[38] is weinig bekend.[39]

Zo’n 100.000 jaar geleden hadden zich over de hele wereld verschillende soorten mensachtigen ontwikkeld: de Homo sapiens, Homo erectus en in Europa de Homo neanderthalensis. Zo’n 70.000 jaar later was er van al deze diversiteit nog maar één soort over, de Homo sapiens. Uit fossielenonderzoek blijkt dat Azië, Europa en Australië 30.000-40.000 jaar geleden volledig gekoloniseerd waren door deze moderne mens, en Amerika zo’n 12.000 jaar geleden.[40] Zie figuur 2. In de discussie over hoe het zo ver heeft kunnen komen dat de andere soorten zijn uitgestorven, voeren twee verschillende theorieën de boventoon: het multiregionale continuïteitsmodel (MC) en het recente Afrikaanse oorsprongmodel (RAO).[41]

1. Multiregional Continuity model (MC)

Nadat zo’n 1,7 miljoen jaar geleden de Homo erectus voor het eerst Afrika verliet, verlegde deze eerste wereldreizigers langzaam maar zeker via het Midden-Oosten hun leefwereld naar andere delen van de wereld, zoals Zuidoost Azië en Europa. Het MC model stelt dat deze mensen van de soort Homo erectus lokaal evolueerde in de moderne Homo sapiens, met alle rasdiversiteit die we vandaag de dag zien tot gevolg.[41],[42]

2. Recent African Origin model (RAO)

Het RAO-model stelt dat de moderne mens zich pas vrij recent heeft geëvolueerd in Afrika (zo’n 100.000 tot 200.000 jaar geleden) en pas vanaf toen over de wereld is gaan verspreiden. Bij deze verspreiding heeft het, volgens deze theorie, de andere soorten mensachtigen helpen uitsterven[41], zonder daarbij te kruisen.[42]

Behalve deze theorieën zijn er nog enkele varianten die uitgaan van andere assumpties.[42] Een van de problemen waar de theorieën een antwoord op moeten hebben, is het feit dat de Homo neanderthalensis en de Homo sapiens beide rond dezelfde periode in Europa moeten hebben geleefd, en elkaar daar waarschijnlijk zijn tegengekomen.[43] Omdat vanaf 30.000 jaar geleden er alleen nog maar de moderne mens over was, gaan er verschillende hypotheses over deze vroege ontmoeting. Deze variëren van assimilatie tot kruising.[43]
De meerderheid van het genetisch en fossiel bewijs lijkt het RAO-model als geloofwaardiger dan het MC-model te bestempelen.[41],[44] Onderzoek van Cann, Stoneking en Wilson met mtDNA van mensen over de hele wereld heeft de hele mensheid kunnen herleiden tot één gezamenlijke moeder, welke symbolisch ‘Eva’ wordt genoemd.[45] Zij moet zo’n 200.000 jaar geleden hebben geleefd. In dit onderzoek is geen bewijs voor kruising met andere mensachtigen, zoals de Homo neanderthalensis, gevonden.[45]

Conclusie

Door alle invloeden en processen die de mens heeft ondergaan van aapachtig zoogdier in de boom tot de moderne intelligente mens, heeft hij een aantal kenmerkende eigenschappen ontwikkeld die opmerkelijk succesvol bleken.[41] In grote lijnen komt het er op neer dat de mens is ontstaan en zich grotendeels heeft ontwikkeld in Afrika, zich toen mondiaal heeft verspreid en ruim 30.000 jaar geleden over een groot deel van de wereld heeft gevestigd.[44] Toch kunnen we dit nog steeds niet met zekerheid zeggen. “We still need better methods that make fewer assumptions,” aldus Cann.[45]

 

 

Referenties:

26. Richard Potts, “Environmental Hypotheses of Huminin Evolution,” Yearbook of Physical Anthropology 41 (1998), p. 93.
27. Richard Potts, “Variability Selection in Hominid Evolution,” Evolutionary Anthropology (1998), p. 81.
28. John D. Kingston et al., “Astronomically forced climate change in the Kenyan Rift Valley 2.7–2.55 Ma: implications for the evolution of early hominin  ecosystems,” Journal of Human Evolution 53 (November 2007), p. 488.
29. Zie 26, p. 131.
30. Peter J. Richerson et al., “Evolution on a Restless Planet: Were Environmental Variability and Environmental Change Major Drivers of Human Evolution?,” Handbook of Evolution 2 (2005), p. 225.
31. Zie 30, p. 226.
32. Zie 14, p. 83.
33. Zie 30, p. 228.
34. Zie 14, p. 110.
35. Kildo Choi and Dubel Driwantoro, “Shell tool use by early members of Homo erectus in Sangiran, central Java, Indonesia: cut mark evidence,” Journal of Archaeological Science 34 (januari 2007), p.
36. J. Agustí et al., “Climate forcing of first hominid dispersal in Western Europe,” Journal of human evolution 57 (december 2009), p. 820.
37. Zie 30, p. 229.
38. G. Philip Rightmire, “The Dispersal of Homo erectus from Africa and the Emergence of More Modern Humans,” Journal of Anthropological Research 47 (zomer 1991), p. 183.
39. Zie 38, p. 177.
40. Zie 2, p. 37.
41. Donald Johanson, “Origins of Modern Humans: Multiregional or Out of Africa?,” mei 2001, < http://www.actionbioscience.org/evolution/johanson.html> (opgehaald 11 september 2011).
42. Zie 8, p.710.
43. John J. Shea, “The Middle Paleolithic of the East Mediterranean Levant,” Journal of World Prehistory 17 (December 2003), p. 314.
44. Christopher S. Henshilwood en Curtis W. Marean, “The Origin of Modern Human Behavior, Critique of the Models and Their Test Implications,” Current Anthropological 44 (December 2003), p. 627.
45. Trisha Gura, “Bones, molecules…or both?,” Nature 406 (20 juli 2000), p. 231.
46. Mitomap.org, “Human mtDNA Migrations,”, 2002, < http://www.mitomap.org/pub/MITOMAP/MITOMAPFigures/WorldMigrations.pdf> (opgehaald 19 juni 2010).

 

De stappen van de evolutie: het ontstaan en de migratie van de moderne mens [1/2]

In dit artikel wordt het evolutie- en migratieproces van aapachtige zoogdieren tot de moderne intelligente mens in vogelvlucht besproken. Dit gebeurt aan de hand van een aantal stappen: uitgaande van een gezamenlijke voorouder wordt respectievelijk het proces van uit de bomen komen en rechtop lopen behandeld, daarna de ontwikkeling tot carnivoor en de mogelijkheid tot duurloop, vervolgens de invloed van het klimaat en ten slotte een tweetal theorieën over de migratie van Homo sapiens. Vandaag deel 1 van 2, klik hier voor deel 2.

 

Inleiding

Een impressie van Lucy

Toen in 1974 Lucy werd gevonden, een beeldschone dame die zo’n 3,2 miljoen jaar geleden moet hebben geleefd, was het team van het Institute for Human Origins blij verrast. Zij was namelijk tot dan toe veruit de oudste bekende mens die rechtop liep, terwijl haar kleine herseninhoud gelijk was met dat van de aap.[1] Deze vondst bewees dat het rechtop lopen vooraf is gegaan aan het groeien van de herseninhoud. Hoewel Lucy meer het uiterlijk had van een Chimpansee, waren de bouw van haar benen vrijwel identiek aan die van de moderne mens.[2]

Bovenstaande anekdote is slechts een klein stukje uit de zoektocht naar het ontstaan van de moderne mens. Het idee dat mensen en apen afstammen van een gemeenschappelijke voorouder werd in 1871 als eerst beschreven door Charles Darwin in zijn boek ‘The Descent of Man’. Hierin stelt hij dat het waarschijnlijk is dat de mens aapachtige voorouders heeft in Afrika.[3] Naar aanleiding van deze gedachte en de overtuigende voorbeelden die Darwin gaf, werd er gebroken met de religieuze opvatting over het ontstaan van de mens.[4] Zodoende raakte men steeds meer geïnteresseerd in deze ‘Oude Wereld’ van waaruit de moderne mens zich moest hebben ontwikkeld. Nadat bleek dat de verre voorouders uit Afrika kwamen, ontstond eveneens de vraag hoe deze zich mondiaal hebben kunnen verspreiden. De interactie tussen het evolutie- en migratieproces van de mens en de wereld kan in zekere zin worden gezien als een eerste vorm van globalisering. Deze meest basale vorm van globalisering leidt daarmee vandaag de dag tot de vraag: Hoe heeft de ontwikkeling en verplaatsing van de moderne mens over de wereld plaats gevonden?

Het beschrijven van het evolutieproces zal vaak niet zonder slag of stoot gaan. Omdat het bewijs voor bepaalde hypothesen in deze tak van wetenschap vaak gering is (fossielen zijn veelal schaars), is het moeilijk om van bepaalde processen met zekerheid de oorzaak te geven. Door nieuwe vondsten en ontwikkelingen van onderzoeksmethoden worden reeds aanvaarde theorieën continu op de proef gesteld, met als gevolg dat er nog veel onenigheid bestaat. Een eenduidig verhaal over hoe het hele evolutieproces moet hebben plaatsgevonden, bestaat hierdoor vooralsnog niet.

Een gezamenlijke voorouder

Sinds Darwins vernieuwende theorie betreffende de oorsprong van de mens aan populariteit won, is er veel onderzoek gedaan naar het proces van evolutie. Zijn theorie impliceerde dat alle mensen, hoe weinig sommigen ook op elkaar lijken, van eenzelfde soort voorouder afkomstig moet zijn. Het groeiende aantal fossiele ontdekkingen bevestigde deze theorie, en er bleek dat onze gezamenlijke voorouder in Afrika haar wortels moest hebben gehad.

Hoewel fossiele ontdekkingen relevante data opleverden, was het vaak moeilijk om precieze uitspraken te doen. Behalve dat hypotheses kunnen worden geverifieerd en gefalsifieerd aan de hand van bewijs uit fossielen, komt er tegenwoordig ook steeds meer bewijs vanuit onderzoek naar het menselijk genoom.[6] De opkomst van het onderzoek naar mutaties in het mitochondriaal DNA (mtDNA) levert veel aanvullende informatie.[7] Uit onderzoek naar diversiteit in mtDNA-genomen bleek dat de diversiteit in Afrika meer dan twee keer zo groot is als in de rest van de wereld.[8] Dit bevestigt het idee van de Afrikaanse wortels. Maar hoewel bleek dat in Afrika de diversiteit groter is dan elders, heeft later onderzoek uitgewezen dat de mtDNA-strengen van mensen over de hele wereld slechts 0,1%  van elkaar verschillen.[9] Voor meer informatie over wat mtDNA mutatie allemaal kan betekenen voor evolutie onderzoek, zie S. Sigurðardóttir et al.[10]

Uit de bomen en rechtop lopen

Evolutie stripje van Cyanide and Happiness

Zo’n 6 miljoen jaar geleden leefden onze voorouders nog in bomen. Vanaf een zeker moment is deze verblijfplaats ingewisseld voor de vaste grond, waarna de houding en de manier van voortbewegen veranderde van quadrupedaal (op vier voeten) naar bipedaal (op twee voeten). Deze veranderingen worden gezien als de belangrijkste kenmerken van de eerste mensachtigen.[11],[12],[13] De Australopithecus afarensis, die zo’n 4 miljoen jaar geleden leefde, stond recht op, was bipedaal, maar klom ook nog in de bomen.[14],[15] Onderzoekers kunnen bipedie onder andere dankzij de vorm van de bekken en de plaats van het dijbeen bij fossielen, vaststellen.[16]

Er zijn verschillende theorieën over de reden waarom de eerste mensen uit de relatief veilige bomen zijn gekomen.[17] De meest bekende is de ‘Savanne-hypothese’. Deze hypothese verklaart het uit de bomen komen aan de hand van het klimaat: doordat het klimaat warmer werd, zouden er minder bomen zijn en werd het land meer bedekt met Savanne. Noodgedwongen zouden de mensen de bomen moeten hebben verlaten en stukken moeten lopen op zoek naar voedsel. Echter, op 19 juli 2001 vond Michel Brunet een schedel van een mensachtige die gedateerd werd van tussen de 6 en 7 miljoen jaar oud. Doordat de schedel enkele gelijkenissen had met latere schedels van bipediën, zou het geen rare conclusie zijn dat deze Sahelanthropus tchadensis ook al op twee benen liep.[18],[19] Maar ook later gevonden fossielen bewijzen dat de voorouders al miljoenen jaren voordat Afrika bedekt was met savanne, zich reeds bipedaal voortbewogen.[17]

Lange tijd werd gedacht dat doordat de oude mens steeds meer ging lopen, ook meer rechtop ging lopen. Er werd gedacht dat rechtop lopen minder energie zou kosten dan op 4 voeten lopen. Dit is door onderzoek echter verworpen.[20] Over de werkelijke toedracht waarom mensachtigen uiteindelijk rechtop zijn gaan lopen, tast men vooralsnog in het duister.

Ontwikkeling tot carnivoor en de mogelijkheid tot duurloop

Nadat de eerste mensachtigen de mogelijkheid tot lopen hadden ontwikkeld, zo blijkt uit fossiel onderzoek, ontwikkelde de genus Homo zo’n 2 miljoen jaar geleden de capaciteit om te rennen.[21] Evolutionair gezien heeft deze ontwikkeling op zich weinig nut, omdat de Homo ten opzichte van de meeste zoogdieren relatief langzaam was. Het is dan ook niet de mogelijkheid om te rennen, maar het vermogen om dit een langere tijd vol te houden, wat evolutionair voordeel heeft opgeleverd. Andere primaten, evenals de meeste zoogdieren, hadden deze duurloop capaciteit niet.[21]

Doordat het menselijk lichaam het haar kwijt raakte, was het beter in staat overvloedige hitte naar de omgeving te geleiden. Bij zoogdieren zorgt de vacht er niet alleen voor dat zij minder last hebben van de omgeving, maar ook dat het lichaam van het dier zijn hitte niet kwijt kan aan de omgeving.[22] Het kalende lichaam in combinatie met de steeds beter ontwikkelde zweetklieren, zorgde ervoor dat mensen in staat waren langere afstanden te rennen dan de meeste zoogdieren.[23]

Ook in onderzoek naar de ontwikkeling van het menselijk geraamte wordt gezocht naar de ontwikkeling van de mogelijkheid tot duurloop. Aangezien in het evolutieproces de verandering van de proporties in de voorvoet van de mens geen voordeel zou hebben geleverd bij lopen en zelfs een nadeel bij het rennen, lijkt dit erop te duiden dat de mogelijkheid tot duurloop zich heeft ontwikkeld als gevolg van deze verandering in de proporties.[24] Deze hypothese wordt echter slechts indirect door onderzoek ondersteund.[25]

Door de mogelijkheid tot duurloop ontstond er een nieuwe manier om aan voedsel te komen. Want hoewel zoogdieren vaak sneller waren, raakten zij eerder uitgeput dan de mensachtigen. Doordat deze laatsten op een constante manier energie verbruikten konden zij achtervolgen op snelheden die hun prooien tot inefficiënt energieverbruik dwongen, met snelle uitputting tot gevolg.[23]

 

Referenties:
1. Stephen Tomkins, The Origins of Humankind (Cambridge: Cambridge University Press, 1998).
2. Rebecca L. Cann, “In Search of Eve, A DNA Trail Leads to a Single African Woman, 200,000 Years Old,” The Sciences (september/oktober 1987), p. 30.
3. Charles Darwin, The Descrent of Man (Forgotten Books, 2007), p. 135.
4. Ongepubliceerd artikel van S. de Bruin: “Intelligent design – Religie of wetenschap?”.
5. Ongepubliceerd artikel van D. de Wit: “De laag des levens – De wisselwerking tussen mens en atmosfeer”.
6. Richard G. Klein en Blake Edgar, The dawn of human culture (John Wiley and Sons, 2002), p. 7.
7. Masami Hasegawa et al., “Dating of the human-ape splitting by a molecular clock of mitochondrial DNA,” Journal of Molecular Evolution 22 (Springer New York, oktober 1985), p. 171.
8. Max Ingman et al., “Mitochondrial genome variation and the origin of modern humans,” Nature 408 (7 december 2000), pp. 710-711.
9. Lars Jeuk et al., “Structural variation in the human genome,” Nature Reviews Genetics 7  (februari 2006), p. 85.
10. Sigrún Sigurðardóttir et al., “The Mutation Rate in the Human mtDNA Control Region,” The American Society of Human Genetics 66 (Elsevier Inc., mei 2000), pp. 1599-1609.
11. Katherine K. Whitcome et al., “Fetal load and the evolution of lumbar lordosis in bipedal hominins,” Nature 450 (13 december 2007), pp. 1075-1078.
12. K. Galik et al., “External and Internal Morphology of the BAR 1002’00 Orrorin tugenensis Femur,” Science 305 (3 september 2004), pp. 1450-1453.
13. Peter B. deMenocal, “African climate change and faunal evolution during the Pliocene–Pleistocene,” Earth and Planetary Science Letters 220 (30 maart 2004), pp. 3-24.
14. Jean-Pierre Changeux en Jean Chavaillon, Origins of the human brain (Oxford University Press, 1996).
15. Jack T. Stern Jr. en Randall L. Susman, “The locomotor anatomy of Australopithecus afarensis,” American Journal of Physical Anthropology 60 (datum onbekend), pp. 279-317.
16. Zie 14, p. 107.
17. Zie 13, p. 4.
18. Michel Brunet et al., “A new hominid from the Upper Miocene of Chad, Central Africa,” Nature 418 (11 juli 2002), pp. 145-151.
19. Bruce Bower, “Evolution’s Surprice, Fossil find uproots our early ancestors,” Science News 162 (13 juli 2002), p. 19.
20. Taylor C.R. en Rowntree V.J., “Running on two or on four legs: which consumes more energy?,” Science (12 januari 1973), p.
21. Dennis M. Bramble en Daniel E. Lieverman, “Endurance running and the evolution of Homo,” Nature 432 (18 september 2004), p. 345.
22. David R. Carrier et al., “The Energetic Paradox of Human Running and Hominid Evolution,” Current Anthropology 25 (augustus – oktober 1984), p. 486.
23. Zie 22, p. 487
24. Campbell Rolian et al., “Walking, running and the evolution of short toes in humans,” Journal of Experimental Biology 212 (13 februari 2009), p. 713.
25. Zie 24, p. 719.

The Plague, een schilderij uit 1898, stelt de pest metaforisch als rondwarend monster voor. Door de pest is meer dan een derde van de Europese bevolking gestorven.

Wordt E. coli de nieuwe Zwarte Dood?

De pestbacterie Yersinia pestis, de veroorzaker van de Zwarte Dood, ontstond in slechts enkele duizenden jaren uit de mildere maagparasiet Y. pseudotuberculosae. Een bijzonder akelige gedachte. Wat als datzelfde proces met de ‘onschuldige’ E. coli of een andere darmbacterie plaatsvindt en deze zich ontwikkelt tot een dodelijke ziekte?

The Plague, een schilderij uit 1898, stelt de pest metaforisch als rondwarend monster voor. Door de pest is meer dan een derde van de Europese bevolking gestorven.
The Plague, een schilderij uit 1898, stelt de pest metaforisch als rondwarend monster voor. Door de pest is meer dan een derde van de Europese bevolking gestorven.

Pest nog steeds zeer gevaarlijke ziekte
De pest is nog steeds een dodelijke ziekte. Zonder behandeling kunnen patiënten binnen drie tot vijf dagen sterven. In de Middeleeuwen stierf ongeveer een derde van de Europese bevolking aan de Zwarte Dood, veroorzaakt door Yersinia pestis[1]. Ook nu nog meldt Wereldgezondheidsorganisatie WHO 1000 tot 3000 gevallen van de pest per jaar. Y. pestis komt op ieder continent voor behalve Antarctica.

Pestbacterie ontstaan uti darmbewoner
Al honderd jaar is bekend dat Yersinia pestis, de pestbacterie, en Yersinia pseudotuberculosae (die pseudotuberculose, een milde ingewandsziekte veroorzaakt) nauw met elkaar verwant zijn. Hoe nauw, blijkt nu. Yersinia pestis is ontstaan uit Y. pseudotuberculosis en verschilt hier genetisch vrijwel niet van. Al langer zijn onderzoekers zeer verbaasd hoe het kan dat een relatief milde parasiet zich zo gemakkelijk kon ontwikkelen tot misschien wel de meest verwoestende epidemie ooit.  Met behulp van nieuwe DNA sequentietechnieken hebben onderzoekers van de Northwestern University Feinberg School of Medicine, ontdekt hoe deze twee genetisch nauwelijks verschillende bacteriesoorten twee enorm  verschillende ziektebeelden kunnen opleveren.

Enkele ontbrekende kleine stukjes los RNA veranderden milde parasiet in massamoordenaar
De verschillende in ziektebeeld komen door veranderingen in kleine, niet coderende stukjes RNA (sRNA’s), die veel cellulaire processen controleren. RNA wordt gewoonlijk door cellen gebruikt als ‘afschrift’ van DNA. Dit RNA, messenger RNA, wordt vervolgens gelezen door een ribosoom en vertaald in een eiwit. De honderden sRNA’s die alleen al in een enkele bacterie voorkomen, worden nooit vertaald in eiwitten, maar doen iets heel anders. Wat ze precies doen, was tot nu toe een raadsel. De onderzoekers brachten alle s-RNA’s voor de oerpestbacterie Y. pseudotuberculosis in kaart. Verdere analyse leidde tot een aantal verrassende ontdekkingen over hun functie. Van de 150 s-RNA’s die het team vond, is een meerderheid specifiek voor de Yersinia soort en zes sRNA’s zijn uniek voor Y. pseudotuberculosis.

Deze zes sRNA’s ontbreken in de pestbacterie Y. pestis. De onderzoekers veronderstellen dat deze verloren zijn gegaan gedurende de snelle evolutie van deze bascterie, zo’n 1500 jaar tot 20 000 jaar geleden en mogelijk de verklaring zijn voor de agressiviteit van de pest. Hier is ook een goede evolutionair-genetische reden voor. Tot de komst van de landbouw, aan het einde van de laatste ijstijd, waren er maar weinig mensen die ook nauwelijks contact met elkaar hadden. Een parasiet die zijn gastheer doodt houdt het dan niet lang uit. Met de komst van landbouw en steden kreeg Y. pestis de kans zich te ontwikkelen tot agressieve ziekteverwekker.

Wordt E. coli de nieuwe pest?
Er zijn meer ‘onschuldige’ darmparasieten met agressieve neigingen. Een heel bekende is Escherichia coli, waaruit zich de agressieve EHEC-bacterie heeft ontwikkeld. Naar nu blijkt, met ongeveer hetzelfde ontwikkelpatroon als de pestbacterie volgde (al is bij mijn weten niet bekend of dit ook met sRNA te maken heeft). Zou zich uit E. coli of een soortgelijke darmbewoner de opvolger van de pest kunnen ontwikkelen? Mede gezien het feit dat antibiotica hun werking steeds meer verliezen, een uitermate akelige gedachte.

Bronnen
1. Verena J. et al., Targeted enrichment of ancient pathogens yielding the pPCP1 plasmid of Yersinia pestis from victims of the Black Death. Proceedings of the National Academy of Sciences, 2011
2. W. Lathem, J. Koo et al., Global discovery of small RNAs in Yersinia pseudotuberculosis identifies Yersinia-specific small, noncoding RNAs required for virulence, PNAS (2011)
3. From Mild-Mannered to Killer: Study Explains Plague’s Rapid Evolution and Sheds Light On Fighting Deadly Diseases, Science Daily (2011)

Een kankercel (rechts) heeft zonder uitzondering een afwijkend aantal chromosomen van een normale cel (links). Volgens Duesberg een teken dat zich een nieuwe soort heeft gevormd.

‘Kanker is nieuwe soort’

Kanker is geen ziekte, maar een nieuw organisme, aldus celbioloog Duesberg van de universiteit van Berkeley. Met deze nieuwe, opmerkelijke theorie schopt hij stevig tegen de schenen van het medische establishment.

Kanker als parasiet
Kankergezwellen hebben een aantal duivelse trekjes. Zo passen ze zich aan en beschikken vaak over allerlei trucs om in leven te blijven en het afweersysteem om de tuin te leiden.

Een kankercel (rechts) heeft zonder uitzondering een afwijkend aantal chromosomen van een normale cel (links). Volgens Duesberg een teken dat zich een nieuwe soort heeft gevormd.
Een kankercel (rechts) heeft zonder uitzondering een afwijkend aantal chromosomen van een normale cel (links). Volgens Duesberg een teken dat zich een nieuwe soort heeft gevormd

Kankerpatiënten zien kankers als parasieten die hun lichaam overnemen. Volgens bioloog Duesberg is dit meer dan een metafoor. Hij ziet tumoren als parasitaire organismen. Elk kankergezwel is een nieuwe soort die, zoals de meeste parasieten, afhankelijk is van de gastheer voor voedsel, maar verder onafhankelijk opereert van de gastheer – vaak tot diens nadeel. Kankers zijn qua complexiteit vergelijkbaar met bacteriën, aldus Duesberg, maar zijn  nog steeds autonoom. Kankergezwellen hebben geen andere cellen nodig om te overleven: kankercellen volgen geen orders op en kunnen overal groeien. Duesberg ziet dit als kenmerken van een nieuwe soort.

Dit nieuwe inzicht in de aard van kanker kan nieuwe behandelmethodes opleveren, aldus Duesberg. Cellen afkomstig van kankergezwellen, bijvoorbeeld de bekende onsterfelijke HeLa-cellijn, afkomstig van patiënte Henriette Lacks, hebben ook doorgaans meer chromosomen dan normale cellen. Omdat de verstoorde chromosomen onder een microscoop zichtbaar zijn kan dat ook tot nieuwe diagnosemethodes leiden.

Besmettelijke kankers
Inderdaad zijn er een drietal vormen van kanker bekend die van dier op dier overgebracht kunnen worden (niet te verwarren met kankersooerten die door virussen worden veroorzaakt).

De Tasmaanse duivel wordt met uitsterven bedreigd door de devil facial tumor disease, een parasitaire kanker die Tasmaanse duivels aanvalt en doodt. Deze kanker wordt via een enkele (of meerdere) kankercellen overgedragen van de ene Tasmaanse duivel naar een andere. Een vergelijkbare parasitaire kanker, canine overdraagbare venerische tumor, wordt tussen honden overgedragen via een enkele kankercel, waarvan het DNA dateert van de tijd waarin de eerste honden werden gedomesticeerd. Ook bij een hamstersoort komt een overdraagbare kankersoort voor. In deze gevallen is kanker een succesvolle zeflstandig levende parasiet geworden. Een nieuwe soort dus.

‘Kanker door een afwijkend aantal chromosomen’
Opmerkelijk is dat letterlijk alle kankergezwellen een abnormaal aantal chromosomen in hun cellen hebben (aneuploïdie). Deze aneuploïdie is volgens de aanhangers van de populairste kankertheorie, de mutatietheorie, een gevolg van een mutatie. Duesberg ziet dat anders: volgens hem begint de kankervorming door aneuploïdie.

Duesberg ontdekte dat kankergezwellen onderling zeer sterk verschillen. Zelfs gezwellen van dezelfde kankersoort, afkomstig van verschillende patiënten, hebben een heel andere chromosoomverdeling. Duesberg’s theorie is daarom dat kanker een succesvolle speciatie (soortvorming) is. Een schrale troost voor kankerpatiënten, maar ze zijn dus het thuis van een nieuwe soort.

Bronnen
Are cancers newly evolved species? – physorg.com
Peter Duesberg et al., Is carcinogenesis a form of speciation?

springende genen vleermuis

Springende genen blijken drijvende kracht evolutie

Vergeet puntmutaties en survival of the fittest. Twee onderzoekers hebben nu aangetoond dat springende genen, stukken DNA die van de ene plek naar de andere springen, de drijvende kracht achter de evolutie zijn in sommige soorten.

Springende genen essentieel voor evolutie mens

springende genen vleermuis
Springende genen verklaren waarschijnlijk de enorme diversiteit bij vleermuizen: van nectardrinkers (hier afgebeeld) tot insekteneters, fruiteters en vampiervleermuizen. Oranje nectarvleermuis, auteur Hans Hillewaert (Wikimedia Commons), cc-by-sa-4.0

Springende genen, in het Engels jumping genes, zijn stukken DNA die naar een nieuwe plek in het genoom van een cel kunnen springen. Door deze beweging ontstaan mutaties en veranderen de erfelijke eigenschappen van de nakomelingen.  In hun laatste publicatie geven de Australische onderzoekers Greene en Oliver ongeveer honderd voorbeelden van springende genen, die genen ingrijpend wijzigden of zelfs toevoegden, met als gevolg dat welbekende primateneigenschappen zoals het zien van kleur ontstonden.

“Onderscheid kunnen maken tussen rood en groen, snellere werking van het brein, een betere voedselvoorziening voor de foetus, een actievere placenta en betere weerstand tegen infectieziekten zijn maar enkele van de evolutionaire vorderingen die door springende genen zijn veroorzaakt,” aldus een hoogleraar biomedische wetenschappen, prof. Greene. “Het is zelfs heel moeilijk om je voor te stellen hoe primaten (waaronder de mens) zich hadden kunnen ontwikkelen zoals nu, zonder jumping genes.”

Meerdere biologische raadsels opgelost

Oliver en Greene hebben de theorie verfijnd tot vier deeltheorieën die helpen verklaren waarom evolutie soms extreem snel verloopt, soms geleidelijk en soms nauwelijks.  Hun springende genentheorie helpt daarom een aantal raadsels in de biologie te ontsluieren, bijvoorbeeld de reden dat sommige soorten plotseling eensklaps opduiken in de fossielenverzameling, waarom sommige groepen organismen zeer rijk zijn in soorten en andere juist soortenarm. Als voorbeeld van een groep die makkelijk nieuwe soorten vormt, geeft Oliver vleermuizen. Vleermuizen kennen een grote populatie actieve springende genen. Inderdaad zijn er verbazingwekkend veel soorten vleermuizen: één op elke vier zoogdiersoorten is een vleermuis.

Zonder springende genen ontstaat levend fossiel

springende genen Barbara McClintock
Barbara McClintock, de ontdekster van de springende genen. Het kostte haar tientallen jaren om acceptatie van haar revolutionaire ontdekking te krijgen. Hiervoor kreeg ze in 1983 terecht de Nobelprijs biologie.

Levende fossielen, zoals de coelacanth en de tuatura-hagedis kennen nauwelijks tot helemaal geen springende genen. Ook verklaart het volgens het tweetal waarom soorten het zogeheten junk-DNA niet uit hun genoom verwijderen.

Greene en Oliver hopen dat hun collega’s de springende-genen theorie verder gaan uittesten bij andere soorten. Ze hebben pionierswerk door anderen op dit gebied – denk aan Nobelprijswinnares Barbara McClintock – samengevat en in een nieuw paradigma samengevat.

Zou de Cambrische explosie samenvallen met het ontstaan van springende genen? Zou er een bepaald mechanisme bestaan dat jumping genes activeert? En zouden de sprongen lukraak zijn, of zou er een systeem achter zitten zodat er een vorm van geleide evolutie ontstaat? Vragen waar biologen waarschijnlijk nog wel even mee zoet zullen zijn…

Bron:
Scientists present evidence for groundbreaking evolution theory, Murdoch University (2011)

Mycoplasma is een nogal nare groep bacteriën. Nu blijkt deze zelfs het Human Genome Project te hebben geïnfecteerd...

Digitaal menselijk genoom blijkt geïnfecteerd

Zelfs onze computers zijn niet meer veilig voor bacteriën. Het menselijk genoom project blijkt vervuild met mycoplasma-DNA. Dit heeft verstrekkende gevolgen.

DNA-vervuiling
Al eerder in 2011 was bekend dat een vijfde deel van de niet-menselijke genoomdatabases vervuild zijn met menselijk DNA, vermoedelijk afkomstig van de onderzoekers zelf.

Mycoplasma is een nogal nare groep bacteriën. Nu blijkt deze zelfs het Human Genome Project te hebben geïnfecteerd...
Mycoplasma is een nogal nare groep bacteriën. Nu blijkt deze zelfs het Human Genome Project te hebben geïnfecteerd...

Naar nu blijkt, is ook het menselijk genoom zelf vervuild geraakt. Bill Langdon van het Uiiversity College London en Matthew Arno van Kings College London zeggen dat ze DNA-sequenties van mycoplasma-bacteriën hebben aangetroffen in de DNA-map van het menselijk genoomproject. Mycoplasma’s behoren tot de kleinste bacteriën bekend. De organismen kunnen alleen bestaan in levende cellen van bijvoorbeeld mensen.

Deze vervuiling heeft verstrekkende gevolgen. Biotechbedrijven gebruiken de menselijk-genoom database om DNA chips te fabriceren die meten welke menselijke genen aanwezig en actief zijn. Langdon en Arno zeggen nu dat ze mycoplasma-DNA hebben aangetroffen in twee commercieel verkrijgbare DNA chips. Iedereen die deze chips gebruikt om de expressie van menselijke genen te meten meet onbewust ook de genexpressie van mycoplasmagenen.

In sommige opzichten is dit geen verrassing. “Het is algemeen bekend dat infecties met mycoplasma’s veel voorkomen in laboratoria die zich bexig houden met moleculaire biologie,” aldus Langdon en Arno.
Met enig geluk zal deze alarmerende ontdekking in het menselijk genoom de belangstelling wekken van onderzoekers.

Worden biologische organismen nu ook computervirussen?
Een zeer belangrijke vraag is uiteraard de aard van deze vorm van informatieoverdracht. Deze mycoplasmagenen zijn duidelijk succesvol in het zichzelf voortplanten in silico. Een mogelijkheid is dat we hier een volkomen nieuw terrein voor mogelijke infecties gaan zien: biologische organismen die in staat zijn zichzelf op de een of andere manier om te zetten in besmettelijke software. Al eerder beschreven we de mogelijkheid dat digitale virussen in de toekomst ook de gezondheid gaan bedreigen via mechanische implantaten.

Hier kunnen genen die zichzelf met succes vermommen als menselijk (of als andere organismen) zich verplaatsen van de ene database naar de andere? Als we dit als virtuele infectie zien, kunnen we onze borst in de nabije toekomst nat maken wat betreft virtuele evolutie.

Hoe zouden we dit probleem kunnen oplossen?
Het besmettingsniveau en de manier waarop het zich verspreidt, suggereert op het eerste gezicht dat onderzoekers de strijd om besmettingen te elimineren aan het verliezen zijn. “We vrezen dat de huidige instrumenten niet in staat zijn genen te onderscheppen die de ‘silicium barrière’ genomen hebben”, aldus de onderzoekers.

Het meest huiveringwekkend van allemaal is dat Langdon en Arno wel eens alleen het topje van de ijsberg kunnen hebben blootgelegd. “Nu we twee verdachte DNA sequenties hebben gevonden, is de kans groot dat het gepubliceerde “menselijke genoom” er meer bevat”, aldus de twee auteurs. Als virtuele infectie echt zo'[n groot probleem is als Arno en Langdon suggereren, zullen we databases met een soort antivirus software moeten uitrusten, een vorm van virtueel immuunsysteem. maar ook it zal een evolutionaire wapenwedloop starten, waarbij vooral genen die het beste in staat zijn de veiligheidseisen te omzeilen zullen overleven.

Aan de andere kant: pas nu is het probleem opgedoken en pas nu kan de tegenaanval worden ingezet. De makkelijkste manier om het menselijk DNA te zuiveren is uiteraard om de uitgangsvoorraad van wat nu bekend is als menselijk DNA, uit te breiden. Gelukkig neemt de rekensnelheid van computers en de snelheid waarmee DNA wordt geanalyseerd elk jaar extreem snel toe. In 2011 kost het ongeveer 50 000 dollar om het volledige DNA van één mens in kaart te brengen[2] en de kostprijs zakt nog steeds extreem snel. Als we van, zeg, tienduizend mensen met voorouders uit totaal verschillende delen van de wereld, het volledige genoom weten, kunnen we alle afwijkende, niet-menselijke genen er op die manier uitfilteren. Gelukkig is de kans vrij klein dat mycoplasma’s vrijwel alle mensen geïnfecteerd hebben (en zo ja, dan is dat pas echt een probleem). Het moet dus in principe mogelijk zijn alle DNA er uit te halen.

Zou het genoom van de mycoplasma-bacterie in zijn geheel in ons DNA zitten?
Er is nog een mogelijkheid waar deze onderzoekers niet aan gedacht hebben. Mogelijk zijn de mycoplasma’s in staat om stukken van hun DNA in het menselijk genoom te injecteren. Of hebben ze dat in het evolutionaire verleden gedaan. Vergeet niet dat mycoplasma’s obligate parasieten zijn. Zonder een levende gastheer kunnen deze mini-bacteriën niet overleven. Ook is het mycoplasma-DNA (M. genitalium scoort minder dan 600 000 baseparen[3]) veel kleiner dan dat van een mens, plm. 3 miljard baseparen. Een koud kunstje om dit genoom ergens in een chromosoom te verstoppen en pop, de bacterie lift mee. Vergeet ook niet dat mycoplasma’s ervan verdacht worden kanker te veroorzaken[5] en beschadigingen in chromosomen veroorzaken[6]. Wat hiermee overeen zou stemmen.

Dit zou niet uniek zijn. Veel virussen beheersen dit kunstje ook. Ongeveer acht procent van ons DNA bestaat uit virussen[4]. De plantenbacterie Agrobacterium tumefaciens, die net als mycoplasma’s in de cellen leeft (en daar bacteriekanker veroorzaakt) wordt vaak gebruikt om vreemde genen in het DNA van planten te injecteren.

En een miljard jaar leven als parasiet is lang. Erg lang. Lang genoeg om een uiterst doortrapte evolutionaire strategie te ontwikkelen…

Bronnen
1. W. B. Langdon, M. J. Arno, More Mouldy Data: Virtual Infection of the Human Genome, Arxiv.org [2011]
2. Mapping a Human Genome, via an eBay Auction, New York Times [2011]
3. Su, Chung J. en Baseman, Joel B., Genome size of Mycoplasma genitalium, Journal of Baxcteriology [1990]
4. UT Arlington genome biologist reports on surprising evolutionary discovery, University of Texas, Arlington [2011]
5. Huang S, Li JY, Wu J, Meng L, Shou CC., Mycoplasma infections and different human carcinomas, World J Gastroenterol. [2001] Apr;7(2):266-9
6. Chernova OA, Volkova EN, Chernov VM, Chromosome aberrations induced by mycoplasma infections in human peripheral blood lymphocytes, Genetika [1996]

Deze bizarre antenne is ontworpen door een computer. Hij bleek effectiever dan door mensen ontworpen antennes.

Evolutie vervangt uitvinders

We staan ​​aan de vooravond van een nieuw tijdperk in de geschiedenis van het uitvinden. Dat is de implicatie van software die automatisch technologie kan “evolueren” en ontwerpen maakt die vaak geen mens zou kunnen bedenken. Evolutionaire software leidt al tot een transformatie op uiteenlopende gebieden als robotmotoriek, computerbeveiliging en medicijnontwikkeling.

Genetische algoritmen, het populairste type evolutionaire algoritmes, bootsen natuurlijke selectie na door het beschrijven van een ontwerp als een soort genoom, opgebouwd uit segmenten. Elk segment beschrijft een parameter van de uitvinding, variërend van de vorm, materiaaleigenschappen zoals elektrische weerstand of moleculaire verwantschap bij een chemische stof. Door willekeurig veranderen sommige segmenten – of “muteren” hen – het algoritme verbetert het ontwerp. De beste resultaten worden vervolgens met elkaar “doorgefokt” om de prestaties verder te verbeteren.

Deze bizarre antenne is ontworpen door een computer. Hij bleek effectiever dan door mensen ontworpen antennes.
Deze bizarre antenne is ontworpen door een computer. Hij bleek effectiever dan door mensen ontworpen antennes.

Tot nu toe had de gemiddelde desktop computer niet de rekenkracht om miljoenen generaties door te rekenen en de ongewenste mutanten uit te ziften. Dat is nu veranderd, dus genetische algoritmen zijn nu klaar om onderzoek en ontwikkeling diepgaand te veranderen, aldus John Koza aan de Stanford Universiteit in Californië, een pionier in het gebruik van genetische algoritmen in engineering en design. Hij heeft ontwerpen voor een efficiënte radio-antennes op deze manier “gefokt” (zie afbeelding). Wat echt interessant is, zegt hij, is dat het niet altijd duidelijk waarom de geëvolueerde uitvinding werkt: geen mens zou op zijn bizarre antennes in zigzagvorm zijn gekomen. Bovendien kan software worden ingesteld op het ontwerp rond bestaande octrooien. Opmerkelijk is dat de voorspellingen van Koza, gedaan in 2003(1), nu inderdaad nauwkeurig uitkomen: ook een gemiddelde desktop computer kan nu evolutionaire hardware ontwikkelen.

Evolutionair uitvinden slaat aan op allerlei gebieden, zegt Robert Plotkin, die in  zijn in 2009 verschenen boek The Genie in the Machine de opkomst van de techniek heeft beschreven. Farmaceutische onderzoeksbedrijven worden bijvoorbeeld steeds grotere gebruikers. Evolutionaire algoritmen ontwikkelden technieken om receptoren te bereiken waar nog geen mens aan had gedacht. De techniek is ook gebruikt om de looptechniek van robots te verbeteren. “De meeste van de ontwikkelde uitvindingen zijn niet per se spectaculair  – maar ze maken deel uit van een gestage stroom van verbeteringen,” zegt Hod Lipson, een roboticus aan de Carnegie Mellon University in Pittsburgh, Pennsylvania. “Al deze technieken samen versnellen innovatie straks zeer sterk.”

Eén ding verwacht Lipson voorlopig nog wel: uitvinders zullen niet snel toegeven dat ze een evolutionair programma het denkwerk hebben laten doen en liever zelf de eer opstrijken.
Zelf aan de slag met evolutionair programmeren? EpochX is ontwikkeld door onderzoeker Tom Castle van de universiteit van Kent(2).

Bronnen
1. John R. Koza, Martin A. Keane en Matthew J. Streeter, Evolving Inventions, Scientific American (2003)
2. EpochX, open-source genetisch programmeren

Dichloor-azijnzuur. Een zeer eenvoudig molecuul, maar verbijsterend effectief tegen kanker.

‘Goedkoop en veilig medicijn helpt tegen de meeste vormen van kanker’

De ‘wonder drug’ dichloroacetaat (DCA) helpt volgens onderzoek van de universiteit van Alberta in Canada tegen de meeste kankers door de slapende mitochondrieën in kankercellen  weer tot leven te wekken. Deze ontdekking dateert al van 2007, maar komt pas nu in de publiciteit.

ATP en kanker
Mijn vader is gepromoveerd op onderzoek naar de effecten van de kunstmatig toegevoegde energiedrager ATP op kankercellen. Gewoonlijk wordt ATP door mitochondriën (bacterieachtige  celonderdelen die suiker aeroob verbranden met zuurstof en zo ATP maken) gemaakt, maar bij veel vormen van kanker zijn de mitochondriën inactief. Zonder mitochondrieën kunnen cellen alleen  anaerobe afbraak uitvoeren. Dit is afbraak zonder zuurstof, wat maar twee moleculen ATP oplevert. Ter vergelijking: mitochondrieën scoren 38 ATP, dat is maar liefst negentien keer zoveel.

Dit onderzoek(1) dateert van ongeveer vijfendertig jaar terug. Opmerkelijk genoeg bleek kunstmatig toegediende ATP in staat,  kankercellen terug te laten schakelen naar een minder agressieve vorm. Klaarblijkelijk is de energievoorziening een essentiële factor bij het ontstaan van kanker. Zijn proefschrift bleef tientallen jaren verstoffen (het lot van de meeste proefschriften) tot hij plotseling veel aandacht kreeg uit wetenschappelijke hoek. Klaarblijkelijk zijn kankeronderzoekers nu verder gegaan in deze onderzoeksrichting en hebben het complete mechanisme opgehelderd. Mitochondriën blijken uiterst essentieel, vermoedelijk omdat ze grote hoeveelheden ATP produceren die de kankercel of uitschakelt of terugschakelt naar een gezonde vorm.

DCA is magische kogel tegen kankercellen

 

 

 

Dichloor-azijnzuur. Een zeer eenvoudig molecuul, maar verbijsterend effectief tegen kanker.
Dichloor-acetaat. Een zeer eenvoudig molecuul, maar verbijsterend effectief tegen kanker.

Dichloroacetaat is maar een klein molecuul en chemisch gezien eenvoudig te bereiden. Het molecuul wordt nu al gebruikt om zeldzame stofwisselingsziekten te behandelen en is daarom goedgekeurd voor geneeskundig gebruik. Het zou vandaag al als anti-kankermedicijn ingezet kunnen worden. DCA is azijnzuur (in verdunde vorm is dat tafelazijn), waarin twee waterstofatomen zijn vervangen door chlooratomen. Onderzoeker Evangelos Michelakis van de universiteit van Alberta heeft in 2007 bij toeval ontdekt dat DCA wel long- borst- en hersenkankercellen doodt, maar niet gezonde cellen(2). DCA blijkt de mitochondriën weer aan te schakelen, wat de kankercellen niet overleven. Mitochondrieën hebben namelijk nog een tweede taak: ze zijn betrokken bij apoptose, natuurlijke celdood. Cellen waarbij de mitochondrieën niet meer werken, worden onsterfelijke kankercellen. Zodra de mitochondriën weer aanschakelen, maakt de onnatuurlijke plaats van de cel dat deze onmiddellijk zelfmoord pleegt, veronderstelt Michelakis.

Zijn kankergezwellen overblijfselen uit een anaeroob verleden?
Heel lang geleden was er nog nauwelijks zuurstof. Door exobiologen is al verondersteld dat kankergezwellen in feite een terugval zijn van ons lichaam naar het stadium van een oeroud dier. Deze ontdekkingen passen uitstekend in dat plaatje. De allereerste dieren leefden waarschijnlijk in een zeer zuurstofarme omgeving. Mogelijk zorgt het lage energieniveau door het uitvallen van de mitochondriën tot een terugval naar deze onsterfelijke staat.

Farmaceutisch complot?
Geneesmiddelenfabrikanten verdienen erg goed aan kanker. Geen wonder: kanker is een slopende ziekte die jarenlang intensieve behandeling (vaak met chemotherapie) vergt. De totale omzet aan anti-kankermedicijnen is ongeveer 50 miljard dollar per jaar, waarvan tweederde in de VS (3). Vijftig miljard is het totale persoonlijke vermogen van de rijkste man ter wereld of het totale bruto nationaal product van een land als Syrië of Luxemburg. Er zijn voor kleinere bedragen moorden gepleegd. Gevallen waarin onderzoekers van bovenaf op kregen gelegd wat ze mogen publiceren en wat niet, zijn bekend uit onder meer de tabaksindustrie. Ook de farmaceutische industrie is bepaald geen filantropische bedrijfstak. New Scientist (4) geeft een link naar een speciale website van de universiteit van Alberta (5) om een fonds te vormen om onderzoek te doen naar dit veelbelovende middel. In een kleine klinische trial (5 patiënten), gepubliceerd in het gezaghebbende Science Translational Medicine, is tumorcel-apoptose in patiënten aangetoond(6). Onderzoek op grotere schaal is nodig.

Het zou veel waard zijn als we één van de wreedste moordenaars een harde slag zouden kunnen toebrengen.

WAARSCHUWING
DCA is bepaald geen onschuldig middel. Veel gerapporteerde bijwerkingen zijn zenuwbeschadiging en onomkeerbare verlammingen. Gebruik dit middel alleen in levensbedreigende omstandigheden en na overleg met een BIG-geregistreerd oncoloog.

Bronnen
1. Roding T.J., Over de invloed van exogeen ATP op tumorgroei in het in-vivo en in-vitro model, proefschrift VU
2. Evangelos Mikelakis et al., A Mitochondria-K+ Channel Axis Is Suppressed in Cancer and Its Normalization Promotes Apoptosis and Inhibits Cancer Growth, Cancer Cell
3. Leading Anti-Cancer Drugs: World Market Prospects 2011-2021
4. Cheap, ‘safe’ drug kills most cancers, New Scientist (2007)
5. Universiteit van Alberta
6. Michelakis et al.,Metabolic Modulation of Glioblastoma with Dichloroacetate, Science Translational Medicine

Verklaart een puntmutatie in een enkel gen de snelle sprong in hersenmassa tussen Australopithecus en Homo ergaster?

Grote hersenen door één enkele mutatie

Een verandering in één enkel gen verklaart waarom onze hersenschors zo enorm groot is, en dus waarom we zo veel slimmer zijn dan apen. Dat blijkt uit onderzoek van de Yale School of Medicine.

Verklaart een puntmutatie in een enkel gen de snelle sprong in hersenmassa tussen Australopithecus en Homo ergaster?
Verklaart een puntmutatie in een enkel gen de snelle sprong in hersenmassa tussen Australopithecus en Homo ergaster?

Wij mensen dragen allen genen van meerdere erfelijke ziekten. Elk gen komt dubbel voor (heeft twee allelen, zegt een bioloog). De meeste genen die erfelijke ziekten veroorzaken zijn recessief: ze worden alleen actief als er geen dominante variant van het gen aanwezig is. Eén van deze genen is centrosomaal NDE1, dat de ernstigste vorm van microcefalie (extreem kleine hersenen) veroorzaakt. In Turkije, Saoedi-Arabië en Pakistan wordt veel binnen de familie getrouwd, waardoor de kans groot is dat zeldzame recessieve genen als NDE1 bij elkaar komen. Dat is gebeurd bij Turkse(1), Saoedische(2) en Pakistaanse(1) families. De kinderen in deze families hebben hersenen die tien keer zo klein zijn als normale hersens. Wat ook opvallend is, is dat de grote hersenen en vooral de hersenschors extreem klein is.

Bij al deze families werd vastgesteld dat het om hetzelfde gen ging. Onderzoekers denken hierom dat de eerste mensachtige ook door een enkele mutatie in dit gen veel grotere hersens heeft gekregen. Deze eerste echte mens, de echte Adam (of Eva) moet een nogal eenzaam bestaan hebben gehad. Hij of zij moet een enorme voorsprong hebben gehad wat betreft plannen en vooruitdenken, wat er vermoedelijk toe leidde dat zijn of haar afstammelingen zich al snel tot nieuwe succesvolle hominide soort hebben kunnen ontwikkelen. Inderdaad vindt er in de menselijke evolutie een raadselachtige, plotselinge sprong plaats van de ontwikkeling tot een mensachtige hersengrootte. Homo habilis heeft bijna twee keer zoveel hersens als zijn onmiddellijke voorganger, Australopithecus afarensis.

Bronnen
1. M. Bakircioglu et al., The Essential Role of Centrosomal NDE1 in Human Cerebral Cortex Neurogenesis. American Journal of Human Genetics (2011)
2. S. Alkuraya et al., Human Mutations in the NDE1 Cause Extreme Microcephaly with Lissencephaly. American Society of Human Genetics (2011)
3. Science Daily

Onderzoek aan dit wormpje levert vermoedelijk een gericht antikankermedicijkn met weinig bijwerkingen op.

Worm levert doorbraak uitschakelen kanker

Onderzoek aan een worm leverde veel nieuwe informatie op over een eiwit dat betrokken is bij veel menselijke kankersoorten – en levert dus mogelijk zeer effectieve manieren op om ze te behandelen.

Onderzoek aan dit wormpje levert vermoedelijk een gericht antikankermedicijkn met weinig bijwerkingen op.
Onderzoek aan dit wormpje levert vermoedelijk een gericht antikankermedicijkn met weinig bijwerkingen op.

Evolutionair gepruts aan worm op pootjes
Wij zijn in feite allen wormen op pootjes. Het is een weinig vleiende constatering, maar waar is het wel. Je kan dat goed zien aan de ontwikkeling van menselijke embryo’s. Op een gegeven moment vormen deze een wormachtige buis. Omdat wormen over het algemeen veel eenvoudiger in elkaar zitten dan mensen, zijn ze een geliefd onderwerp voor biochemisch onderzoek: onderzoek naar de functies van genen en de eiwitten die ze vertaald opleveren. Want weliswaar weten we na het Human Genome Project welke eiwitten het menselijk lichaam  produceert, maar we weten nog nauwelijks welke functies deze eiwitten hebben en hoe ze onderling samenwerken. Je kan de werkwijze van evolutie het beste vergelijken met die van de ontwikkelaars van bijvoorbeeld Microsoft Windows: voortdurende toevoegingen en geknutsel aan een basiscode terwijl het basisontwerp in essentie hetzelfde blijft.

Oer-eiwit veroorzaakt, wanneer aan elkaar gelaste genen worden afgelezen, tumorvorming
In de tijd dat de gemeenschappelijke voorouder van de mens en de laboratoriumworm Caenorhabditis elegans leefde, in het Cambrium rond de 600 miljoen jaar geleden, vervulde het oer-eiwit TGF-1 vermoedelijk dezelfde functie als het nu doet in zowel wormen als mensen. TGF-1 (tumor growth factor-1)  controleert de snelheid waarmee groeifactoren (eiwitten die groei stimuleren) worden uitgescheiden door het transportnetwerk van de cel, het ER, endoplasmatisch reticulum (in het Nederlands vertaald: netwerkje in het celplasma). Bij tumorgroei blijken twee ‘gebroken’ genen aan elkaar geplakt te zijn en zo, wanneer afgelezen, een nieuwe, ‘chimere’ variant van het eiwit op te leveren. Het eiwit bevindt zich bij mensen ook aan de uiteinden van de ER waar de groeifactoren in zakjes worden verpakt. De tumorveroorzakende  chimere variant laat veel meer groeifactoren uit het ER stromen. De onderzoekers denken dat dit op de een of andere manier leidt tot het ontstaan van kankercellen.

Aangrijpingspunt voor medicijnen
Onderzoekers denken nu dat door medicijnen speciaal voor het vernietigen van dit fusie-eiwit te ontwikkelen, ze een “magische kogel” voor drie vormen van kanker in handen krijgen: de vrij zeldzame anaplastische grote-cel lymfoom, het ook bij jonge mensen veel voorkomende papillair schildkliercarcinoom and extraskeletaal chondrosarcoom. Immers: de fusie-eiwitten komen alleen voor in zieke cellen. Deze therapie heeft dus niet de bijzonder akelige bijwerkingen van standaard chemotherapie. Hopelijk is dit het eerste begin van een meer intelligente aanpak van kankergezwellen. De drie voornaamste strategieën bij het behandelen van kanker komen nu neer op wegsnijden, wegbranden met radioactieve straling of net iets harder vergiftigen van de tumor dan de rest van de patiënt. Alle drie wat minder elegant. Dat moet toch slimmer kunnen, zou je zeggen.

Bron:
Universiteit van Wisconsin-Madison
Nature