rechtspraak

TBS klinieken zoals Oldenkotte lagen onder vuur wegens wantoestanden. Maar ligt het probleem niet bij het systeem van TBS zelf? Bron: Google StreetView, screenshot

Hoe voorkomen we gruwelmoorden?

De vermoedelijke dader van de moord op de jonge Nederlandse vrouw Anne Faber, Michael Panhuis, was reeds lang bekend gewelddadig en geestesziek. Een geestelijk gezond mens pleegt geen gruwelmoorden. Hoe kunnen we nieuwe slachtoffers in de toekomst voorkomen?

Rechtszaken en straf
Het rechtssysteem is een middel om de maatschappelijk heersende normen dwingend op te leggen. Soms zijn deze normen vanuit visionair standpunt gezien arbitrair of ronduit onzinnig – denk aan het verbod op “groepsbelediging” / discriminatie” (twee jaar, straks vier jaar celstraf maximaal), of aan bescherming van trolpatenten of van het racistische instituut adeldom (iemand die zich jonkheer, baron of graaf noemt en die niet door een in het officieel rasstamboek erkende adellijke dekhengst of fokmerrie is verwekt resp. geworpen kan maar beter een geldboete van categorie 2 (max. 4100 euro) in zijn of haar oude sok hebben liggen). Soms zijn deze normen van essentieel belang voor een menswaardig bestaan. Zoals in dit geval, het Nederlandse verbod op het doden en seksueel misbruiken van medemensen.

Wat is het doel van een straf?
Strafoplegging, nauwkeuriger, het opleggen van juridische maatregelen, is bedoeld om de zogenoemde rechtsorde, de toestand waarin de eerdergenoemde normen allesoverheersend zijn, te beschermen. Dit is zo totalitair en dwingend als het klinkt. De reden dat er uiterst terughoudend moet worden opgetreden met wetten en straffen en deze alleen moeten worden uitgevaardigd om elementaire mensenrechten – zoals het recht op leven en lichamelijke integriteit – in het geding zijn. Dit is hier wel het geval.

Juridische maatregelen hebben de volgende beoogde effecten.

  • Afschrikking: door een hoge straf wordt de wetsovertreding onaantrekkelijk.
  • Wraak. Slachtoffers van de wetsovertreding krijgen genoegdoening, zodat ze zelf niet wraak gaan nemen.
  • Bescherming van de maatschappij tegen de gevolgen van wetsovertreding.
  • Compensatie van de schade. De heersende rechtsorde kent een hoge waarde toe aan bepaalde objecten, zoals een patent of een adellijke titel. “Slachtoffers” van de schending van de rechtsorde krijgen compensatie.

Wat is het doel van TBS?

TBS, ter beschikking stelling van de staat, zoals de maatregel voluit heet, is een wat vreemde eend in de bijt van bestaande juridische maatregelen. TBS houdt in: het gedwongen verplegen van een ontoerekeningsvatbare veroordeelde verdachte van een ernstig misdrijf. Dit met als doel om de veroordeelde te resocialiseren (m.a.w.: in de bestaande rechtsorde te laten functioneren) zoat de maatschappij beschermd is tegen toekomstige ernstige misdrijven en deze te genezen van de geestesziekte. Dit is dus in feite een vijfde doel van een juridische maatregel. (We zien overigens de laatste jaren steeds meer een trend in deze richting, zoals gedwongen gedragscursussen voor bijvoorbeeld veroordeelde doodrijders).

TBS klinieken zoals Oldenkotte liggen onder vuur wegens wantoestanden. Maar ligt het probleem niet bij het systeem van TBS zelf? Bron: Een Vandaag
TBS klinieken zoals Oldenkotte liggen onder vuur wegens wantoestanden. Maar ligt het probleem niet bij het systeem van TBS zelf? Bron: Een Vandaag

TBS of gevangenisstraf?
TBS is in theorie een effectievere maatregel om de maatschappij te beschermen tegen moord en verkrachting dan gevangenisstraf. De straf van levenslang, die in feite neerkomt op een vorm van herroepbare doodsraf, wordt nauwelijks meer opgelegd. Zelfs deze zware straf wordt in de praktijk teruggebracht tot twintig jaar. Nadat een veroordeelde deze heeft uitgezeten loopt deze weer vrij rond. In veel gevallen, zoals in dat van Michael Panhuis, pleegt deze dan een nieuw misdrijf. Anders dan bij gevangenisstraf, wordt een TBS-veroordeelde pas vrijgelaten als de behandelende psychiater van mening is dat de veroordeelde geen gevaar meer vormt. TBS is echter verre van volmaakt. Gevallen waarin een doortrapte crimineel er in slaagde om een psychiater om de tuin te leiden komen vaak in het nieuws – de meerderheid van de  TBS’ers gaat weer in de fout. Ook heeft een onschuldige tot TBS veroordeelde een groot probleem: het feit dat hij hardnekkig blijft ontkennen is een bewijs voor zijn gekte.

Wat is de beste oplossing?
Anders dan de kliek die Nederland runt, heb ik persoonlijk weinig boodschap aan de huidige zogenoemde “rechtsorde”, of de corrupte lakeien die dit gekkenhuis regisseren. Het enige wat mij interesseert is of goedwillende medemensen en ikzelf een veilig en menswaardig leven kunnen leiden. Worden vermoord en verkracht draagt hier duidelijk niet toe bij.

Psychopaten en andere plegers van ernstige misdrijven vertonen doorgaans een escalatieladder in hun gedrag. Panhuis, bijvoorbeeld, was al eerder veroordeeld voor een zedendelict en in zijn woonplaats Zeewolde (Flevoland) bekend als een gewelddadige crimineel. Hoe vroeger criminelen in deze escalatieladder worden gestopt, hoe minder leed ze veroorzaken.

Om dit probleem structureel op te kunnen lossen, moeten waarschijnlijk enkele geliefde juridische principes worden bijgesnoeid.

Zo is er de regel dat elke verdachte gelijk is, ongeacht strafrechterlijke historie. Dit is onzin. De veelpleger is niet gelijk aan iemand die voor de eerste keer een misdrijf begaat. Om onverbeterlijke misdadigers vroeg in hun carriére uit te schakelen is er een goed middel: het opleggen van een hoge voorwaardelijke gevangenisstraf, bijvoorbeeld tien jaar, ook bij lichte geweldsdelicten of bijvoorbeld ernstige direnmishandeling. Deze misdrijven zijn vaak het voorportaal voor ergere delicten. Hoge voorwaardelijke straffen zouden iemand als Panhuis in een vroeg stadium gestopt hebben. Hij zou dan pas op veertigjarige leeftijd de gevangenis hebben verlaten. Er moeten aan plegers van gewelds- of zedenmisdrijven daarom veel hogere voorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd dan nu. Bij herhaalde overtredingen moeten deze steeds worden verdubbeld, zodat hardnekkige veelplegers pas als grijsaard de gevangenis verlaten – of in een doodskist. Dit is effectiever dan zinloze TBS-behandelingen. Ontoerekeningsvatbaar of niet. Nabestaanden hebben vaak al levenslang.

Ook hebben onschuldig veroordeelden, of politieke gevangenen zoals Erwin Lensink, dan een elementaire kans om rehabilitatie te krijgen. Dat is bij iemand die ontoerekeningvatbaar wordt verklaard wel anders. Dit is de reden dat het bestuurlijk-justitiële apparaat er waarschijnlijk erg happig op is om lastpakken TBS op te leggen.

Is de islam verbieden de oplossing?

De Nederlandse politicus Geert Wilders haalt weer eens de krantenkoppen. Dit keer, door te spelen met de gedachte de islam te verbieden. Zijn Belgische collega Filip de Winter wil de doodstraf voor terroristen invoeren.Hoe zinnig is een verbod op de islam?

Ja, islamitische terroristen laten zich inspireren door het islamitische geloof
Door politici in binnen- en buitenland wordt keer op keer, bij hoog en bij laag, beweerd dat het terrorisme van onder meer IS- en Al Qaeda-aanhangers niets met de islam te maken heeft. Deze beweringen zijn aantoonbaar onjuist. Islamitische Staat en Al Qaeda motiveren hun aanslagen keer op keer met koran en de overige bronnen van de soennah, zoals overleveringen en uitspraken van makkers van uitvinder Mohammed. Uiteraard heeft dat sterke propagandistische waarde – de zogeheten “ware moslim” heeft bij zijn geloofsbroeders een streepje voor – maar bijvoorbeeld zelfmoordterroristen worden sterk gemotiveerd door de hemelse beloning (de spreekwoordelijke 72 maagden) die de martelaar voor de islam te wachten staan, volgens de islam.
Binnen de moslimgemeenschap vooraanstaande soennitische mainstream-geleerden, zoals de tv-imam Joessoef al-Qaradawi, verkondigen ideeën die in veel opzichten overeenkomen met die van Al Qaeda en Islamitische Staat. Denk bijvoorbeeld aan het vermoorden van ex-moslims, het in Syrië vechten tegen de sjiitische “ketters” en de toelaatbaarheid van zelfmoordaanslagen tegen zogeheten vijanden van de islam.

De islam verbieden: kan dat?
In Nederland en België zou een verbod op een religie een terugkeer betekenen naar de  zeventiende eeuw. In die tijd woedden er bloedige oorlogen tussen katholieken en protestanten. Een dergelijk verbod zou in Nederland ook moeilijk juridisch te onderbouwen zijn. In Nederland worden godsdiensten als zodanig niet erkend. Wel kunnen religieuze genootschappen, zoals moskeeverenigingen, de Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI)-status aanvragen. Daarmee worden donaties aan de religie fiscaal aftrekbaar. Deze erkenning kan ingetrokken worden, wat overigens voor buitenlandse donoren, een belangrijke geldbron voor moskeeverenigingen, weinig zou uitmaken.
In België bestaat er wel een vorm van erkenning van godsdiensten. Om erkend te worden als godsdienst, moet een gemeenschap minimaal 25.000 gelovigen kennen. De islam is in België een erkende godsdienst met enkele honderdduizenden geregistreerde islamieten. Deze erkenning zou in principe ingetrokken kunnen worden, een vooral symbolische stap, of zelfs als criminele organisatie vervolgd kunnen worden, zoals nu met de Scientology-kerk gebeurt. ayaan

Echter: de islam is niet alleen een geloof, maar ook een politieke ideologie. Zowel in Nederland als in België bestaat er een rijke historie van beroepverboden voor bijvoorbeeld communisten en neonazi’s. Als de islam wordt gezien als voornamelijk politieke ideologie, de insteek van Wilders, zou in principe deze wet weer van stal kunnen worden gehaald.

De conclusie: er zijn enkele mogelijkheden om de beoefening van de islam behoorlijk aan banden te leggen, maar voor een algeheel verbod op de islam is moeilijker een juridisch kader te vinden. Wel zou de islam geïnterpreteerd kunnen worden als een kwaadaardige politieke ideologie, zoals eerder met het fascisme en communisme is gebeurd.

Kwaadaardige denkbeelden binnen de islam verbieden, dan maar?
Zinniger is het idee, om de islam als constructie los te laten. De islam is een verzamelbegrip van vaak weinig samenhangende politieke en religieuze ideeën. Sommige van deze ideeën zijn ronduit verwerpelijk, veel kunnen er mee door of zijn vooral lachwekkend, iets waar de verlichte moslims, een kleine minderheid,  zich uitstekend van bewust zijn. Enkele ideeën kennen enige waarde. Al deze ideeën verbieden is dan ook niet verdedigbaar.

Er is een duidelijke verantwoordelijkheid bij de moslims zelf om hun geloof met een korreltje zout te nemen. Joden halen het ook niet in hun hoofd om, zoals de torah voorschrijft, bijvoorbeeld overspelige vrouwen te stenigen of een ongehoorzame zoon of dochter te doden. Het wordt tijd dat ook moslims deze afstand nemen tot de wreedste onder de religieuze geboden.

Een verstandiger besluit zou zijn de stofkam door deze ideeën te halen, en elk idee dat op gespannen voet staat met de wetgeving of de veiligheid, expliciet strafbaar te stellen.
Verkondigen dat ex-moslims of vijanden van de islam vermoord moeten worden, bijvoorbeeld, is nu al aanzetting tot een misdrijf en strafbaar. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor het oproepen tot een heilige oorlog, het willen invoeren van de wrede sharia of omverwerping van de staat door gewapende strijd.

Mensen die deze ideeën verspreiden, de moslimradicalen, moeten op de huid worden gezeten en hard worden aangepakt. Op zich biedt in Nederland en zeker in België de bestaande wetgeving al krachtige handvatten om de moslimradicalen het leven uitermate zuur te maken: boetes en gevangenisstraffen, ontneming van de nationaliteit en deportatie, in het geval van vreemdelingen. Geen wonder; Europa heeft uitgebreid ervaring met de maatschappelijke ontwrichting door godsdienstige dwepers. Het probleem is niet het gebrek aan krachtige wetten op het gebied van veiligheid; het probleem is dat deze wetten niet gehandhaafd worden.

Deze leeuw past natuurrecht toe op een zebra.

De mythe van universele rechten en natuurrechten

Veel denkers geloven dat er iets bestaat als natuurrecht en onvervreemdbare mensenrechten. Iets dat te vergelijken is met zwaartekracht of de natuurlijke getallen. Is dat zo, of zijn universele rechten een uit de lucht gegrepen geloof?

Wat is een recht?
Kern van de verwarring is het semantische onbegrip bij velen wat de term ‘recht’ nou precies inhoudt. Volgens de Van Dale is een “recht”, in de zin die we hier bespreken, een “wettelijke of morele bevoegdheid”. Een bevoegdheid, of het tegenovergestelde, een verbod, wordt toegekend door een persoon of een groep. In het Nederlandse recht spreekt men van een “rechtsbron“. Deze rechtsbron is bijvoorbeeld een wetboek of de mening van de lokale bendeleider. Als beide partijen het eens zijn over de rechtsbron, en de rechtsbron ondubbelzinnig is over de kwestie, is er geen probleem. Zijn beide partijen dat niet, dan is de vraag, welke rechtsbron het sterkste geldt. Over het algemeen is de krachtigste rechtsbron, die van diegene die het hardste kan (laten) meppen (in de praktijk: de Nederlandse en Belgische overheid), of andere, subtielere machtsmiddelen heeft. Zo kan een vrouw, die over het algemeen lichamelijk zwakker  is dan een man, weglopen, klagen of naar een andere man gaan, waardoor de eens zo stoere kerel verandert in een hoopje ellende. Samenvattend kunnen we dus zeggen dat rechten worden toegekend. Hoe sterker de entiteit achter de rechtsbron die het recht toekent, hoe sterker het recht. Je kan zelf wel vinden dat je recht hebt op de fraaie villa van de buren, maar als anderen dat recht niet aan je toekennen, heeft dat geen betekenis.

natuurrecht
Leeuw past natuurrecht toe op zebra.

Natuurwetten en natuurrechten
Dat er natuurwetten bestaan: universele regels die het gedrag van materie, ruimte en tijd bepalen, is duidelijk. Wat de bron voor deze wetten is, is nog een open vraag. Voor gelovigen niet: volgens hen is God in zijn diverse incarnaties (Shiva, Jahweh, Tezcatlipoca, Allah,  Elvis) de bedenker van al deze wetten. Als er natuurwetten bestaan, zo vinden een aantal mensen, dan moet er ook zoiets als natuurrechten bestaan. Immers: de Nederlandse wet kent ook rechten toe aan de onderdanen van Nederland. We zijn allemaal onderworpen aan de natuurwetten, dus moeten er ook universele natuurrechten bestaan. Hier is sprake van de klassieke logische denkfout non sequitur. Immers, als A (het bestaan van rechten), dan B (het bestaan van wetten) dan geldt niet per definitie als B, dan A. Het bestaan van natuurwetten impliceert niet zogeheten natuurrechten.

Natuurrechten van de gelovige
Om dit voor elkaar te krijgen moet je bijvoorbeeld de omweg van een god volgen: de god creëert de natuurwetten en omdat de mens de onderdaan is van God, kent God de mens rechten toe, bijvoorbeeld het recht om niet in de hel te branden als de mens doet wat God wil. Gelovigen doen dat zo. Zo vinden de islamitische strijders van IS bijvoorbeeld op basis van hun geloof, dat ze het door hun god Allah gegeven recht hebben om niet-islamieten te verkrachten en te vermoorden. Je kan hier spreken van een goddelijk recht. Hanteer je geen god, en accepteer je ook geen andere rechtsbronnen, dan is er maar één recht van toepassing, het recht van de sterkste, door Engelstaligen niet voor niets Law of the Jungle genoemd.

Wetsregels: piekregulering en de last van complexiteit

De laatste jaren is het aantal wetten en regels geëxplodeerd. Steeds meer mensen vragen zich af of dit gewenst is. Ook binnen de rechterlijke macht zelf, die zucht onder de gevolgen van steeds meer, dikwijls conflicterende of dubbelzinnige, rechtsregels, gaan stemmen op om de wildgroei aan wetten en regels aan te pakken. In onderstaand stuk, ons toegezonden door lezer Alexander van Steenberge, een analyse van de problematiek.

De 106 geboden

1. REGELDICHTHEID – Geen maatschappelijk probleem te klein of te groot, of de regelgever laat er zijn licht op schijnen.  Elk maatschappelijk probleem krijgt een papieren antwoord in de vorm van een ronkende rechtsregel.  Zowel op Europees, nationaal, als lokaal niveau lijkt het aantal regelgevende initiatieven exponentieel toe te nemen waarbij de regelgever zich op nieuw terrein waagt en bestaande regels aan de lopende band verandert.  Aangejaagd door economische, sociale en financiële crises, onveiligheid, overlast, dreiging van terrorisme, ecologische rampspoed en steeds complexer wordende samenleving legt de regelgever een rits verplichtingen op waarvan de naleving wordt afgedwongen door strafrechtelijke of administratieve sancties of door administratieve en andere maatregelen.   Dit leidt tot een enorme regeldichtheid.

2. Elk maatschappelijk probleem wordt gereduceerd tot de vaststelling dat er onvoldoende rechtsregels zijn of het sanctioneringsapparaat onvoldoende krachtig is.  â€˜Maar is wetgeving het panacee voor elke maatschappelijke uitdaging?’; ‘Leiden de goede bedoelingen die achter de zoveelste reparatiewet schuilen, tot maatschappelijke vooruitgang?’; en ‘Is de burger gebaat bij een toenemende complexiteit van het recht?’.  Intuïtief voelt men aan dat op deze vragen een negatief antwoord moet worden geformuleerd.  De eerste reden is dat elk wetgevend optreden steeds met een last gepaard gaat, die niet altijd zichtbaar is met het blote oog.  Ten tweede zijn rechtsregels niet in staat om een complexe samenleving van alle onheil te behoeden en kunnen soms zelf aanleiding geven tot ongewenste effecten.  Ten derde is er de kost van complexiteit.  De last van een bijkomende rechtsregel als er al veel rechtsregels zijn, neemt meer dan evenredig toe.    De ironie wil dat hoe meer er wordt geregeld, hoe groter de rechtsonzekerheid en het gevoel van willekeur wordt.  De rechtsonderhorige raakt het overzicht stilaan kwijt.  Gevoelens van machteloosheid, willekeur en vervreemding zijn stilaan zijn deel.  De regelgever heeft voor dit alles te weinig oog bij de opmaak van nieuwe regels.  De regelgever vergeet te vaak dat een stortvloed aan regels een reeks van verborgen kosten met zich meebrengt.

 

De last van rechtsregels

3. INLEIDING – De inwerkingtreding van een nieuwe of gewijzigde rechtsregel wordt steeds vergezeld van een last.  Nieuwe of gewijzigde regels vergen inspanningen van de rechtsonderhorige.  Minimaal bestaat de last uit de tijd die nodig is om zich te vergewissen van de inhoud van deze rechtsregel.  Bijkomende lasten bestaan uit de inperking van de keuzevrijheid van de rechtsonderhorigen alsook uit  de inspanningen die de rechtsonderhorige dient te leveren zijn om zich te conformeren aan de nieuwe verplichtingen.

4. KENMERKEN – De lasten als gevolg van rechtsregels vertonen de volgende kenmerken.  Ze zijn niet louter economisch becijferbaar (a).  Ze kunnen zowel direct als indirect zijn (b).  Ze leiden tot een verlies van doelmatigheid (c).  Ze zijn zichtbaar of verborgen (d) en nemen meer dan evenredig toe naarmate de regelgeving complexer wordt (e).

 

(a) RUIM – De lasten die gepaard gaan met rechtsregels zijn veel ruimer dan een economisch becijferbare geldwaarde.  Deze lasten kunnen vele vormen aannemen.  Het kan bestaan uit het verlies van vrijheid, het minder beschikbaar zijn van tijd, of een toegenomen rechtsonzekerheid bij nieuwe en onduidelijke rechtsregels, etc.

(b) (IN)DIRECT – Nieuwe rechtsregels leiden ook tot indirecte kosten.  Een nieuwe rechtsregel gaat gepaard met de noodzaak om de naleving ervan te controleren en te sanctioneren, wat een bijkomend beslag legt op de werking van een bestuur of rechter.  Om de naleving van deze nieuwe rechtsregels te verzekeren, zullen middelen vanuit de openbare financiën moeten worden aangesproken.

(c) VERLIES DOELMATIGHEID – Het is niet alleen de burger die de prijs voor rechtsregels draagt, ook aan het bestuur worden talrijke verplichtingen opgelegd alvorens een bepaalde beslissing te nemen waardoor de doelmatigheid van het bestuur wordt aangetast.  De verplichte naleving van talrijke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden kan een verlies van efficiëntie betekenen.

(d) ZICHTBAAR/VERBORGEN – De volledige last veroorzaakt door een rechtsregel is niet altijd voor directe constatering vatbaar.  Er is niet zelden sprake van verborgen lasten of opportuniteitskosten die de balans van de rechtsregel kunnen doen omslaan.

(e) EXPONENTIEEL – Naarmate de regelgeving toeneemt en complexer wordt, nemen de lasten meer dan evenredig toe.


Over wat men ziet en wat men niet ziet

5. REEKS EFFECTEN – Zoals Frédéric Bastiat, een negentiende-eeuwse Franse denker, stelt, heeft een wet niet één, maar een hele reeks gevolgen.  Van die gevolgen is enkel het eerste een onmiddellijk effect zichtbaar.  Het verschijnt tegelijk met de oorzaak, men ziet het.  De andere gevolgen verschijnen pas achteraf, men ziet ze niet, men kan van geluk spreken als we ze voorzien.  Het verschil tussen een slechte en een goede wetgever bestaat erin dat de slechte wetgever enkel naar het zichtbare gevolg kijkt, terwijl de goede wetgever zowel rekening houdt met het gevolg dat gezien kan worden, als met de gevolgen die voorzien moeten worden.  Het verschil is enorm, want het is bijna altijd zo dat als het onmiddellijk gevolg positief is, de latere gevolgen negatief zijn, en vice versa.

 

OPPORTUNITEITSKOST – Een regelgever dient bij het opmaken van een rechtsregel niet alleen de onmiddellijke tastbare gevolgen na de inwerkingtreding van de rechtsregel te zien, maar dient ook de verborgen gevolgen die het lichamelijk oog niet ziet, onder het geestesoog te brengen.  Dit is een moeilijke opdracht en daar onderscheidt een goede wetgever zich van een slechte wetgever.  Een goede wetgever wil vooruitziend zijn en zo goed mogelijk nagaan wat de effecten van de wet zullen zijn na publicatie in het Belgisch Staatsblad.  Zo zal de uitbetaling van een subsidie in de vorm van bijvoorbeeld een renovatiepremie een zichtbaar effect zijn van de regelgeving hieromtrent.  Evenwel dient dit geld van ergens anders te komen, met name van belastingen.  Dit geld kan dus niet voor andere doeleinden worden aangewend.  Dit kan als een opportuniteitskost worden aanzien.  Bij het instellen van nieuwe rechtsregels dient de regelgever deze opportuniteitskosten in kaart te brengen.

Wetten en zwarte zwanen : de toekomst is fundamenteel onzeker!

8. ONZEKERHEID – Een rechtsregel heeft uitwerking naar de toekomst toe.  De regelgever zal hierbij een inschatting moeten maken van de toekomst.  Evenwel is de toekomst fundamenteel onzeker waarbij net het onverwachtse kan gebeuren.  Hoe hard de regelgever ook probeert, het is voor hem onmogelijk om met zekerheid na te gaan hoe de samenleving er vanaf morgen zal uitzien.  De kennis van de regelgever is per definitie feilbaar.  Hij kan nooit met een volledige precisie de impact van een rechtsregel inschatten.  Hij kan daarbij niet de impact nagaan van wat hij niet verwacht.  Die feilbaarheid van kennis leidt tot twee gevolgen.  De regelgever kan  de mens of maatschappij niet behoeden voor toekomstig onheil, noch kan hij uitsluiten dat de rechtsregel onbedoelde en negatieve neveneffecten zal hebben.

BLACK SWANS – Nassim Nicolas Taleb stelt uitdagend dat de geschiedenis wordt gevormd door onverwachte gebeurtenissen die een grote impact hebben, de zogenaamde ‘Black Swans’.  De impact van een ‘Black Swan’ zal zo groot zijn, net omdat dit onverwacht is.  De kans op een dergelijke ‘Black Swan’ stijgt naarmate de complexiteit en bijgevolg ook de onderlinge afhankelijkheid en onvoorspelbaarheid toeneemt.  De wetgever kan bij het opstellen van wetten de negatieve ‘Black Swan’ niet vermijden.  De regelgever zal bij het uitvaardigen van regelgeving een inschatting moeten maken van de risico’s die hij met de rechtsregel wil aanpakken.  Zelfs indien de regelgever een juiste inschatting heeft gemaakt van het risico op het moment dat de rechtsregel wordt aangenomen, wat geen gemakkelijke taak is, evolueren risico’s dusdanig waardoor regelgeving niet langer adequaat is.  De naleving van regulering kan dan een schijn van zekerheid creëren, maar het is evenwel niet omdat een product, een bedrijf, een bank aan de verplichtingen opgelegd door regelgeving voldoet, dat deze niet zonder risico’s zullen zijn.

Hoewel de noodzaak om de gevolgen van nieuwe wetgeving zo zorgvuldig mogelijk in kaart te brengen, als een paal boven water staat, kan de regelgever de toekomstige feiten zelden voor zijn.   Het noodlottige is dat de regelgevers en beleidsmakers, hoe hard zij ook proberen, bij het maken van hun plannen steeds achter de feiten dienen aan te lopen.  Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van de volgende twee voorbeelden:

  • De financiële crisis sloeg in 2008 zo hard toe, niet wegens een gebrek aan regelgeving of toezichthoudende instanties, maar omdat het risico in de loop van de jaren veranderde en vergrootte door de toenemende complexiteit van de producten en de toenemende onderlinge samenhang van de banken wereldwijd zonder dat dit werd begrepen.  Het systeemrisico werd daarbij ten zeerste onderschat.   De toen geldende regels waren wegens deze veranderende risico’s niet langer adequaat om een crisis van dergelijke omvang te vermijden.  De financiële crisis was onder meer het gevolg van de op in elkaar inwerkende ongewenste neveneffecten van effectisering (securitization) en de lage rente die als oplossingen werden beschouwd voor eerdere financiële crisissen.  Van defensieve goede huisvaderaandelen werden financiële aandelen in geen tijd bestempeld als zeer gevaarlijke en speculatieve beleggingen.

Tijdens de Europese top van Lissabon op 23 en 24 maart 2000 hebben de staatshoofden en regeringsleiders besloten om vóór 2010 van de Europese economie de meest concurrerende kenniseconomie van de wereld te maken die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang.  Niets blijkt minder waar te zullen zijn met heden ten dage een werkloosheid in Zuid-Europese landen die hoge toppen scheert.

9. NEVENEFFECTEN – Door de toenemende internationalisering en globalisering van de maatschappij en het economisch leven, wat een toename van complexiteit, onderlinge afhankelijkheid en onvoorspelbaarheid inhoudt, wordt het zicht op de gevolgen van regelgeving steeds troebeler.  W. Van Trommel stelt hieromtrent het volgende : “Zorgen over de houdbaarheid van de verzorgingsstaat bestaan al sinds de jaren zeventig, maar daar is een nieuwe zorg bijgekomen. In een open economie, die wereldwijd wordt gekenmerkt door steeds hogere handelingssnelheid, flexibiliteit en outsourcing van arbeid, lijkt het niet langer mogelijk om burgers in nationaal verband bestaanszekerheid te garanderen, zonder dat dit ernstige bijwerkingen heeft”.  Maatregelen houdende ontslagbescherming kunnen leiden tot een verlaging van het risico op ontslag van de reeds tewerkgestelde werknemer, maar leiden meestal tot een verschuiving van het risico naar de werkzoekende.  De sterkere ontslagbescherming kan er toe leiden dat bedrijven minder geneigd zullen zijn om mensen aan te werven en dat een investeringproject in een ander land wordt opgestart waardoor de zoektocht van de werkzoekende wordt bemoeilijkt.  Voor de regelgever is het vinden van een delicaat evenwicht geen sinecure.

 

Het tragische van wetten is dat deze uiteindelijk onmachtig zijn om negatieve zwarte zwanen te vermijden en zij tot ongewenste effecten aanleiding kunnen geven.  De regelgever zal de feiten dienen achterna te hollen.  De regelgever dient bewust te zijn van het onvolledig karakter van de informatie waarover hij beschikt en van het risico op ongewenste neveneffecten.  In die zin zou men verwachten dat de regelgever zijn bevoegdheid met mate, bedachtzaamheid en terughoudendheid zou uitoefenen.  Evenwel is de regelgever blind voor zijn eigen onmacht.  Er is zelfs sprake van wat men ‘de hybris van de wet’ kan noemen, dit is de hoogmoedige overtuiging dat een rechtsregel elk maatschappelijk probleem kan oplossen en de tussenkomst van de rechtsregel zal leiden tot een welhaast utopische werkelijkheid.

 

The only way to go is up!

10. INLEIDING – Het lijkt onomkeerbaar en onvermijdelijk : Het aantal rechtsregels neemt niet af, maar neemt stelselmatig toe.  Meer dan vroeger vertaalt de toegenomen maatschappelijke complexiteit zich in een wildgroei van rechtsregels.

11. GROEI COMPLEXITEIT – De achterliggende redenen voor de toenemende complexiteit zijn niet eenvoudig te achterhalen.  De historicus Joseph A. Tainter die de val van complexe samenlevingen heeft onderzocht in een poging hieromtrent een theorie te ontwikkelen, wijst erop dat de groei van maatschappelijke complexiteit dient om de maatschappelijke onrust weg te nemen of om een opportuniteit te benuttigen.  De regelgever voelt zich gedwongen om steeds nieuwe initiatieven te nemen om hiertegen hoofd te bieden.  Recente voorbeelden hiervan zijn de regelgevende initiatieven om de financiële, economische en milieucrises en de terreurdreiging tegen te gaan.  Het proces van complexiteit heeft de neiging om te versnellen.

12. EXPONENTIËLE GROEI – Waar er een groei van complexiteit gebeurt, zal dit meestal exponentieel zijn.  Zo leidt complexiteit op zich tot nog meer complexiteit.  Er zullen steeds nieuwe initiatieven moeten worden genomen om het gezag te legitimeren (a), waarbij de hedendaagse regelgever steeds meer zijn legitimiteit uit de preventiegedachte haalt (b).  Bijkomende regelgevende tussenkomsten zijn vereist omdat de rechtsonderhorige in reactie op wetgeving zijn gedrag zal wijzigen om aan de opgelegde last te ontsnappen (c).  De toegenomen complexiteit vergroot de kans op problemen, onzekerheid (d) en ongewenste neveneffecten (e).

(a) LEGITIMITEIT – Wie het gezag heeft, moet zijn legitimiteit steeds opnieuw aantonen en dient hiervoor nieuwe initiatieven te nemen.  Daarbij wordt de bestaande regeling als de minimumgrens aanzien.  Niets doen en alles bij het oude laten is daarbij geen optie.  Dit geldt des te sterker heden ten dage in een democratie waarbij het indienen van voorstellen en ontwerpen op de voet wordt gevolgd door de media en waarbij het gezag geen vanzelfsprekendheid meer is en steeds opnieuw moet worden verdiend via het realiseren van aansprekende, tastbare prestaties.

Volgens M. Van Eeten rust er in de politiek een taboe op onmacht en fatalisme omdat dit o.m. wordt geassocieerd met onverschilligheid en passiviteit.  Niets doen is nimmer een optie.  Als er zich een probleem aandient, moet dit worden opgelost.  De vragen of er een reële en effectieve oplossing mogelijk is, wat de juiste oplossing is en of de remedie niet erger is dan de kwaal, worden naar het tweede plan verwezen.  De wil om elk probleem aan te pakken, staat voorop.  Dit engagement van goede bedoelingen is onlosmakelijk verbonden met de interventiestaat, die onder het mom van leedbestrijding en preventie steeds verder binnendringt in het leven van de rechtsonderhorige.  Het dwangmatig ontkennen van de eigen onmacht leidt tot een grote bemoeizucht waarbij de totalitaire verleiding om de hoek loert waarbij het politieke de private en publieke ruimte inneemt.

(b) PREVENTIE – Preventie is een concept dat in wetgevende en bestuurlijke kringen steeds meer opgeld maakt.  De wetgever doet steeds meer aan risicomanagement.  Daarbij schuwt men niet de politieke beïnvloeding van levenskeuzen en levensstijlen.  De regelgever wil zijn zeg in de beslissingen die een burger, bedrijf of vereniging nemen.  Met risicopreventie kan een vrijwel onbegrensd terrein van beleidsinterventie worden ontsloten.  Hierbij wordt vrijheid ingeruild voor veiligheid of iets anders.  De regelgever neemt hierbij de taak op om de burgers te behoeden voor allerlei risico’s waaraan zij zijn blootgesteld.  Dit is een radicalisering van het maakbaarheidsdenken die de moderne staat in de greep heeft gekregen.

Evenwel is het taxeren van risico’s met het oog op preventie niet zonder risico.  Heeft men het risico wel juist ingeschat?; Heeft men wel de juiste maatregel hiertegen genomen?; En leidt de maatregel niet tot het ontstaan van nieuwe risico’s? (de onbedoelde neveneffecten).  Deze antwoorden zijn belangrijk, maar moeilijk te achterhalen.  Duidelijkheid omtrent de effecten van de regelgeving wordt pas verkregen na de inwerkingtreding van de rechtsregel.  Indien de rechtsregels ongewenste effecten hebben, worden deze door nieuwe regelgevende initiatieven opgelapt.

(c) REACTIE – Door de regelgeving zal het gedrag van de rechtsonderhorige wijzigen.  De rechtsonderhorige zal pogen om, binnen of buiten de grenzen van de wet, de last opgelegd door de rechtsregel te ontlopen.  Deze problemen vereisen dan ook steeds weer nieuwe tussenkomsten door de regelgever en verklaren de toenemende regeldichtheid, en de toenemende vluchtigheid van het recht.  Dit proces heeft de neiging te versnellen.  Men ziet hiervan courante voorbeelden in het fiscaal recht.  Een belastingwet zal aanleiding geven tot het opzetten van legale constructies om belastingen te vermijden waardoor de wetgever een nieuwe wet stemt om dergelijke constructies onmogelijk te maken, waarna verfijndere constructies ontstaan om te ontsnappen aan de gevolgen van de nieuwe belastingswet.

(d)  PROBLEMEN – Hoe complexer de regelgeving, hoe groter de kans wordt op problemen en onzekerheid waardoor nieuwe tussenkomsten van de regelgever vereist zijn.  Er kan wederom een voorbeeld in het fiscaal recht worden gevonden.  Om de naleving van de fiscale wet te verzekeren, worden tegenwoordig (in België) niet alleen strafsancties maar ook administratieve sancties aangewend waarbij er verschillende instanties, met name de fiscale administratie als het Openbaar Ministerie zich bezig houden met de vervolging.  Dit geeft dan weer aanleiding tot problemen omdat gelet op het non bis in idem-beginsel, dezelfde persoon niet tweemaal voor dezelfde feiten kan worden gestraft.  Hierdoor ontstaan er problemen bij de vervolging van een fiscale zondaar.  Wetgevend ingrijpen was nodig om deze onduidelijkheid op te lossen.

(e) NEVENEFFECTEN – Hoe complexer de regelgeving, hoe minder bevattelijk het wordt, en hoe groter de kans dat er zich onbedoelde en ongewenste neveneffecten zullen voordoen, zeker in een context van een snel evoluerende samenleving.  Zoals reeds eerder werd gesteld, leidt steeds complexer worden regelgeving vaak tot ongewenste effecten die ongedaan dienen te worden gemaakt door nieuwe regelgevende initiatieven.  Indien blijkt dat de wet niet het gewenste effect heeft, worden de rechtsregels bijgeschaafd en gerepareerd.

12. KENMERKEN – Kenmerken van een complexe samenleving zijn de toegenomen specialisatie (a), controle (b) en kosten (c).  Dit vindt ook zijn weerslag in het recht.

(a)  SPECIALISATIE – Door de talrijke rechtsregels is het vandaag de dag zelfs voor een jurist onmogelijk om alle rechtsregels te kennen.  Het recht wordt steeds verder onderverdeeld in verschillende disciplines en wordt steeds meer voer voor specialisten.  Het recht wordt esoterisch!

(b) CONTROLE – De drang naar controle blijkt reeds uit de explosief toegenomen aantal bijzondere strafwetten zoals hiervoor reeds werd aangehaald, maar beperkt zich niet tot het strafrecht.  De regelgever heeft de neiging om steeds meer op een preventieve manier te werk te gaan.  Binnen het strafrecht is er eveneens een verruiming van de gronden van strafbaarstelling.  Niet alleen het ongewenste gedrag wordt strafbaar gesteld, steeds vaker worden gedragingen die op zich niet schadelijk zijn, maar vaak, zij het niet altijd met het ongewenste gedrag samengaan, strafbaar gesteld.  Illustratief voor deze tendens is het verbod op betaling in contanten.  Steeds meer landen in Europa willen de betaling in contanten aan banden te leggen omdat dit de neiging tot frauduleus gedrag zou verminderen.  Betalingen via overschrijving zijn immers in tegenstelling tot cashbetalingen traceerbaar.

(c) KOSTEN – Om de groei in complexiteit te handhaven, dienen er hogere taksen te worden geheven.  Dit is ook een belangrijke reden waarom belastingsvoeten zelden dalen, maar stijgen.  In dit licht is het belangrijk op te merken dat gelet op de financieel-economische crisis en ontsporende begrotingen de strijd tegen de fiscale fraude verder wordt opgevoerd.

Piekregulering en de kost van complexiteit

25. LASTEN – Een dergelijke complexiteit gaat met een enorme last gepaard.

(a) MINDER VRIJHEID – De overheid pleegt voor een belangrijk deel via regelgeving te sturen.  Een dergelijke sturing maakt per definitie een inbreuk op de vrijheid van personen en instellingen om hun leven of hun bedrijfsvoering zo in te richten als het hunzelf goeddunkt.  Het doen en laten van de burger, vereniging, bedrijf of bestuur wordt in toenemende en op steeds meer gedetailleerde wijze ingeperkt.    De rechtsonderhorige dient te voldoen aan een veelheid van verboden en geboden waarvan de niet-naleving op een brede wijze wordt gesanctioneerd.  Zoals eerder werd aangehaald is er een spectaculaire toename van straf- en administratieve sancties.  Ook gebruikt de wetgever steeds vaker de fiscaliteit om het gedrag van zijn burgers te sturen, als een middel om te stimuleren of te ontraden.  De fiscale wetgever heft een zwaardere belasting op de producten, activiteiten of handelingen die hij wil ontmoedigen.

(b) MINDER GELIJKHEID – Door de stortvloed van regels creëert men een ongelijkheid tussen zij die juridische kennis, tijd en middelen hebben om de regelgeving van naaldje tot draadje uit te pluizen en anderen die niet de juridische kennis, tijd en middelen hebben.  Gelet op adagium “Nemo ius ignorage censetur” (iedereen wordt geacht de wet te kennen) kan men deze schending van het gelijkheidsbeginsel evenwel niet voor de rechter inroepen.  Hoewel er geen sprake is van juridische willekeur, wordt de situatie toch als feitelijk willekeurig aangevoeld.  Ook wordt een feitelijke ongelijkheid gecreëerd tussen zij die aan de toepassing van de wetgeving kunnen ontsnappen en zij die er niet aan kunnen ontsnappen.  Een voorbeeld hiervan is de fiscale positie van kmo’s in vergelijking met multinationale bedrijven, die door hun internationale positie gemakkelijker de fiscale dans in een welbepaald land kunnen ontspringen.  Dit zorgt voor een ongelijke concurrentiepositie tussen deze twee types van bedrijven.

(c) MINDER RECHTSZEKERHEID – Door de stortvloed aan regels met een toenemende opsplitsing van het recht in vele subdomeinen, wordt het recht esoterisch.  Maar zelf voor specialisten wordt het steeds problematischer om na te gaan hoe het recht op een welbepaald geval dient te worden toegepast.  Zo worden regelmatig beslissingen van besturen die over een uitgebreide en bekwame juridische dienst beschikken, door de Raad van State vernietigd wegens het op een niet correcte wijze in acht nemen van de toepasselijke regelgeving.  De rechtszekerheid is evenmin gebaat bij de vluchtigheid van de rechtsregel.  Het stijgend aantal wijzigingen van de rechtsregels tast de voorspellende waarde van de rechtsregel aan.  Het recht is bijziend, men weet immers niet langer hoe het recht er binnen enkele jaren zal uitzien.  Een langetermijnplanning komt op die manier ernstig in het gedrang.  Men weet immers niet welke gedragingen in de toekomst wel of niet toelaatbaar zullen zijn.  Dit versterkt dan ook het gevoel van willekeur.

(d) DUUR – De complexiteit van het recht is kostelijk en dit op verschillende niveaus.  De naleving van de wettelijke verplichtingen zal een geldelijke investering vereisen.  Het toezicht op de naleving van het toenemend aantal verplichtingen leidt tot een toenemende bureaucratisering en tot een uitbreiding van het sanctioneringsapparaat.  Eveneens stijgt de noodzaak van de rechtsonderhorige, vooraleer een welbepaalde beslissing te nemen, om gespecialiseerd juridisch advies in te winnen.  De complexiteit van het recht zal tevens tot meer discussies aanleiding geven en bijgevolg tot een toenemend aantal rechtszaken.  De middelen die hiervoor worden aangewend, kunnen niet voor andere middelen worden aangewend.  Een toenemende complexiteit zal dan ook leiden tot een toenemende opportuniteitskost.

(e) IMMOBILISME – De complexiteit van het recht zal steeds vaker tot immobilisme aanleiding geven.  De wet kan dermate veel verplichtingen verbinden aan een welbepaalde beslissing of handeling, dat de rechtsonderhorige zich hiervan zal onthouden.  Zo zal een bestuur minder geneigd zijn om noodzakelijke infrastructuurwerken uit te voeren omdat de toepasselijke regelgeving vol valkuilen zit.  Door de toename van rechtsregels die steeds gedetailleerder worden opgesteld, maken de menselijke relaties steeds verder het voorwerp uit van juridisering waardoor minder plaats is voor spontane menselijke interactie.  Door de vluchtigheid van het recht wordt het daarenboven moeilijker om de rechtsgevolgen van de eigen handelingen in te schatten.  De onzekerheid over de toekomst bemoeilijkt lange termijnplanning.  Zo maakt een onstabiel fiscaal en sociaal klimaat het moeilijker om na te gaan of een investeringsproject wel of niet rendabel zal zijn.

(f) KANS OP ONGEWENSTE GEVOLGEN STIJGT – Zoals eerder werd gesteld, is de toekomst fundamenteel onzeker waardoor de regelgever steeds achter de feiten zal dienen aan te lopen.  Na het uitvaardigen van regelgeving evolueren risico’s waardoor de taxatie van risico’s in de rechtsregel snel achterhaald wordt.  Dit houdt in dat regelgeving niet in staat zal zijn om alle toekomstige onheil te voorkomen, zelfs indien de regelgeving zo preventief mogelijk wil werken.  Meer zelfs, hoe complexer de samenleving en het recht worden, hoe groter de kans dat de regelgeving zelf aanleiding geeft tot onbedoelde en ongewenste neveneffecten.

(g) MINDER VERTROUWEN IN DE WET – Al het voorgaande leidt ertoe dat de burger steeds minder vertrouwen zal hebben in de wet.  Door de complexiteit van het recht, de talrijke wijzigingen, vindt de rechtsonderhorige steeds minder houvast in de rechtsregel.  Hij verliest het vertrouwen in de wet, deze is niet langer op maat van de burger gemaakt.  Het is voor talloze burgers minder duidelijk waarom aan hen een welbepaalde verplichting wordt opgelegd.  Ze zien de noodzaak ervan niet in.  Door het opleggen van talrijke en steeds verdergaande gedragsvoorschriften, lijkt de regelgever vandaag een steeds dieper wantrouwen te koesteren ten aanzien van de burger.  Het doembeeld van de Nanny State duikt daarbij steeds meer op.  Hoe minder de rechtsonderhorige vertrouwen heeft in een rechtsregel, hoe minder hij uit eigen beweging zal geneigd zijn om zijn gedrag hierop af te stellen.  De nood om strenger te bestraffen neemt dan ook toe.

26. GRENS – Waar de grens precies ligt van regelgeving, is niet precies aan te geven.  Deze bijdrage wil vooral aantonen dat in beginsel bij toenemende complexiteit de lasten meer dan evenredig stijgen.  Hoe meer rechtsregels erbij komen, hoe dichter we bij die grens komen.

Conclusie

27. Elke samenleving heeft aan behoefte aan algemene en abstracte regels.  Deze behoefte wordt uitgedrukt in adagium ‘ubi societas, ibi ius’.  Deze bijdrage vormt geen pleidooi voor deregulering, maar is een pleidooi voor een gematigd en doordacht gebruik van rechtsregels.  Op kop dient het besef te staan dat rechtsregels onmogelijk alle risico’s kunnen neutraliseren, maar wel integendeel andere risico’s kunnen doen ontstaan.  De regelgever dient bij het aannemen van rechtsregels zo goed als mogelijk alle gevolgen in kaart te brengen waaronder de lasten die de nieuwe rechtsregel vergezellen.  Deze lasten stijgen met de toenemende complexiteit van het recht meer dan evenredig.  Kwalitatieve regelgeving vereist een holistische benadering van het recht.  Over de noodzaak van een bijkomende rechtsregel kan maar worden geoordeeld, in het licht van het geheel van rechtsregels die de rechtsonderhorige dient na te leven.

Ex-scientologist Steve Fishman draaide de machtige Scientology Kerk een stevige loer met een slimme truc.

Maak rechtszaken volledig openbaar

Het rechtssysteem ligt steeds meer onder vuur. Geen wonder. Gerechtelijke dwalingen krijgen steeds meer publiciteit. Is volledige openheid van strafdossiers de oplossing?

Waarom zijn er rechters?
In een ingewikkelde maatschappij zoals de hedendaags-Nederlandse komt het vaak voor dat mensen met elkaar of met het ‘algemeen belang’ – overigens een zeer omstreden begrip – in botsing komen. Op zich is het dus geen gek idee om (in theorie) onpartijdige bemiddelaars aan te wijzen die een bindende uitspraak doen. Inderdaad zien we in vrijwel alle menselijke samenlevingen wel een vorm van rechtspraak, variërend van een dorpsraad tot een gespecialiseerde rechter. Het Nederlandse rechtssysteem raakt echter steeds meer gezag kwijt, onder meer door de inmenging in politiek.

Ex-scientoloog Steve Fishman draaide de machtige Scientology Kerk een stevige loer met een slimme truc.
Ex-scientoloog Steve Fishman draaide de machtige Scientology Kerk een stevige loer met een slimme truc.

Gevolgen van een  open rechtszaak
In Nederland zijn rechtszaken vaak besloten. In enkele landen, zoals de Verenigde Staten, zijn burgerlijke en civiele strafrechtszaken openbaar. Alle stukken zijn openbaar. Slimme activisten maken hiervan gebruik om informatie waarvan zij willen dat deze openbaar wordt, op een rechtszaak als stuk in te brengen. De zogeheten Fishman zaak, waarin de omstreden kerk Scientology probeerde te voorkomen dat er interne geheime documenten van prijzige religieuze cursussen op straat kwamen te liggen, was hier een amusant voorbeeld van. Ex-scientologylid Fishman las een geheime cursus van Scientology voor tijdens de rechtszaak. De documenten werden steeds op een andere webserver gehost en gekopieerd, waardoor zelfs het nog vrij kleine internet aan het einde van de jaren negentig de agressieve juridische afdeling van Scientology tot wanhoop bracht.Het Amerikaanse hooggerechtshof stelde uiteindelijk overigens Scientology in het ongelijk.

De zaak-Lensink: gesloten rechtzaken leiden vaak tot machtsmisbruik
Een ernstige vorm van machtsmisbruik kunnen we terugvinden in de waxinelichtjesgooierzaak. Erwin Lensink is een man die er uitgesproken opvattingen op nahoudt over het Nederlandse vorstenhuis. Zo is hij van mening dat de ernstig geesteszieke koning Willem III niet de biologische vader is van koningin Wilhelmina en dat hiermee het huis Oranje dus al ruim een eeuw uitgestorven is. Ook beschouwt hij de vlucht van het koninkshuis uit Nederland als landverraad. Op een gegeven moment, naar eigen zeggen om aandacht te vragen voor zijn standpunten, gooide de man een waxinelichtjeshouder tegen de Gouden Koets, op het moment dat koningin Beatrix hierin aanwezig was.

De man werd op grond van een dubieus psychiatrisch onderzoek waaraan hij niet meewerkte, verminderd toerekeningsvatbaar geacht en wordt een jaar lang opgenomen in een gesloten inrichting. Voor het koningshuis is dit uiteraard de bevredigendste oplossing. Door Lensink op te laten nemen in een psychiatrische inrichting is de man in diskrediet gebracht. Ook is hij een jaar lang uit de running.

We kunnen niet toekijken hoe het er bij de rechtszaak aan toe ging omdat er geen opnames gemaakt zijn tijdens de verhoren of de rechtszaak. Misschien is de man wel een doorgedraaide gek, zoals de autoriteiten ons wijs maken. Feit is echter dat bij deze rechtszaak niet aan de eisen van zorgvuldigheid is voldaan, waarmee de autoriteiten de schijn ernstig tegen hebben. Oordeel zelf.

Openheid: de voor- en nadelen
Strafdossiers, vaak enorm lijvige dossiers, zijn op dit moment alleen openbaar voor de advocaten van de betrokken partijen. Deze dossiers bevatten veel privacygevoelige informatie, die getuigen vaak niet zouden vrijgeven als ze wisten dat hun getuigenis in de openbaarheid zal komen. Overigens kunnen getuigenverklaringen in een andere rechtszaak tegen de getuige gebruikt worden:  de reden dat verstandige mensen er doorgaans voor passen zich als getuige te melden. Er is ook een strafrechtelijk belang. Als criminelen weten wat de politie over een gegeven moment over hen weet, kunnen ze deze bewijslast verminderen – bijvoorbeeld door getuigen te intimideren of voorgoed het zwijgen op te leggen. Aan de andere kant: als de advocaat van de verdachte beschikt over informatie in een strafdossier, komt deze doorgaans ook bij de verdachte terecht.

Openheid maakt een einde aan deze willekeur. Als het hele strafdossier op internet staat, kunnen internetgebruikers, online getuigen dus, aanvullingen geven. Het rechercheteam wordt aangevuld met tienduizenden vrijwilligers. Zogenaamde “deskundigenrapporten” die van de willekeur aan elkaar hangen, kunnen onderuit worden gehaald door collega’s. Hierdoor zal de peer pressure zo groot worden dat er geen broddelwerk, zoals in de zaak-Lucia de Berk en vermoedelijk ook in de zaak-Lensink, wordt afgeleverd. Vooral bij complexe strafzaken zouden de voordelen wel eens veel groter kunnen zijn dan de nadelen. Wat denken jullie?

Geert Wilders is erg blij met zijn vrijspraak. Inderdaad rammelt artikel 137 van alle kanten.

Haatzaaien: goede bescherming of onzinbegrip?

Geert Wilders is erg blij met zijn vrijspraak. Inderdaad rammelt artikel 137 van alle kanten.
Geert Wilders is erg blij met zijn vrijspraak. Inderdaad rammelt artikel 137 van alle kanten.
Haatzaaien is in Nederland grond voor juridische vervolging. Wilders wil het begrip ‘haatzaaien’ uit het strafrecht verwijderen. Heeft hij gelijk?

Nadat het controversiële proces tegen Geert Wilders is uitgemond in vrijspraak op alle aanklachten[1], wil de omstreden politicus dat ‘haatzaaien’ uit het Wetboek van Strafrecht verdwijnt, m.a.w. dat niemand meer vervolgd kan worden op grond van haatzaaien [2]. Maar wat is haatzaaien nu precies?

Overbodig wetsartikel

Het artikel waar Wilders naar verwijst is artikel 137 d van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel, waarvan de laatste incarnatie tot stand gekomen is op 11 november 2004, luidt:

1. Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, aanzet tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht of hun hetero- of homoseksuele gerichtheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
2. Indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen wordt gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie opgelegd.

Dit artikel verdient in deze vorm niet de schoonheidsprijs. Om te beginnen wordt het ‘aanzetten tot haat en discriminatie’ in één lid samengenomen met ‘gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen’. Het gaat hier om twee heel verschillende gedragingen: er is een essentieel verschil tussen het zich negatief uitlaten over een bepaalde groep mensen en aanzetten tot het gebruik van geweld. Dit tweede, aanzetten tot geweld, om welke reden dan ook, is opruiing en aanzetten tot een misdrijf. Beide zijn al afdoende strafbaar gesteld in het heldere en eenduidige artikel 131 WvSr:

Artikel 131 W.v.Sr.:
Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie
Zoals Wilders naar aanleiding van dit proces terecht opmerkte, kan er getwist worden over wat haatzaaien is en wat informatief. Zo is Wilders van mening dat de islam een extremistische ideologie is met als doel de gehele wereld te onderwerpen. Een logisch gevolg van die aanname is dat het verstandig is anderen te waarschuwen tegen deze ideologie. De tegenstanders van Wilders ervaren dit als haatzaaien.

Strafvermindering op grond van discriminatie
Het is zelfs mogelijk door zich te beroepen op art. 137d, de straf onder art. 131 W.v.Sr. te laten beperken tot maximaal één jaar. Dat zal wel niet de bedoeling zijn geweest. Overigens zijn ook de overige onderdelen van artikel 137 [3] uiterst dubieus en juridisch problematisch.
Er wordt namelijk verwezen naar het begrip ‘discriminatie’. Discrimineren betekent domweg:  onderscheid maken. Waarschijnlijk bedoelen de juridische genieën die deze wettekst hebben opgesteld hiermee: ongeoorloofde generalisatie op grond van ras, geslacht, afkomst en dergelijke. Wat geoorloofde of ongeoorloofde generalisatie is, is uiteraard nogal arbitrair. Zo zal een man geen aanspraak kunnen maken op zwangerschapsverlof omdat hij niet zwanger kan worden.
Wat ook mede de uiteindelijke vrijspraak voor Wilders verklaart: wijselijk concludeerde de rechtbank vermoedelijk dat dit juridische mijnenveld de reputatie van de Nederlandse rechtspraak geen goed doet.

In de huidige vorm kan artikel 137 dan ook het beste verdwijnen.

Bronnen:
1. Wilders op alle punten vrijgesproken, Volkskrant [2011]
2. Wilders: haatzaaien niet meer strafbaar, Novum [2011]
3. Wettekst art. 137 WvS, Rijksoverheid

Fjodor Dostojevski schreef het uitstekende boek Schuld en Boete waarin hij de psychologische processen in het brein van de moordenaar Raskoljnikov beschreef.

Schaf verminderde toerekeningsvatbaarheid als begrip af

In de meeste landen, waaronder Nederland, krijg je een lagere straf als je iemand in drift doodslaat dan als je iemand doelbewust vermoordt. Als je er goed over nadenkt, is dit behoorlijk krom. Kan dat niet anders en beter geregeld? De argumenten.

Verminderde toerekeningsvatbaarheid levert lagere straf op

Fjodor Dostojevski schreef het uitstekende boek Schuld en Boete waarin hij de psychologische processen in het brein van de moordenaar Raskoljnikov beschreef.
Fjodor Dostojevski schreef het uitstekende boek Schuld en Boete waarin hij de psychologische processen in het brein van de moordenaar Raskoljnikov beschreef.

Het doden van een mens kan bijvoorbeeld in de volgende strafrechtelijke categorieën vallen: dood door schuld, doodslag of moord met voorbedachten rade. Dood je veel mensen als soldaat, dan krijg je zelfs de militaire Willemsorde opgespeld. Verder kan je tijdens je misdaad nog verminderd toerekeningsvatbaar worden verklaard, In dat geval delen rechters lagere straffen uit, maar de kans is wel groot (bij ernstige misdrijven) dat dan een tbs-maatregel wordt opgelegd.

Kortom: veel rechtszaken zijn een voortdurend juridisch steekspel, waarin een verdachte in samenwerking met zijn advocaat probeert aan te tonen dat hij verminderd toerekeningsvatbaar was, want dat levert strafvermindering op. Verdachten worden juridisch gezien beloond voor het verliezen van hun zelfbeheersing.

Impulsiviteit wordt beloond
Een berekenende dader is volgens het Nederlandse rechtssysteem fouter dan een dader die uit een impuls handelde. Dit is merkwaardig. Alles in onze cultuur is er op gericht om mensen zelfbeheersing aan te leren. We hebben meer sympathie voor een dronkelap die iemand doodrijdt of iemand in elkaar slaat, dan voor een jarenlang mishandelde vrouw die zorgvuldig een moord op haar gewelddadige echtgenoot beraamt en uitvoert. Het is zelfs nog erger. Als een alcoholistische of tirannieke huisvader in een vlaag van drift zijn vrouw doodslaat, krijgt hij een lagere straf, dan als deze vrouw het recht in eigen hand neemt om zo te ontsnappen aan de jarenlange mishandelingen; als ze om haar gezin te beschermen, het recht in eigen hand neemt.In dit geval wordt zelfverdediging niet als verweer geaccepteerd, immers ze heeft wekenlang haar misdaad voorbereid (bijvoorbeeld om aan een vuurwapen te komen).

Het alternatief: het motief van de misdaad de strafmaat laten bepalen
Iemand die lukraak in een moordmachine verandert is een gevaarlijk projectiel dat je het liefst zo lang mogelijk in verzekerde bewaring wilt hebben. Ook het misbruik van alcohol of andere harddrugs is geen geldig excuus om een lagere straf uit te delen. Het is daarom beter te kijken naar wat de redenen voor de verdachte zijn of waren om de misdaad uit te voeren. Was sprake van een situatie van overmacht? Kon de verdachte niet anders? Hoe groot is de kans op herhaling? Als een verdachte redelijkerwijs geen andere uitweg meer had dan door middel van een berekende zware misdaad een bepaalde zeer ernstige situatie op te lossen, moet mijns inziens een lagere strafmaat worden gehanteerd dan voor een gewelddadige dronkenlap die iemand in blinde drift doodslaat.

Om te bewijzen dat niemand kon morrelen aan zijn wetten, liet Hammurabi ze in een stuk steen beitelen zodat iedereen ze kon lezen. Helaas kon bijna niemand lezen...

Nederlandse rechters hun eigen ergste vijand

Het Nederlandse justitiële apparaat, dat zichzelf graag op de borst klopt als lichtend voorbeeld voor de rest van de wereld, ligt door enkele ernstige justitiële dwalingen en het politiek geladen proces-Wilders onder vuur. De reacties van zegslieden voor het justitiële wereldje lijken op die van de gevestigde politiek op partijen als SP en PVV: het volk zou verdommen en zich mee laten slepen door de waan van de dag. Een analyse.

Waarom zijn er rechters?
Het beantwoorden van deze simpele vraag is nodig om de problemen die zich nu met de rechterlijke macht voordoen, te analyseren.

Om te bewijzen dat niemand kon morrelen aan zijn wetten, liet Hammurabi ze in een stuk steen beitelen zodat iedereen ze kon lezen. Helaas kon bijna niemand lezen...
Om te bewijzen dat niemand kon morrelen aan zijn wetten, liet Hammurabi ze in een stuk steen beitelen zodat iedereen ze kon lezen. Helaas kon bijna niemand lezen…

Waar mensen samenleven ontstaan conflicten. Als beide partijen koste wat kost hun zin willen krijgen, zal de onenigheid worden beslecht op het hoogste gemeenschappelijke niveau waar men het over eens is.

In het uiterste geval is dit de fysieke realiteit, dus betekent dat wraak: gevecht, een moord of vete. De dagelijkse praktijk in veel weinig ontwikkelde samenlevingen. Om voortdurend bloedvergieten te vermijden moeten beide partijen hetzij een zeer ontwikkeld systeem ontwikkelen dat gebaseerd is op het vermijden van conflicten door sociale conventies, denk aan het taboe-systeem van de Polynesiërs, of bereid zijn zich te onderwerpen aan een hogere autoriteit of bemiddelaar (de hoofdman, uiterst zelden een hoofdvrouw) die uitspraak doet.

Met de komst van een ingewikkelder maatschappij (in de praktijk ontstaat deze als je duizenden mensen op één plek bij elkaar brengt, wat mogelijk werd door de neolithische landbouwrevolutie) werd het nodig de onderlinge geschillen op een gestroomlijnder wijze te regelen. Hiertoe werden universele wetten ingevoerd (de beroemde codex van Hammurabi was voorzover bekend de eerste in zijn soort) die voor iedereen zonder aanzien des persoon geldig waren. Mensen “speelden niet voor eigen rechter”, maar vertrouwden hun veiligheid toe aan de wet en degenen die de wet handhaafden: rechters (in de praktijk: de koning) en zijn gewapende dienaren. Voor het gezag van de rechterlijke macht is het essentieel dat de bevolking vertrouwen heeft in de effectiviteit van rechters en politie, de rechtsorde. Dit ligt ten grondslag aan het sociaal contract tussen burgers en justitie.

Hoe werkt het Nederlandse rechtssysteem?
Het Nederlandse strafrechtssysteem komt voort uit het Romeinse recht, waarbij een aanklager (de officier van justitie die het openbaar ministerie en hiermee de rechtsorde vertegenwoordigt) de belangen van de rechtsorde behartigt en een vertegenwoordiger van de aangeklaagde, de ad-vocatus (er bij geroepene) die van de aangeklaagde.

Iemand doet aangifte wegens een strafbaar feit. De officier van justitie beslist of de aangifte geseponeerd wordt (ongegrond wordt verklaard) of niet, zo nee, dan wordt een aanklacht voorbereid. In de rechtszaal leest de officier van justitie de aanklacht voor. (In het burgerlijk recht is er niet het openbaar ministerie, maar  de eiser). De verdedigende partij moet op elk punt van de aanklacht reageren. Beide partijen kunnen getuigen oproepen en bewijsstukken inbrengen. De rechter moet de geldigheid van de aanklacht valideren, ingaan op het verweer van de verdediger en afhankelijk van het resultaat, vrijspraak toekennen of indien één of meerdere punten van de aanklacht bewezen worden geacht, een schuldigverklaring en doorgaans een straf opleggen.

Is het openbaar ministerie of de aangeklaagde het niet eens met de uitspraak, dan kan deze in hoger beroep bij een hogere rechtbank. Achtereenvolgens zijn dit achtereenvolgens de kantonrechters, de (arrondissements)rechtbanken, gerechtshoven en de Hoge Raad. De hoogste rechtbank is het Europese Hof in Straatsburg. In theorie zijn het openbaar ministerie, de advocatuur en de magistratuur (de rechters) die gescheiden werelden. In de praktijk, Nederland is maar klein, lopen deze werelden in elkaar over omdat maar een select groepje over een juridische opleiding op universitair niveau beschikt, zeker voor specialistische gebieden als octrooirecht. Kortom: een ons-kent-ons wereldje, de Haagse kaasstolp waardig.

Dat blijkt ook wel uit het feit dat vaak advocaten als hulprechters worden ingehuurd. Commerciële advocaten worden veel beter betaald dan officieren van justitie of rechters, waardoor getalenteerde juristen voor een loopbaan als advocaat kiezen en vaak de zwakkere broeders van het openbaar ministerie overklassen. Rechters genieten een geprivilegieerde positie. Een benoeming als rechter geldt in principe voor het leven. Deze maatregel wordt met een beroep op Montesquieu’s trias politica, de scheiding der wetgevende, rechtsprekende en uitvoerende macht, gerechtvaardigd genoemd omdat zo de onafhankelijke positie van de rechter zou zijn gewaarborgd.  In de praktijk zijn daarom incompetente rechters (vooral bij kantonrechtbanken, maar ook bij sommige hogere rechtbanken is het hiervan vergeven), nauwelijks te lozen.

Waarom rechters hun legitimiteit verliezen
Om effectief te zijn, moet de bevolking er vertrouwen in hebben dat de rechterlijke macht haar werk, de bevolking beschermen en conflicten oplossen, doet, met andere woorden haar deel van het sociale contract nakomt. Meer abstract geformuleerd: de rechterlijke macht moet de rechtsorde, de geabstraheerde ‘hogere’ normen en waarden van de bevolking handhaven, het über-ich van de Nederlandse bevolking zo ge wilt, handhaven: mensen zullen zich alleen aan een hoger gezag onderwerpen als dit hogere gezag samenvalt met hun gewetensovertuigingen.

Rechtspraak komt sociale contract niet na
Het probleem met de rechtsspraak in Nederland is dat zowel rechters als openbaar ministerie dit uit het oog verloren lijken te zijn. Rechters laten zich in hun uitspraken niet leiden door de realiteit in de samenleving, maar de realiteit (of liever gezegd: het schaakspel) in de rechtszaal.

Het verlof aan de gewelddadige crimineel Saban Baran deed het vertrouwen in de rechtsspraak geen goed.
Het verlof aan de gewelddadige crimineel Saban Baran deed het vertrouwen in de rechtsspraak geen goed.

De mening van leken wordt vaak terzijde geschoven met de naziterm ‘gesundes Volksempfinden’, m.a.w. verwerpelijk populistische retoriek die uiteindelijk leidt tot openbare lynchpartijen. Dit verklaart waarom een rechter of een juridisch medewerker de vermeende rechten van bijvoorbeeld de veroordeelde vrouwen(mis)handelaar Saban Baran om het door hem verwekte kind te zien, belangrijker acht dan de fysieke veiligheid van Barans tientallen slachtoffers die met gevaar voor eigen leven hebben getuigd tegen hem en zijn bendeleden. Barans slachtoffers moeten nu voor hun leven vrezen. Voor een deel komt dit door een weeffout in het strafrecht:  deze slachtoffers zijn geen partij in een strafzaak, dus wordt er geen rekening met ze gehouden.Voor het overige deel komt dit door de toenemende wereldvreemdheid van rechtsprekenden.

Rechters bemoeien zich met politiek
De oprukkende juridisering bedreigt ook de democratie. Al vaker zijn wetten naar de prullenbak verwezen omdat ze in strijd zouden zijn met (niet democratisch tot stand gekomen) internationale verdragen. Daarentegen worden wetten niet getoetst tegen de (democratisch tot stand gekomen) grondwet. De laatste uitwas is de rechtszaak tegen de politicus Geert Wilders. Hij is aangeklaagd voor wat in de praktijk neerkomt op belediging van een niet-bestaande entiteit, “de islam”, omdat hij stelt dat teksten uit de islamitische heilige boeken, de koran en de hadith, aanzetten tot wat hij noemt “fascisme” en het toenemende aantal islamieten  een bedreiging noemt voor de Nederlandse rechtsorde.

Je kan denken over Wilders’ politieke ideeën wat je wilt. Schrijver dezes denkt persoonlijk dat hij aan symptoombestrijding doet. Het werkelijke probleem is postmodernisme en cultuurrelativisme, waardoor de heersende klasse op de knieën gaat voor vanuit rationeel opzicht bezien, patriarchale, logisch inconsistente en in strijd met wetenschappelijke inzichten zijnde mythologie. Ook is er een toenemende vervreemding van de kosmopolitische bovenste klassen ten opzichte van de kansarme onderklasse.

Feit is dat rechters zich bemoeien met de wetgevende macht. Dit is niet de eerste keer: zo werd de voormalige politicus Janmaat wegens anti-immigranten uitspraken die naar hedendaagse normen vrij mild waren, veroordeeld tot een boete. Als gevolg voelen burgers zich geregeerd door een kaste die niet is te verwijderen of weg te stemmen. Een Moebarak in de rechtszaal dus. Een gevaarlijke situatie die het ergste doet vrezen voor het voortbestaan van de rechtsstaat als hier niet ingegrepen of hervormd wordt.

Kortzichtige bezuinigingen leidden tot de grootste olieramp in de geschiedenis en het bijna-faillisement van BP.

Kunstmatige levensvorm vernietigt aarde

Vergeet Craig Venter en zijn geknutsel aan de minibacterie Mycoplasma. Het eerste kunstmatige leven ontstond al in de negentiende eeuw. En sinds die tijd gaat het van kwaad naar erger met NV’s en BV’s, want door een foute juridische beslissing hebben ze een psychopate persoonlijkheid gekregen. Wordt het niet tijd deze onbeheersbare molochs stevig te kortwieken?

Al eeuwenlang bestonden er trusts, kerkelijke stichtingen en kloosterordes. In de achttiende eeuw ontstonden organisaties als de Verenigde Oostindische Companie. Deze organisaties, die vergeleken worden met grote BV’s en NV’s anno nu, hadden maar beperkte bevoegdheden. Elke bevoegdheid moest expliciet door de overheid aan deze organisatie toegekend worden. In de negentiende eeuw komt daar verandering in. In wat wel de grootste juridische misser van de moderne tijd kan worden genoemd, wordt een vennootschap dezelfde rechten toegekend als een natuurlijk persoon.

De geboorte van een kunstmatige levensvorm
We schrijven 1819. Het bestuur van een private school in de Amerikaanse staat New Hampshire, Dartmoor College, een stichting in het bezit van land, is afgezet door de raad van trustees (te vergelijken met de raad van toezicht hier in Nederland). De gouverneur van New Hampshire wil de school nationaliseren en het afgezette bestuur weer opnieuw installeren. Het nieuwe bestuur gaat hiertegen in beroep.

In een achteraf gezien historische uitspraak wordt het nieuwe bestuur (en dus de raad van toezicht) in het gelijk gesteld. De motivatie voor het vonnis: Dartmoor College wordt gezien als het gevolg van een geldig contract tussen de toenmalige Engelse koning James II en de toenmalige trustees. Het nationaliseren van Dartmoor College zou hiermee contractbreuk inhouden. Hiermee kwam er de facto erkenning van de raad van trustees als een rechtspersoon. De geboorte van een kunstmatige levensvorm.

Burgerrechten voor een bedrijf
In de negentiende eeuw waren vennootschappen nog steeds streng aan banden gelegd. Ze mochten slechts opgericht worden door een besluit van het parlement en moesten zich exact aan hun functieomschrijving houden. In een eeuw waarin zwarten en vrouwen als minderwaardige burgers werden gezien, is de volgende stap dan ook verbijsterend te noemen: de corporatie kreeg dezelfde rechten als een Amerikaanse burger.

Bancroft Davis drukte de rechtspersoon er door: bedrijven kregen dezelfde rechten als mensen.
Bancroft Davis drukte de rechtspersoon er door: bedrijven kregen dezelfde rechten als mensen.

In een belastingconflict tussen de staat Californië de Southern Railway (individuen mochten schulden aftrekken van bezittingen, bedrijven niet), belandde de zaak bij het Amerikaans hooggerechtshof. Bancroft Davis, ‘reporter’ van het Amerikaanse Hooggerechtshof en als ex-spoorwegmanager bepaald niet onpartijdig, kreeg van het hooggerechtshof de vrije hand en slaagde er in om corporaties dezelfde rechten toe te laten kennen als natuurlijke personen: “The court does not wish to hear argument on the question whether the provision in the Fourteenth Amendment to the Constitution, which forbids a State to deny to any person within its jurisdiction the equal protection of the laws, applies to these corporations. We are all of the opinion that it does.”

Kortom: in een voetnoot van het hof werden vrijwel alle Amerikaanse grondwettelijke burgerrechten, zoals het recht op privacy, toegekend aan bedrijven. Een uiterst controversieel besluit dat, als het in de Senaat of het Huis van afgevaardigden in stemming was gekomen, vrijwel zeker met grote meerderheid  was verworpen.

License to kill
De gevolgen bleken al snel rampzalig. Grote industriële magnaten als de Rockefellers en J.P. Morgan grepen hun kans. Burgerrechten beschermden hun corporaties tegen lastige inspecteurs en ambtenaren en gaven hen hiermee een license to kill om over concurrenten heen te walsen. Niet zij persoonlijk, maar de corporatie was aansprakelijk en corporaties kan je alleen beboeten, niet op de elektrische stoel zetten. Ook voor flessentrekkers waren limiteds (BV’s) en incorporated companies (NV’s) ideaal: ze konden heel veel schulden in de rechtspersoon stoppen en zelf met de noorderzon vertrekken, vergelijkbaar met de epidemie van plof-BV’s in de jaren zeventig.

Enorme kartels, trusts, kregen een wurggreep op de Amerikaanse economie en alleen door strenge anti-trustwetten, uiteraard op alle mogelijke manieren tegengewerkt door de industriële magnaten, kon hun invloed een beetje worden teruggedrongen.

Bedrijf krijgt bij wet psychopate persoonlijkheid
Een nieuwe rechtszaak  tegen automagnaat Henry Ford maakte de zaak nog veel erger. Ford, een hartstochtelijk autoliefhebber, dacht lange termijn en wilde tegen een lagere winstmarge werken om de marktpositie te verbeteren. Zijn compagnon voelde hier niets voor.

Henry Ford, visionair autobouwer en uitvinder van de lopende-bandproductie.
Henry Ford, visionair autobouwer en uitvinder van de lopende-bandproductie.

Helaas voor de compagnon had Ford de meerderheid van de aandelen en drukte zijn wil door. Zijn compagnon liep naar de rechter.

In een opmerkelijke uitspraak van de rechter kregen bestuurders van een incorporated voortaan als enige plicht te streven naar maximale winst voor de aandeelhouders. Alles wordt ondergeschikt aan de winst. Kan een bedrijf een miljoen dollar extra winst maken door een milieuregel te overtreden die een boete van duizend dollar met zich meebrengt, dan is de manager dus in gebreke als hij deze milieuregel niet overtreedt. Veel van deze Amerikaanse wetgeving is in de jaren tachtig en negentig ook in Europese landen zoals Nederland ingevoerd.

Het gevolg: zo ontstaat de ideale omgeving voor psychopaten, mensen die alleen aan korte-termijn winst  denken ten koste van alles. Inderdaad zijn psychopaten (die ongeveer een procent van de bevolking vormen) oververtegenwoordigd in de top van het bedrijfsleven.

Roofbouw op consument en milieu
De gevolgen merken we elke dag. Managers worden afgerekend op het halen van korte-termijn targets en  gedwongen tot het maken van zoveel mogelijk winst, ook als dit ernstige schade voor de omgeving oplevert of het voortbestaan van  het bedrijf in gevaar brengt.

Kortzichtige bezuinigingen leidden tot de grootste olieramp in de geschiedenis en het bijna-faillisement van BP.
Kortzichtige bezuinigingen leidden tot de grootste olieramp in de geschiedenis en het bijna-faillisement van BP.

Onder de vele voorbeelden:  de BP-ramp in de Golf van Mexico (een kortzichtige bezuiniging op een onderdeel van een boorplatform leidde tot de grootste olieramp in de geschiedenis).

Ook de doofpotaffaire bij sigarettengigant Philip Morris en andere Amerikaanse tabaksfabrikanten is hier een rechtstreeks gevolg van. De schadelijke gevolgen van tabaksrook waren al in de jaren vijftig bekend, maar toch ging Philip Morris door met het aanprijzen van roken als gezonde gewoonte: dat leverde het meeste  winst op.

Bestuurders persoonlijk aansprakelijk stellen kan nauwelijks. De corporatie zelf ontbinden is door de grondwettelijke bescherming ook zeer lastig. Kortom: alleen door hoge boetes zijn deze organisaties te temmen.  De reden dat er in de VS  zo absurd hoge schadevergoedingen bij rechtszaken tegen bedrijven worden toegekend.

De oplossing: stel bestuurders persoonlijk aansprakelijk, maak een ethische richtlijn verplicht
Door een drietal zeer twijfelachtige juridische beslissingen is er een monster geschapen: een kunstmatig wezen met een ingeprogrammeerde roofzuchtige, psychopate natuur. Dat alles om de bezitters van aandelen aan zoveel mogelijk inkomen te helpen.

Gezien de enorme risico’s die aan modern zakendoen kleven – een enkel cruiseschip, kerncentrale of chipsbakker kost al gauw meer dan een miljard – is het ondoenlijk een enkele eigenaar alle risico te laten dragen. Helemaal afkomen van de corporatie wordt dus lastig, maar misschien dat iemand een goede manier weet om de risico’s niet te hoog te laten worden voor de eigenaars.

De rechten die op dit moment aan corporaties worden toegekend, zullen moeten worden beperkt tot het hoogstnoodzakelijke, afgeleid van individuele rechten van betrokkenen: aandeelhouders, personeel en klanten. De situatie in de negentiende eeuw.  Welke rechten dan zouden overblijven? Moet je aandeelhouders van een bedrijf aansprakelijk stellen als hun bedrijf misdaden pleegt? 

Bestuurders moeten aansprakelijk worden gesteld als zij wettelijk over de schreef gaan. Boetes die aan corporaties worden opgelegd zouden eigenlijk ook aan de verantwoordelijke bestuurders worden uitgedeeld. Maar ook moeten besturuders niet worden gedwongen om misdaden te plegen om maar zoveel mogelijk winst te kunnen maken. Hoe zou je dat in een wet kunnen formuleren?

Iedere corporatie moet een publiek bekende ‘grondwet’ krijgen waarop bestuurders op de vergadering van aandeelhouders worden afgerekend. Bedrijven moeten meer het karakter krijgen van verenigingen. Bedrijven zijn niet alleen winstmachines. Het zijn belangrijke onderdelen van de maatschappij met een enorme impact op de planeet. Met macht komt verantwoordelijkheid, toch?