linguïstiek

De taalwetenschap als autonome discipline?

Taalwetenschappers nemen zichzelf nogal serieus. En waarom ook niet? Al eeuwenlang zijn mensen geïnteresseerd in de mysteries rondom het fenomeen taal. Uit het feit dat boekjes als ‘Taal is zeg maar echt mijn ding’ van Paulien Cornelisse zo goed verkopen blijkt wel dat er bij het grote publiek veel belangstelling is voor taalweetjes. Maar wat is de rol van de taalwetenschap als wetenschappelijke discipline?

Iedere discipline kent zijn ‘helden’. De grootste held voor de hedendaagse taalwetenschap is zonder twijfel Noam Chomsky, die voor grote omslagen binnen de discipline heeft gezorgd. Wat Einstein is voor de natuurkunde, is Chomsky voor de taalwetenschap. Een van zijn theorieën stelt dat kinderen alleen taal kunnen leren als zij al bij de geboorte over een universeel ‘taalsysteem’ beschikken. Dit taalsysteem ontwikkelt zich onder invloed van verschillende soorten talige input uiteindelijk tot het zogenaamde ‘steady state’ systeem waar volwassenen over beschikken. Deze systemen zijn, aldus Chomsky, letterlijk in de genen dan wel in de structuur van de hersenen te vinden.

Bron: Wikimedia Commons

Een taalwetenschapper die zichzelf series neemt dient zich met name bezig te houden met het zoeken naar zogenaamde ‘regels’ die in taalsystemen voor zouden kunnen komen. Tenminste, zo luidt het advies van Chomsky. Aan de hand van de zin “Colorless green ideas sleep furiously” (kleurloze groene ideeën slapen woedend) laat hij zien dat, ondanks dat de zin geen zinnige betekenis heeft, het wel degelijk de grammaticale regels van het Engels correct volgt. Dergelijke regels zijn onafhankelijk van de inhoud of betekenis van de zin te vinden. Waar taalwetenschappers zich verre van dienen te houden is onderzoek naar het gebruik van taal, omdat taalgebruik veelvuldig wordt belemmerd door externe factoren (bijvoorbeeld door een schaars geklede voorbijganger die de aandacht trekt). Er is simpelweg niks zinnigs over ‘taal in het gebruik’ te zeggen – dat moeten we dus maar aan cabaretières als Cornelisse overlaten.

Ludwig Wittgenstein, volgens velen de belangrijkste filosoof van de twintigste eeuw, zou Chomsky hierin wel gelijk geven. Deze grote held van de filosofie vindt dat ook filosofen niet moeten proberen iets wetenschappelijks te zeggen over taal in het gebruik. Maar in tegenstelling tot Chomsky’s heilige overtuiging dat taalwetenschappers moeten zoeken naar regels, wijst Wittgenstein ook dit idee naar de mand. Wat een zin betekent is namelijk afhankelijk van de context; als een scheidsrechter tijdens een tenniswedstrijd “het is uit!” roept, betekent dit waarschijnlijk iets heel anders dan wanneer je partner dit roept. Ondanks dat een filosoof geen wetenschappelijke uitspraken over het gebruik van taal moet doen, ziet Wittgenstein dit als het belangrijkste element van taal. Taal krijgt haar betekenis tijdens het gebruik, en wat zou het nut van taal zijn als het geen betekenis heeft?

Deze nadruk op de betekenis van taal mag dan voor de filosofie van groot belang zijn, Chomsky gaat er niet in mee. Het liefst zou hij de tak binnen de taalwetenschap die zich met betekenis bezig houdt – de semantiek – per direct opheffen. En daar stopt het niet. Want omdat Chomsky ervan overtuigd is dat de regels van het taalsysteem gevonden kunnen worden in de structuur van de hersenen, ziet hij de taalwetenschap het liefst veranderen in een empirische wetenschap zoals de natuurkunde. Dit zijn nogal heftige opvattingen, zeker voor een taalwetenschapper die zichzelf nog steeds serieus probeert te nemen. Want wat blijft er voor hem nog over als hij niet meer het gebruik van taal mag onderzoeken, maar alleen nog empirisch onderzoek naar hersenstructuren mag doen? Bovendien: is dit laatste niet de taak van neurobiologen? Kortom: de opvattingen van Chomsky, de grote held van de taalwetenschappen, lijken het einde van taalwetenschap als autonome discipline in te leiden.

Dit kan toch niet alles zijn! Hoe kan een wetenschappelijke discipline die gericht is op taal, zich niet bezig houden met wat het doel van taal – elkaar begrijpen via betekenisvolle zinnen – is? Dit is absurd. Je zou toch zeggen dat zinnen als “Colorless green ideas sleep furiously” eerder bestemd zijn voor Cornelisse dan voor de serieuze taalwetenschapper. Daarnaast loopt de vergelijking van taalwetenschap met natuurkunde ook krom. De regels van een taal zijn beduidend anders dan de wetten van de natuur. Je kunt niet besluiten de wetten van de natuur te negeren, maar je kunt wel besluiten je niet aan de regels van een taal te houden. Anders geformuleerd: regels vertellen wat er kan gebeuren, niet wat er daadwerkelijk gebeurt. Zo voorspellen de regels van schaken niet welke zetten de spelers zullen doen.

De relatie tussen deze regels die ergens in de hersenstructuur moeten liggen en het uiteindelijke gebruik van taal, is zelfs voor Chomsky een ‘mysterie’ (dit is zijn eigen woordkeus!). Maar om taalwetenschap te vergelijken met natuurkunde of zelfs te reduceren tot andere disciplines, zullen dit soort ‘mysteries’ eerst opgelost moeten worden. Tot die tijd zal de taalwetenschap gewoon een autonome discipline blijven, en kan de taalwetenschapper gelukkig weer rustig gaan slapen.

 

Bron: dit is een vereenvoudigde en verkorte versie van mijn bachelorthesis ‘Competence, performance en regels‘ die ik heb geschreven voor de afronding van mijn bachelor filosofie aan de Universiteit Utrecht. Het gehele document kun je hier vinden.

Volgens de Sapir-Whorf hypothese bepaalt taal ons denken. In feite lijkt er een soort universele 'denktaal' te bestaan, de 'language of thought'.

Hebben gedachten hun eigen taal?

Wat is de relatie tussen taal en denken? Onderzoek naar kunstmatige intelligentie levert een aantal onverwachte antwoorden op. Taal kan beïnvloeden hoe we denken en ons slimmer maken.

AI verbetert menselijk denken
Voor ons mensen is de gedachte dat machines even intelligent kunnen zijn als mensen moeilijk te verteren. De vermoedelijke reden waarom een van de belangrijkste prestaties op het gebied van kunstmatige intelligentie voor een groot deel onopgemerkt is gebleven: het is namelijk mogelijk met nieuw-ontwikkelde technieken op AI-gebied op sommige punten je intelligentie en communicatieve vaardigheden te verhogen.  

Computational logic
De belangrijkste onder deze ontwikkelingen is de zogeheten computationele logica. Deze vorm van logica borduurt voort op traditionele (Booleaanse) logica en kan worden gebruikt voor zowel de oorspronkelijke bestaansreden voor logica, de manier waarop we denken verbeteren en, onverwacht, de manier waarop we communiceren in natuurlijke talen zoals het Nederlands, verbeteren. Computationele logica kan wel eens de ‘missing link’ vormen tussen gedachten en taal.

 

Volgens de Sapir-Whorf hypothese bepaalt taal ons denken. In feite lijkt er een soort universele 'denktaal' te bestaan, de 'language of thought'.
Volgens de Sapir-Whorf hypothese bepaalt taal ons denken. In feite lijkt er een soort universele 'denktaal' te bestaan, de 'language of thought'.

Language of thought
Volgens de LOT (‘language of thought’) hypothese hebben onze gedachten een taalachtige structuur die onafhankelijk is van de natuurlijke taal. Volgens de LOT hypothese verklaart deze van nature aanwezige ‘gedachtentaal’ waarom er zich  überhaupt natuurlijke talen konden ontwikkelen.  Tegenovergesteld aan de Sapir-Whorf hypothese dus, die stelt dat onze taal onze manier van denken bepaalt en al helemaal contrair aan de hypothese dat onze gedachten helemaal geen ’talig’ karakter hebben.

Hoe meer natuurlijke taal op computational logic lijkt, hoe duidelijker
Uit onderzoek blijkt dat hoe meer natuurlijke taal een logische structuur volgt, hoe duidelijker deze te begrijpen is. Boodschappen die bedoeld zijn voor noodsituaties hebben dan ook vaak zeer veel weg van een in natuurlijke taal verwoord computerprogramma.

Neem deze tekst uit de Londense metro, die vrij eenvoudig om is te zetten in een object-georiënteerd computerprogramma:

 Press the alarm signal button to alert the driver.

The driver will stop if any part of the train is in a station.

If not, the train will continue to the next station, where help can more easily be given.

There is a £50 penalty for improper use.

Ook in goed opgestelde juridische documenten en ambtenarenjargon is deze computational logic terug te vinden.

Default reasoning
In het dagelijkse taalgebruik komt het vaak voor dat een algemene bewering wordt gedaan, waar vervolgens uitzonderingsbepalingen op worden gegeven. Kortom: er wordt uitgegaan van een defaultsituatie. AI-onderzoekers noemen dit default reasoning.

Voorbeeld:
Als Jan honger heeft zal Jan eten.
Jan heeft honger.

De Booleaans-logische conclusie is: Jan zal eten. Maar wat als de volgende bewering is:
Als Jan geen voedsel heeft, zal Jan niet eten?

Logisch gezien is dit een paradox. Immers het axioma: als Jan honger heeft (en Jan heeft honger) dan zal Jan eten is in strijd met het tweede axioma: Als Jan geen voedsel heeft zal Jan niet eten. Een Booleaans logicus (of een computer die deze logica volgt) snapt er nu niets meer van.

In het dagelijks leven is dit echter geen probleem. Iemand die deze drie beweringen hoort trekt achtereenvolgens de conclusie: Jan gaat eten en daarna: Jan gaat niet eten, want er is geen voedsel.

Kortom: eigenlijk denken wij mensen best wel logisch.

Lees ook:
Kunnen machines denken?
Taal, waarneming en de perceptie van de wereld

Meer info:
Robert Kowalski, Computational Logic and Human Thinking: How to be Artificially Intelligent (boek/PDF),2010

 

De onmogelijkheid van het geven van een heldere definitie

In de dagelijkse omgang met elkaar gebruiken wij woorden om ons talig uit te drukken. Deze woorden hebben in meer of mindere mate een verband met dingen in de werkelijkheid, en meestal ontstaat er in de communicatie geen verwarring over wat er bedoelt wordt. Mocht er toch verwarring ontstaan, dan zou het geen probleem moeten zijn om het één en ander te verduidelijken met een heldere definitie. Helaas blijkt dit in de praktijk vaak toch ernstig moeilijk, zo niet onmogelijk.


Circulariteit
Allereerst is er het taalkundige probleem van het circulair definiëren. Om een definitie te geven van een begrip, moet deze definitie zelf ook weer talig worden uit gedrukt. Met andere woorden: je gebruikt andere begrippen om begrippen te beschrijven. De woorden in een woordenboek zijn beschreven met andere woorden die ook in het woordenboek voorkomen. Er bestaat nergens een begin, en definities zijn in die zin altijd circulair.

In- en uitsluiting
Een tweede meer taalfilosofisch probleem, is het probleem van insluiten en uitsluiten. Neem nou het voorbeeld van een boom. Iedereen weet wat een boom is als we het er over hebben, en toch is het niet makkelijk (allicht onmogelijk?) om hier een passende definitie bij te geven. Het heeft een stam, het heeft bladeren, het is hoog, het zorgt voor zuurstof? Welke eigenschap je ook noemt, de definitie zal altijd dingen uitsluiten die wel binnen de definitie horen te vallen, en dingen insluiten die er juist niet in horen.
–    Het heeft een stam? Een werkwoord ook
–    Het heeft bladeren? Struiken ook
–    Het is hoog? Bonsaiboompjes niet
–    Het zorgt voor zuurstof? Planten ook
De Dikke VanDale (online) komt met de volgende definitie: “Houtachtig gewas met een zeer groot wortelgestel en een enkele, stevige, houtige en zich secundair verdikkende, overblijvende stam, die zich eerst op zekere hoogte boven de grond vertakt.” Je ziet hier een opsomming van een aantal eigenschappen die samen de definitie vormen van het woord.

Bron: XKCD.com

De essentie van een woord
We zijn met name in de filosofie geneigd te zoeken naar de essentie van dingen en zijn van mening dat deze ergens verborgen moet liggen – hierbij valt te denken aan de Ideeënleer van Plato, die van mening was dat de Idee (wat je vrij vertaald kan zien als de essentie) van een ding in een andere wereld gelegen is. Maar zoals Plato ook al zei, zijn dingen in onze wereld nooit perfect. Ludwig Wittgenstein, volgens velen de belangrijkste filosoof van de twintigste eeuw, merkt in de Philosophical Investigations (PI) in aforisme 116 op dat woorden nooit zo kunnen worden gebruikt dat ze helemaal in overeenstemming met hun essentie zijn. Hij beschrijft dit voorval fraai door te zeggen dat woorden geen ‘thuis’ hebben. Doordat we (zowel filosofen als mensen in het dagelijks leven) dit niet willen accepteren, blijven we dieper zoeken naar essentiële betekenis. We stellen onszelf vragen als ‘wat is rood?’ Dit soort vragen kunnen we makkelijk beantwoorden door te kijken naar hoe het begrip ‘rood’ in het dagelijks leven gebruikt wordt. Betekenis is volgens Wittgenstein te vinden in het gebruik van begrippen.

Wittgenstein noemt bij dit probleem het voorbeeld van de definitie van ‘spel’. Er is geen essentiële eigenschap te noemen van wat een spel is, maar er zijn meerdere eigenschappen te noemen die niet allemaal tegelijk hoeven te gelden. Zo kan het gooien van een bal tegen de muur ook een spel zijn, terwijl daar geen competitief element in zit. Wanneer iets een spel wordt genoemd, hangt dus af van de context. We zien dan ook bij de definitie van ‘boom’ in de Dikke VanDale nog een aantal voorbeelden waarin het gebruik van ‘boom’ wordt geïllustreerd.

Relatie met de werkelijkheid
Maar er zijn nóg meer problemen bij het geven van definities. Vaak is er bij het definiëren van een begrip geen direct verband of helemaal geen verband met dingen in de werkelijkheid. Stel dat je een potje schaak wilt spelen maar iemand heeft de koning gestolen. Moet je dan per se een vervanger vinden die er op lijkt en die ook van hout is? Welnee! Een euromunt doet ook prima dienst als koning, zolang je dit maar afspreekt met je tegenstander.
Het gaat bij taalgebruik dus met name om de afspraken die we, bewust dan wel onbewust, met elkaar hebben gemaakt. Stel dat je zegt: “deze euromunt geldt vanaf nu als koning”, dan zou het nergens op slaan als je tegenstander zou zeggen: “echt niet!” Jouw uitspraak was namelijk geen claim met een bepaalde waarheidswaarde (het kon niet waar of onwaar zijn), maar het was een afspraak die de definitie van het ding gaf.

We kunnen onmogelijk in de wereld om ons heen dingen aanwijzen die ‘bewijzen’ dat een woord een bepaalde betekenis heeft. We zitten gevangen in onze taal; er bestaat geen archimedisch punt van waaruit we met zekerheid kunnen oordelen over uitspraken.  Taal is arbitrair, dus is het onmogelijk een heldere definitie te geven.

 Bronnen:
Colleges ‘Voortgezette Taalfilosofie’ door dr. Menno Lievers (2011/2012 – Universiteit Utrecht)
College ‘De Microscoop en de Olifant’ door dr. Floris van den Berg (2011 – Universiteit utrecht)
Colleges ‘Psychologie van Taal’ door dr. Hannah de Mulder (2011 – Universiteit Utrecht)

Esperanto, de praktijk

Als laatste artikel over Esperanto een stuk praktijk. (Zie eerdere artikels 1, 2 en 3) Toen Zamenhof de taal lanceerde stuurde hij naar veel mensen korte teksten in het Esperanto met wat uitleg erbij zodat mensen zelf konden uitpuzzelen wat hij had geschreven. Hierdoor bleef het niet alleen bij een mooi idee maar konden mensen direct de taal in de praktijk ervaren.

www.lernu.net is een belangrijke website waar mensen in 37 verschillende talen Esperanto kunnen leren.

Hieronder een voorbeeld van één van deze korte teksten die hij meestuurde. Hij heeft de tekst met dusdanig gemaakt dat mensen kunnen zien wat de stammen zijn en wat de verschillende uitgangsvormen zijn:

Kar-a amik-o!

Mi imag-as kia-n vizaĝ-o-n vi far-os post la ricev-o de mi-a leter-o. Vi rigard-os la sub-skrib-o-n kaj ek-kri-os: ” Ĉu li perd-is la saĝ-o-n? Je kia lingv-o li skrib-is? Kio-n signif-as la foli-et-o, kiu-n li aldon-is al si-a leter-o?” Trankvil-iĝ-u, mi-a kara-a! Mia saĝ-o, kiel mi almenaÅ­ kred-as, est-as tut-e en ordo.

Een korte uitleg kun je vinden in de film Esperanto Estas, de film heeft Nederlandse ondertiteling en in deel 4A wordt over de grammatica uitgelegd (vanaf 2 min 48) en in 4B worden een aantal voorbeelzinnen gegeven (vanaf begin), zo hoor je de taal ook gelijk. Na de korte uitleg in deze films zullen de meeste mensen alle grammatica die in het voorbeeld wordt gebruikt begrijpen. Voor de mensen die er qua woorden nog niet helemaal uitkomen kan een online woordenboek uitkomst bieden en hierbij wat tips voor de woorden met dakjes erop. (vizaĝo = gezicht, ĉu = woord om een zin vragend te maken, saĝo = verstand, almenaÅ­ = tenminste)

Nog een ander voorbeeld uit de praktijk. Na 1 les Esperanto ben je reeds in staat om zinnen van het volgende formaat en complexiteit te vormen:

1. La knabo estas en la domo.
2. Pomoj kaj piroj estas fruktoj.
3. La boato estas de la infano.
4. La folioj falas de la arboj.
5. Kio estas tio?
6. Tio estas floro.
7. Li estas amiko de sinjoro Bakker.
8. La infanoj estas en la urbo.
9. La suno brilas.
10. Ni sidas en la boato kaj li sidas sur la planko.
11. Helpman estas parto de la urbo Groningen.

Ook hier zullen de meeste mensen waarschijnlijk al grotendeels begrijpen wat er staat. Probeer deze zinnen ook eens naar het Duits, Frans of Engels te vertalen, of voor de echte taalfanaten naar het Arabisch of Kantonees, en probeer jezelf te herinneren of je ook al dit soort zinnen kon maken na 1 les in die taal. (Deze zinnen komen uit een online cursus Esperanto waar je ook de uitleg en antwoorden kunt vinden mochten die nodig zijn.) Als prijs voor degenen die het succesvol weten te vertalen, de mogelijkheid tot gratis logeeradressen over de hele wereld. Zo wordt die droom van een wereldreis ook direct veel concreter!

Het actuele reisnetwerk van Esperantosprekers over de wereld met de titel: Pasporta Servo

Tot zover deze praktijkvoorbeelden van de taal. Ik ben heel benieuwd of mensen eruit komen, of de voorbeelden als moeilijk of gemakkelijk worden ervaren en of mensen een gevoel hebben gekregen van de taal. Hier is een overzicht te vinden van hoe je Esperanto kunt leren voor de mensen die nieuwsgierig zijn geworden en interesse hebben om zich verder te verdiepen in de taal.

Esperanto als Europese taal?

Er is een enorme verscheidenheid aan talen op de wereld. Elke taal heeft haar eigen waarde, haar eigen cultuur en elk persoon voelt, beleeft en droomt in zijn of haar eigen taal. Voor communicatie buiten je eigen groep is het echter nodig een andere taal naast je eigen taal te leren. Wereldwijd zijn er 6.912 officieel erkende talen, Europa kent binnen haar grenzen 239 verschillende talen. Internationale communicatie wordt met zoveel verschillende talen snel ingewikkeld.Binnen de Europese unie worden sinds 1 januari 2007, 23 talen gebruikt. Met 23 officiële talen zijn 506 talencombinaties mogelijk, aangezien elke taal vertaald kan worden in de 22 andere. Om deze uitdaging aan te kunnen beschikt het Europees Parlement over diensten voor vertolking, vertaling en controle van juridische teksten. Deze tolken kosten niet alleen geld, al dat vertaalwerk zorgt er ook voor dat de communicatie langzamer verloopt omdat overal een stap tussen zit. Met deze 23 talen vergt de Europese samenwerking al een monsterinspanning, en dit terwijl er in de  EU nog maar 1/10 van de talen die er in totaal in Europa zijn wordt gebruikt. Op het moment dat we alle 239 talen die Europa rijk is zouden gebruiken, zijn er maar liefst 56.882 talencombinaties mogelijk. Het is helder dat dit een een zeer complexe operatie gaat worden en wellicht een onbegonnen taak is.Is er een oplossing voor dit Europese taalprobleem? Zou er niet een oplossing bedacht kunnen worden die ervoor zorgt dat we binnen Europa met 1 taal in de internationale gemeenschap communiceren terwijl we de diversiteit van alle 239 talen die we hebben binnen Europa kunnen waarborgen? Wat zouden de kenmerken van zo een gezamenlijke taal moeten zijn?

Als eerste zou het handig zijn dat de taal relatief gemakkelijk te leren is. Op die manier is de taal zo toegankelijk mogelijk en vergt het een minimale inspanning van de mensen om maximale communicatie mogelijk te maken. Daarnaast zou het praktisch zijn als de taal politiek neutraal is en niet toebehoort aan een bepaald land, natie of politiek systeem. Een taal die nationale belangen overstijgt en daarmee onderlinge nationalistische spelletjes buitenspel zet. Het zou een taal zijn die ervoor zorgt dat alle mensen die deze taal spreken op gelijke voet staan met elkaar. Nu leren grote landen vaak geen enkele buitenlandse taal terwijl kleinere landen er vaak meerdere leren. Als er vervolgens communicatie plaatsvindt tussen de partijen dan zijn de mensen die de taal vanaf de geboorte spreken ook nog eens in het voordeel. Het zou dus een taal moeten zijn die ervoor zorgt dat alle huidige bestaande talen binnen Europa met evenveel respect behandeld worden en dat hun waarde gewaarborgd blijft.
Kortom een taal die eenvoudig te leren is, die politiek neutraal is, die gelijkheid onder de sprekers voorstaat en die de huidige diversiteit van talen binnen Europa respecteert. Dat zou ideaal zijn.

Gelukkig hoeven we niet ver te zoeken want deze taal bestaat al. Een taal die aan al deze vereisten voldoet is Esperanto. Esperanto zou ideaal zijn als gezamenlijke internationale taal in Europa. Als ieder land in Europa Esperanto als gezamenlijke Europese taal invoert naast de eigen regionale en nationale taal dan zijn er voor Europese samenwerking geen 56.882 talencombinaties maar slechts 239 nodig, terwijl alle talen in Europa dan gelijkmatig gerespecteerd worden. Dit zorgt voor een veel simpelere en efficiëntere manier van communicatie. Dit bespaart niet alleen heel veel kosten, het maakt de communicatie tussen landen binnen Europa aanzienlijk sneller en efficiënter.
Esperanto kan er daarnaast voor zorgen dat Hongaren op gelijke voet kunnen communiceren met Engelsen en dat de Finnen en de Italianen gezellig bij elkaar op vakantie kunnen zonder grote communicatiebarrières.
Frankrijk, Engeland, Duitsland en Spanje hoeven niet langer te ruziën over wie precies wiens taal juist wel of niet zou moeten leren, en kleine landen zoals Nederland hoeven niet langer 3 tot 4 talen te onderwijzen maar kunnen met 1 of 2 talen terecht zodat er meer tijd vrij komt voor andere belangrijke vakken zoals de natuurwetenschappen.

Esperanto als gezamenlijke Europese taal naast ieders regionale en nationale taal geeft tevens een eigen identiteit aan Europa. Noord-Amerika heeft het Engels, China het Mandarijn, Rusland het Russisch en India het Hindi-Urdu, hoe mooi zou het zijn als Europa dan haar eigen taal heeft. Esperanto is gemakkelijker te leren dan welke nationale taal ook en daarmee is het tevens een gebaar naar de gebieden buiten Europa. Zij hoeven slechts Esperanto te leren om met alle landen van Europa te kunnen communiceren. Het invoeren van Esperanto binnen Europa kent daarom alleen maar voordelen, omdat internationale communicatie er een stuk simpeler en toegankelijker op wordt.

Esperanto kan Europa een gezamenlijke identiteit geven met behoud van alle diversiteit. De communicatie tussen de verschillende Europese landen zou dusdanig verbeteren dat Europa veel sterker op haar eigen benen staat. Europa zou een plek worden waar we niet alleen overal met hetzelfde geld terecht kunnen, maar waar we elkaar ook allemaal kunnen verstaan in onze gezamenlijke taal.

Zie ook: Esperanto, een taal die de wereld opent.

Esperanto, een taal die een wereld opent

Gemakkelijk internationale vrienden maken, goedkoop op wereldreis, internationaal flirten… Het kan en gebeurt allemaal met Esperanto.

Esperanto is een taal die zeer regelmatig is en daardoor gemakkelijk is te leren. Gemakkelijker dan welke nationale taal dan ook. Met 15 minuten per dag gedurende een half jaar is de taal door eenieder onder de knie te krijgen.
Wat de taal verder bijzonder maakt is dat ze politiek neutraal is. Esperanto is niet verbonden aan een bepaald gebied, of afhankelijk van een politieke of economische machtspositie. Dit zorgt ervoor dat sprekers met verschillende moedertalen op gelijkwaardige voet met elkaar kunnen communiceren via het Esperanto.

De vlag van Esperanto is het internationale symbool van deze taal
De vlag van Esperanto is het internationale symbool van deze taal

Sommige mensen die wel eens van Esperanto gehoord hebben, zijn in de veronderstelling dat het Esperanto zijn beste tijd al heeft gehad. Of ze denken dat de taal mislukt zou zijn. Vandaar wat informatie over het ontstaan en de ontwikkeling van de taal tot nu toe om te laten zien dat Esperanto continue groei heeft doorgemaakt en ook vandaag de dag nog springlevend en zeer bruikbaar is.

De taal is in 1887 gelanceerd door de Poolse oogarts Ludwig Lejzer Zamenhof. Hij dacht dat als mensen met elkaar konden communiceren in een gemakkelijk te leren taal die nationaliteit overstijgt dit bestaande spanningen tussen hen zou kunnen verminderen.

De taal werd vervolgens verspreid over verschillende landen en in 1905 werd in Frankrijk de eerste internationale bijeenkomst met Esperanto georganiseerd. Hier kwamen Esperantosprekers van over de hele wereld op af. Deze succesvolle bijeenkomst liet zien dat Esperanto ook in de praktijk prima werkte als communicatiemiddel tussen mensen met verschillende moedertalen. Vanaf dat jaar tot op de dag van vandaag zijn er continu jaarlijks vele internationale Esperantobijeenkomsten georganiseerd waar Esperantisten van over de hele wereld elkaar ontmoeten. Met uitzondering van de jaren van wereldoorlogen. In de tweede wereldoorlog werden Esperantisten actief vervolgd door zowel Hitler en Stalin omdat ze vaak over veel buitenlandse contacten beschikten en gemakkelijk informatie van buiten konden krijgen. Alle directe afstammelingen van Zamenhof zijn omgebracht door Hitler in de concentratiekampen. Esperanto als taal wist deze zware repressie echter te overleven.
De taal werd in 1954 officieel erkend door Unesco. Esperanto is aan het begin van het nieuwe millennium doorgedrongen in de top 100 van wereldwijde talen. In 2007 is Esperanto officieel erkend door de “Council of Europe” en was het de 32ste taal die voldeed aan het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen: Leren, Onderwijzen, Beoordelen, ook wel bekend als het A1 tot C2 systeem wat binnen Europa gehanteerd wordt. Op wikipedia is het momenteel de 29ste taal als er wordt gekeken naar het aantal beschikbare artikelen.  Als mensen beseffen dat er wereldwijd bijna 7000 verschillende talen zijn dan is dit een enorme prestatie van het Esperanto, zeker als de relatief jonge leeftijd van de taal hierbij wordt meegenomen en het feit dat Esperanto nooit door een overheid ondersteunt is met financiën en andere middelen zoals bijna alle nationale talen. De taal is altijd van burgers voor burgers over de hele wereld geweest.

Inmiddels wordt Esperanto door bijna 2 miljoen mensen gesproken in meer dan 120 landen over de hele wereld. Een internationaal reisnetwerk met de naam “Pasporta Servo” maakt het voor Esperantosprekers mogelijk om goedkoop op wereldreis te gaan langs andere taalgenoten.
Ook de toekomst van Esperanto ziet er goed uit. Vooral het internet heeft zich ontpopt als een ideale partner van het Esperanto. De website lernu.net illustreert dat de Esperanto gemeenschap dankbaar gebruik maakt van dit medium. Op deze site kunnen mensen vanuit meer dan 30 talen (o.a. Russisch, Chinees en Nederlands) het Esperanto leren. De website krijgt maandelijks meer dan 120.000 hits van over de hele wereld, wat laat zien dat er vele mensen zijn die vandaag de dag Esperanto leren. Kortom, Esperanto is een springlevende taal met een bloeiende internationale cultuur die dagelijks nieuwe sprekers verwelkomd.

Uit eigen ervaring kan ik beamen dat Esperanto meer dan de moeite waard is om te leren. Vijf jaar geleden heb ik de taal naast mijn studie in een klein half jaar geleerd. Op internationale bijeenkomsten ben ik interessante mensen tegengekomen uit een diversiteit aan landen zoals o.a. Argentinië, China en Slowakije. Mensen die open en avontuurlijk in de wereld staan en je een echt beeld van hun land kunnen geven. Via facebook, skype en andere internettoepassingen onderhouden we contact.
Verder ken ik verschillende mensen die dankzij het Esperanto een internationale liefdesrelatie zijn begonnen. En ook zelf heb ik mijn Noorse vriend via een Esperanto bijeenkomst in Duitsland leren kennen.
Wat Esperanto voor mij zo bijzonder maakt is de openheid en toegankelijkheid van de taal. Het staat boven nationaliteiten waardoor er een bijzondere gelijkwaardige internationale cultuur heerst. Boeken uit India, films uit Tsjechië, internetradio uit Canada. Het is allemaal beschikbaar voor degene die het Esperanto beheerst.
Ook is het waardevol om zelf een bijdrage te leveren aan deze internationale cultuur vanuit de Nederlandse achtergrond. Zo hebben we vanuit de Nederlandse Esperanto Jongeren afgelopen jaar zowel de film “Karakter” als “De Schippers van de Kameleon” van Esperanto ondertitels voorzien. Mensen van Indonesië tot aan de Oekraïne hebben inmiddels kennis kunnen maken met deze pareltjes uit de Nederlandse cultuur, via het Esperanto als brugtaal.

Esperanto heeft voor mij werkelijk een hele nieuwe wereld geopend. Ik kan dan ook iedereen aanraden: Word wereldburger, leer Esperanto!

Zie ook: Esperanto als Europese taal?

Een voorbeeldgesprek in het Esperanto

Mi parolas esperanton!
A – Saluton! / Hallo
I – Saluton! / Hallo
A- Mi estas Ana. Kiu vi estas? / Ik ben Anna. Wie ben jij?
I – Mi estas Ivo. / Ik ben Ivo.
A- Kiel vi fartas? / Hoe gaat het met jou?
I- Mi fartas bone, dankon. Kiel vi fartas? / Goed, bedankt. Hoe gaat het met jou?
A- Mi fartas tre bone. / Het gaat erg goed met mij.
I – Kie vi loĝas? / Waar woon jij?
A- Mi loĝas en Nederlando, kaj vi? / Ik woon in Nederland, en jij?
I -Mi loĝas en Norvegio. / Ik woon in Noorwegen.
A-Äœis revido. / Tot ziens.
I- Äœis revido. / Tot ziens

Woordenlijst:
saluton – hallo
mi – ik
vi – jij
esti – zijn
kiu – wie
kiel – hoe
farti – het maken, gesteld zijn
dankon – bedankt
bone – goed
tre – zeer, erg
kie – waar
loĝi – wonen
en – in
Nederlando – Nederland
kaj – en
Norvegio – Noorwegen
ĝis – tot
revidi – opnieuw zien
revido – wederzien

De vlag van de taalgroep Conlang, die de Toren van Babel uitbeeldt

Tijd voor een nieuwe taal?

Menselijke talen zijn dubbelzinnig en leiden vaak tot denkfouten. Zou het mogelijk zijn een wetenschappelijke kunsttaal te ontwerpen die niet de zwakke punten van natuurlijke talen heeft?

De vlag van de taalgroep Conlang, die de Toren van Babel uitbeeldt
De vlag van de taalgroep Conlang, die de Toren van Babel uitbeeldt

Sapir-Whorf hypothese: taal bepaalt denken
Volgens de omstreden hypothese van Edward Sapir en Benjamin Lee Whorf bepaalt taal ons denkraam, dat wil zeggen: dingen die er in een taal niet zijn, kunnen we ook niet bevatten. Diverse experimenten hebben aangetoond dat deze theorie in ieder geval fysiologisch niet klopt. Sprekers van talen waarin maar twee of drie kleuren voorkwamen, bleken toch onderscheid te kunnen maken tussen meerdere kleuren. De hypothese riep daarom fel verzet op en raakte in diskrediet. (1)

Wel zijn er subtielere effecten. Zo blijken kinderen in Oost-Aziatische landen veel beter in rekenen te zijn dan westerse kinderen. Geen wonder. In het  Thai of Chinees is drieënzeventig letterlijk vertaald zeven-tien-drie. Het is dan ook voor die kinderen een peulenschil om uit te rekenen wat 73+58 is, bijvoorbeeld.  Ze tellen de tientallen en de eenheden bij elkaar op. Voor iemand die een Indo-Europese taal spreekt is dat veel lastiger vanwege het onlogische omdraaien van tientallen en eenheden.

In de Australische taal Guugu Yimithirr bestaan alleen absolute richtingen – noord, zuid, oost, west – geen individuele richtingen (links, rechts). Als gevolg hiervan zijn de sprekers van deze en andere geografische talen griezelig goed in het vinden van de juiste richting,  terwijl een Engels- of Nederlandssprekende sneller begrijpt wat je bedoelt als je zegt: die afstandsbediening ligt achter je, sufferd. Vandaar dat een voorzichtige interpretatie van de Sapir-Whorf hypothese toch steeds meer aanhangers krijgt.

Esperanto geen overweldigend succes
De oudste kunsttaal volgens sommigen is Sanskriet, maar de meesten houden het op Esperanto. Esperanto, een Indo-Europese kunsttaal die in de negentiende eeuw bedacht is door de visionaire Pool Zamenhoff, is veel preciezer dan natuurlijke talen. De reden dat Esperanto e.d. niet doorbreken, is omdat talen niet opgelegd kunnen worden. Om twee redenen niet. Ten eerste: welk volk zou zich een taal op laten leggen? Veel mensen zouden er geen bezwaar tegen hebben om Engels als eerste taal in NL te hebben, maar je kan je voorstellen dat meer dan de helft er anders over denkt. Ik geef ze ook niet ongelijk. Ten tweede: talen leven. De taal is nu heel anders dan 100 jaar geleden, dus een statische taal opleggen is niet logisch. Je zou zeggen dat een levende taal evolueert en dus steeds beter wordt. Toch blijkt dat ook steeds ‘onlogische’ (inefficiënte) veranderingen plaats vinden.
Een toepassingsgebied waarbij de eerste reden niet zo zeer op zal gaan, zou bijvoorbeeld een nieuw te bewonen planeet of andere niet-aardse omgeving zijn. Toch is de kans hier ook groot dat het een grote bestaande taal als Engels of Kantonees oid wordt.

Ambiguïteit noodzakelijk?
Een filosofische reden waarom er onlogische veranderingen plaats vinden, is omdat taal haast per definitie ambigu moet zijn. Als we voor alle voorwerpen aparte woorden moeten verzinnen, wordt het aantal woorden al snel veel te groot. Voorbeeld: met ‘stoelen’ kan je naar twee of meer stoelen verwijzen. Het Russisch heeft overigens meerdere meervouden die elke een andere uitgang met zich meebrengen. Het zou inefficiënt of misschien zelfs onmogelijk zijn om continu het aantal erbij te vernoemen (‘zou jij die 23 stoelen willen stapelen?’).

Een diepere filosofische vraag is of je de filosofische grondconstructies die aan onze taal ten grondslag liggen niet op de schop moet nemen. Zo kent de inheems-Peruaanse taal van de Matsés het vereiste, elk feit dat je noemt terug te voeren op een waarneming of bron. Liegen is erg moeilijk in het Matsés, want je moet er meteen een bron bij verzinnen. Duidelijk een taal die sommige politici verplicht zouden moeten leren. Aan de andere kant: niet erg praktisch in een ingewikkelder samenleving dan die van de Matsés, een groep jager-verzamelaars.

Met dank aan Niek, voor zijn taalkundige opmerkingen en ideeën.

Bronnen:
1. Does your language shape how you think? – New York Times

De opbergcapsule bevat een halve glazen bol die zes keer vergroot.

Het Rosetta Project

Hoe kunnen mensen over duizenden jaren onze teksten nog lezen? Het Rosetta Project werkt aan de oplossing.

De Steen van Rosetta
Het is 1799. Al vele jaren probeerden de eerste egyptologen de raadselachtige hiërogliefen, waarmee de vele tempels, graven en paleizen uit het oude Egypte overdekt zijn te ontcijferen. Tevergeefs.

Reusachtige replica van de Steen van Rosetta waarmee Champollion wordt geëerd.
Reusachtige replica van de Steen van Rosetta waarmee Champollion wordt geëerd.

Dan komt er de doorbraak waarop iedereen hoopt. Franse genietroepen in de Egyptische plaats Rosetta (nu Rashid) ontdekken bij toeval een steen, bedekt met Griekse letters, demotische karakters (een vereenvoudigde, ‘steno’ vorm van hiërogliefen) en hiërogliefen.

Voor het eerst worden er kopieën van dezelfde tekst in een bekende taal, klassiek Grieks (dat archeologen konden lezen), de in het kerk-Koptisch geschreven demotische karakters (die na verloop van enkele jaren werden gedecodeerd) en de onbekende hiërogliefen gevonden. Na jarenlang puzzelen slaagt  de Franse archeoloog  Jean-François Champollion er daardoor in 1822 in de hiërogliefen te ontcijferen. Eindelijk konden onderzoekers de grafschriften en papyrusrollen ontcijferen. Deze vondst was een gelukstreffer. Er bestaan bijvoorbeeld inscripties uit Kreta, Lineair A, die nog steeds niet ontcijferd zijn.

Toekomstige archeologen
Stel, het is  het jaar 2982. De mensheid is vele millennia geleden getroffen door een enorme ramp, een kernoorlog, virus of asteroïdeinslag bijvoorbeeld. De overlevers vielen terug naar de steentijd. Na enkele honderden jaren hebben de overlevenden zich met vallen en opstaan tot een nieuwe beschaving ontwikkeld.

De opbergcapsule bevat een halve glazen bol die zes keer vergroot.
De opbergcapsule bevat een halve glazen bol die zes keer vergroot.

Archeologen vinden overblijfsels van onze steden met inscripties en wonder boven wonder nog een paar intacte boeken. Alleen: na duizend jaar begrijpt niemand meer Engels. De overlevenden stammen bijvoorbeeld af van een groepje in het oerwoud verscholen Twa, pygmeeën, uit Centraal-Afrika die Twi, een totaal van Engels verschillende taal spraken.

Kortom: waar onze verre nazaten behoefte aan zullen hebben is een moderne steen van Rosetta. De Long Now Foundation helpt nu het toeval een handje.

De  Rosetta Disk, opgeborgen in een metalen beschermcapsule van tien centimeter doorsnede, is een nikkelen schijf van ongeveer 7,5 cm doorsnede.

De ene kant trekt direct de aandacht met de inscriptie van een aardbol en teksten in de tien grootste wereldtalen die spiraalsgewijs kleiner worden.  De andere kant bevat 13.000 pagina’s in de schijf geëtste tekst, leesbaar met een microscoop die 650 maal vergroot.

De schijf met stylus en schrijfmateriaal
De schijf met stylus en schrijfmateriaal

De schijf overleeft minstens tweeduizend jaar. De dertienduizend pagina’s tekst beschrijven van elke taal het basisvocabulair en grammatica en bevatten gemeenschappelijke grondteksten.

Ook beide helften van de bolvormige beschermcapsule worden benut. Eén helft is een lens die zes keer vergroot. De andere helft bevat een graveernaald en een strook metaal waarop de eigenaren boodschappen achter kunnen laten voor toekomstige generaties. De tijdcapsules zijn helaas nog niet in massaproductie.

Een gelukkige afloop?
De archeoloog Kwanzi Ntutu doet een grote ontdekking. In de ruïnes van een bibliotheek vindt hij een geheimzinnige metalen bol, groter dan een mannenvuist. De bol bevat een metalen schijf met aan één kant een wereldbol, met daaromheen teksten die als een steeds kleiner wordende spiraal om de bol heen wentelen en op lijken te lossen in het niets. Eén daarvan kunnen ze moeizaam lezen: het is Swahili, een antieke taal die in Oost-Afrika veel gesproken werd. Het nieuws gaat per tamtam de wereld over. Uitvinders van over de hele wereld gaan aan de slag om een goede microscoop te ontwikkelen. Dan worden de microscopische teksten op de andere kant van het schijfje leesbaar.

Ontcijferen van de vele papieren archieven gaat nu snel. De wetenschap gaat met sprongen vooruit. Een student van Ntutu, de briljante Lusa Kwama, ontdekt wat de oorzaak was van de ramp: de uitbraak van een dodelijk genetisch gemanipuleerd pokkenvirus, ontwikkeld door een militair lab als wapen. Het schokkende nieuws gaat de hele wereld over. De mensheid leert deze keer van haar fouten en voorkomt door goed toezicht en betere internationale samenwerking dat dit soort rampen ooit nog weer zullen gebeuren.