Niek

Houdt zijn eigen blog bij op DenkOpener. Aanwezig op sociale media, zie: LinkedIn, Twitter, Facebook.

Schrijven voor een publiek – 6 tips

Het is een mooie zonnige zondagmiddag als ik in een overvolle bibliotheek aan dit artikel begin te schrijven. Mij wacht een moeilijke taak, want het doel van dit artikel is het geven van een aantal tips om voor een publiek te schrijven. En daarbij is het handig als ik zelf deze tips ook meteen succesvol toepas.

Woensdagmiddag 19 oktober 2011 in een zaaltje in de Universiteitsbibliotheek Utrecht ontmoeten twee vooraanstaande sprekers elkaar. Ad van Liempt, bedenker van televisieprogramma ‘Andere tijden’ en lector Onderzoeksjournalistiek aan de Hogeschool Utrecht, opent de middag met een lezing waarbij de belangrijkste boodschap is dat het publiek altijd centraal moet staan bij het schrijven van een stuk. Hierna mag Frits van Oostrom, universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht en voormalig president van de KNAW, reflecteren op hetgeen door van Liempt is gezegd.

Schrijven om gelezen te worden
Volgens van Liempt leefde een aantal jaren geleden het idee dat populistische artikelen tegenover wetenschappelijke artikelen stonden. Een wetenschappelijk artikel moest vooral deftig geschreven zijn om te laten zien dat de schrijver belezen was. Tegenwoordig verandert deze trend; het verschil tussen populistisch en wetenschappelijk schrijven wordt mede door een aantal prachtig geschreven dissertaties steeds kleiner. Van Liempt vindt dit een goede verschuiving omdat het goed is rekening te houden met de interesse en het bevattingsvermogen van de lezer. We schrijven toch om gelezen te worden?

Zes tips
Om beter leesbaar te schrijven, geeft van Liempt een aantal duidelijke tips:

  1. Het schrijven in de lijdende vorm is volksziekte nummer één. Het is veel aantrekkelijker om zinnen in de actieve vorm te schrijven, zoals ook te lezen is op taaladvies.net: “Het gebruik van de lijdende vorm wordt algemeen beschouwd als vaag, saai, droog, zakelijk en onpersoonlijk, en is kenmerkend voor ambtelijk en wetenschappelijk taalgebruik. Om de leesbaarheid en levendigheid van teksten te bevorderen bevelen verschillende auteurs daarom aan de lijdende vorm alleen te gebruiken als dat beslist nodig is.” De kern van een zin staat door het gebruik van de lijdende vorm helemaal aan het eind van een zin, wat het lezen soms onnodig langdradig maakt.
  2. Schrijven in tegenwoordige tijd is een pré. Het verhaal wordt dan spannender doordat de lezer er meer bij betrokken wordt.
  3. Hoe verleidelijk het soms ook is; probeer deftigheid te vermijden. Spreektaal is hierbij een goede raadgever. Zo hoor je zelden iemand ‘derhalve’ zeggen en gebruiken we in plaats van het woordje ‘echter’ de veel informelere ‘maar’. Het gebruik van ‘men’ duidt op denkluiheid omdat het anoniem is (je weet niet meer wie het gedaan heeft) en is dus weinig informatief.
  4. Citaten kunnen een zegen zijn, mits ze niet te lang zijn. De essentie van een citaat kan vaak kort worden weergegeven, wat het grote voordeel heeft dat de schrijver de regie van de tekst niet te lang uit handen geeft. Bovendien zijn lange citaten vaak storend voor de lezer.
  5. Probeer zo beeldend mogelijk te schrijven. Dit is met name van belang in het begin van een stuk, omdat daar een strijd wordt gestreden om de aandacht van een lezer. Dit zou kunnen door te openen met een onlogische situatie, maar vergeet niet dat hier eigenlijk ook de essentie van het stuk al in naar voren moet komen.
  6. En als laatst natuurlijk de tip: hou het publiek voor ogen. Kies je eigen publiek en ‘zet deze om’ in een voor jou bekend persoon. Bedenk je bijvoorbeeld dat je dit artikel voor je schoonmoeder moet schrijven.

Schrijven wat je kwijt wilt
Na de oratie van van Liempt is het aan van Oostrom om er een reactie op te geven. Een van de eerste dingen die van Oostrom doet, is het benadrukken dat van Liempt vooral praat over geschiedwetenschap. Maar er zijn veel meer wetenschappen, die exacter zijn en publiceren binnen een kring van specialisme. Hierbij gaat het om kenners die bediend moeten worden om het vakgebied vooruit te krijgen en staat helderheid van de tekst dus centraal. Niet per se dat het ook boeiend moet zijn. Veel wetenschappers schrijven dan ook vanuit wat zij kwijt willen en niet vanuit wat de lezer wil lezen. Zou helderheid niet centraal staan, dan zou de tekst misschien niet publiceerbaar zijn.
Overigens is van Oostrom het wel voor een deel eens met van Liempt. Het is voor wetenschappers een uitdaging om hun ingewikkelde bevindingen op een makkelijke manier (waarbij ze de lezer serieus nemen) over te brengen. Van Oostrom vat dit samen in een citaat (bron is mij ontschoten): “Easy reading is damned hard writing!”

Zelf heb ik veel moeite met Van Liempt’s tips. Ik ben redelijk fan van de lijdende vorm en maak ook veelvuldig gebruik van de vage aanduiding ‘men’. Gezien mijn schrijfstijl zou ik gek worden als ik mijn eigen stukken moest redigeren. Mochten er grote fouten in deze tekst zitten, dan hoor ik dat natuurlijk graag!

 

De volledige lezing (duur: ongeveer een uur) is hier terug te zien: http://www.sg.uu.nl/2011/10/19/journalistiek-schrijven-voor-een-publiek/

Taal, waarneming en de perceptie van de wereld

Afgelopen week ontstond er tijdens een college taalwetenschap een interessante discussie. Uit verschillende onderzoeken blijkt namelijk dat de taal die je spreekt sterk van invloed is op hoe je de wereld ervaart. Zo wordt er in het Russisch onderscheid gemaakt tussen twee verschillende kleuren, die wij in Nederland beide als ‘blauw’ zouden markeren. Onderzoek van Winawer et al. (2007) toont aan dat door dit verschil in de taal er ook sneller gereageerd wordt bij het onderscheiden van deze kleuren. Kortom: de taal heeft invloed op de beleving van de wereld. Dit wekt natuurlijk vragen op.

Een medestudent vroeg zich – terecht – af of de Russen de wereld dan ook daadwerkelijk anders zien. Je zou zeggen dat dit niet kan; licht heeft immers een bepaalde frequentie wat de kleur ervan bepaald, en de anatomie van de Russische en Nederlandse ogen verschillen ook niet aantoonbaar. Je kan dus niet zeggen dat Nederlanders en Russen de wereld werkelijk anders zien, maar wel dat ze het anders interpreteren.

Visuele informatie dat via het oog binnen komt wordt achter in de hersenen, in de occipitale kwab waar de primaire en secundaire visuele cortex liggen, verwerkt. Hier wordt in zekere zin een ‘selectie’ gemaakt van de belangrijke en minder belangrijke informatie en wordt er betekenis aan toegevoegd, wat voor de interpretatie van de wereld zorgt. Een ingewikkeld verhaal, wat ik zal illustreren aan de hand van een tweetal voorbeelden uit het boek ‘De man die zijn vrouw voor een hoed hield’ van Oliver Sacks.

Dr. P
Sacks is neuroloog en bekend om zijn boeiende verhalen waarin hij de lezer mee neemt in de wereld van zijn patiënten. Het eerste voorbeeld dat ik wil aanhalen is het verhaal achter de titel van het boek. Daarin vertelt Sacks het verhaal van dr. P die bijzonder muzikaal was, maar waarbij het onder andere aan de verwerking van de visuele informatie schort. Een klein voorval zoals beschreven in het boek:
‘Uw schoen,’ herhaalde ik, ‘u zou hem kunnen aantrekken.’
(…) Eindelijk bleef zijn blik rusten op zijn voet: ‘Dat is toch mijn schoen?’
Hoorde ik het verkeerd? Zag hij het verkeerd?
‘Mijn ogen’ legde hij uit en bracht een hand naar zijn voet. ‘Dit is mijn schoen toch?’
‘Nee, nee. Dat is uw voet. Daar is uw schoen.’
‘Ach, ik dacht dat dat mijn voet was.’

Behalve dit voorval beschrijft Sacks hoe hij dr. P leerde kennen en hoe gefascineerd hij door hem was. Zo vond dr. P tijdens een van de onderzoeken dat het genoeg was geweest en begon zijn hoed te zoeken. “Hij strekte zijn hand uit, kreeg het hoofd van zijn vrouw te pakken en probeerde dat op te tillen om het op zijn eigen hoofd te zetten. Blijkbaar had hij zijn vrouw voor een hoed gehouden!”

De tweeling
Een tweede voorbeeld dat ik wil aanhalen uit het boek is het verhaal van een tweeling die gelabeld was als zogenaamde idiots savants; gekken die op een bepaald onderdeel heel goed waren. Deze tweeling, John en Michael, waren in staat te zeggen op welke dag van de week een datum ver in het verleden of de toekomst zou vallen. Maar behalve dat, kwam Sacks erachter dat er nog meer met de twee aan de hand was.
Toen op een dag een doos lucifers van de tafel viel, riepen beiden tegelijk ‘111’, waarna de ene ‘37’ zei, de ander dit herhaalde en de eerste het nogmaals herhaalde. Sacks telde de lucifers en het bleken er inderdaad 111 te zijn.
‘Hoe konden julliedie lucifers zo vlug tellen?’ vroeg ik.
‘We hebben ze niet geteld,’ zeiden ze. ‘We zagen de 111.’
(…) ‘En waarom mompelden jullie “37” en herhaalden jullie dat twee keer?’ vroeg ik de tweeling.
Ze antwoordden eenstemmig: ’37, 37, 37, 111.’

De tweeling had in één oogopslag de 111-heid van de lucifers gezien, maar behalve dat het ook nog eens ontbonden in twee factoren die beide priemgetallen zijn: 3 maal 37 is 111.
‘Hoe berekenen jullie dat dan?’ vroeg ik tamelijk fel.
(…) Ze leken verbaasd over mijn verbazing, alsof ik op een of andere manier blind was; en het gebaar van John bracht een buitengewoon gevoel van directe, ervaren realiteit over. Is het mogelijk, zei ik bij mezelf, dat ze op een of andere manier de eigenschappen kunnen ‘zien’?

En deze laatste vraag die Sacks zichzelf stelt, brengt me weer bij de discussie van afgelopen week. Het is namelijk in zekere zin dezelfde vraag die de medestudent stelde. Onze taal, onze waarneming en onze perceptie zijn nauw met elkaar verbonden in de hersenen. Hoe alles met elkaar in verband staat en in welke mate het invloed heeft, is nog onderwerp van discussie in verschillende onderzoeksgebieden. Maar dat we de komende jaren nog veel interessants gaan ontdekken op dit gebied, staat wel vast.

N.b. Toevallig stond afgelopen week op nu.nl ook een ‘nieuwsbericht’ (met weinig nieuwswaarde) omtrent dit onderwerp: ‘Vreemde taal leren verandert kijk op de wereld‘.

Wat kunnen we leren tijdens onze slaap? Een verkenning

Het is een mooi verhaal dat leidt tot een belangrijke vraag. Zo’n 400 jaar voor Christus droomde de Chinese filosoof Zhuangzi dat hij een vlinder was. Nadat hij wakker was geworden stelde hij zichzelf de vraag welke wereld de werkelijke wereld was; die waarin hij Zhuangzi de filosoof was, of die waarin hij vrolijk rond vloog als een vlinder. In de Westerse filosofie kennen we soortgelijke verhalen, die de basis vormen voor een sceptische positie tegenover de werkelijkheid. Sinds René Descartes argumenteerde dat we aan alles kunnen twijfelen, omdat we niet zeker kunnen weten of we in een droom zitten of niet, zijn er vele pogingen gedaan dit ‘droom argument’ te weerleggen.

Een modernere versie van het droomargument : hoe kunnen we weten dat we niet in de Matrix zitten?

Een van die weerleggingen is dat onze dromen en ‘de werkelijkheid’ veel van elkaar verschillen. In dromen zijn vele dingen mogelijk die in de werkelijke wereld niet mogelijk zijn en vice versa. Zo kwam ik laatst in een filmpje op youtube de bewering tegen dat het bijvoorbeeld niet mogelijk is om serieus te filosoferen in een droom. Maar is dit wel zo?

 

Gefascineerd door deze bewering heb ik besloten het de komende tijd zelf uit te proberen. Omdat de droomwereld zo anders is dan de werkelijke wereld, ben ik erg nieuwsgierig naar de grenzen ervan. Ik ben daarom van plan om tijdens mijn slaap deze grenzen te gaan verkennen doormiddel van lucide dromen, en de bevindingen op Visionair.nl bij te houden. Lucide dromen kan ik al een beetje, hoewel het meestal er op neer komt dat ik een nachtmerrie ombuig in een leukere versie van de droom of dat ik stoer probeer te doen met mijn telekinetische krachten. Werkelijk op de droomwereld reflecteren heb ik nog niet geprobeerd of is me tot op heden nog niet gelukt.

Wat me overigens wél is gelukt, is het oplossen van een probleem. Enkele jaren geleden speelde ik vlak voor het slapen gaan een computerspelletje waarin ik de uitweg van een doolhof moest vinden. Dit was me na meerdere pogingen niet gelukt, waarop ik besloot te gaan slapen. Doordat ik zo intensief bezig was geweest met het doolhof, droomde ik er ook over. En het mooie was: in mijn slaap lukte het me wel om het op te lossen! De volgende dag probeerde ik de oplossing en jahoor; het was me gelukt. Dat het mogelijk is om dromen effectief in te zetten, is hierdoor voor mij wel bewezen.

Er zijn meerdere situaties te bedenken waarbij dromen effectief kunnen worden ingezet, zoals het afscheid nemen van een overledene of het overwinnen van bepaalde angsten. Door mezelf meer te trainen in het lucide dromen, ga ik proberen antwoorden te vinden op vragen die mij bezig houden. Vragen die zowel betrekking hebben op het dromen zelf, maar ook vragen die een diepere filosofische betekenis hebben. Enkele voorbeelden zijn:

  • Hoe ver kan ik vooruit kijken in mijn droom?
  • Droom ik werkelijk in kleur? En kan ik dingen proeven / ruiken?
  • Hoe ervaar ik mijn gevoelens? Of hoe echt zijn mijn emoties?
  • Welke taal spreek ik en kan ik ook andere talen spreken?
  • Kan ik in mijn droom dingen oefenen zodat ik er in het ‘echte leven’ beter in word?
  • Zijn er mensen die mij niet aankijken, en kan ik hen dan ook aan het schrikken maken?
  • …

Komende tijd zal ik mijn bevindingen via Visionair.nl met de wereld delen. Toegegeven, het is natuurlijk geen wetenschappelijk onderzoek, en wat voor mij geldt hoeft natuurlijk niet voor iedereen te gelden. Maar als er mensen zijn die mee willen doen, die zelf ook op onderzoek uit willen gaan in hun droomwereld, laat mij dit dan weten en deel je ervaringen. Hoe je kunt leren lucide te dromen lees je in mijn artikel hier. Ik lees graag verhalen (bijvoorbeeld in de reacties hieronder) en als je zelf de moeite niet wilt nemen maar mij wilt laten zoeken naar een antwoord op een specifieke vraag, laat het mij ook weten.

Hoe lang het duurt om antwoorden op vragen te krijgen weet ik niet. Maar pen en schrift liggen op het nachtkastje dus mijn verkenning kan beginnen!

xkcd.org nr 240

Lucide dromen: een beknopte handleiding

“Het leven is kort. En tot overmaat van ramp brengen we tussen een kwart en de helft van ons leven in slaap door. De meesten van ons hebben de gewoonte als een soort zombie door onze dromen te wandelen. We slapen, gedachteloos, door vele duizenden mogelijkheden om volledig bewust en levend te zijn.”

Bovenstaande passage komt uit een boek waarin de essentie van het lucide dromen wordt uitgelegd. Door te leren lucide te dromen opent zich een fantastische wereld vol met avonturen en spektakel. Maar wat is dat lucide dromen nou eigenlijk?

Kort gezegd is lucide dromen het weten dat je droomt terwijl je droomt. Voor sommige mensen klinkt dit onmogelijk, maar velen hebben hier wel ooit een keer mee te maken gehad en zullen het herkennen. Het mooie is dat je jezelf er in kan trainen, zoals hieronder uitgelegd wordt. Op het moment dat je tijdens je droom beseft dat je droomt, ben je letterlijk de regisseur van je eigen film. Vrijwel alles is mogelijk! Seks met een onbereikbare liefde en handelen tegen de natuurwetten in – zoals vliegen of onder water ademen – staan onder andere in de top 10 meest voorkomende bezigheden tijdens een lucide droom.

Tijdens het vak Sportpsychologie leerde ik onder andere dat het loont om bepaalde oefeningen in je hoofd te doen. Het lichaam blijkt in zekere mate als het ware ‘door te trainen’ door alleen maar te denken aan de training. Dit is natuurlijk prachtig, maar het zou nog mooier zijn als we tijdens onze slaap, waar de beleving vaak realistischer is dan in onze gedachte, onze oefeningen kunnen herhalen of zelfs uitbreiden. Of hier onderzoek naar gedaan is weet ik niet, maar ik kan me zo voorstellen dat dit een positief effect op de training heeft.

Hoe kan je lucide dromen leren?
Iedereen droomt. Er zullen mensen zijn die bij dageraad hun dromen niet meer herinneren, maar ook voor hen geldt dat zij dromen. En een ieder die droomt kan in principe leren lucide te dromen. Het enige wat daar voor nodig is, is een pen, papier en wat doorzettingsvermogen. De stappen zijn als volgt:

Stap 1. Dromen opschrijven
Om te leren lucide te dromen is het allereerst belangrijk dat je je dromen herkent. En om ze te herkennen, moet je ze onthouden. Met een pen en papier (schriftje of iets dergelijks) op het nachtkastje is het eerste wat je ’s ochtends doet bij het wakker worden het opschrijven van je dromen. Het is belangrijk dat dit zo snel mogelijk gebeurt, want binnen een half uur dat je wakker bent, ben je vaak al de complete droom vergeten.
Als je moeite hebt je droom te herinneren, kun je proberen even te blijven liggen met je ogen dicht en je gedachten een beetje vrij te laten. Vaak komt er dan langzaam maar zeker een droombeeld terug. Helaas vergt het vaak wel enige discipline om als je net wakker wordt jezelf aan te zetten tot een vrij moeilijke handeling als schrijven. Daarentegen kan het wel weer erg komisch zijn om dit later terug te lezen; ten eerste is het handschrift moeilijk leesbaar en ten tweede kloppen de zinnen soms ook van geen kant.

Stap 2. Herken de patronen
Het blijkt dat er bepaalde patronen in iemands dromen te vinden zijn. Als je je dromen hebt opgeschreven, zul je na verloop van tijd terugkerende elementen ontdekken. Dit kunnen bijvoorbeeld personages of gebeurtenissen zijn, maar ook locaties of combinaties van deze dingen. Ook kenmerken vele dromen zich door hun absurde gebeurtenissen zoals pratende huisdieren of kledingloos op het werk verschijnen. Door dergelijke patronen en gebeurtenissen te herkennen, wordt het makkelijker dit ook terwijl je slaapt te herkennen.

Stap 3. Luciditeit versterken
Wat als het lukt? De eerste paar keer dat je tijdens je droom het vermoeden krijgt dat het een droom is, is het moeilijk om je droom vast te houden. Je schrikt als het ware van je ontdekking, en wel zo hard dat je er wakker van wordt. Dat is jammer, maar wel een teken dat je de goede kant op gaat! Het schijnt dat in je droom rondjes draaien of in je handen wrijven werkt om je aandacht bij de droom te houden.
Wat ook kan gebeuren is dat je niet zeker weet of je wel droomt. In dat geval zijn er een heel aantal ‘werkelijkheidstests’ die je kan uitvoeren. Hieronder volgen er een aantal, kies zelf je favoriet:

  • Lichtknopjes werken nooit in een droom. Probeer het maar, en je zal zien dat de lichtsterkte hooguit een klein beetje verandert.
  • Klokken werken ook slecht. Soms kun je er wel de tijd vanaf lezen, maar als je dan even weg kijkt en nog een keer probeert, zul je zien dat er iets totaal anders staat.
  • Spiegels zijn er niet of werken ook niet zoals het hoort.
  • Als je in een droom van kamer A naar kamer B loopt en vervolgens weer door dezelfde deur terug loopt, zul je nooit meer op kamer A uitkomen.
  • Je kunt je in je droom niet herinneren wat je 10 minuten geleden hebt gedaan.
  • Je kunt in een droom door de muur lopen. Of makkelijker te proberen: je kunt met je ene hand door je andere hand heen gaan.
  • Je kunt rennen zonder moe te worden (dat zou wat zijn; moe worden in je slaap!).
  • Het is moeilijk om iets te lezen in je droom, en ook hetgeen je probeert te lezen verandert continu (en in vaak in totale onzin).
  • …
In de film Inception vouwt Ariadne de wereld dubbel

En als dat dan lukt, je weet zeker dat je droomt en je blijft ook in je droom, dan kun je in principe alles doen wat je wilt. Dit vergt wel enige oefening. Een vriend van me vertelde laatst dat hij een week lang iedere avond droomde dat hij kon vliegen, en aan het eind van de week ging het een stuk makkelijker en sneller dan aan het begin!

 

Dromen gebeurt tijdens de REM-slaap, de periode in de slaap wanneer de ogen hevig knipperen. Het bestaan van lucide dromen is wetenschappelijk aangetoond. Er is zelfs een methode om tijdens je slaap op een abstracte manier te communiceren met de werkelijke wereld, namelijk via oogbewegingen.

Bronnen:
Eigen ervaring
Boek: Exploring the world of Lucid Dreaming (Stephen LaBerge)
Wikipedia: Lucide Droom
Grenswetenschap: Lucide dromen: een beknopte handleiding
Artikel in Quest: Hoe werken lucide dromen?

Amateurs lanceren goedkope raket in Kopenhagen

“Onze missie is simpel; we willen een mens de ruimte in lanceren en laten zien dat dit mogelijk is zonder grote overheids investeringen.” – is te lezen op de website van de ruimtevaart amateurs van Copenhagen Suborbitals. Een echt visionaire missie, die na de lancering van afgelopen zomer een stapje meer realiteit is geworden.

HEAT1X-Tycho tijdens de lancering. Foto: Bo Tornvig

Vanaf een drijvend lanceerplatform in de Baltische Zee schoot vorige maand de HEAT1X als een vuurpijl de lucht in. De ruim 9 m lange en 1,6 ton zware raket bereikte een hoogte van zo’n 3 km, waarna een parachute zich ontvouwde en hij terugviel in zee. Waarom de raket de beoogde 14 km hoogte niet bereikte, is nog niet bekend. De meetinstrumenten aan boord hebben in ieder geval wel goed gewerkt.

In september 2010 mislukte de eerste lanceerpoging van Copenhagen Suborbitals nog. Een föhn aan boord werkte niet goed, waardoor een cruciale klep stijf bevroren bleef.  Ook deze tweede poging leek even te zullen mislukken, toen na het aftellen de raket niet wilde opstarten. Maar na een nieuwe countdown waren alle systemen gereed en kwam de raket eindelijk los.

Copenhagen Suborbitals is een club ruimtevaartliefhebbers opgericht door de Denen Kristian von Bengtson en Peter Madsen. Eerstgenoemde heeft ervaring opgedaan bij het Amerikaanse NASA. Om hun doel te bereiken worden zij geholpen door tientallen vrijwilligers. Naar eigen zeggen heeft de HEAT1X-raket slechts 55 000 euro gekost.

We have no administration or technical boards to approve our work, so we move very fast from idea to construction. Everything we build is tested until we believe it will do. Then we (attempt to) fly it!

Some of our main design drivers are:
– Keep as much work in-house as possible
– Choose mechanical solutions over electrical
– Use “ordinary” materials for cheaper and faster production
– Cut away (anything), instead of adding

(bron)

Zie hieronder een filmpje over het hele project.

Bron: De Technologiekrant

De stappen van de evolutie: het ontstaan en de migratie van de moderne mens [2/2]

In dit artikel wordt het evolutie- en migratieproces van aapachtige zoogdieren tot de moderne intelligente mens in vogelvlucht besproken. Dit gebeurt aan de hand van een aantal stappen: uitgaande van een gezamenlijke voorouder wordt respectievelijk het proces van uit de bomen komen en rechtop lopen behandeld, daarna de ontwikkeling tot carnivoor en de mogelijkheid tot duurloop, vervolgens de invloed van het klimaat en ten slotte een tweetal theorieën over de migratie van Homo sapiens. Vandaag deel 2 van 2. Deel 1 is hier te vinden.

De invloed van het klimaat

Hoewel we een paar stappen terug hebben gezien dat de relatie tussen het uit de bomen komen en het klimaat niet is aangetoond, is een relatie tussen het groeien van het brein en het klimaat wel waarschijnlijk.[26],[27] Ook is er een relatie tussen de beweging van de aarde door de ruimte en veranderingen in het klimaat.[5],[28] Dramatische schommelingen in het klimaat werden gedurende langere perioden steeds meer versterkt en hadden daarmee grote invloed op de ontwikkeling van het aanpassingsvermogen van mensen.[29]

In figuur 1 is een schema te zien waarin gegevens uit zeebodemonderzoek de fluctuaties van het klimaat (het opkomen en afnemen van ijstijden) weergeven. In de afgelopen miljoenen jaren fluctueerde het klimaat met een frequentie van soms wel 100.000 jaar. Het blijkt echter dat de fluctuaties, en daarmee de ijstijden, in een bepaalde periode steeds frequenter plaats vonden, tot soms wel eens per 1000 jaar.[30] In figuur 1 is ook duidelijk te zien dat het klimaat steeds onrustiger werd. In diezelfde periode is het hersenvolume van de mensachtigen ook duidelijk toegenomen.[31] Bij dusdanig snelle klimaatveranderingen hebben creatieve wezens met grote herseninhoud een evolutionair voordeel.[30] Ook uit metingen van zuurstofisotopen blijkt sterk dat menselijke evolutie samenvalt met de schommelingen van het klimaat.[32]

Gevonden fossiele stenenwerktuigen bevestigen dit verhaal ook. Het eerste stenenwerktuig dateert van zo’n 2,6 miljoen jaar geleden.[33] In het begin veranderde deze werktuigen weinig,[34]  maar zo’n 1,7 miljoen jaar geleden ontstonden er meer geraffineerde vormen van deze werktuigen, kort nadat de klimaatwisselingen heviger werden.[33] Ook het oudst gevonden gereedschap gemaakt van schelp dateert van zo’n 1,6 miljoen jaar geleden.[35] De laatste 100.000 jaar heeft deze vorm van technologie zich zelfs sneller ontwikkeld dan de biologische evolutie.[34]

Ook het eerste vertrek vanuit Afrika door de Homo genus is waarschijnlijk sterk beïnvloed door het klimaat en – daarmee samenhangend – de ecologische condities.[36] Daarmee zijn we bij de laatste stap zijn aangekomen.

Theorieën over migratie van Homo sapiens

Ruim 1,7 miljoen jaar geleden waren mensachtigen van het Homo genus de eersten die zich buiten Afrika verspreidden.[37] Over deze eerste ‘uittocht’ van Afrika, die zowel naar Europa als naar Azië leidde,[38] is weinig bekend.[39]

Zo’n 100.000 jaar geleden hadden zich over de hele wereld verschillende soorten mensachtigen ontwikkeld: de Homo sapiens, Homo erectus en in Europa de Homo neanderthalensis. Zo’n 70.000 jaar later was er van al deze diversiteit nog maar één soort over, de Homo sapiens. Uit fossielenonderzoek blijkt dat Azië, Europa en Australië 30.000-40.000 jaar geleden volledig gekoloniseerd waren door deze moderne mens, en Amerika zo’n 12.000 jaar geleden.[40] Zie figuur 2. In de discussie over hoe het zo ver heeft kunnen komen dat de andere soorten zijn uitgestorven, voeren twee verschillende theorieën de boventoon: het multiregionale continuïteitsmodel (MC) en het recente Afrikaanse oorsprongmodel (RAO).[41]

1. Multiregional Continuity model (MC)

Nadat zo’n 1,7 miljoen jaar geleden de Homo erectus voor het eerst Afrika verliet, verlegde deze eerste wereldreizigers langzaam maar zeker via het Midden-Oosten hun leefwereld naar andere delen van de wereld, zoals Zuidoost Azië en Europa. Het MC model stelt dat deze mensen van de soort Homo erectus lokaal evolueerde in de moderne Homo sapiens, met alle rasdiversiteit die we vandaag de dag zien tot gevolg.[41],[42]

2. Recent African Origin model (RAO)

Het RAO-model stelt dat de moderne mens zich pas vrij recent heeft geëvolueerd in Afrika (zo’n 100.000 tot 200.000 jaar geleden) en pas vanaf toen over de wereld is gaan verspreiden. Bij deze verspreiding heeft het, volgens deze theorie, de andere soorten mensachtigen helpen uitsterven[41], zonder daarbij te kruisen.[42]

Behalve deze theorieën zijn er nog enkele varianten die uitgaan van andere assumpties.[42] Een van de problemen waar de theorieën een antwoord op moeten hebben, is het feit dat de Homo neanderthalensis en de Homo sapiens beide rond dezelfde periode in Europa moeten hebben geleefd, en elkaar daar waarschijnlijk zijn tegengekomen.[43] Omdat vanaf 30.000 jaar geleden er alleen nog maar de moderne mens over was, gaan er verschillende hypotheses over deze vroege ontmoeting. Deze variëren van assimilatie tot kruising.[43]
De meerderheid van het genetisch en fossiel bewijs lijkt het RAO-model als geloofwaardiger dan het MC-model te bestempelen.[41],[44] Onderzoek van Cann, Stoneking en Wilson met mtDNA van mensen over de hele wereld heeft de hele mensheid kunnen herleiden tot één gezamenlijke moeder, welke symbolisch ‘Eva’ wordt genoemd.[45] Zij moet zo’n 200.000 jaar geleden hebben geleefd. In dit onderzoek is geen bewijs voor kruising met andere mensachtigen, zoals de Homo neanderthalensis, gevonden.[45]

Conclusie

Door alle invloeden en processen die de mens heeft ondergaan van aapachtig zoogdier in de boom tot de moderne intelligente mens, heeft hij een aantal kenmerkende eigenschappen ontwikkeld die opmerkelijk succesvol bleken.[41] In grote lijnen komt het er op neer dat de mens is ontstaan en zich grotendeels heeft ontwikkeld in Afrika, zich toen mondiaal heeft verspreid en ruim 30.000 jaar geleden over een groot deel van de wereld heeft gevestigd.[44] Toch kunnen we dit nog steeds niet met zekerheid zeggen. “We still need better methods that make fewer assumptions,” aldus Cann.[45]

 

 

Referenties:

26. Richard Potts, “Environmental Hypotheses of Huminin Evolution,” Yearbook of Physical Anthropology 41 (1998), p. 93.
27. Richard Potts, “Variability Selection in Hominid Evolution,” Evolutionary Anthropology (1998), p. 81.
28. John D. Kingston et al., “Astronomically forced climate change in the Kenyan Rift Valley 2.7–2.55 Ma: implications for the evolution of early hominin  ecosystems,” Journal of Human Evolution 53 (November 2007), p. 488.
29. Zie 26, p. 131.
30. Peter J. Richerson et al., “Evolution on a Restless Planet: Were Environmental Variability and Environmental Change Major Drivers of Human Evolution?,” Handbook of Evolution 2 (2005), p. 225.
31. Zie 30, p. 226.
32. Zie 14, p. 83.
33. Zie 30, p. 228.
34. Zie 14, p. 110.
35. Kildo Choi and Dubel Driwantoro, “Shell tool use by early members of Homo erectus in Sangiran, central Java, Indonesia: cut mark evidence,” Journal of Archaeological Science 34 (januari 2007), p.
36. J. Agustí et al., “Climate forcing of first hominid dispersal in Western Europe,” Journal of human evolution 57 (december 2009), p. 820.
37. Zie 30, p. 229.
38. G. Philip Rightmire, “The Dispersal of Homo erectus from Africa and the Emergence of More Modern Humans,” Journal of Anthropological Research 47 (zomer 1991), p. 183.
39. Zie 38, p. 177.
40. Zie 2, p. 37.
41. Donald Johanson, “Origins of Modern Humans: Multiregional or Out of Africa?,” mei 2001, < http://www.actionbioscience.org/evolution/johanson.html> (opgehaald 11 september 2011).
42. Zie 8, p.710.
43. John J. Shea, “The Middle Paleolithic of the East Mediterranean Levant,” Journal of World Prehistory 17 (December 2003), p. 314.
44. Christopher S. Henshilwood en Curtis W. Marean, “The Origin of Modern Human Behavior, Critique of the Models and Their Test Implications,” Current Anthropological 44 (December 2003), p. 627.
45. Trisha Gura, “Bones, molecules…or both?,” Nature 406 (20 juli 2000), p. 231.
46. Mitomap.org, “Human mtDNA Migrations,”, 2002, < http://www.mitomap.org/pub/MITOMAP/MITOMAPFigures/WorldMigrations.pdf> (opgehaald 19 juni 2010).

 

Parkinsonpatiënten beter te behandelen door preciezere plaatsing elektrode

Diepe hersenstimulatie stopt bij Parkinsonpatiënten het trillen van de ledematen. Maar de plaatsing van de stimulatie-elektrode in de hersenen komt heel nauw, anders zijn er vervelende bijwerkingen. Onderzoeker Ellen Brunenberg van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) ontwikkelde daarom een methode om nauwkeurig van buitenaf het juiste onderdeel van de hersensen te lokaliseren: het motorische deel van de subthalamische kern. Ze weet dit magische gebiedje te vinden op een ingenieuze wijze: door met MRI de hersenbanen ernaartoe in kaart te brengen. “Als je op een kaart de steden weghaalt, dan kun je nog aan de wegen zien waar de steden liggen”, aldus Brunenberg, die donderdag 8 september promoveerde op haar proefschrift getiteld ‘Hitting the right target’.

Diepe hersenstimulatie wordt sinds de jaren tachtig toegepast bij mensen met een ernstige vorm van de ziekte van Parkinson. Deze ongeneeslijke hersenziekte veroorzaakt onder meer het bekende trillen van armen en benen. Bij diepe hersenstimulatie krijgen patiënten een elektrode in de subthalamische kern, een hersendeel met de afmeting van een cashewnoot. Door de pulsen van de elektrode verdwijnt het trillen nagenoeg. Maar er zijn vaak bijwerkingen, uiteenlopend van geheugenverlies en ongeremd gedrag tot depressie en extreme verslavingsgevoeligheid. Dit komt doordat de pulsen niet alleen het motorische deel van de subthalamische kern prikkelen, maar ook de delen ervan die worden geassocieerd met emoties en denken. Het is daarom belangrijk de elektrode precies in de subthalamische kern te plaatsen, en dan ook nog in het juiste deel ervan. Maar hoe zie je waar dit kleine gebiedje precies zit bij een patiënt?

Wegen

Brunenberg en haar collega’s hebben een techniek ontwikkeld waarmee voor het eerst de verschillende gebieden van de subthalamische kern niet-invasief in beeld kunnen worden gebracht. Ze gebruikten hiervoor geavanceerde MRI-technieken. “Het is lastig om de kern direct met MRI in beeld te brengen, daarvoor lijkt het te veel op het omliggende hersenweefsel. Maar zoals mijn promotor professor Bart ter Haar Romeny het zegt: als je op een kaart de steden weghaalt, dan kun je nog aan de wegen zien waar de steden zouden moeten liggen.”

Motorisch gebied
Met een paar ingewikkelde trucs kan Brunenberg die wegen zien. Met MRI kun je in beeld brengen langs welke structuren watermoleculen door de hersenen bewegen. Daarmee kun je dus zien hoe de transportvezels tussen de verschillende gebieden lopen: de wegen op de hersenkaart. En die leiden je naar de subthalamische ‘stadskern’. “Uit de verbindingen tussen de subthalamische kern en motorische gebieden elders in de hersenen, kun je afleiden welk gedeelte van de kern het motorische gebied is”, aldus Brunenberg.

Onderzoeker Ellen Brunenberg. Foto Bart van Overbeeke.

Hersenchirurg
Het onderzoek is een belangrijke stap in de richting van een effectievere behandeling van Parkinsonpatiënten. Met de nieuwe techniek moet het straks mogelijk zijn om de hersenchirurg voorafgaand aan de operatie te vertellen waar in de hersenen hij de elektrode precies moet implanteren voor een optimaal effect met zo min mogelijk bijwerkingen. Voor het zover is moet echter nog onderzoek gedaan worden met Parkinsonpatiënten. “We hebben nu met gezonde vrijwilligers gewerkt. Maar Parkinsonpatiënten kun je bijvoorbeeld lastiger stil laten liggen.” En het is nog niet zeker of de hersenen van mensen met Parkinson er op een scan hetzelfde uitzien. Andere onderzoekers aan de TU Eindhoven zijn van plan het onderzoek voort te zetten.

 

Bron: Technische Universiteit Eindhoven

Camera van de toekomst hoeft niet scherp te stellen

Nog dit jaar komt Lytro, een Amerikaans bedrijf, met een eerste type Light Field Camera. De camera fotografeert in tegenstelling tot de huidige chips niet 2d maar 3d, en scherpstellen? Dat hoeft niet meer. Platte, saaie, statische plaatjes worden voorgoed verleden tijd. Met de slogan ‘Shoot first, focus after‘ belooft deze nieuwe camera inderdaad een nieuw tijdperk in de fotografie in te luiden.

De huidige generatie camera’s gooien door hun beperkingen hele bakken aan informatie weg. Een camera die alle beschikbare informatie van het Light field – de kleur, de intensiteit én de richting – kan vangen zal het schieten van het perfecte plaatje een stuk makkelijker maken. Doordat een nieuwe chip ook de richting van het licht mee neemt, kan er naderhand softwarematig worden scherp gesteld.

Snelheid is bij fotografie soms erg belangrijk. En aangezien het scherpstellen bij de huidige camera’s het meeste tijd in beslag neemt, zal er met de Light Field camera een grote snelheids winst geboekt worden waardoor er minder prachtige momenten gemist zullen worden. Ook zullen de prestaties bij weinig licht verbeteren door de grote hoeveelheid informatie die de chip opneemt.

Ren Ng, de bedenker van de camera, legt het principe als volgt uit: “When a regular camera focuses physically, what the regular camera is doing is adjusting the lens relative to the sensor to bring different parts of the scene into focus. So if we have the whole light field, what we can do what that physical lens would normally have done, but in computation.”

Spelen met een voorbeeldfoto kan hieronder.

Bron: PCMag

Zie voor een complete uitleg de dissertatie van Ren Ng zelf.

Internationaal onderzoek: Nederlands bedrijfsleven minst visionair

Nederlandse bedrijven lopen internationaal gezien hopeloos achter wat betreft het uitdragen van hun visie, zo blijkt uit wereldwijd onderzoek van &samhoud. Het lijkt er op dat presteren op de korte termijn onder invloed van de marktwerking belangrijker is dan dat er een heldere visie wordt vertegenwoordigd, met alle gevolgen (minder creativiteit en klanttevredenheid) van dien.

Azië heeft de meest visionaire organisaties. Nederland bungelt onderaan

Wereldwijd onderzoek van adviesbureau &samhoud naar organisatievisies wijst uit dat Nederlandse organisaties achterblijven in het ontwikkelen van een inspirerende visie en in het doorvoeren van die visie in alle bedrijfsprocessen. Vooral in de groei-economieën in Azië worden organisatievisies volledig omarmd. Aziatische managers geven aan welke effecten hun visiegedreven bedrijfsvoering heeft: doelen worden duidelijker, de klanttevredenheid groeit, creativiteit groeit en er ligt een grotere focus op prestaties.

Aan het onderzoek van &samhoud werkten in totaal 3000 managers mee uit China, Duitsland, India, Maleisië, Nederland, Spanje en de VS. Van deze landen blijkt Maleisië te beschikken over de meest visiegedreven organisaties. Nederland bungelt helemaal onderaan.

Salem Samhoud, oprichter van &samhoud: ’Visiegedreven organisaties presteren nou eenmaal beter. 90% van de organisaties in Nederland heeft wel een visie ontwikkeld maar vervolgens onvoldoende geïmplementeerd. Visie wordt in ons land te weinig geleefd en geloofd en dat kan op termijn leiden tot een enorme waardevernietiging.’

Top 5 waarom een visie sneuvelt
In Nederland is de organisatievisie veel minder onderdeel van de dagelijkse praktijk. Met andere woorden: organisatievisies in Nederland worden met veel energie opgesteld maar verdwijnen daarna in de la. Uit het kwalitatieve deel van het onderzoek vormt zich een top 5 van oorzaken waarom een visie sneuvelt. Deze top 5 geldt voor alle landen, dus ook voor Nederland:

  • Gebrek aan voorbeeldgedrag in de top
  • Snelle wisselingen aan de top
  • Visie wordt niet goed gecommuniceerd
  • Visie wordt niet consistent doorgevoerd
  • Visies zijn niet uitgebalanceerd

Een organisatievisie creëert waarde

In Azië, waar organisatievisies het meest consistent zijn doorgevoerd in de alledaagse praktijk, geeft 85% van de respondenten aan dat de visie leidt tot omzet- en winstgroei. 87% geeft daarnaast aan dat de visie leidt tot een hogere klanttevredenheid en 84% laat weten dat de visie ook heeft geleid tot meer betrokken medewerkers. Ter vergelijking: in Nederland liggen die percentages een stuk lager, respectievelijk 51%, 62% en 55%.

Een visie bestaat uit vier elementen: hoger doel (waarom bestaan we), gewaagd doel (waar gaan we voor), kernwaarden (waar staan we voor) en kernkwaliteiten (waarin blinken we uit). Een visie geeft richting en motiveert.

Niet inspirerend

Visies in Nederland zijn minder onderscheidend dan in alle andere onderzochte landen (56%). Maar ook op geloofwaardigheid van de visie scoort Nederland het laagst (54%). Bovendien wordt in Nederland de visie het minst gebruikt om veranderingen in de organisatie door te voeren (60%). Het meest dramatische cijfer voor Nederland is dat visies in Nederland niet inspirerend zijn. Slechts 36% van de managers antwoordt daar positief op.

Het blijkt dat veel Nederlandse organisaties verzuimen om in hun visie antwoord te geven op de vraag: waarom bestaan wij? Het antwoord op die vraag bepaalt voor een belangrijk deel hoe inspirerend een visie is. Gebrek aan zingeving leidt ertoe dat Nederlandse managers zich minder aangespoord voelen tot extra inspanningen naar aanleiding van de organisatievisie. 60% van hen is bereid een stap extra te zetten. In Aziatische landen ligt dat percentage gemiddeld op 80%.

Ook geven Nederlandse managers aan dat de visie niet herkenbaar is in bijvoorbeeld merk en beoordelingssystematiek. Vooral bij dat laatste scoort Nederland het laagst: 41%. Andere landen scoren veel hoger op dit punt, zoals Duitsland (66%) en Maleisië (79%).
‘Nederland heeft een stabiele economie, maar als je de vergelijking maakt dan zijn we hard op weg om enorm veel terrein te verliezen op landen in Azië’, aldus Samhoud.

Inspiratie en discipline komen uit het verre oosten

In het verre oosten hebben de meeste organisaties een inspirerende visie. Maleisië voert de lijst aan met 82%. China en India volgen met respectievelijk 73% en 69%. De VS vormen de middenmoot met 58% en Europa staat onderaan. In Spanje geeft 52% van de respondenten aan dat de meeste organisaties in hun land een inspirerende visie hebben, in Duitsland is dat 48% en Nederland bungelt onderaan met 36%. Aziatische organisaties nemen hun visie veel serieuzer en gebruiken deze veel meer als kompas en als richtlijn. De organisatievisie is in Aziatische landen veel meer verweven met de dagelijkse praktijk en is gedisciplineerd doorgevoerd in werving en selectie, beloning, positionering en strategische doelen.

Ook De Verenigde Staten worden voorbijgestreefd in termen van visionaire organisaties

Uit het onderzoek komt een heel helder beeld naar voren over de positie van de Verenigde Staten als land met visiegedreven organisaties. Natuurlijk spreekt Apple tot de verbeelding maar over het algemeen blijven ook de Verenigde Staten achter bij Azië. 58% van de Amerikaanse managers vindt dat Amerikaanse organisaties een inspirerende visie hebben. Daarmee vormen de VS de zogenaamde middenmoot tussen Azië en Europa.

 

Bron: Onderzoek &samhoud

De stappen van de evolutie: het ontstaan en de migratie van de moderne mens [1/2]

In dit artikel wordt het evolutie- en migratieproces van aapachtige zoogdieren tot de moderne intelligente mens in vogelvlucht besproken. Dit gebeurt aan de hand van een aantal stappen: uitgaande van een gezamenlijke voorouder wordt respectievelijk het proces van uit de bomen komen en rechtop lopen behandeld, daarna de ontwikkeling tot carnivoor en de mogelijkheid tot duurloop, vervolgens de invloed van het klimaat en ten slotte een tweetal theorieën over de migratie van Homo sapiens. Vandaag deel 1 van 2, klik hier voor deel 2.

 

Inleiding

Een impressie van Lucy

Toen in 1974 Lucy werd gevonden, een beeldschone dame die zo’n 3,2 miljoen jaar geleden moet hebben geleefd, was het team van het Institute for Human Origins blij verrast. Zij was namelijk tot dan toe veruit de oudste bekende mens die rechtop liep, terwijl haar kleine herseninhoud gelijk was met dat van de aap.[1] Deze vondst bewees dat het rechtop lopen vooraf is gegaan aan het groeien van de herseninhoud. Hoewel Lucy meer het uiterlijk had van een Chimpansee, waren de bouw van haar benen vrijwel identiek aan die van de moderne mens.[2]

Bovenstaande anekdote is slechts een klein stukje uit de zoektocht naar het ontstaan van de moderne mens. Het idee dat mensen en apen afstammen van een gemeenschappelijke voorouder werd in 1871 als eerst beschreven door Charles Darwin in zijn boek ‘The Descent of Man’. Hierin stelt hij dat het waarschijnlijk is dat de mens aapachtige voorouders heeft in Afrika.[3] Naar aanleiding van deze gedachte en de overtuigende voorbeelden die Darwin gaf, werd er gebroken met de religieuze opvatting over het ontstaan van de mens.[4] Zodoende raakte men steeds meer geïnteresseerd in deze ‘Oude Wereld’ van waaruit de moderne mens zich moest hebben ontwikkeld. Nadat bleek dat de verre voorouders uit Afrika kwamen, ontstond eveneens de vraag hoe deze zich mondiaal hebben kunnen verspreiden. De interactie tussen het evolutie- en migratieproces van de mens en de wereld kan in zekere zin worden gezien als een eerste vorm van globalisering. Deze meest basale vorm van globalisering leidt daarmee vandaag de dag tot de vraag: Hoe heeft de ontwikkeling en verplaatsing van de moderne mens over de wereld plaats gevonden?

Het beschrijven van het evolutieproces zal vaak niet zonder slag of stoot gaan. Omdat het bewijs voor bepaalde hypothesen in deze tak van wetenschap vaak gering is (fossielen zijn veelal schaars), is het moeilijk om van bepaalde processen met zekerheid de oorzaak te geven. Door nieuwe vondsten en ontwikkelingen van onderzoeksmethoden worden reeds aanvaarde theorieën continu op de proef gesteld, met als gevolg dat er nog veel onenigheid bestaat. Een eenduidig verhaal over hoe het hele evolutieproces moet hebben plaatsgevonden, bestaat hierdoor vooralsnog niet.

Een gezamenlijke voorouder

Sinds Darwins vernieuwende theorie betreffende de oorsprong van de mens aan populariteit won, is er veel onderzoek gedaan naar het proces van evolutie. Zijn theorie impliceerde dat alle mensen, hoe weinig sommigen ook op elkaar lijken, van eenzelfde soort voorouder afkomstig moet zijn. Het groeiende aantal fossiele ontdekkingen bevestigde deze theorie, en er bleek dat onze gezamenlijke voorouder in Afrika haar wortels moest hebben gehad.

Hoewel fossiele ontdekkingen relevante data opleverden, was het vaak moeilijk om precieze uitspraken te doen. Behalve dat hypotheses kunnen worden geverifieerd en gefalsifieerd aan de hand van bewijs uit fossielen, komt er tegenwoordig ook steeds meer bewijs vanuit onderzoek naar het menselijk genoom.[6] De opkomst van het onderzoek naar mutaties in het mitochondriaal DNA (mtDNA) levert veel aanvullende informatie.[7] Uit onderzoek naar diversiteit in mtDNA-genomen bleek dat de diversiteit in Afrika meer dan twee keer zo groot is als in de rest van de wereld.[8] Dit bevestigt het idee van de Afrikaanse wortels. Maar hoewel bleek dat in Afrika de diversiteit groter is dan elders, heeft later onderzoek uitgewezen dat de mtDNA-strengen van mensen over de hele wereld slechts 0,1%  van elkaar verschillen.[9] Voor meer informatie over wat mtDNA mutatie allemaal kan betekenen voor evolutie onderzoek, zie S. Sigurðardóttir et al.[10]

Uit de bomen en rechtop lopen

Evolutie stripje van Cyanide and Happiness

Zo’n 6 miljoen jaar geleden leefden onze voorouders nog in bomen. Vanaf een zeker moment is deze verblijfplaats ingewisseld voor de vaste grond, waarna de houding en de manier van voortbewegen veranderde van quadrupedaal (op vier voeten) naar bipedaal (op twee voeten). Deze veranderingen worden gezien als de belangrijkste kenmerken van de eerste mensachtigen.[11],[12],[13] De Australopithecus afarensis, die zo’n 4 miljoen jaar geleden leefde, stond recht op, was bipedaal, maar klom ook nog in de bomen.[14],[15] Onderzoekers kunnen bipedie onder andere dankzij de vorm van de bekken en de plaats van het dijbeen bij fossielen, vaststellen.[16]

Er zijn verschillende theorieën over de reden waarom de eerste mensen uit de relatief veilige bomen zijn gekomen.[17] De meest bekende is de ‘Savanne-hypothese’. Deze hypothese verklaart het uit de bomen komen aan de hand van het klimaat: doordat het klimaat warmer werd, zouden er minder bomen zijn en werd het land meer bedekt met Savanne. Noodgedwongen zouden de mensen de bomen moeten hebben verlaten en stukken moeten lopen op zoek naar voedsel. Echter, op 19 juli 2001 vond Michel Brunet een schedel van een mensachtige die gedateerd werd van tussen de 6 en 7 miljoen jaar oud. Doordat de schedel enkele gelijkenissen had met latere schedels van bipediën, zou het geen rare conclusie zijn dat deze Sahelanthropus tchadensis ook al op twee benen liep.[18],[19] Maar ook later gevonden fossielen bewijzen dat de voorouders al miljoenen jaren voordat Afrika bedekt was met savanne, zich reeds bipedaal voortbewogen.[17]

Lange tijd werd gedacht dat doordat de oude mens steeds meer ging lopen, ook meer rechtop ging lopen. Er werd gedacht dat rechtop lopen minder energie zou kosten dan op 4 voeten lopen. Dit is door onderzoek echter verworpen.[20] Over de werkelijke toedracht waarom mensachtigen uiteindelijk rechtop zijn gaan lopen, tast men vooralsnog in het duister.

Ontwikkeling tot carnivoor en de mogelijkheid tot duurloop

Nadat de eerste mensachtigen de mogelijkheid tot lopen hadden ontwikkeld, zo blijkt uit fossiel onderzoek, ontwikkelde de genus Homo zo’n 2 miljoen jaar geleden de capaciteit om te rennen.[21] Evolutionair gezien heeft deze ontwikkeling op zich weinig nut, omdat de Homo ten opzichte van de meeste zoogdieren relatief langzaam was. Het is dan ook niet de mogelijkheid om te rennen, maar het vermogen om dit een langere tijd vol te houden, wat evolutionair voordeel heeft opgeleverd. Andere primaten, evenals de meeste zoogdieren, hadden deze duurloop capaciteit niet.[21]

Doordat het menselijk lichaam het haar kwijt raakte, was het beter in staat overvloedige hitte naar de omgeving te geleiden. Bij zoogdieren zorgt de vacht er niet alleen voor dat zij minder last hebben van de omgeving, maar ook dat het lichaam van het dier zijn hitte niet kwijt kan aan de omgeving.[22] Het kalende lichaam in combinatie met de steeds beter ontwikkelde zweetklieren, zorgde ervoor dat mensen in staat waren langere afstanden te rennen dan de meeste zoogdieren.[23]

Ook in onderzoek naar de ontwikkeling van het menselijk geraamte wordt gezocht naar de ontwikkeling van de mogelijkheid tot duurloop. Aangezien in het evolutieproces de verandering van de proporties in de voorvoet van de mens geen voordeel zou hebben geleverd bij lopen en zelfs een nadeel bij het rennen, lijkt dit erop te duiden dat de mogelijkheid tot duurloop zich heeft ontwikkeld als gevolg van deze verandering in de proporties.[24] Deze hypothese wordt echter slechts indirect door onderzoek ondersteund.[25]

Door de mogelijkheid tot duurloop ontstond er een nieuwe manier om aan voedsel te komen. Want hoewel zoogdieren vaak sneller waren, raakten zij eerder uitgeput dan de mensachtigen. Doordat deze laatsten op een constante manier energie verbruikten konden zij achtervolgen op snelheden die hun prooien tot inefficiënt energieverbruik dwongen, met snelle uitputting tot gevolg.[23]

 

Referenties:
1. Stephen Tomkins, The Origins of Humankind (Cambridge: Cambridge University Press, 1998).
2. Rebecca L. Cann, “In Search of Eve, A DNA Trail Leads to a Single African Woman, 200,000 Years Old,” The Sciences (september/oktober 1987), p. 30.
3. Charles Darwin, The Descrent of Man (Forgotten Books, 2007), p. 135.
4. Ongepubliceerd artikel van S. de Bruin: “Intelligent design – Religie of wetenschap?”.
5. Ongepubliceerd artikel van D. de Wit: “De laag des levens – De wisselwerking tussen mens en atmosfeer”.
6. Richard G. Klein en Blake Edgar, The dawn of human culture (John Wiley and Sons, 2002), p. 7.
7. Masami Hasegawa et al., “Dating of the human-ape splitting by a molecular clock of mitochondrial DNA,” Journal of Molecular Evolution 22 (Springer New York, oktober 1985), p. 171.
8. Max Ingman et al., “Mitochondrial genome variation and the origin of modern humans,” Nature 408 (7 december 2000), pp. 710-711.
9. Lars Jeuk et al., “Structural variation in the human genome,” Nature Reviews Genetics 7  (februari 2006), p. 85.
10. Sigrún Sigurðardóttir et al., “The Mutation Rate in the Human mtDNA Control Region,” The American Society of Human Genetics 66 (Elsevier Inc., mei 2000), pp. 1599-1609.
11. Katherine K. Whitcome et al., “Fetal load and the evolution of lumbar lordosis in bipedal hominins,” Nature 450 (13 december 2007), pp. 1075-1078.
12. K. Galik et al., “External and Internal Morphology of the BAR 1002’00 Orrorin tugenensis Femur,” Science 305 (3 september 2004), pp. 1450-1453.
13. Peter B. deMenocal, “African climate change and faunal evolution during the Pliocene–Pleistocene,” Earth and Planetary Science Letters 220 (30 maart 2004), pp. 3-24.
14. Jean-Pierre Changeux en Jean Chavaillon, Origins of the human brain (Oxford University Press, 1996).
15. Jack T. Stern Jr. en Randall L. Susman, “The locomotor anatomy of Australopithecus afarensis,” American Journal of Physical Anthropology 60 (datum onbekend), pp. 279-317.
16. Zie 14, p. 107.
17. Zie 13, p. 4.
18. Michel Brunet et al., “A new hominid from the Upper Miocene of Chad, Central Africa,” Nature 418 (11 juli 2002), pp. 145-151.
19. Bruce Bower, “Evolution’s Surprice, Fossil find uproots our early ancestors,” Science News 162 (13 juli 2002), p. 19.
20. Taylor C.R. en Rowntree V.J., “Running on two or on four legs: which consumes more energy?,” Science (12 januari 1973), p.
21. Dennis M. Bramble en Daniel E. Lieverman, “Endurance running and the evolution of Homo,” Nature 432 (18 september 2004), p. 345.
22. David R. Carrier et al., “The Energetic Paradox of Human Running and Hominid Evolution,” Current Anthropology 25 (augustus – oktober 1984), p. 486.
23. Zie 22, p. 487
24. Campbell Rolian et al., “Walking, running and the evolution of short toes in humans,” Journal of Experimental Biology 212 (13 februari 2009), p. 713.
25. Zie 24, p. 719.