Zoekresultaten voor: liefde

De algemene relativiteitstheorie beschrijft zwaartekracht goed, maar geeft geen antwoord op de vraag wat zwaartekracht precies is.

‘Verlindes entropische zwaartekrachtstheorie klopt niet, bewijst experiment’

De Nederlandse snaartheoreticus Eric Verlinde denkt dat zwaartekracht een statistisch effect is, een entropische pseudokracht dus. Dit idee trok veel aandacht. Hij werd geëerd met de Spinozaprijs voor zijn revolutionaire theorie.  Helaas voor hem haalt fysicus Kobakhidze hem onderuit met een opmerkelijk stukje natuurkunde.

Zwaartekracht of vervorming van ruimtetijd?
Zwaartekracht is een vreemde eend in de bijt van natuurkrachten. Zo vervormt zwaartekracht de ruimte (nauwkeuriger uitgedrukt: IS zwaartekracht de vervorming in de ruimte die we waarnemen) en bepaalt hiermee het speelterrein van de andere krachten. Er zijn twee grote theorieën in de natuurkunde: Einsteins algemene relativiteitstheorie, die de zwaartekracht plus ruimtetijd beschrijft en het Standaardmodel, dat de overige krachten beschrijft door middel van drie kwantumveldtheorieën.

De algemene relativiteitstheorie beschrijft zwaartekracht goed, maar geeft geen antwoord op de vraag wat zwaartekracht precies is.
De algemene relativiteitstheorie beschrijft zwaartekracht goed, maar geeft geen antwoord op de vraag wat zwaartekracht precies is.

Erg onbevredigend natuurlijk. Geen wonder dat natuurkundigen, waaronder Einstein zelf, al bijna een eeuw lang op zoek waren en zijn naar manieren om die twee theorieën samen te voegen tot één zogenaamde ’theorie van alles’ en te verklaren waarom er zoiets als zwaartekracht bestaat. Een van hen is Erik Verlinde. Hij gelooft dat zwaartekracht geen kracht is, maar een entropisch effect is dat alleen maar lijkt op een kracht. Omdat de entropie in het heelal toeneemt, probeert materie zich zo te organiseren dat de entropie maximaal wordt. Het effect van deze herverdeling lijkt op een kracht die we zwaartekracht noemen, aldus Verlinde. Verlinde’s benadering (voor een theorie is het nog te onrijp) biedt een uitweg uit het conflict tussen de algemene relativiteitstheorie en het Standaardmodel, dat op kwantummechanica is gebaseerd. Alleen bij grote aantallen deeltjes treden deze statistische effecten op, aldus Verlinde. Wat ook verklaart waarom op kwantumschaal zwaartekracht nog niet waargenomen is.

Neutronenexperiment
Een interessante benadering, heel wat interessanter dan de door Verlinde en kuddes collega’s zo geliefde snaartheorie. Mede omdat deze theorie, in tegenstelling tot de snaartheorie, door experimenten wél te falsificeren is. En dat is, helaas voor Verlinde, lijkt precies te zijn wat er gebeurd is. Om precies te zijn: door een experiment dat uit is gevoerd toen Verlinde’s idee nog in zijn brein aan het rijpen was. Fysicus Archil Kobakhidze van de Australische universiteit van Melbourne heeft vastgesteld hoe. Hij heeft een uiterst zinnige vraag gesteld: hoe zou het entropische zwaartekrachtseffect van Verlinde kwantumdeeltjes kunnen beïnvloeden? Hij heeft dit model wiskundig geformaliseerd en hier een zwaartekrachtsvergelijking uit afgeleid. Wat heel interessant is: deze vergelijking is een andere dan de conventionele zwaartekrachtsvergelijking. Met andere woorden: met een experiment is te beslechten wie er gelijk heeft. Verlinde of Einstein.

Experiment bewijst: traditionele zwaartekrachtstheorie ook op kwantumniveau geldig
En dat is precies wat er is gebeurd. Natuurkundigen hebben de invloed van zwaartekracht op neutronen al een decennium geleden gemeten. De resultaten van deze metingen – en mogelijk ook van dit Oostenrijkse CERN experiment – komen exact overeen met die van de traditionele zwaartekrachtstheorie van Einstein, aldus Kobakhidze. In zijn woorden: “Experimenten op gravitationeel gebonden staten van neutronen bewijzen ondubbelzinnig dat er geen entropische oorsprong van de zwaartekracht is”.

Hou zouden Verlinde en zijn aanhangers op deze uitdaging reageren?
Lees ook:  Zwaartekracht is gevolg van kwantumverstrengeling.

Bron
Archil Kobakhidze, Once More: Gravity Is Not An Entropic Forc, ArXiv.org (2011) (tip)

Zullen we op een dag de kracht van de zon op aarde kunnen temmen?

De race voor de eerste zon op aarde

Conventional wisdom is dat kernfusie miljarden kost. Maar is dat wel zo? Een nieuwe golf startende bedrijfjes denken dat ze een goedkopere en snellere manier hebben bedacht om een tweede zon op aarde tot leven te wekken.

Zullen we op een dag de kracht van de zon op aarde kunnen temmen?
Zullen we op een dag de kracht van de zon op aarde kunnen temmen?

In een Zuid-Frans bos in de buut van het plaatsje Cadarache worden de eerste fundamenten gelegd voor de vijftien miljard euro kostende ITER, een monsterlijk gevaarte dat voor het eerst in de geschiedenis  break-even moet bereiken met kernfusie. Ondertussen zijn een handjevol onderzoekers in Redmond (de vestigingsplaats van het hoofdkwartier van Microsoft) aan de Pacifische westkust van de Verenigde Staten druk in de weer met een slank, cilindervormig apparaat van ongeveer zestien meter lang. Geen hectares groot bouwterrein en geen supergekoeld vloeibaar helium. Wel het nodige enthousiasme en creativiteit, zo ook bij andere startende bedrijfjes.

In theorie is er voor kernfusie niet meer nodig dan twee atoomkernen voldoende hard op elkaar te laten botsen, zodat de elektromagnetische afstoting wordt overwonnen en ze samensmelten. Er is al kernfusie gerealiseerd in reactors van een paar centimeter groot. Het probleem is om er meer energie uit te halen dan er in werd gestopt. In de zon vindt kernfusie plaats omdat het materiaal zeer sterk verhit is (meer dan tien miljoen graden) en samengeperst. Daardoor vinden er veel kernfusiebotsingen per seconde plaats. In tokamakreactors worden nog hogere temperaturen bereikt door plasma in een ring van magneetvelden te vangen. Helaas zijn tokamaks, zoals de in aanbouw zijnde ITER, monsterlijk groot en peperduur. In tokamaks is het beste resultaat tot nu toe bereikt: in de JET (Joint European Tokamak) is 16 MW output met 20 MW toevoer van energie opgewekt. Met tachtig procent nog steeds onder break-even, maar door het gevaarte op te schalen zou het energierendement ver boven de 100% moeten komen te liggen. ITER moet 1000%, dus toen keer de energie die er in gestopt wordt, bereiken. Helaas gaat de vooruitgang met een slakkengang: pas in 2019 wordt het eerste plasma geproduceerd en de grootste optimisten voorspellen pas break-even in 2026.

Bovendien heeft de ITER nog een groot probleem: hij staat in Europa, nog wel in het weinig geliefde Frankrijk. Redenen genoeg dus voor de Amerikanen om te proberen sneller en voor veel minder geld het punt van break-even te bereiken. In Redmond probeert Helion Energy met hun Fusion Engine ITER te kloppen. Hiervoor gebruikt het bedrijf een fundamenteel andere techniek, die in 1960 ontwikkeld is door onderzoekers van de Amerikaanse marine. Twee kleine, compacte plasmabollen worden met een snelheid van honderden kilometers per seconde op elkaar gebeukt. In theorie zouden de condities die door de botsing worden opgewekt voldoende moeten zijn om de atoomkernen samen te brengen en fusie op te wekken.

Deze constructie is veel simpeler dan een tokamak, dus het apparaat kan veel kleiner (en dus goedkoper) worden. De reactie is intens en is over in een fractie van een seconde (de vermoedelijke reden waarom het Amerikaanse leger erg geïnteresseerd is) en neutronen worden alleen op het punt waar de reactie plaats vindt geproduceerd, waardoor ze makkelijk geoogst kunnen worden. De onderzoekers van Helion denken dat ze bij een slechts drie keer zo groot prototype kernfusie en zelfs break-even kunnen bereiken[1]. Het bedrijf beschikt al over vijf miljoen subsidie van het Amerikaanse leger en zoekt investeerders om voor twintig miljoen extra een levensvatbare centrale te bouwen.

Bronnen
1. Nuclear Fusion, vol 51, p 053008
2. Helion Energy: website

Uit onderzoek blijkt dat veertig procent van alle zakelijke bezit wordt gecontroleerd door slechts 147 bedrijven.

‘Wereld gecontroleerd door 147 bedrijven’

Een geliefde samenzweringstheorie is dat de hele wereld wordt gecontroleerd door een steenrijke elite, of, meer recent, door de enorme multinationals die werkelijk alles lijken te bezitten. Deze samenzweringstheorie blijkt een stevige kern van waarheid te bezitten, toont onderzoek van een team van de ETH in het Zwitserse Zürich aan.  Hoeveel macht heeft het individu nog over zijn eigen leven?

Uit onderzoek blijkt dat veertig procent van alle zakelijke bezit wordt gecontroleerd door slechts 147 bedrijven.
Uit onderzoek blijkt dat veertig procent van alle zakelijke bezit wordt gecontroleerd door slechts 147 bedrijven.

Klein aantal bedrijven controleert de wereld
Met data afkomstig van de Orbis database (een globale database met financiële informatie over private en staatsbedrijven) analyseerde het team voor het eerst in de geschiedenis data van meer dan 43 000 bedrijven. De onderzoekers ontdekten dat de data, wanneer grafisch weergegeven, de vorm heeft van een vlinderdas, met in  het hart 147 bedrijven die bijna veertig procent van de waarde van alle multinationals vertegenwoordigen.

Vier trappen diep
In deze analyse werd er vooral gelet op de eigendomsverhoudingen. De onderzoekers bekeken welke bedrijven aandelen bezaten van welke andere bedrijven of een controlerend belang hierin hadden. Hierin wordt ook gelet op ‘kleindochterbedrijven’ enzovoort tot vier niveaus diep. Bij het analyseren van de gegevens en het bouwen van de netwerkmap probeerde de auteurs van het rapport de structuur en controlemechanismes bloot te leggen van de schimmige structuur van eigendom en finance bij multinationals. Waarschijnlijk bestaat er nog veel meer verstrengeling. Bij een ingewikkelde trustconstructie zijn vaak al vijf trappen betrokken: operationele BV, holding-BV, offshore holding BV in bijvoorbeeld Cyprus, vaak nog een extra holding BV in bijvoorbeeld de UAE of Panama die dan weer eigendom is van een trust of foundation. Zaak de netwerkende Bilderbergertjes, waaronder koningin Beatrix, grootaandeelhoudster van Koninklijke Shell, dus goed in de gaten te houden.

Wurggreep van grote bedrijven
Om de belangrijkste controlerende corporaties op te sporen, begon het team met een lijst uit Orbis van 43 060 transnationale bedrijven die uit een sample met dertig miljoen ‘economische actoren’, variërend van stichtingen en eenmanszaakjes tot overheidsinstellingen en NV’s, getrokken waren. Ze pasten daarna een recursief (zichzelf herhalend) algoritme toe om alle eigendomsverhoudingen op te sporen. Het resulterende transnationale bedrijven-netwerk produceerde een graaf (knooppunten met lijnen er tussen) bestaande uit 600 508 knooppunten en 1 006 987 verbindingslijnen die eigendomsverhoudingen voorstelden. Uit diverse analyses bleek dat een zeer klein groepje zeer grote bedrijven door controlerende belangen in andere bedrijven (via aandelen of obligaties, bijvoorbeeld), een enorme invloed uitoefenen over de beslissingen van deze ‘onderhorige’ bedrijven – en hiermee ook op de rest van ons.

‘Vrije markt is een illusie’
De auteurs stellen dan ook de vraag wat de gevolge zijn als zo weinig mensen zo veel invloed hebben en wat misschien nog wel belangrijker is, economisch gezien, wat de implicaties zijn van deze structuur op  de vrije concurrentie. Voor mij beantwoordt deze studie in ieder geval heel wat vragen. Dit verklaart bijvoorbeeld waarom er op het eerste gezicht zo absurde keuzes worden gemaakt bij innovatie en productontwikkeling en bijvoorbeeld alternatieven voor aardolie nauwelijks doorbreken, terwijl de technische mogelijkheden er hier voor zijn. Zouden we hieraan kunnen ontsnappen? Bijvoorbeeld door alleen van kleinschalige bedrijven te kopen en met contant geld te betalen?

Bronnen:
Stefania Vitali, James B. Glattfelder, Stefano Battiston, The network of global corporate control, arXiv:1107.5728v1 (2011)
Physorg

Veelgestelde vragen over Esperanto

Het onderwerp Esperanto is al enkele keren aan bod gekomen. Uit de reacties op de artikelen begrijp ik dat het idee over het algemeen als interessant wordt gezien, er zijn daarnaast echter ook nog een heleboel vragen.  Hierbij een poging om die vragen grotendeels te beantwoorden. Voor de mensen die nog niet weten wat Esperanto is, zij kunnen de artikelen die hier eerder op de website over verschenen bekijken op Esperanto, een taal die de wereld opent, en Esperanto als Europese taal?

1. Wat is Esperanto?
Esperanto is een handig communicatiemiddel voor gesprekken tussen mensen met verschillende moedertalen.
De wereld wordt steeds internationaler. Mensen, geld en goederen bewegen zich steeds vrijer. Maar omdat de mensen verschillende talen spreken, die lastig aan te leren zijn, kunnen gedachten zich niet zo volkomen vrij bewegen. Esperanto is een oplossing die zeer makkelijk taalbarrières overbrugt. Wie Esperanto leert, zegt tegelijkertijd: “Ik sta open voor de wereld”.

2. Hoeveel mensen spreken Esperanto, wereldwijd gezien?
Genoeg om te kunnen zeggen dat men de smaak van een echte internationale gemeenschap te pakken kan krijgen. Er is jammer genoeg geen enkele manier om erachter te komen hoeveel mensen Esperanto spreken, net zomin als het mogelijk is om te tellen hoeveel mensen Latijn spreken, of, buiten China, Chinees. Het aantal ligt waarschijnlijk ergens tussen de 50.000 en twee miljoen. In ieder geval zijn er genoeg esperantisten, en voldoende verspreid over deze planeet, om een groeiende internationale cultuur te bewerkstelligen.

Een actuele weergave van Esperantosprekers die deelnemen aan het gratis reisnetwerk Pasporta Servo

3. We hebben toch al het Engels als internationale taal. Hebben we echt een nieuwe taal nodig?
Nieuwe culturen brengen nieuwe talen voort. De internationale cultuur is hierop geen uitzondering.
Het Engels is een fantastische taal, net zoals elke andere taal fantastisch is binnen zijn eigen cultuur. Maar is het Engels echt “internationaal”? Hier zijn drie dingen om over na te denken:
Geen van de vele organisaties die diverse staten of regeringen omvatten (zoals de UN, de Europese Unie of Interpol) gebruikt alleen maar het Engels, en hetzelfde geldt voor het merendeel van de internationale niet-regeringsorganisaties. Het is een feit dat zowel de UN als de EU meermaals genoodzaakt waren om het aantal officiële talen uit te breiden.
De gedachte dat men het Engels overal ter wereld kan gebruiken, is een illusie. Een bezoek aan Zuid-Amerika, gebieden in Afrika waar men o.a. Frans, Russisch, Chinees, Japans spreekt, toont duidelijk aan dat het werkelijk een illusie betreft wanneer men met mensen probeert te praten buiten het gangbare circuit van grote hotels, vliegmaatschappijen en dergelijke. Zelfs in Europa kan men vaak niet met Engels terecht, en waar dat wel mogelijk is, is het spectrum aan bespreekbare onderwerpen in het algemeen beperkt.
Veel Japanners en Chinezen leren tien jaar Engels op school, toch kan het grootste gedeelte van de leerlingen het niet spreken. En maar zeer weinig Europeanen kunnen na een meerjarige studie van het Engels de vaardigheid bereiken die een geboren spreker bezit. Esperanto kan na een relatief korte studieperiode en oefening een taal worden die men als eigen taal voelt.

4. Kan een levende taal blijven bestaan zonder een eigen volk of land?
Ja. Wat niet kan, is een levende taal zonder gemeenschap van mensen die hem gebruiken, liefhebben en vertroetelen, maar die gemeenschap kan iets anders zijn dan een volk, en verspreid zijn over de hele aardbol. In de middeleeuwen was het Latijn een levende taal zonder volk: een professor uit Cambridge, Koln of Praha gaf destijds les in Parijs in het Latijn, en iedereen vond dat normaal. De gemeenschap van Esperanto-sprekers lijkt in zekere zin op een volk, waarin mensen uit elk volk deelnemen, die hun eigen identiteit behouden maar er een nieuwe, “menselijke” identiteit aan toevoegen. Men zou kunnen zeggen dat Esperanto een “volk” bezit, dat de hele wereldbevolking zou kunnen zijn.
Niet huidskleur en ontbijtgewoontes geven het leven aan een taal, maar de wil om te communiceren. Dat die wil bestaat, toont het Internet aan, dat in de afgelopen jaren explosief is gegroeid. Die ontwikkeling was mogelijk, doordat men overeenkwam dat computers onderling dezelfde code, d.w.z. taal, gebruiken wanneer ze met elkaar communiceren, of ze nu uit de Macintoshwereld, de Windowswereld of Unix/Linuxwereld komen. Het was een logische ontwikkeling. Waarom zou die logica niet opgaan voor mensen uit verschillende culturen en talen?

5. Is het de bedoeling dat het Esperanto de andere talen op den duur gaat vervangen?
Absoluut niet. Esperanto is juist een verdedigingsmiddel voor het bestaansrecht van elke taal.
Een van de grote voordelen van Esperanto is dat het geen landstaal is, maar een taal die gebruikt wordt door mensen met een verschillende taalachtergrond om meningen en gedachten uit te wisselen, of gevoelens uit te drukken. Esperanto is dus geen concurrent van nationale of plaatselijke talen, maar draagt juist bij aan het afschaffen van de taalonderdrukking die op dit moment op verschillende manieren plaatsvindt op de wereld.
Bovendien is de mogelijkheid om direct persoonlijk contact te leggen met mensen uit een andere cultuur waarschijnlijk de effectiefste methode om meer te weten te komen over de ons omringende culturele en menselijke diversiteit en zich daarmee te verrijken. Zulke ervaringen vergroten vaak de nieuwsgierigheid naar en belangstelling voor andere talen en culturen.
Veel mensen die Esperanto geleerd hebben, krijgen zelfvertrouwen – “Kijk, ik kan een vreemde taal leren!” en veel van hen zijn later een andere taal gaan leren. Veel esperantisten zijn niet alleen in het Esperanto geïnteresseerd, maar ook in vreemde talen en culturen in het algemeen.

Esperanto is een taal die nationaliteit overstijgt en mensen van over de hele wereld een mogelijkheid biedt om met elkaar te communiceren.

6. Is de grootschalige invoering van het Esperanto niet een utopie? Het lijkt een ongeloofwaardig idee.
Elke belangrijke en nuttige vooruitgang is het realiseren van een droom. Alleen zij die nu al de toekomstige ontwikkeling kennen, kunnen zeggen of iets een utopie is of niet. Wie bijvoorbeeld had in mei 1989 de val van de Berlijnse muur voorzien, of het uiteenvallen van de Sovjetunie? Mensen kunnen gewoon niet in de toekomst kijken. In veel sciencefiction-romans zouden ingewikkelde toestanden niet bestaan hebben als de spelers een mobiele telefoon hadden gehad. Die zijn nu aan de orde van de dag, maar schrijvers van toekomstromans hebben het niet verzonnen. Zijn de industriële revolutie en de huidige technische ontwikkeling niet één grote utopie die voortdurend werkelijkheid wordt?
Op dit moment is Esperanto veel meer dan een utopie. Het is een echt voorstel, een resultaat van 120 jaar gebruik, op alle continenten en onder alle omstandigheden van het leven.
De taalproblemen die we vandaag de dag meemaken in internationale communicatie zitten dringend om een oplossing verlegen. Mensen denken wel eens “het probleem was er altijd en zal ook wel altijd blijven” maar de geschiedenis wemelt van problemen die opgelost zijn. Is het ondenkbaar dat we erin zullen slagen dit probleem ook op te lossen?
Het kan veel esperantisten helemaal niet schelen of Esperanto ooit op grote schaal wordt ingevoerd. Ze genieten gewoon van de taal en van de wereldgemeenschap eromheen, bijvoorbeeld door te corresponderen, te reizen of muziek te maken.

7. Tegenwoordig zijn steeds meer mensen geïnteresseerd in het spreken van een dialect. Is dit niet tegenstrijdig met het idee van het Esperanto als internationale taal?
Paradoxaal genoeg leidt de aandacht voor dialecten in dezelfde richting als de belangstelling voor het Esperanto.
Dialecten zijn vaak beter in staat gevoelens en relaties uit te drukken die specifiek zijn voor een plaatselijke, vaak kleine gemeenschap. Op eenzelfde manier is het Esperanto speciaal geschikt om uit te drukken wat niet behoort tot landelijke of plaatselijke cultuur, maar wat alle mensen gemeen hebben. In het ideale geval kent elk mens drie talen en drie identiteiten: een plaatselijke, een nationale of regionale, en een mondiale. De ervaring leert dat deze zonder problemen kunnen samengaan. Een inwoner van Colmar, Frankrijk, spreekt thuis zijn Duitse Elzasdialect, kent de landstaal (Frans) en gebruikt daarnaast het Esperanto in zijn contacten met de rest van de wereld; hij voelt zich tegelijkertijd Elzasser, Fransman en wereldburger, en heeft waarschijnlijk een rijker cultureel leven dan een Fransman die alleen maar Frans beheerst.

8. Is het niet zo dat elk volk een andere variant van het Esperanto spreekt, zodat zij elkaar niet meer kunnen verstaan?
Wanneer de talen niet op elkaar lijken is dat een aanduiding dat de volken ofwel geen wederzijds contact willen, ofwel niet kunnen hebben. Het Latijn werd meerdere eeuwen over een uitgestrekt gebied gebruikt, en in die tijd bleef het onverdeeld. Pas na de val van het Romeinse Rijk splitsten zich allerlei dialecten af en ontstonden de Latijnse talen, waarmee het onderling contact verviel.
De ontwikkelingen in de techniek hebben de vraag al beantwoord of we contacten kunnen leggen–satellieten, computernetwerken, draagbare telefoons, massacommunicatiemiddelen, treinen, vliegtuigen, auto’s… en Esperanto is op zichzelf een sterke uitdrukking van het feit dat mensen echt direct onderling contact willen hebben.

9. Is Esperanto niet tegennatuurlijk, omdat het een gecontrueerde taal is?
Elke taal is het product van menselijke creativiteit. Veel dingen die ons natuurlijk voorkomen, zoals brood, rozen, varkens, honden, komen uiteindelijk ook voort uit de toepassing van onze creativiteit op de natuur.
De basisstructuur van het Esperanto is ontstaan door het selecteren en verfijnen van eigenschappen die de evolutie in de verschillende ‘natuurlijke’ talen heeft doen ontstaan. Daardoor doet Esperanto zeer natuurlijk aan. Die natuurlijke indruk komt ook doordat het Esperanto, net zoals het merendeel van de talen, zich houdt aan de natuurlijke neiging van het menselijk brein om betekenisonderdelen in de taal te generaliseren. In veel talen bestaat een apart woord voor het concept ‘beter’. Kinderen die zo’n taal leren spreken, gebruiken echter eerst de uitdrukking ‘goeder’, omdat ze de betekenis van ‘-er’ opmerken in ‘langer’, ‘jonger’, ‘mooier’ enz, en dat abstraheren naar het begrip ‘goed’. Slechts na veelvuldig corrigeren door ouders, juffen en meesters, of uit drang de anderen te imiteren, vervangen zij de natuurlijke vorm door de juiste, ‘normale’ vorm. Zo gaat het met alle onregelmatigheden. Er zijn talen waarin men bij het vormen van een werkwoordsvorm niet de gebruikelijke methode hanteert, nl. een achtervoegsel gebruiken of veranderen, maar wijzigt men een klinker in het werkwoord (nemen – nam). Ook in die gevallen merkt men op dat kinderen of buitenlanders in het begin van nature de algemene regel toepassen en niet direct de onregelmatigheden zich eigen maken. Zulke moeilijkheden komen in het Esperanto veel minder voor.
Wat wonderlijk is bij het ontstaan van het Esperanto, is dat de initiatiefnemer, L.L. Zamenhof, erin slaagde omstandigheden te scheppen waaronder de taal iets levends kon worden, indien verschillende mensen hem zouden gebruiken om in de praktijk met elkaar te praten. Dat gebeurde daadwerkelijk, en het gebruik ervan veranderde het project in een levende taal. Waar de onbekende oogarts uit Warschau in het jaar 1887 de kiem van legde in de vorm van een kleine brochure, was in feite niet meer dan een zaadje. Wel een zaadje dat in vruchtbare aarde viel (mensen die verlangden naar een taal die taalbarrières kon doorbreken) en dat in die aarde tot een levende taal kon uitgroeien.
Hoewel het zaad van Esperanto maar door een enkeling is gezaaid, ontwikkelt de taal zich net als andere talen, namelijk door het gebruik. Hoewel de basis altijd hetzelfde zal blijven, zoals in het boek Fundament van Esperanto is gepubliceerd, heeft de taal nu heel wat woorden en uitdrukkingen die zij honderd jaar geleden niet had. Esperanto wordt dus voortdurend rijker. De ontwikkeling en documentatie van de taal wordt gevolgd door de Academie van het Esperanto.

Esperanto bewijst al meer dan 120 jaar dat mensen uit vele verschillende culturen prima met elkaar kunnen communiceren in het Esperanto.

10. Waarom doen vooraanstaande taalkundigen negatieve uitspraken over het Esperanto?
Taalkundigen begrijpen de complexiteit van een taal het best. Misschien is het wel juist daarom dat veel van hen, die overigens zeer bekwaam zijn, niet kunnen geloven dat Esperanto kan functioneren als een volledige, levende taal en dus de moeite waard is om onderzocht te worden.
Een taal is iets zo complex en kwetsbaars, dat het verschijnen van een echte, rijke, levende taal gebaseerd op een ontwerp van een jongeling (Zamenhof was pas 27 jaar toen hij Esperanto aanbood, na meer dan tien jaar aan de taal te hebben gewerkt) iets uiterst onwaarschijnlijks is. Natuurlijk is men sceptisch. Maar als men de feiten nagaat, kan men zien dat Esperanto wonderwel werkt in internationale communicatie.

11. Kan het Esperanto gebruikt worden voor diepgaande discussies, poëzie en voor het onder woorden brengen van gevoelens?
Jazeker. Poëzie staat al in de eerste brochure die in 1887 uitkwam. Er verschijnen regelmatig dichtbundels, en vele beroemde klassieke gedichten zijn in het Esperanto vertaald.
Het gegeven dat er goede Esperantovertalingen bestaan van de Monadologie van Leibniz, de Sonnetten van Shakespeare, verschillende Kuifjeboeken van Hergé, In de Ban van de Ring van Tolkien, van Hongerige Steen van Tagore, het Dagboek van de Gek van Lu Xun, de Bijbel, de Koran en de Analecten van Confucius, en dat er veel poëtische werken verschijnen, bewijst de geschiktheid van het Esperanto voor literair werk.
Een discussie wint aanzienlijk in helderheid, onderscheidbaarheid en kwaliteit, wanneer alle sprekers zich direct kunnen uitdrukken in een taal die ze aanvoelen, die ze goed beheersen, en wanneer de toehoorders direct begrijpen wat er gezegd wordt, doordat ze zich in de gebruikte taal thuisvoelen. Dit wordt duidelijk aangetoond door uitgebreide ervaring in de jaarlijkse Esperanto wereldcongressen en in de vele internationale bijeenkomsten, seminars over wetenschappelijke onderwerpen, zomeruniversiteiten enz. die jaarlijks plaatsvinden en waar onderwijs, discussie en wandelganggesprekken in het Esperanto plaatsvinden.
De geschiedenis verhaalt over veel mensen uit verschillende werelddelen die hun gevoelens uitten in het Esperanto. Onverschillig of dat in boeken, liederen, gedichten was, of in ontmoetingen tussen mensen. Wie deelneemt aan het leven in de Esperantogemeenschap, weet dat men in het Esperanto iemand kan uitschelden en bitter ruzie kan maken, en evengoed zijn solidariteit kan uitspreken, zijn deelname met iemand in groot verdriet, of de diepste liefde.

12. Waarom zou je Esperanto willen spreken? Hoe kun je de taal in de praktijk gebruiken?
Met het leren van Esperanto heb je direct beschikking over een wereldwijd netwerk van taalgenoten. Op Pasporta Servo, het gratis reisnetwerk van Esperanto kun je zien waar o.a. overal Esperantisten zijn. Daarbij kun je als je Esperanto spreekt deze mensen allemaal bezoeken en krijg je gratis onderdak. En hoogstwaarschijnlijk ook heerlijke lokale gerechten en een lokale tolk die je de ins en outs van het gebied kan vertellen. Een geheel nieuwe reiservaring.
Daarnaast is door het internet de gemeenschap van Esperanto ook veel gemakkelijker te bereiken dan ooit tevoren. Zo heb je een duidelijke overzichtswebsite waar je vele nuttige websites in het Esperanto kunt vinden met Grappige strips, Esperanto TV, Podcasts, Literatuur, Facebook groepen, en nog vele andere zaken.

Voor de mensen die benieuwd zijn naar de taal is er sinds kort een website beschikbaar waar tal van gratis cursussen te vinden zijn in de vorm van o.a. boeken, online cursussen met gratis taalassistenen en videocursussen met downloadbare cursusmaterialen.

Een impressie van de pagina met gratis Esperantocursussen

Mochten de mensen hierna nog aanvullende vragen hebben over het Esperanto dan kijk ik graag of ik die kan beantwoorden.

Meer informatie:
Pasporta Servo, het gratis reisnetwerk van Esperanto: http://www.pasportaservo.org/monda-mapo
Pagina met lesmethodes in het Esperanto:  http://www.scoop.it/t/esperanto-lernu-la-lingvon-de-la-mondo
Overzicht van interessante Esperanto websites wereldwijd: http://www.scoop.it/t/esperanto-lingvo-de-la-mondo

 

Een visie op duurzaam consumeren

Duurzaam consumeren gaat veel verder dan het vervangen van een product door een milieuvriendelijke(r) variant alléén. We moeten een helder zicht ontwikkelen op het WAAROM van consumptie: is onze behoefte een fundamentele behoefte, of dient het product ter bevrediging van een (of meer) heel andere behoefte(n)? We moeten leren onze identiteit te ontlenen aan WIE we zijn als mens – in plaats van aan spullen en status. Kwaliteit in plaats van kwantiteit.

Toen de Brundtland-commissie in 1987 de term Duurzame Ontwikkeling introduceerde, gaf zij daaraan de betekenis: ‘een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien’. Voordat we kunnen praten over het voorzien in behoeften (‘consumeren’) is het nodig om eerst kritisch te kijken naar wat die behoeften dan zijn…

De natuurlijke kringloop
kringloopIn materieel opzicht heeft een mens maar weinig nodig om te kunnen bestaan: schoon water, gezond voedsel, schone lucht, kleding, warmte en een dak boven het hoofd of een andere veilige plek die beschutting biedt. Alles wat we daarvoor nodig hebben wordt ons door de natuur gratis en in overvloed aangeboden: water en voedselgewassen, grondstoffen om kleding te maken, een vuur te stoken en om veilige onderkomens te bouwen.

Als we met deze natuurlijke rijkdommen verantwoord en zorgvuldig omgaan, is er meer dan genoeg voor iedereen en hoeft geen mens ter wereld te sterven door honger, koude of ander materieel gebrek. Dit is in feite ook waar het in het Cradle-to-Cradle-concept om gaat (‘afval wordt weer grondstof’): de kringloop-economie!

Wat zijn menselijke behoeften?
Vaak wordt de ‘piramide van Maslov‘ gehanteerd om de menselijke behoeften mee aan te geven:
1. fysiologisch/biologisch (water, voedsel, schone lucht);
2. veiligheid, bestaans- zekerheid (buurt, gezin, bedrijf);
3. sociaal contact (vriendschap, liefde, sociale relaties);
4: erkenning (status);
5. zelfontplooiing (persoonlijke, mentale groei).
Maslov’s schema wordt ook wel de ’theorie van de toenemende behoefte’ genoemd. Het is een hiërarchische vorm van denken: langs een verticaal stijgende lijn met een brede basis en een smalle top. En met ogenschijnlijk van elkaar losgekoppelde behoeften: eerst het één, dan het ander. Dit model stimuleert een mentaliteit van overheersing en macht: een gevecht om de top te bereiken. Maar als je dan bent aangekomen op de top: wat doe je dan met die macht?

In tegenstelling tot Maslov’s theorie van de toenemende behoeften, stelt de Chileense econoom Manfred Max-Neef, dat de menselijke behoeften eigenlijk zeer beperkt zijn. Het zijn er volgens hem negen. Het verhelderende verschil met Maslov is het onderscheid van Max-Neef tussen behoeften (‘needs’) en middelen om behoeften te bevredigen (satisfier’s’).  Dit inzicht kan een belangrijke sleutel tot verandering geven! Fundamentele menselijke behoeften volgens Manfred Max-Neef, zoals in 1987 gepresenteerd in zijn boek ‘Human Scale Development’:

voortbestaan (‘subsistence’)
bescherming (‘protection’)
liefde/genegenheid (‘affection’)
begrip (‘understanding’)
deelname (‘participartion’)
ledigheid/ nietsdoen (‘idleness’)
iets tot stand brengen (‘creation’)
identiteit  en vrijheid ‘ (‘identity and freedom’)

Max-Neef gaat ervan uit dat ontwikkeling niet te maken heeft met dingen, maar met mensen. De beste vorm van ontwikkeling is volgens hem ‘een ontwikkeling die de kwaliteit van het leven van mensen verbetert’. Volgens Max-Neef wordt de kwaliteit van het leven bepaald door de mogelijkheden die mensen hebben om in hun fundamentele behoeften te voorzien. Er bestaat geen één-op-één relatie tussen behoeften en middelen (bijvoorbeeld: borstvoeding voorziet voor een baby in meer fundamentele behoeften tegelijkertijd: voortbestaan, bescherming, liefde en identiteit. Ook kleding is geen behoefte, maar voorziet in de fundamentele behoefte aan bescherming – en dus voortbestaan, maar kan ook voorzien in de behoefte aan ‘identiteit’ en voor de doe-het-zelvers ook nog eens ‘creation’).

Er zit ook geen absolute hiërarchie in de behoeften – het gaat om een integraal mensbeeld, om een voortdurende mix van menselijke behoeften en middelen om in die behoeften te voorzien. Uit het schema van Max-Neef volgt dat fundamentele menselijke behoeften niet alleen benoembaar en beperkt zijn, maar dat die ook in alle culturen hetzelfde zijn. Slechts de wijze waarop behoeften worden bevredigd is per cultuur verschillend. En hij stelt dat iedere fundamentele behoefte die niet bevredigd wordt, duidt op armoede.
(Max-Neef werkte zijn model uit in een matrix)

Tegen deze achtergrond krijgen woorden als ‘armoede’ en ‘rijkdom’ ook een heel andere betekenis. Zolang we onvoldoende aandacht hebben voor het vervullen van de werkelijke fundamentele behoeften, zal oneindige materiële hebzucht blijven leiden tot een onvoldaan leven en ontevreden mensen (een makkelijke prooi voor de reclame-industrie, die ons juist op deze kwetsbare punten weet  te raken. Niet met ‘satisfiers’, maar met illusies. Aan tevreden mensen valt maar weinig te verkopen, aan ontevreden mensen des te meer…)

Een dergelijke ontevredenheid leidt tot een wereld in onvrede, ongelijkheid en armoede zowel in de rijke als in de arme landen. En tot vernietiging van de aarde. Voor het huidige consumptiepatroon is de aarde nu al 25% te klein. Als we doorgaan met het huidige productie- en consumptiepatroon dan hebben we in 2050 een aarde extra nodig.

Waar Maslow uitgaat van ‘stijgende’ behoeften’, gaat Max-Neef uit van de beperktheid daarvan. (vergelijk: ‘oneindige economische groei’ versus een ‘economie van het genoeg’). Het resultaat van een mentaliteit die uitgaat van de steeds stijgende lijn, zien we terug in de mondiale verdeling van consumptiemogelijkheden en financiële bestedingen.

20% van de wereldbevolking consumeert 85% van al het voedsel en natuurlijke grondstoffen die wereldwijd beschikbaar zijn. Die 20%  woont vooral in West-Europa, Noord-Amerika en Japan. (zie bijlage voor meer cijfers).

Om alle mensen op aarde toegang te verschaffen tot water, voedsel, brandstof, huis-vesting, onderwijs en gezondheidszorg is jaarlijks een bedrag van 100 miljard dollar nodig. Jaarlijks wordt wereldwijd 1000 miljard dollar besteed aan militaire uitgaven.

Er wordt dus tien keer zoveel geld uitgegeven om mensen en de aarde te vernietigen, dan om de kwaliteit van het leven van mensen en van de aarde te verbeteren. Duurzaam consumeren gaat om het leveren van een bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van leven van alle mensen. En om het behoud van de aarde. En ook om de vraag: wat doet de top van Maslov’s piramide met zijn machtspositie?

Goedbeschouwd is er wereldwijd geen sprake van absolute schaarste. Het gaat erom de rijkdommen te delen. De grootste vraag die vooral de ‘economisch rijken’ zou moeten bezighouden zou daarom moeten zijn: hoe zetten we onze kennis en vermogens in om iedereen ter wereld toegang tot de meest elementaire natuurlijke grondstoffen te verschaffen en om voor iedereen de kwaliteit van het leven te verbeteren? Technisch, logistiek en financieel is alles te regelen; het enige wat ontbreekt is de menselijke (politieke!) wil.

Naar een mensgerichte economie
Bij het stimuleren van een proces dat zich richt op de ontwikkeling van mensen, hoort een mensgerichte economie, die oog heeft voor het vervullen van alle aspecten van de menselijke behoeften – dus voor de gehele mens en op het hele netwerk van onderlinge afhankelijkheden – tussen mensen en tussen mensen en de natuur.
We hebben een manier van boekhouden nodig die zich richt op een veel breder spectrum dan alleen het voorzien in materiële behoeften van mensen. Het gaat om sociale en ecologische duurzaamheid, aangestuurd door een economisch systeem dat zich richt op werkelijke en mondiale duurzame ontwikkeling: op verbetering van de kwaliteit van leven voor iedereen.
Daarom mag ook ‘duurzaam consumeren’ zich niet beperken tot het vervangen van een product door een milieuvriendelijker variant alléén. Dat zou de ongelijke verdeling in stand houden. Het gaat dus om kwaliteit, matigheid en wereldwijd delen: consuminderen!

De roep om duurzaam te consumeren lijkt de laatste jaren vooral te worden ingegeven door angst: de aarde is ziek en raakt uitgeput, de mens heeft zijn leefmilieu vergiftigd en de voorraadkast geplunderd. En de aarde warmt op (heeft koorts!). Maar de gezondheid van de mensen die de aarde bevolken zou ons een even grote zorg moeten zijn! Het gaat immers om een wederzijdse afhankelijkheid.

Consumenten hebben een machtig middel in handen om – via de keuzes die zij maken – de ontwikkelingen een andere richting uit te sturen. En consumenten zijn we allemaal: bedrijven, maatschappelijke organisaties, overheden en individuele burgers.
Duurzaam consumeren zal zich moeten richten op het vervullen van de werkelijke behoeften van mensen, individueel en wereldwijd, en op het realiseren van combinaties van ‘satisfiers’.
Niet alleen materieel, ook vooral ook sociaal!

De aarde biedt genoeg voor ieders behoefte, maar niet voor ieders hebzucht. De wereld is van iedereen! Een andere wereld is –mogelijk, als wij dat willen…

BIJLAGE
Enkele cijfers over de mondiale verdeling van consumptiemogelijkheden en bestedingen
(bronnen: Human Development Report van de VN en de FAO)

  • 854 miljoen mensen zijn chronisch ondervoed. 1,2 miljard mensen hebben last van overgewicht en 400 miljoen mensen lijden aan obesitas
  • 70% van het zoete water in de wereld wordt gebruikt voor landbouw; 22% voor de   industrie en 8% voor huishoudelijk gebruik.
  • De minimale waterbehoefte per persoon per dag is 20 liter. Europeanen gebruiken gemiddeld 250 liter. Amerikanen 575 liter.
    1,1 miljard mensen moeten het doen met 5 liter per dag.
  • Meer dan 1,1 miljard mensen hebben geen toegang tot voldoende veilig drinkwater.
    2,6 miljard mensen hebben geen goede sanitaire voorzieningen.
  • 65% van alle energie wordt verbruikt door 20% van de wereldbevolking.
  • 50% van alle vermogen is in bezit van 2% van de wereldbevolking. 50% van de wereldbevolking moet het doen met 1% van het vermogen in de wereld.
  • 70% van de wereldhandel gaat naar 20% van de wereldbevolking.
  • 75% van het wereldinkomen gaat naar 20% van de wereldbevolking.

A propos:
Alleen al in Nederland werd in 2006 een bedrag van 1,8 miljard euro uitgegeven aan reclame via de media (tv, radio, kranten en bladen en internet).

Benieuwd naar het ruimtebeslag dat (jo)uw consumptiepatroon vergt van de aarde?
Bereken je Mondiale Voetafdruk op: www.voetenbank.nl

Behoor je tot de rijksten der aarde? Bekijk je persoonlijke positie op de wereldranglijst:
www.globalrichlist.com

Bronvermelding:
Deze tekst is overgenomen van: http://www.omslag.nl/duurzaamconsumeren.html
De auteur is Marta Resink van Omslag

Zou een kleine eilandbeschaving van hyper-slimmeriken hebben kunnen bestaan?

Was Atlantis een eiland met alleen hoogbegaafden?

Volgens veel esoterische theorieën was er lang geleden een zeer ver gevorderde beschaving, die door een rampzalige kosmische catastrofe ten onder ging. Zou een relatief kleine groep zeer intelligente mensen in staat zijn hetzelfde te doen als een complete wereld met normaal begaafden?

Wereld vervelend voor hoogbegaafden
Wie wel eens op een bijeenkomst van academici of een slimmerikenclub komt, weet dat er nogal vaak botsingen zijn tussen het theoretische ideaal en de praktijk. Voor zeer hoogbegaafden, met een IQ boven de 160, is deze wereld eigenlijk een weerbarstige plaats. Dingen lijken onlogisch georganiseerd. Niemand, behalve andere hoogbegaafden, begrijpt ze helemaal. Hoogbegaafden worden voortdurend geremd door het gebrek aan logica in hun omgeving. Ideeën zijn te hoog gegrepen en lopen onvermijdelijk dood door een visieloze uitwerking. Dingen sluiten niet aan.

 

Zou een kleine eilandbeschaving van hyper-slimmeriken hebben kunnen bestaan?
Zou een kleine eilandbeschaving van hyper-slimmeriken hebben kunnen bestaan?

Wet van de Grote Aantallen
Dat komt omdat deze wereld is aangepast aan mensen met een IQ van rond de honderd. Dat is ook logisch, daar zijn er de meeste van. Als je een apparaat uitvindt dat alleen echt handig is voor iemand die de Mensatest passeert, is je markt met 2% niet bijster groot (al vinden veel elektronicaliefhebbers al die coole knopjes waar ze niets van snappen machtig mooi). De oplagecijfers van Story of Privé zijn duizenden malen groter dan die van het zeer kleine grachtengordelblad voor de met uitsterven bedreigde christensocialisten Roodkoper (of nu: Huis der Liefde). En laten we het maar niet over de Six Sigma Society hebben, waarvan maar een op de miljoen mensen aan de toelatingseisen voldoet. Van een potentiële markt van zevenduizend mensen zal je geen miljonair worden.

Eiland met genieën
Wat zou er gebeuren als je tien miljoen van die slimmeriken bij elkaar gooit? Een soort Silicon Valley zo groot als België dus. Stel, het Eiland der Atlantiërs heeft een gemiddeld IQ van 130, de toelatingsdrempel van Mensa. Zoals alle hoogbegaafden zullen ze een bloedhekel hebben aan dom werk. Voor je het weet komen er dus allerlei vernuftige machines om dingen als schoonmaken, landbouwkundig werk en  dergelijke over te nemen. De hoogbegaafden zullen een natuurlijke afkeer hebben van stupiditeit, dus als fabrikant kan je het schudden als je met een Microsoft-achtig besturingssysteem aankomt.

Extreem ingewikkelde gesloten maatschappij
De groep hoogbegaafden zullen een zo ingewikkeld sociaal systeem scheppen dat ze al hun hersencapaciteit nodig hebben om in dit systeem te functioneren en vooruit te komen. Dit is bijvoorbeeld het geval in Japan. Japanners zijn met de Koreanen en de Hongkong-Chinezen misschien wel het slimste volk ter wereld (althans, volgens IQ-testen)  met een gemiddeld IQ van 105. En inderdaad,  Japanners zijn meesters in robotbouwen en het bedenken van arbeidsbesparende technieken.

Voor het Eiland der Atlantiërs geldt dat uiteraard nog veel sterker. Het zal dus een nogal zonderlinge samenleving zijn waar je als buitenstaander niet snel binnen komt. Of die je, als geboren en getogen Atlantiër, zal willen verlaten. Tenzij je dol op zwakzinnige mensapen bent en als god-koning over ze wilt regeren.Om dezelfde reden wil je die zwakzinnige buren uiteraard niet aan gevaarlijke technologie helpen. Voor je het weet gaan ze met hun wapens op plundertocht op jouw mooie eiland.

Survival of the smartest
Dan is uiteraard een goede vraag hoe er een selectiedruk kan ontstaan waardoor er een eiland van superslimme mensen ontstaat. Misschien wel door een soort Japans cultureel systeem met heel sterke hiërarchische regels. Wie niet slim genoeg is om het systeem te gamen, eindigt als hongerende putjesschepper of kinderoppas voor de handigste politici en wetenschappers. Of moet als soldaat aan de slag om een bloederige vete tegen een andere machtige familie te helpen beslechten. In de Chinese periode van de Strijdende Staten was dit eerder de regel dan de uitzondering.

Hoogmoed komt voor de val?
En stel, die wetenschappers doen op een dag een experiment dat ze maar beter niet hadden kunnen doen, een soort atoombom maar dan erger. Ze blazen hun eiland vol hoogmoedige slimmeriken tot sintels en worden een bron van legenden over een straf van de goden.  Komt je al wat bekend voor?

Een heel vergezochte hypothese. Het is overigens ook zeer de vraag of er ooit iets als Atlantis bestaan heeft, behalve in Plato’s brein, maar ja, daar is dit Visionair voor…

Atlantis, volgens gelovigen, was een groot eiland met een machtige hoofdstad. Het eiland verdween in korte tijd in de diepte.

Bestond er vroeger een technisch vergevorderde beschaving?

Atlantis. De goden van het oude India, die elkaar met vliegende wagens, vimana’s, bevochten. Oude gravures die veel weg lijken te hebben van technisch geavanceerde apparaten. Waren de goden vertegenwoordigers van een vroegere, nu geheel verloren gegane beschaving?

Sporen in mythen en legenden
Al sinds de dageraad van de mensheid duiken er in mythen en legenden figuren op die meer kunnen dan een menselijke sterveling. Zo zijn er goden, die de wereld hebben geschapen en in staat zijn deze onder water te zetten, zondige steden totaal van de aardbodem te vegen en, vanzelfsprekend, absolute macht hebben over leven en dood. De laatste drie eeuwen zijn wetenschap en techniek in een moordend tempo gevorderd. We kunnen nu meer dan ooit tevoren in onze geschiedenis. Als een middeleeuwer of een oude Israëliet zou zien wat wij allemaal kunnen, zou hij ons ook voor duivels, tovenaars of goden verslijten.

Raadselachtige afbeeldingen en historische beschrijvingen

Atlantis, volgens gelovigen, was een groot eiland met een machtige hoofdstad. Het eiland verdween in korte tijd in de diepte.
Atlantis, volgens gelovigen, was een groot eiland met een machtige hoofdstad. Het eiland verdween volgens de legende in korte tijd in de diepte.

De Zwitserse kroegbaas Erich von Däniken en zijn navolgers plozen allerlei mythen en legenden uit naar aanwijzingen dat er in het verdere verleden buitenaardse wezens sporen achter hebben gelaten. Zo is er gewezen op de Nazca-lijnen, kilometers grote afbeeldingen van onder meer vogels. Ook de Egyptische piramides vormen een geliefde inspiratiebron voor mensen die op zoek zijn naar een verdwenen beschaving. In de oudste bijbelboeken wordt God aangeduid als Elohim, een meervoudsvorm. Reden voor de UFO-sekte Raël om te geloven in buitenaardse wezens die de mensheid gekloond hebben.

Volgens anderen bestond er een vergevorderde beschaving tijdens de laatste IJstijd. Hiervoor wordt vaak het mythische Atlantis genoemd. In dit artikel zullen we de laatste mogelijkheid onder de loep nemen. Bestond er in het Pleistoceen, 1,8 miljoen jaar geleden tot 10.000 jaar geleden, een of meerdere hoogontwikkelde beschavingen?

Zin of onzin?
Om vergevorderde technieken, zoals luchtvoertuigen of ruimteschepen, te ontwikkelen zijn heel veel mensuren nodig. Ook is er een hoog technisch peil nodig. Dit valt samen met een grote hoeveelheid mensen, honderden miljoenen tot een miljard, en een enorm energie- en grondstofverbruik om de technieken in de praktijk te kunnen brengen. Dit moet sporen achter gelaten hebben. Zelfs een relatief klein imperium  als het Romeinse liet overal in Eurazië, tot in China toe, sporen na in de vorm van munten, aardewerk of resten. Overstromingen en de verwoestende werking van erosie zullen veel sporen vernietigd hebben, maar toch zal vooral een vergevorderde beschaving veel sporen achter laten. Denk aan stuwdammen, mijnen en dergelijke.

Waar is het afval?
Stel dat er een technisch hoogontwikkeld imperium als Mu, Lemurië of Atlantis heeft bestaan. Dan moet er overal ter wereld overblijfselen zijn achtergebleven van gebruiksvoorwerpen en afval van dit imperium. Overal vinden we potscherven van Griekse amfora’s, Om weer even bij Rome te blijven: bijna duizend jaar van afval storten leverde Rome de achtste heuvel op, de Monte Testaccio van bijna twee hectare oppervlakte. Hoe hoger technisch ontwikkeld het imperium is, hoe meer afval.Wat dat betreft is er slecht nieuws. Er is geen afval van Atlantis of Mu aangetroffen, althans niet afval dat wij als zodanig herkennen. Geen blikjes Atlantis Cola, roestige vimana’s of scheepswrakken van Mu dus.

Aan de andere kant: slechts weinig materialen, voornamelijk aardewerk en edelmetalen overleven de millennia. Dat is ook goed nieuws – je moet er niet aan denken dat ons plastic afval na honderdduizend jaar nog bestaat…

Lees ook:
‘Continenten kunnen werkelijk verzinken’

Autoinbraak zorgt voor hogere premies en meer omzet bij autobedrijven. Een hoger BNP dus.

Verdienen aan ellende

Hoe meer problemen er zijn, hoe meer mogelijkheden voor economische groei. Eenzaamheid, misdaad en prostitutie: het is allemaal goed voor de economie. Een kijkje in het volkomen zieke karakter van vraag en aanbod. Moeten we niet toe naar een andere maatstaf?

De dominee en de huishoudster
Een bekende grap die de ronde doet onder economen is die over een dominee en zijn huishoudster. De brave man betaalt de huishoudster een redelijk salaris van zijn netto inkomen. Dan gebeurt het onvermijdelijke: de liefde slaat toe en de twee stappen in het huwelijksbootje, zoals dat hoort in het christelijk geloof. De huishoudster zegt haar flatje op, kruipt bij haar ex-baas onder de lakens en wordt huisvrouw. Opmerkelijk genoeg wordt Nederland van dit prille liefdesgeluk volgens de economische theorie, armer. Immers, waar eerst sprake was van twee inkomens, is er nu nog maar één. Dat terwijl er netto voor beide echtelieden een verbetering is opgetreden. Kortom: liefde is een ramp volgens het BNP.

Echtscheidingen en alleenstaanden: een zegen voor de economie

Autoinbraak zorgt voor hogere premies en meer omzet bij autobedrijven. Een hoger BNP dus.
Autoinbraak zorgt voor hogere premies en meer omzet bij autobedrijven. Een hoger BNP dus.

Hoe meer echtscheidingen een land kent, hoe meer alleenstaanden. Alleenstaanden hebben extra woonruimten nodig. Ze moeten zich meer in de schulden steken. Ze moeten allerlei diensten inkomen (denk aan kant-en-klaar-maaltijden) die mensen die samenwonen onderling kunnen regelen. Van allerlei huishoudelijke apparatuur moeten ze ieder voor zich een exemplaar kopen. Alleenstaanden eten vaak ook buiten de duur. Kortom: het het gezin is weliswaar een hoeksteen van de samenleving, maar bar slecht voor de economie. Hoe minder volledige gezinnen en hoe meer scheidingen, hoe hoger het BNP. Het enige voordeel is dat er kinderen worden geproduceerd. Deze brengen namelijk erg veel consumptie met zich mee.

Misdaad: een weldaad voor het bruto nationaal product
Ook misdaad leidt geheid tot extra groei, althans in de boeken. Zo is er de directe schade. Gestolen spullen moeten weer vervangen worden, dus extra omzet. Als helers de spullen verkopen, brengen ze deze binnen bereik van mensen die dit anders helemaal niet kunnen betalen. Ook worden verzekeringspremies hoger, worden er meer verzekeringen afgesloten en worden er extra beveiligingssystemen verkocht. Vallen er slachtoffers, vooral oudjes die hun hypotheek hebben afgelost en zuinig leven, dan gaat de kassa pas echt rinkelen. Revalidatie en medische behandelingen zijn erg duur. Vallen er dodelijke slachtoffers, dan moeten deze begraven worden en hun bezittingen verdeeld en verkocht. Weer een BNP-stijging.

Prostitutie: beter dan seks
Hoewel de commercie haar uiterste best doet te verdienen aan seks, is het in beginsel gratis. Twee mensen gebruiken voor seks weinig anders dan hun lichaam. Economisch gezien een absolute ramp, al is er aan dating sites en erotische hulpmiddelen het nodige te verdienen. Vooral als er wat hapert uiteraard. Denk aan Viagra en allerlei middelen om een partner te verleiden tot seks of een relatie. Prostitutie is uiteraard veel beter voor het BNP. Naast het bedrag dat de klant besteedt aan de prostituee, wordt dit geld door prostituees ook weer snel uitgegeven aan allerlei luxe goederen. Na een leven als sekswerker zijn prostituees vaak emotioneel een wrak. Ze vluchten in drugsgebruik, waardoor ze niet erg oud worden. Ook dat is weer goed nieuws voor de rekenmeesters.

Architect Philip Johnson ontwierp dit glazen huis. Alleen de badkamer is niet doorzichtig.

Wonen in een glazen huis

Hoe zou het zijn om te wonen in een huis dat alleen maar doorzichtige wanden kent? Nauwelijks privacy meer maar wel een geweldig uitzicht.

Architect Philip Johnson ontwierp dit glazen huis. Alleen de badkamer is niet doorzichtig.
Architect Philip Johnson ontwierp dit glazen huis. Alleen de badkamer is niet doorzichtig.

We schreven al over het Glazen Huis, maar hoe zit het met echte glazen huizen? De eerste huizen die bijna helemaal uit glas bestaan dateren al uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Zo is er het Philip Johnson Glass House, in 1949 ontworpen door de gelijknamige Amerikaanse architect dat een verrassend futuristische indruk maakt. Alleen de badkamer bestaat uit een ondoorzichtige cilinder van baksteen. Het is duidelijk dat dit huis op een privélandgoed in New Canaan, Connecticut staat [1].

Sinds 1949 is de materiaaltechniek natuurlijk behoorlijk gevorderd. Transparante materialen zoals polycarbonaat zijn extreem sterk, sterker zelfs nog dan beton en baksteen. Je kon er dus op wachten dat een moderne architect de uitdaging aannam. En inderdaad, in dit glazen huis is werkelijk alles transparant [2].

Het uitzicht is werkelijk fenomenaal als je wakker wordt. Maar helaas ook als je romantische plannen hebt met je geliefde...
Het uitzicht is werkelijk fenomenaal als je wakker wordt. Maar helaas ook als je romantische plannen hebt met je geliefde...

Bronnen
1. Extending the Legacy, Metropolis Magazine, 2006
2. Asiantown.net blog

In de film Serendipity komt een tweetal geliefden door een reeks van toevallige gebeurtenissen uiteindelijk bij elkaar.

Serendipiteit

Veel van onze beste ontdekkingen kwamen toevallig tot stand. Bannen we het toeval tegenwoordig niet teveel uit en missen we op die manier niet de mooiste dingen?

Toeval als bron van wetenschappelijke kennis
Wat hebben de ontdekking van penicilline, supergeleiding, kosmische achtergrondstraling en pulsars gemeen? Antwoord: dat ze door toeval tot stand zijn gekomen. Een groot deel van onze ontdekkingen is niet gedaan door theoretisch werk, maar door toeval.

In de film Serendipity komt een tweetal geliefden door een reeks van toevallige gebeurtenissen uiteindelijk bij elkaar.
In de film Serendipity komt een tweetal geliefden door een reeks van toevallige gebeurtenissen uiteindelijk bij elkaar

Klassiek is uiteraard het voorbeeld van Columbus, die op zoek ging naar een westwaartse route naar China en in plaats hiervan Amerika ontdekte. Ook in de wetenschap en techniek zijn toevallige ontdekkingen gemeengoed. Niemand had durven voorspellen dat bij temperaturen vlak boven het absolute nulpunt, de weerstand in veel metalen zou dalen tot nul. Of dat een nederige schimmel die op brood voorkomt het leven van duizenden mensen zou redden. De reden is duidelijk. Onze geestelijke vermogens, zelfs die van alle mensen en hun apparaten samen, zijn beperkt en veel kleiner dan de enorme variëteit en complexiteit die onze natuurlijke omgeving (of wat dat betreft: wijzelf) ons biedt. Het is vrijwel onvermijdelijk dat we op een gegeven moment op onverwachte dingen zullen stuiten.

De prinsen van Serendip
Het feit dat dit soort ontdekkingen optreden wordt serendipiteit genoemd, genoemd naar de prinsen van Serendip (Sri Lanka) die in een oud Perzisch verhaal allerlei onverwachte ontdekkingen deden. Serendipiteit laat ons stilstaan bij de fenomenologische rijkdom van de natuur. Kortom: als je het op een gegeven moment niet meer weet, kan het zeer de moeite waard zijn de proef op de som te nemen. Kijken naar het onverwachte. De theorie even te laten voor wat het is. De kans is dan zeker aanwezig dat we wat ontdekken dat de impasse doorbreekt.

Steeds minder serendipiteit
Er komen steeds meer en steeds betere wetenschappelijke theorieën. Steeds meer ontdekkingen en uitvindingen worden nu gedaan als gevolg van het ontwikkelen en uitwerken van theorieën. Dit is niet voor niets. Onze theorieën worden steeds beter en steeds meer ondersteund door een indrukwekkende hoeveelheid bewijsmateriaal. Ook onze technieken om uit een bestaande theorie meer af te leiden, bijvoorbeeld met wiskundige modellen en computersimulaties, worden steeds beter. Kortom: de strategie om uit te gaan van bestaande theorieën werpt steeds meer vruchten af. Vandaar dat veel minder lukraak wordt geëxperimenteerd dan vroeger, en ook veel nauwkeuriger wordt gewerkt (waardoor minder ruimte is voor toevallige ontdekkingen door fouten).

Toch is er nog steeds een domein dat niet door onze theorieën wordt gevangen. Het Onbekende ligt nog steeds op de loer, vaak op zeer onverwachte plaatsen in onze directe omgeving. Vaak doen we ons uiterste best om diep begraven juwelen uit verre continenten uit de rots van onwetendheid te bikkelen, terwijl de schatten vlak onder ons onaangeroerd liggen. Want hoewel theorie een krachtig hulpmiddel is om de wereld om ons heen te begrijpen en te voorspellen, beperkt theorie ons ook. Daarom is het verstandig af en toe de theoretische bril af te zetten en de wereld om ons heen te bekijken als een klein kind: vol verwondering. Wie weet wat voor verborgen verschijnselen nog op zullen duiken in de verborgen holtes waar nog geen theorie is doorgedrongen…