Zoekresultaten voor: onderwijs

India slaat terug. Sibal presenteert India's antwoord op de iPad.

India lanceert tabletcomputer voor 25 euro

Na een aantal valse starts komt het er nu toch eindelijk van. De Indiërs ontwikkelden de tablet Aakash om wat te doen aan het enorme tekort aan hoogopgeleiden. Dit voor een bedrag dat voor de meeste Indiërs nog op te brengen is.

India slaat terug. Sibal presenteert India's antwoord op de iPad.
India slaat terug. Sibal presenteert India's antwoord op de iPad.

De Akash (hemel in het Hindi en Sanskriet) is met een kostprijs die maar een fractie is van de iPad, bedoeld voor studenten. De Aakash ondersteunt webbrowsen en skypen met video, werkt drie uur op zijn batterij en heeft twee USB poorten. Critici vragen zich echter af of de tablet inderdaad voldoende prestaties kan leveren. De Indiase overheid hoopt dat dit computertje digitale toegang zal geven aan studenten in kleine stadjes en dorpjes over heel India. India loopt nog steeds sterk achter op concurrerende landen wat betreft internetverbindingen.

Een Indiase studente toont het kleine computertje.
Een Indiase studente toont het kleine computertje.

Bij de lancering van de tablet in Delhi,overhandigde minister Human Resource Development Kapil Sibal 500 Aakash tablets aan studenten die ze zullen testen. De overheid wil honderdduizend tabletten kopen voor vijftig dollar per stuk  en gaat in de komende jaren tien miljoen van deze apparaatjes aan studenten uitreiken.

Het apparaat is ontwikkeld door het Britse bedrijf DataWind in samenwerking met het IIT (Indian Institute of Technology) in de woestijnachtige deelstaat Rajasthan. De Akash zal in India worden geproduceerd, in een fabriek van DataWind in de Zuid-Indiase stad Hyderabad. “Ons doel was, de prijsbarrière voor computers en internettoegang te breken”, aldus DataWind CEO Suneet Singh Tuli. Hij verwacht met de Akash computers en internet eindelijk naar de Indiase massa’s te kunnen brengen.

DataWind brengt ook een commerciële versie van de tablet uit, de UbiSlate. Deze zal einde 2011 in de schappen liggen voor zestig dollar (plm. 45 euro).

Volgens experts zal deze tabletcomputer een groot verschil maken in het onderwijssysteem van het land. Het complete boekenpakket kan bijvoorbeeld als e-book op de harde schijf van de tablet worden gezet. In feite is het ook een pocket-eReader.

Wel zijn er twijfels of de tablet wel snel genoeg zal zijn. Critici wijzen op het kleine werkgeheugen van 250 MB. Ter vergelijking: een pc anno 2011 heeft 8 GB geheugen. Aan de andere kant zit hier ook een positieve kant aan. Als straks bijna een miljard mensen met deze kleine computertjes gaat werken, zal de prikkel erg groot zijn om compacte, efficiënte software te schrijven in plaats van de monsterlijk zware, logge programma’s die nu onze pc’s en laptops teisteren. Al staan Indiërs er om bekend, dol te zijn op bureaucratie en ingewikkelde constructies.

Reken dus op een enorme explosie van Indiase webshops en andere cyber-activiteiten de komende jaren. Zelfs in een krottenwijk kan een Indiase programmeur of webdesigner kleine wonderen verrichten.

Bron
BBC
Technische specificaties Aakash

De toekomst van onze economie deel 2

Met de huidige ontwikkelingen in het economische systeem is een update op de toekomst van onze economie wellicht op zijn plaats. In het eerste deel (De toekomst van onze economie) is een uitgebreide analyse gemaakt van de weeffouten in het huidige systeem die onvermijdelijk tot de eigen ineenstorting ervan leiden. Ook is aan bod gekomen dat de waarde van geld voor ons voortbestaan niets anders is dan de functie van ruilmiddel tussen mensen die zo hun ideeën, producten, en diensten met elkaar kunnen uitruilen. Het wordt zo duidelijk dat de echte waarde van een economie zit in de mensen en de kennis en kwaliteiten die zij hebben, de grondstoffen die ze bezitten en de zinvolle producten die ze hiermee kunnen maken.

In dit artikel vooral ook weer een boel achtergrondinformatie zodat mensen voor zichzelf een idee kunnen krijgen wat er nu eigenlijk aan de hand is. Vreemd genoeg zijn namelijk geen van de documentaires uit het vorige of uit dit stuk ooit ook maar ergens in de Main Stream Media behandelt of verschenen terwijl ze op het internet miljoenen bezoekers hebben. Wellicht dat de overheid u niet wil verontrusten en wellicht dat ze zelf eigenlijk helemaal geen idee hebben waar ze mee bezig zijn. Het lijkt in ieder geval verstandig om mensen zo goed mogelijk te informeren zodat we kunnen begrijpen waarom het mis gaat. Alleen op die manier kun je namelijk wat leren.

Als eerste video anderhalf uur Willem Middelkoop, de man die al lange tijd met rationele analyse voorspellingen heeft gedaan over hoe het economisch systeem in elkaar zal zakken.  En interessant genoeg krijgt hij tot nu toe, helaas ook tegen zijn zin in, continue en veelvuldig gelijk. In deze uiteenzetting gaat hij op veel aspecten en de weeffouten van het huidige systeem in. Je begrijpt het systeem een stuk beter en we leren ook dat Nederland zelf helemaal niet zo onschuldig is aan de problemen in het systeem dan we soms denken.

Hoewel de instorting van het huidige systeem op de korte termijn niet leuk is, geeft het wellicht wel de ruimte om een veel beter en slimmer economisch systeem op te zetten. Ons economische systeem is namelijk nog een erfenis uit de tijd van koningen en keizers waar macht uiterst gecentraliseerd was in de handen van een zeer kleine elite. Van oudsher zijn eigenlijk drie groepen met elkaar versmolten geraakt. De heersers van een land (huidige politici), de beheerders van het geld van de bevolking van dat land oftewel de banken en als derde partij het leger en de industrieën hieromheen. Als een koning of keizer het onfortuinlijke en vaak domme idee in zijn hoofd kreeg om andere landen aan te vallen had deze hiervoor geld nodig. Banken hadden dit en gaven relatief graag dat geld aan de heersers omdat als de koning het niet kon terugbetalen er een hele bevolking was die mocht opdraaien voor de kosten. Immers de koning schroefde de belastingen wat omhoog en voilà. Een veel grotere zekerheid is moeilijk te krijgen voor een bank die geld wil verdienen. Oorlog zijn vaak goede zaken geweest voor banken. Dat het leger en de industrie en diensten hieromheen ook graag meegingen in dit systeem moge duidelijk zijn, immers meer werk en verdiensten voor hun.

Vreemd genoeg is dit systeem tot nu toe helaas nog grotendeels hetzelfde. Amerika en Europa voeren inmiddels al bijna tien jaar oorlog in het Midden-Oosten, de belastingbetaler betaalt de rekening en de bedrijven die wapens produceren en de oorlog verder van diensten voorzien, doen goede zaken. Cheney en zijn bedrijf Halliburton zijn hier wellicht de meest omstreden en duidelijke voorbeelden van. Maar elke onderzoeksjournalist die zich ook eens in de Europese wereld van oorlogsdienstverlening en wapenproducenten verdiept zal wellicht ook interessante connecties tussen politici en deze industrieën vinden.

Interessant genoeg lijkt  namelijk precies hetzelfde momenteel  ook in Griekenland te gebeuren. De Griekse bevolking heeft zelf een documentaire gemaakt met de titel Debtocracy, die laat zien dat het geld wat er tot nu in Griekenland is gepomp aan hulpsteun niet naar onderwijs, ziekenzorg of naar wetenschappers en ingenieurs is gegaan, allemaal strategieën om het voortbestaan van een land op de lange termijn te verbeteren,  maar dat heel veel van dit het geld direct naar Duitse en Franse wapenfabrikanten is doorgesluisd. Verder wordt het ook vrij duidelijk dat de Griekse burgers erg weinig zin hebben om nog langer het slachtoffer te zijn van dit systeem en de kans dat Griekenland het geld ooit terug wil of kan betalen is zoals inmiddels ook overal in het nieuws is, verwaarloosbaar.

Na al deze verhalen over het huidige economische systeem wat in dit soort uitwassen eerder tegen het voortbestaan van de mens als voor het voortbestaan van de mens lijkt te werken, is het nu waarschijnlijk dan ook de tijd om een beter en slimmer alternatief op te zetten. Ad Broere heeft hier een aantal interessante boeken over geschreven, zijn laatste boek draagt de titel: Ending the Global Casino. Wat verfrissend is, is dat hij het schuldigen aanwijzen voorbij is en vooral met voorstellen en concrete voorbeelden komt wat we nu zelf al kunnen doen om onze economische situatie meer zelf in handen te krijgen. In onderstaande interview met hem vele verfrissende ideeën en de oproep om als mensen zelf de verantwoordelijk in handen te nemen en vooral niet te wachten op de belanghebbers van het huidige systeem. Zij zullen de verandering niet teweeg gaan brengen omdat ze volledig ingekapseld zijn in de de box en dan is het moeilijk buiten de box te denken zelfs al zou de kunde en welwillendheid er zijn.

Om zijn voorbeeld te volgen en oplossingen aan te dragen waar mensen zelf mee aan de gang kunnen hieronder een aantal interessante initiatieven die een interessant alternatief of aanvulling kunnen zijn op het huidige systeem in moeilijkheden.

  • Als eerste is permacultuur een interessant systeem wat mensen kennis verschaft om zelf hun omgeving te ontwerpen. Hierin komen de basisbehoeften zoals, voedsel, schoon drinkwater, sanitatie, energie producerende huizen, duurzame economische systemen allemaal aan bod. Kijk op  de website van permacultuur Nederland om meer over dit ontwerpsysteem te leren. Er zijn gratis cursussen te downloaden, er is uitgebreide informatie over eetbare planten, informatie over hoe er met duurzame energie huizen kunnen worden gebouwd volledig zelfvoorzienend zijn in energie, etc. Transition Towns vormen op deze principes lokale groepen die gezamenlijk aan de slag te gaan voor een toekomst die minder afhankelijk is van olie, en meer veerkracht voor de gemeenschap probeert te realiseren op gebieden als voedsel, ecomie en het gebruik van lokale duurzame energie.
  • Als tweede voorbeeld: spullendelen is een website die mensen stimuleert spullen met elkaar te delen. Dat is beter voor het sociale contact in de buurt, de portemonnee en het milieu. Lid worden is gratis en er zijn inmiddels al duizenden spullen te leen.
  • Recentelijk is hier ook het initiatief voor een zaden en plantenbank van en voor alle Nederlanders begonnen. Het wat en waarom van dit idee staat uitgelegd in dit artikel op Visionair.
  • Strohalm doet al lange tijd onderzoek naar alternatieve en aanvullende economische systemen. Hun verschillende experimenten in binnen en buitenland, hun ideeën en software om lokale ruilkringen op te starten (LETS) zijn te vinden op hun website.
  • Het Equi project is ook een interessant experiment van een nieuwe vorm van een economisch systeem. Op de site omschrijven ze het als volgt.
    Equi-toegang betekent: gelijke en onvoorwaardelijke toegang tot het leven. Genoeg, gelijke, en onvoorwaardelijke toegang tot het leven, door een betaalmiddel te gebruiken waar iedereen evenveel toegang toe heeft en dat is gebaseerd op onze eigen aanwezigheid op aarde.
  • Als laatste is er een grote verzameling van alternatieve en aanvullende economische systemen te vinden op Wikipedia.

Meer ideeën zijn uiteraard van harte welkom. Met deze kennis en plannen kunnen we in plaats van in paniek te raken nadenken en werken aan oplossingen waarmee we zulk soort economische crashes ook op de lange termijn kunnen gaan oplossen.

Erdogan steekt zijn bewondering voor het Ottomaanse Rijk niet onder stoelen of banken.

Turkije, de nieuwe supermacht

Met een snel groeiende economie en bevolking ontwikkelt Turkije zich in hoog tempo tot de spil waarom de Balkan en het Midden Oosten draaien. Ook komt Turkije nu steeds meer in islamistisch vaarwater. Wat zijn de gevolgen?

Het Ottomaanse Rijk op het toppunt van zijn macht.
Het Ottomaanse Rijk op het toppunt van zijn macht.

Turkije in een notendop
Turkije bestaat uit Klein-Azië en een klein (3%) Europees deel. Hiermee controleert het land de Zwarte Zee en hiermee Odessa, de enige warmwaterhaven van Rusland. Alle zeeschepen moeten door de nauwe Bosporus die het Europese deel van Constantinopel van het Aziatische deel scheidt. De oppervlakte van Turkije is twintig keer die van Nederland, iets groter dan Frankrijk. De Turkse landbouwgrond is vruchtbaar en het land kent in de dichtbevolkte kustgebieden een vochtig klimaat. De afwezigheid van machtige buurlanden in de directe omgeving – Rusland uitgezonderd – en de totale controle over de Syrische en Iraakse watertoevoer maakt de geopolitieke positie van Turkije benijdenswaardig. De economie groeit snel met groeicijfers tot acht procent per jaar. Ook het Turkse leger is goed bewapend en getraind, gezien de voortdurende burgeroorlog in het oosten van het land tegen Koerdische vrijheidsstrijders van de PKK.

Ineenstorting Ottomaanse Rijk door religieus conservatisme
Turkije was het centrum van het enorme Ottomaanse rijk, dat zich in zijn hoogtijdagen uitstrekte van Mekka tot de Krim en Marokko. Innovatie, in het Arabisch bida,  is iets dat binnen de islam met afschuw wordt bekeken, althans op religieus terrein. Omdat de islam een politieke religie is en welke verandering dan ook al gauw botst met de verreikende invloed van de islam op het dagelijkse leven, is de islamiet geneigd veranderingen met wantrouwen te bekijken. Niet voor niets is de grootste stroming in de islam, het soennisme, gegrondvest op de soenna, letterlijk: ‘gewoonte’ of ’traditie’, van de uitvinder van de islam, Mohammed, en zijn metgezellen. Elke afwijking van deze soenna betekent een afwijking van het ideaalbeeld, dus wordt met afschuw bekeken. De Ottomaanse heersers waren niet achterlijk en hadden door, dat ze hun enorme rijk moesten moderniseren om niet verpletterd te worden door de ooit achterlopende, maar technisch snel vorderende westerburen. Deze pogingen stuitten echter op fel verzet van godsdienstgeleerden. Het Ottomaanse Rijk overleefde de Eerste Wereldoorlog dan ook niet.

Modernisering door Atatürk
Om die reden schafte de Turkse nationalist Kemal Atatürk de religieuze grondslag onder het Ottomaanse Rijk, het kalifaat, af en veranderde Turkije in een etnisch homogene Turkse staat. Dat had als prettige bijkomstigheid dat Turkije zo aanspraak kon maken op de grote gebieden waar Turkssprekende volken wonen. Hoewel hij er funeste socialistische theorieën doorheen drukte, met vervelende gevolgen voor de economie, legde hij wel de basis voor een moderne seculiere staat. Het Turkse onderwijs is goed opgezet en levert zo het kader voor de fabrieken en bedrijven die nu Turkije snel laten groeien. Het invoeren van Europese regels elimineerde voor een belangrijk deel de verlammende bureaucratie en corruptie die het land tot dan toe hadden gehinderd. Ondernemingslust van de over het algemeen hard werkende Turken deed de rest.

Erdogan steekt zijn bewondering voor het Ottomaanse Rijk niet onder stoelen of banken.
Erdogan steekt zijn bewondering voor het Ottomaanse Rijk niet onder stoelen of banken.

Erdogan, de nieuwe sultan
We hebben nu de situatie van een islamist die de teugels in handen heeft van een modern georganiseerd land. Recep Tayyip ErdoÄŸan beschikt nu over iets waar zijn Ottomaanse voorgangers alleen maar van hebben kunnen dromen: een etnisch homogeen land, qua organisatie op westers niveau met een bloeiende, snelgroeiende  economie. Zeker vergeleken met de westerse buren Griekenland, Bulgarije en het naburige Roemenië is het land er uitstekend aan toe. Anders dan in de Ottomaanse tijd, toen de welvaart werd gegenereerd door een klein groepje handelaars, zijn de bronnen van welvaart nu over het hele land verspreid. Ook heeft hij via de grote Turkse diaspora in West-Europa daar een grote invloed. Uiteraard zal onder een islamistisch bewind de verkalking snel inzetten, maar dat moment is nog niet aangebroken. Erdogan weet dat hij snel moet handelen.

Een historische kans
Turkije heeft tot nu toe intensief samengewerkt met het Israëlische leger. Beide hebben een seculiere grondslag en een gemeenschappelijk probleem: de Arabische wereld.
Israël is nu echter niet meer nuttig voor de islamist ErdoÄŸan, die van Turkije de overheersende grootmacht wil maken in de regio. Vandaar dat hij de Turkse marine mee wil sturen met een nieuw Gaza-konvooi.  Als Israël buigt, dus het konvooi door laat gaan, betekent dit gezichtsverlies voor Israël en een enorme opsteker voor ErdoÄŸan. De machtsverhoudingen in de regio zijn dan definitief veranderd en het land kan meer chantage tegemoet zien. Grijpt Israël militair in, dan heeft ErdoÄŸan een in islamitische ogen geldig excuus om een koude of zelfs hete oorlog tegen Israël te beginnen en af te rekenen met zijn vijanden binnen het seculiere leger. In beide gevallen rijst zijn ster als leider van de islamitische wereld.

Strategische positie van Israël steeds zwakker
Israël staat in toenemende mate alleen. De Amerikanen, hun voornaamste bondgenoten, hebben hun handen vol aan binnenlandse problemen en de huidige Amerikaanse machthebber Barack Hussein Obama, zoon van een islamiet, toont meer sympathie voor de islamieten dan voor Israël. Het landje kan een enkele vernietigende slag uitdelen, maar is niet in staat een lange oorlog vol te houden. Turkije voert al veertig jaar voortdurend oorlog. Europa is zwak en verdeeld.

Erdogan zal niet zo dom zijn Israël rechtstreeks aan te vallen – het zou dan wel eens slecht toeven kunnen zijn in Constantinopel of Ankara voor de komende tientallen jaren – maar in het geopolitieke schaakspel zal de invloedssfeer van Turkije steeds meer richting Israël oprukken. Het zal beginnen met kleine pesterijtjes, te vergelijken met de raketbeschietingen vanuit Gaza. Denk aan Turkse marineschepen die voortdurend in Israëlisch vaarwater rondvaren. Alleen als Israël bondgenootschappen sluit met landen die in hetzelfde schuitje zitten – Griekenland, Cyprus en Armenië – zal het land de toenemende Turkse druk kunnen weerstaan. De geschiedenis wijst uit dat het afnemen van de macht van de ene grootmacht en het toenemen van die van de andere, een recept zijn voor oorlogen.

Turkije te groot voor de EU
Tegelijkertijd is de toenemende grootte van Turkije goed nieuws voor Wilders en anderen die Turkije buiten de EU willen houden. Hoe machtiger en agressiever het land wordt, hoe minder geneigd de andere Europese landen zullen zijn het land in de EU op te nemen. De vraag is echter of Erdogan nog wel lid van de EU wil worden. Hij krijgt zijn zin wel op een andere manier.

Zelfs vergelijkingen met nazi-Duitsland worden niet geschuwd in de hevige polemiek rond Wilders en zijn eenmanspartijtje.

Nieuwe elite nodig tegen Wilders?

De Partij voor de Vrijheid, de partij met één lid, Geert Wilders, groeit in populariteit en doet steeds meer stof opwaaien.  Een veel gehoord verwijt richting de beweging is dat deze populistisch is en onderbuikgevoelens verwoordt. Steeds meer Redders Des Vaderlands bespringen de barricaden om het eenmansgevaar te keren. De voorlopig laatste in de rij is de heer Kortmann, de rector magnificus van de katholieke universiteit in Nijmegen. Hij vindt dat er een nieuwe elite op moet staan tegen de populistische verwording. Berust de populariteit van Wilders en de PVV inderdaad op domheid bij zijn kiezers?

Groffe vergelijkingen met nazi-Duitsland worden niet geschuwd in de discussie rond Wilders en de PVV.
Groffe vergelijkingen met nazi-Duitsland worden niet geschuwd in de discussie rond Wilders en de PVV.

Nederlanders wereldkampioen sektes vormen
Bij buitenlandse Nederlandkenners is al eeuwen bekend dat de Nederlanders dol zijn op het vormen van sektes en het elkaar verketteren. Nergens, uitgezonderd misschien Noord-Ierland, was de haat en nijd tussen katholiek en protestant zo groot als hier. In Nederland hield dan ook tot voor kort het wereldrecord kerkelijke afsplitsingen. Volgens de telling van de Raad van Kerken zijn er zo’n 648 kerkgenootschappen, let wel: na de fusie tot de Protestantse Kerk van Nederland. Ook de joden en islamieten kunnen er wat van. Nu religie wat minder populair is, zoeken Nederlanders andere excuses om zich aan de nationale hobby over te geven.

Genuanceerde, kosmopolitische  visie…
Op dit moment zijn er, uiteraard, zou een Nederlandkenner zeggen, weer sektarische spanningen, deze keer tussen de progressieven (althans, volgens henzelf) en de ware vaderlanders (weer: volgens henzelf).

Erg progressief zijn de progressieven niet: ze proberen krampachtig de erfenis van de jaren zeventig en tachtig te verdedigen. Met de afbraak van de sociale voorzieningen uit dit tijdperk hebben ze dan wat minder moeite. Dit is ook logisch: de baanzekerheid voor hoogopgeleiden is veel hoger dan die van laagopgeleiden, waarvoor het royale Nederlandse sociale zekerheidsstelsel vaak een bittere noodzaak is. Over het algemeen zijn ze hoger opgeleid dan de PVV-aanhang en verdienen veel geld met in verhouding leuk en prettig werk.

De progressieven vinden zichzelf veel slimmer dan de PVV-aanhangers. Die zijn immers, in tegenstelling tot hen,  niet in staat de grote meerwaarde van andere culturen te vatten en de enorme economische voordelen van de Europese vrije markt in te zien. Ook vinden de progressieven de ware vaderlanders egoïstisch en bekrompen. Deze zijn geen wereldburgers zoals zij, maar zien Nederland als het centrum van de wereld. Voor hem betekenen de lagere lonen voor laaggeschoolden dat zij goedkoper een werkster kunnen inhuren of andere diensten kunnen afnemen. Ook kunnen ze met hun hoge opleiding, die in veel landen internationaal erkend is, overal aan de slag. Diploma’s uit derde-wereld landen voor het hoger onderwijs worden in Nederland en andere Europese landen veel minder erkend. Voor de kosmopolitische elite ligt de wereld dus open. Een wereld vol met kansen en mogelijkheden.

Versus gezond verstand
De PVV-sympathiserende ware vaderlanders vinden de progressieven nogal wereldvreemd. Immers, de toplaag geeft heel veel geld weg aan abstracte zaken als de EU en het multiculturalisme, waar zij dingen voor terug krijgen waar zij niet erg blij mee zijn. Denk aan het verlies van steeds meer zeggenschap aan Brussel en de toestroom van laaggeschoolde, overwegend islamitische immigranten die niet overdreven veel bereidheid tonen zich aan de Nederlandse gebruiken aan te passen. Ook zien zij niet het nut in van de uitgebreide bemoeienis van Nederland met verre landen met een agressieve, weinig ontwikkelde bevolking.

Zij zien ook, dat islamieten wel volop achter hun meisjes en vrouwen aanzitten, ook tegen hun zin, maar heel agressief worden als een ongelovige man romantische betrekkingen aanknoopt met een islamitische vrouw. Ook de grote ruimte in het openbare leven die islamieten voor zichzelf opeisen en hun opdringerige gedrag wekt ergernissen. In tegenstelling tot de progressieven hebben de ware vaderlanders hier namelijk vaak intensief mee te maken en voor nuchtere, lager opgeleide mensen is het dagelijks leven de wereld waarin zij leven. In tegenstelling tot hoogopgeleiden is hun baanzekerheid laag en is het lastig in andere landen aan de slag te gaan.

Omdat de tegenstellingen tussen de progressieven en de PVV-aanhang nu ook klassentegenstellingen zijn geworden, is een explosieve situatie aan het ontstaan. Beide groepen zijn letterlijk aan het vechten voor hun economische belangen.

Kenmerken van de Nederlandse elite
De elite in Nederland is voor een deel meritocratisch (je moet een hoge opleiding hebben gevolgd om toe te treden) maar berust voor het grootste deel op vriendjespolitiek. Er staan in kranten altijd opmerkelijk weinig vacatures voor gewilde baantjes als topmanager van een grote zorginstelling of commissaris van de raad van toezicht bij een bedrijf. Merkwaardig, want je zou verwachten dat gezien de exorbitant hoge salarissen die worden betaald, er daarin een schreeuwend personeelstekort is en personeelsfunctionarissen alles uit de kast zouden trekken om zoveel mogelijk gekwalificeerde cv’s in handen te krijgen.

Ik heb de heer Kortmann op internet nagetrokken en heb vastgesteld dat de man weliswaar indrukwekkende academische kwalificaties heeft (voor zover je Nederlands recht als een wetenschap kan beschouwen), maar ook tot over zijn  oren in allerlei lucratieve bijbaantjes, zoals bankcommissaris zit.
De man zou niet misstaan in de Pruikentijd, waarin de Nederlandse toplaag zich schandalig verrijkte met allerlei goedbetaalde overheidsbaantjes. En reken er maar op dat hij daarop niet op een personeelsadvertentie heeft gereageerd. De gemiddelde PVV’er zal de man dus vermoedelijk als de zoveelste zakkenvuller zien, die op zijn kosten de mooie meneer en zedenprediker uit zit te hangen. Hierin zou hij niet eens ongelijk hebben.

Elite mist moreel gezag
Mensen lopen niet zomaar achter iemand of een groep mensen aan. Een ware leider is in staat om zijn eigen belangen op te offeren als het groepsbelang dat eist. Wilders is zo’n leider. Je kan het met de man eens zijn of niet, maar feit is dat de man zijn gerieflijke baantje als beleidsmedewerker bij de Tweede Kamerfractie van de VVD in heeft moeten ruilen voor het bestaan als een kluizenaar. Dit geeft hem een groot moreel gezag. Dit morele gezag ontbreekt totaal bij de gevestigde elite. Alleen de SP heeft dit morele gezag, door de strenge regel van Marijnissen om salarissen in de partijpot te storten. Reden voor PvdA-überregent Guusje ter Horst dit aan te pakken, want PvdA-kiezers gaven massaal de voorkeur aan de niet-corrupte SP’ers.

De elite heeft dus de nodige reden zich zorgen te maken. Aan de andere kant is prettig voor ze dat de PVV nauwelijks een organisatie kent. Veel meer dan stoere dingen roepen in het parlement of kansloze moties indienen kan de PVV niet. Wordt Wilders gedood of valt de man door ziekte uit, dan zal de PVV weliswaar niet uiteenvallen zoals de LPF, daarvoor heeft Wilders de zaken te goed geregeld, maar wel terugvallen tot een klein partijtje.

Priesters in het oude Egypte kregen een jarenlange opleiding. Buiten de tempel hadden ze daar maar weinig aan.
Priesters in het oude Egypte kregen een jarenlange opleiding. Buiten de tempel hadden ze daar maar weinig aan.

De onwetendheid van PVV’ers en het inhoudelijk gezag van de elite

De bestuurlijke elite in Nederland bestaat voornamelijk uit mensen met een alfa- of gamma-achtergrond. Bètawetenschappers zijn, anders dan in andere landen als Duitsland, in de bestuurlijke elite sterk ondervertegenwoordigd. PvdA’er Diederik Samson is één van de weinigen en hij is ‘gewoon’ kamerlid.

In tegenstelling tot de bètawetenschappelijke kennis, die door de wetenschappelijke methode tot stand komt, berust alfa- en gammawetenschap voor een groot deel (economie) tot zelfs helemaal (rechtsgeleerdheid, theologie) op aannames en afspraken. De uitzondering is filosofie of metafysica, een kraamkamer voor veel protowetenschappen. De bruikbaarheid van alfa- of gammakennis is slechts relevant voorzover anderen deze afspraken accepteren. Een oud-Egyptische landmeter zou zijn kennis van de driehoeksmeting in het Egypte van nu nog steeds nu kunnen toepassen. Ook een oud-Egyptische boer zou het aardig rooien, al zou hij moeten wennen aan kunstmest in plaats van de jaarlijkse overstroming van de Nijl. Een oud-Egyptische priester daarentegen kan geen offerritueel in een Egyptische moskee uitvoeren, of in een moderne Egyptische rechtbank rechtspreken volgens het oud-Egyptische recht, als zijn leven hem lief is. Kortom: het nut en de universaliteit van alfa- en gammakennis is beperkt. Vaak is overigens zelfs deze alfa- en gammakennis gebrekkig, zoals bij het PvdA-kopstuk Wallage.

PVV’ers hebben weinig respect voor de papieren wereld van de elite
Kortmann vindt vermoedelijk dat hij gezien zijn grote kennis van het Nederlandse recht, recht heeft op veel respect en aanzien, alsmede anderen die op zijn universiteit worden geïnitieerd in zijn wereld van het Nederlands recht waarin hij een grootheid is. Vanuit het perspectief van een PVV’er leeft de man echter in een papieren wereld en is zijn kennis weinig waard. Op veel inhoudelijk respect van PVV’ers hoeft de man of zijn collega-alfa’s en gamma’s dus niet te rekenen.
Er zijn ooit, tientallen jaren geleden, verdragen ondertekend door mensen die nu voor een groot deel dood zijn of op sterven liggen. Op grond van deze verdragen vindt er nu verregaande overdracht van nationale soevereiniteit plaats. De man beschouwt de PVV-plannen om deze verdragen op te zeggen en een eigen nationale koers te gaan varen als onmogelijk in zijn papieren wereld. De vraag is of dat zo is. Ook in andere EU-lidstaten bestaat er onder de bevolking de nodige onvrede. Als Nederland eenzijdig bepaalde verdragen opzegt, zoals de PVV wil, hangt het af van het politieke klimaat in de machtige buurlanden Duitsland en Frankrijk of Nederland daarmee weg komt. De papieren hiervoor zouden wel eens gunstiger kunnen zijn dan Kortmann vermoedt.

Bron
‘Nieuwe elite nodig tegen Wilders’

Wetenschappelijk onderzoek brengt veel meer rendement op dan leningen aan spilzuchtige landen.

Investeer in wetenschap en techniek, niet in creatief boekhouden

Banken heten enorm nuttig te zijn, steunpilaren van de moderne maatschappij. Hun voorgangers, de woekeraars, werden alom gehaat. Net zoals de woekeraars uit de middeleeuwen leven banken echter van het uitzuigen van de rest van de economie. Op dit moment worden banken met miljarden directe (bankencrisis) of indirecte staatssteun (Griekenland) overeind gehouden. Dom. De economie herstelt veel sneller als dit geld in onderzoek wordt gestoken.

Wetenschappelijk onderzoek brengt veel meer rendement op dan leningen aan spilzuchtige landen.
Wetenschappelijk onderzoek brengt veel meer rendement op dan leningen aan spilzuchtige landen.

Honderden miljarden euro staatssubsidie aan financiële instellingen
Op dit moment worden er werkelijk verbijsterende bedragen in noodfondsen gestort om landen die zwaar in de schulden zitten overeind te houden. Alleen al Griekenland ontvangt uitgesmeerd over meerdere jaren zo’n 109 miljard euro. Dit geldt wordt niet uitgedeeld omdat de diverse nationale overheden de Grieken meelijwekkend vinden – de woede over de manier waarop de Grieken vele jaren lang met de cijfers hebben geknoeid is groot. De reden is dat veel banken, verzekeraars en pensioenfondsen massaal in de ‘veilige ‘ Griekse staatsobligaties hebben belegd. Niet erg verstandig, want al vele jaren is bekend dat de Grieken de kluit belazerden.

Dus in feite worden de banken indirect gesteund met deze leningen. Als we domweg die verliezen zouden slikken – wat voor sommigen misschien tien procent lagere pensioenen zou betekenen – zouden we de vele miljarden staatssteun in onze zak hebben kunnen houden.

De wetenschappelijke en technische Hoorn van Overvloed
Er is maar één reden dat er nu meer mensen dan ooit op aarde leven die een beter leven hebben dan wanneer ook eerder in de wereldgeschiedenis. Dat komt door de voortdurende vergroting van onze kennis en dus mogelijkheden om de wereld om ons heen naar onze hand te zetten. De vele uitvinders en wetenschappers die hun leven hebben gewijd aan het vergroten van onze kennis kwamen er doorgaans bekaaid af, maar de wereld als geheel is er enorm veel mee opgeschoten.

Er is geen reden om aan te nemen dat dit proces zal stoppen, integendeel. Alle tekenen wijzen er op dat de toename van wetenschappelijke en technische kennis nu een groeispurt gaat inzetten zoals die nog nooit eerder in de menselijke geschiedenis is voorgekomen.

In Japan is er net als hier personeelstekort in de zorg. Dat lossen ze niet met gastarbeiders op, maar met zorgrobots.
In Japan is er net als hier personeelstekort in de zorg. Dat lossen ze niet met gastarbeiders op, maar met zorgrobots.

Als we een pan-Europese task force op zouden zetten om in zo ongeveer alle sectoren van de overheid oplossingen te bedenken om bijvoorbeeld onderwijs, gezondheidszorg en sociale zekerheid beter en goedkoper te maken, zouden we hiermee enorm veel belastinggeld besparen. De best denkbare task force is uiteraard de Europese bevolking (of liever gezegd: de wereldbevolking) zelf. Er moeten daarom innovatieprijzen worden uitgeloofd voor de slimste en effectiefste ideeën om de exploderende kosten v0or bureaucratie, gezondheidszorg en bijscholing aan te pakken.

Het op dit moment allergrootste probleem is het energietekort. Met energie is letterlijk elk ander probleem op te lossen. Europa heeft nauwelijks eigen energiebronnen. Het budget voor energieonderzoek, bijvoorbeeld op het gebied van kernfusie en golfslagenergie, moet daarom verveelvoudigd worden. Er moeten ook ruimhartige leningen komen om duurzame energiecentrales te plaatsen. Het energierendement van een kabbelende golfslagcentrale of een zonnecentrale op een Grieks eiland is een stuk zekerder dan het financiële gegoochel van allerlei hotemetoten. Dan maar wat minder pensioen.

Studeren in Nederland: ‘een uitstekende prijs-kwaliteitverhouding’

21 januari j.l. gingen zo’n 1500 studenten de straat op om te demonstreren tegen de geplande bezuinigingen op het hoger onderwijs. De bezuinigingen, waaronder een ‘boete’ van 3000 euro voor langstudeerders, was sommige studenten een doorn in het oog. Nee, dan zullen ze het elders wel beter hebben. Hoogleraar Marian Joëls bracht een bezoek aan een conferentie in de VS en kwam tot de conclusie dat we het in Nederland zo slecht nog niet hebben.

Joëls was begin augustus in Maine om daar een Gordon Research Conference bij te wonen. Dat de nadruk bij dergelijke conferences echt op het wetenschappelijke ligt, en niet op de accomodaties en alle poespas er omheen, bleek wel uit het feit dat alle deelnemers in simpele studentenkamers werden gestopt voor overnachting. En met studentenkamers werden niet de kamers bedoelt die een student in Nederland op een campus tot zijn beschikking krijgt. “Het waren kale hokken, met een bed op klossen (…) en voorzien van plastic tegen de vlekken op het matras. Een open kast, een tafel, een stoel en één plafonnière waarvan de schakelaar op twee meter van het bed was, niet echt een gemakkelijk nachtlampje dus. Douches en wc op de gang, gedeeld door alle bewoners van de vleugel.

Naar Nederlandse begrippen zou je verwachten dat een universiteit als deze in Maine, die niet spectaculair hoog aangeschreven staat, moeite heeft om studenten te werven. Niets is minder waar; slechts een fractie van de aanmeldingen kunnen uiteindelijk worden toegelaten. En het mooiste komt nog; de studenten betalen voor deze belabberde accomodaties jaarlijks 50.000 dollar aan collegegeld, exclusief studieboeken.

“De collegegelden mogen hier [in Nederland] dan inmiddels zesmaal zoveel bedragen als in de tijd waarin ik studeerde, en als je nu wat langer over je studie doet betaal je nog iets meer … maar het is nog steeds een schijntje vergeleken met wat gevraagd wordt voor die gevangenis in Maine. En voor dat geld krijg je in Nederland ook nog een geweldige opleiding, die wat mij betreft in niets onderdoet voor een bachelordiploma behaald in de VS (…)”

Bron: Marian Joëls in DUB

Door een internetverbinding kunnen kinderen en leraren communiceren.

Internetschool midden in het oerwoud

Kinderen uit afgelegen dorpjes midden in het Amazone-regenwoud moeten jarenlang in een kostschool in de stad ondergebracht worden. Maar weinig docenten willen in het dunbevolkte, door ongedierte geplaagde regenwoud lesgeven. Nu is er een visionaire oplossing. Dankzij internet. Vanzelfsprekend is dit in het conservatieve Nederlandse onderwijswereldje onbespreekbaar.

Manaus is met bijna twee miljoen inwoners de grootste stad in de Braziliaanse deelstaat Amazonas en voor mondaine Brazilianen een populaire woonplek. Leraren in Manaus geven nu les via een streaming videoverbinding over internet aan studenten in het Amazonedorpje Tumbira. Uiteraard is er zo diep in het regenwoud geen stroom, dus wordt deze opgewekt met een generator. Zonder deze vorm van leren op afstand zouden kinderen van afgelegen dorpen aan de oevers van de Amazone en zijrivieren school overslaan of lange boottochten naar traditionele scholen moeten maken.

Door een internetverbinding kunnen kinderen en leraren communiceren.
Door een internetverbinding kunnen kinderen en leraren communiceren.

“Er bestond in het begin de nodige scepsis of dit systeem zou werken,” aldus directrice Izolena Garrido van het schooltje in Tumbira tegen persbureau AFP. “Er werd van diverse kanten geprobeerd de school te belemmeren.”

Geen wonder. Traditionele scholen in de steden zien internetonderwijs als grote bedreiging. Hiermee krijgen ze immers minder leerlingen en dus minder geld. Dus zorgde Garrido voor een alternatieve geldbron, zodat de school er hoe dan ook zou komen, zelfs zonder officieel geregistreerde studenten. De FAS (stichting voor een duurzame Amazonas) bouwde klaslokalen, een bibliotheek en zelfs slaapzalen met traditionele hangmatten.

Garrido huurde lokale leraren in en nodigde ouders uit om de school te bezoeken, waardoor een intieme setting ontstaat. Kinderen van Tumbira en zes andere dorpen deden mee aan het programma dat in de eerste maanden van 2010 is gestart.

De lessen in Tumbira vinden plaats in de middagen en avonden, als de elektriciteitsgenerator draait en er elektrisch vermogen is voor internet. Kinderen kijken naar leraren op beeldschermen, voorzien van webcams zodat de leraren de kinderen kunnen zien, oefeningen doen en huiswerk kunnen overhoren.

Volgens Ednaldo, één van de 76 kinderen, is het alsof de leraar in het klaslokaal is. De lessen gaan over dingen als wiskunde en natuurwetenschappen tot eerste hulp, gezondheid en gymnastiek. Lokale leraren zonder lesbevoegdheid zitten bij de studenten, beantwoorden vragen en helpen ze met opgaven. Een bijkomend voordeel is dat lessen plannen niet meer nodig is en dat leraren zich toe kunnen leggen op het lesgeven. Een chatroom neemt de functie van het vragenuurtje over. Huiswerk wordt op school gedaan, waar een bibliotheek, internet en assistentleraren aanwezig zijn. De studenten werken ook in groententuinen en leren duurzame landbouw, waaronder het duurzaam oogsten van bomen uit het regenwoud en het werken met hout.

Universiteit met twee klaslokalen

Er is een aparte, van grotestadscomfort voorziene gastenkamer ingericht voor bezoekers. Ook herintredende studenten, bijvoorbeeld mensen van middelbare leeftijd, kunnen terecht voor her- en bijscholing. Afstandsleren maakt de school ook aantrekkelijk voor mensen die anders niet op school zouden komen. Het voordeel van dit afstandsonderwijs is dat in principe elke vorm van onderwijs, practica mogelijk uitgezonderd, via internet plaats kan vinden. De drijvende kracht achter het alleen per boot bereikbare schooltje, Viana, droomt van een duurzame universiteit die gewijd is aan het in harmonie leven met het regenwoud. Volgens hem zijn er al studenten die de middelbare school af hebben gerond en verder willen leren.

Onderwijs is in Nederland een enorme slokop. Zouden we niet van deze techniek kunnen leren?

Bron:
Internet takes ‘distance-learning’ into the Amazon, Physorg, 2011
FAS Amazonas
Homepage school

Veelgestelde vragen over Esperanto

Het onderwerp Esperanto is al enkele keren aan bod gekomen. Uit de reacties op de artikelen begrijp ik dat het idee over het algemeen als interessant wordt gezien, er zijn daarnaast echter ook nog een heleboel vragen.  Hierbij een poging om die vragen grotendeels te beantwoorden. Voor de mensen die nog niet weten wat Esperanto is, zij kunnen de artikelen die hier eerder op de website over verschenen bekijken op Esperanto, een taal die de wereld opent, en Esperanto als Europese taal?

1. Wat is Esperanto?
Esperanto is een handig communicatiemiddel voor gesprekken tussen mensen met verschillende moedertalen.
De wereld wordt steeds internationaler. Mensen, geld en goederen bewegen zich steeds vrijer. Maar omdat de mensen verschillende talen spreken, die lastig aan te leren zijn, kunnen gedachten zich niet zo volkomen vrij bewegen. Esperanto is een oplossing die zeer makkelijk taalbarrières overbrugt. Wie Esperanto leert, zegt tegelijkertijd: “Ik sta open voor de wereld”.

2. Hoeveel mensen spreken Esperanto, wereldwijd gezien?
Genoeg om te kunnen zeggen dat men de smaak van een echte internationale gemeenschap te pakken kan krijgen. Er is jammer genoeg geen enkele manier om erachter te komen hoeveel mensen Esperanto spreken, net zomin als het mogelijk is om te tellen hoeveel mensen Latijn spreken, of, buiten China, Chinees. Het aantal ligt waarschijnlijk ergens tussen de 50.000 en twee miljoen. In ieder geval zijn er genoeg esperantisten, en voldoende verspreid over deze planeet, om een groeiende internationale cultuur te bewerkstelligen.

Een actuele weergave van Esperantosprekers die deelnemen aan het gratis reisnetwerk Pasporta Servo

3. We hebben toch al het Engels als internationale taal. Hebben we echt een nieuwe taal nodig?
Nieuwe culturen brengen nieuwe talen voort. De internationale cultuur is hierop geen uitzondering.
Het Engels is een fantastische taal, net zoals elke andere taal fantastisch is binnen zijn eigen cultuur. Maar is het Engels echt “internationaal”? Hier zijn drie dingen om over na te denken:
Geen van de vele organisaties die diverse staten of regeringen omvatten (zoals de UN, de Europese Unie of Interpol) gebruikt alleen maar het Engels, en hetzelfde geldt voor het merendeel van de internationale niet-regeringsorganisaties. Het is een feit dat zowel de UN als de EU meermaals genoodzaakt waren om het aantal officiële talen uit te breiden.
De gedachte dat men het Engels overal ter wereld kan gebruiken, is een illusie. Een bezoek aan Zuid-Amerika, gebieden in Afrika waar men o.a. Frans, Russisch, Chinees, Japans spreekt, toont duidelijk aan dat het werkelijk een illusie betreft wanneer men met mensen probeert te praten buiten het gangbare circuit van grote hotels, vliegmaatschappijen en dergelijke. Zelfs in Europa kan men vaak niet met Engels terecht, en waar dat wel mogelijk is, is het spectrum aan bespreekbare onderwerpen in het algemeen beperkt.
Veel Japanners en Chinezen leren tien jaar Engels op school, toch kan het grootste gedeelte van de leerlingen het niet spreken. En maar zeer weinig Europeanen kunnen na een meerjarige studie van het Engels de vaardigheid bereiken die een geboren spreker bezit. Esperanto kan na een relatief korte studieperiode en oefening een taal worden die men als eigen taal voelt.

4. Kan een levende taal blijven bestaan zonder een eigen volk of land?
Ja. Wat niet kan, is een levende taal zonder gemeenschap van mensen die hem gebruiken, liefhebben en vertroetelen, maar die gemeenschap kan iets anders zijn dan een volk, en verspreid zijn over de hele aardbol. In de middeleeuwen was het Latijn een levende taal zonder volk: een professor uit Cambridge, Koln of Praha gaf destijds les in Parijs in het Latijn, en iedereen vond dat normaal. De gemeenschap van Esperanto-sprekers lijkt in zekere zin op een volk, waarin mensen uit elk volk deelnemen, die hun eigen identiteit behouden maar er een nieuwe, “menselijke” identiteit aan toevoegen. Men zou kunnen zeggen dat Esperanto een “volk” bezit, dat de hele wereldbevolking zou kunnen zijn.
Niet huidskleur en ontbijtgewoontes geven het leven aan een taal, maar de wil om te communiceren. Dat die wil bestaat, toont het Internet aan, dat in de afgelopen jaren explosief is gegroeid. Die ontwikkeling was mogelijk, doordat men overeenkwam dat computers onderling dezelfde code, d.w.z. taal, gebruiken wanneer ze met elkaar communiceren, of ze nu uit de Macintoshwereld, de Windowswereld of Unix/Linuxwereld komen. Het was een logische ontwikkeling. Waarom zou die logica niet opgaan voor mensen uit verschillende culturen en talen?

5. Is het de bedoeling dat het Esperanto de andere talen op den duur gaat vervangen?
Absoluut niet. Esperanto is juist een verdedigingsmiddel voor het bestaansrecht van elke taal.
Een van de grote voordelen van Esperanto is dat het geen landstaal is, maar een taal die gebruikt wordt door mensen met een verschillende taalachtergrond om meningen en gedachten uit te wisselen, of gevoelens uit te drukken. Esperanto is dus geen concurrent van nationale of plaatselijke talen, maar draagt juist bij aan het afschaffen van de taalonderdrukking die op dit moment op verschillende manieren plaatsvindt op de wereld.
Bovendien is de mogelijkheid om direct persoonlijk contact te leggen met mensen uit een andere cultuur waarschijnlijk de effectiefste methode om meer te weten te komen over de ons omringende culturele en menselijke diversiteit en zich daarmee te verrijken. Zulke ervaringen vergroten vaak de nieuwsgierigheid naar en belangstelling voor andere talen en culturen.
Veel mensen die Esperanto geleerd hebben, krijgen zelfvertrouwen – “Kijk, ik kan een vreemde taal leren!” en veel van hen zijn later een andere taal gaan leren. Veel esperantisten zijn niet alleen in het Esperanto geïnteresseerd, maar ook in vreemde talen en culturen in het algemeen.

Esperanto is een taal die nationaliteit overstijgt en mensen van over de hele wereld een mogelijkheid biedt om met elkaar te communiceren.

6. Is de grootschalige invoering van het Esperanto niet een utopie? Het lijkt een ongeloofwaardig idee.
Elke belangrijke en nuttige vooruitgang is het realiseren van een droom. Alleen zij die nu al de toekomstige ontwikkeling kennen, kunnen zeggen of iets een utopie is of niet. Wie bijvoorbeeld had in mei 1989 de val van de Berlijnse muur voorzien, of het uiteenvallen van de Sovjetunie? Mensen kunnen gewoon niet in de toekomst kijken. In veel sciencefiction-romans zouden ingewikkelde toestanden niet bestaan hebben als de spelers een mobiele telefoon hadden gehad. Die zijn nu aan de orde van de dag, maar schrijvers van toekomstromans hebben het niet verzonnen. Zijn de industriële revolutie en de huidige technische ontwikkeling niet één grote utopie die voortdurend werkelijkheid wordt?
Op dit moment is Esperanto veel meer dan een utopie. Het is een echt voorstel, een resultaat van 120 jaar gebruik, op alle continenten en onder alle omstandigheden van het leven.
De taalproblemen die we vandaag de dag meemaken in internationale communicatie zitten dringend om een oplossing verlegen. Mensen denken wel eens “het probleem was er altijd en zal ook wel altijd blijven” maar de geschiedenis wemelt van problemen die opgelost zijn. Is het ondenkbaar dat we erin zullen slagen dit probleem ook op te lossen?
Het kan veel esperantisten helemaal niet schelen of Esperanto ooit op grote schaal wordt ingevoerd. Ze genieten gewoon van de taal en van de wereldgemeenschap eromheen, bijvoorbeeld door te corresponderen, te reizen of muziek te maken.

7. Tegenwoordig zijn steeds meer mensen geïnteresseerd in het spreken van een dialect. Is dit niet tegenstrijdig met het idee van het Esperanto als internationale taal?
Paradoxaal genoeg leidt de aandacht voor dialecten in dezelfde richting als de belangstelling voor het Esperanto.
Dialecten zijn vaak beter in staat gevoelens en relaties uit te drukken die specifiek zijn voor een plaatselijke, vaak kleine gemeenschap. Op eenzelfde manier is het Esperanto speciaal geschikt om uit te drukken wat niet behoort tot landelijke of plaatselijke cultuur, maar wat alle mensen gemeen hebben. In het ideale geval kent elk mens drie talen en drie identiteiten: een plaatselijke, een nationale of regionale, en een mondiale. De ervaring leert dat deze zonder problemen kunnen samengaan. Een inwoner van Colmar, Frankrijk, spreekt thuis zijn Duitse Elzasdialect, kent de landstaal (Frans) en gebruikt daarnaast het Esperanto in zijn contacten met de rest van de wereld; hij voelt zich tegelijkertijd Elzasser, Fransman en wereldburger, en heeft waarschijnlijk een rijker cultureel leven dan een Fransman die alleen maar Frans beheerst.

8. Is het niet zo dat elk volk een andere variant van het Esperanto spreekt, zodat zij elkaar niet meer kunnen verstaan?
Wanneer de talen niet op elkaar lijken is dat een aanduiding dat de volken ofwel geen wederzijds contact willen, ofwel niet kunnen hebben. Het Latijn werd meerdere eeuwen over een uitgestrekt gebied gebruikt, en in die tijd bleef het onverdeeld. Pas na de val van het Romeinse Rijk splitsten zich allerlei dialecten af en ontstonden de Latijnse talen, waarmee het onderling contact verviel.
De ontwikkelingen in de techniek hebben de vraag al beantwoord of we contacten kunnen leggen–satellieten, computernetwerken, draagbare telefoons, massacommunicatiemiddelen, treinen, vliegtuigen, auto’s… en Esperanto is op zichzelf een sterke uitdrukking van het feit dat mensen echt direct onderling contact willen hebben.

9. Is Esperanto niet tegennatuurlijk, omdat het een gecontrueerde taal is?
Elke taal is het product van menselijke creativiteit. Veel dingen die ons natuurlijk voorkomen, zoals brood, rozen, varkens, honden, komen uiteindelijk ook voort uit de toepassing van onze creativiteit op de natuur.
De basisstructuur van het Esperanto is ontstaan door het selecteren en verfijnen van eigenschappen die de evolutie in de verschillende ‘natuurlijke’ talen heeft doen ontstaan. Daardoor doet Esperanto zeer natuurlijk aan. Die natuurlijke indruk komt ook doordat het Esperanto, net zoals het merendeel van de talen, zich houdt aan de natuurlijke neiging van het menselijk brein om betekenisonderdelen in de taal te generaliseren. In veel talen bestaat een apart woord voor het concept ‘beter’. Kinderen die zo’n taal leren spreken, gebruiken echter eerst de uitdrukking ‘goeder’, omdat ze de betekenis van ‘-er’ opmerken in ‘langer’, ‘jonger’, ‘mooier’ enz, en dat abstraheren naar het begrip ‘goed’. Slechts na veelvuldig corrigeren door ouders, juffen en meesters, of uit drang de anderen te imiteren, vervangen zij de natuurlijke vorm door de juiste, ‘normale’ vorm. Zo gaat het met alle onregelmatigheden. Er zijn talen waarin men bij het vormen van een werkwoordsvorm niet de gebruikelijke methode hanteert, nl. een achtervoegsel gebruiken of veranderen, maar wijzigt men een klinker in het werkwoord (nemen – nam). Ook in die gevallen merkt men op dat kinderen of buitenlanders in het begin van nature de algemene regel toepassen en niet direct de onregelmatigheden zich eigen maken. Zulke moeilijkheden komen in het Esperanto veel minder voor.
Wat wonderlijk is bij het ontstaan van het Esperanto, is dat de initiatiefnemer, L.L. Zamenhof, erin slaagde omstandigheden te scheppen waaronder de taal iets levends kon worden, indien verschillende mensen hem zouden gebruiken om in de praktijk met elkaar te praten. Dat gebeurde daadwerkelijk, en het gebruik ervan veranderde het project in een levende taal. Waar de onbekende oogarts uit Warschau in het jaar 1887 de kiem van legde in de vorm van een kleine brochure, was in feite niet meer dan een zaadje. Wel een zaadje dat in vruchtbare aarde viel (mensen die verlangden naar een taal die taalbarrières kon doorbreken) en dat in die aarde tot een levende taal kon uitgroeien.
Hoewel het zaad van Esperanto maar door een enkeling is gezaaid, ontwikkelt de taal zich net als andere talen, namelijk door het gebruik. Hoewel de basis altijd hetzelfde zal blijven, zoals in het boek Fundament van Esperanto is gepubliceerd, heeft de taal nu heel wat woorden en uitdrukkingen die zij honderd jaar geleden niet had. Esperanto wordt dus voortdurend rijker. De ontwikkeling en documentatie van de taal wordt gevolgd door de Academie van het Esperanto.

Esperanto bewijst al meer dan 120 jaar dat mensen uit vele verschillende culturen prima met elkaar kunnen communiceren in het Esperanto.

10. Waarom doen vooraanstaande taalkundigen negatieve uitspraken over het Esperanto?
Taalkundigen begrijpen de complexiteit van een taal het best. Misschien is het wel juist daarom dat veel van hen, die overigens zeer bekwaam zijn, niet kunnen geloven dat Esperanto kan functioneren als een volledige, levende taal en dus de moeite waard is om onderzocht te worden.
Een taal is iets zo complex en kwetsbaars, dat het verschijnen van een echte, rijke, levende taal gebaseerd op een ontwerp van een jongeling (Zamenhof was pas 27 jaar toen hij Esperanto aanbood, na meer dan tien jaar aan de taal te hebben gewerkt) iets uiterst onwaarschijnlijks is. Natuurlijk is men sceptisch. Maar als men de feiten nagaat, kan men zien dat Esperanto wonderwel werkt in internationale communicatie.

11. Kan het Esperanto gebruikt worden voor diepgaande discussies, poëzie en voor het onder woorden brengen van gevoelens?
Jazeker. Poëzie staat al in de eerste brochure die in 1887 uitkwam. Er verschijnen regelmatig dichtbundels, en vele beroemde klassieke gedichten zijn in het Esperanto vertaald.
Het gegeven dat er goede Esperantovertalingen bestaan van de Monadologie van Leibniz, de Sonnetten van Shakespeare, verschillende Kuifjeboeken van Hergé, In de Ban van de Ring van Tolkien, van Hongerige Steen van Tagore, het Dagboek van de Gek van Lu Xun, de Bijbel, de Koran en de Analecten van Confucius, en dat er veel poëtische werken verschijnen, bewijst de geschiktheid van het Esperanto voor literair werk.
Een discussie wint aanzienlijk in helderheid, onderscheidbaarheid en kwaliteit, wanneer alle sprekers zich direct kunnen uitdrukken in een taal die ze aanvoelen, die ze goed beheersen, en wanneer de toehoorders direct begrijpen wat er gezegd wordt, doordat ze zich in de gebruikte taal thuisvoelen. Dit wordt duidelijk aangetoond door uitgebreide ervaring in de jaarlijkse Esperanto wereldcongressen en in de vele internationale bijeenkomsten, seminars over wetenschappelijke onderwerpen, zomeruniversiteiten enz. die jaarlijks plaatsvinden en waar onderwijs, discussie en wandelganggesprekken in het Esperanto plaatsvinden.
De geschiedenis verhaalt over veel mensen uit verschillende werelddelen die hun gevoelens uitten in het Esperanto. Onverschillig of dat in boeken, liederen, gedichten was, of in ontmoetingen tussen mensen. Wie deelneemt aan het leven in de Esperantogemeenschap, weet dat men in het Esperanto iemand kan uitschelden en bitter ruzie kan maken, en evengoed zijn solidariteit kan uitspreken, zijn deelname met iemand in groot verdriet, of de diepste liefde.

12. Waarom zou je Esperanto willen spreken? Hoe kun je de taal in de praktijk gebruiken?
Met het leren van Esperanto heb je direct beschikking over een wereldwijd netwerk van taalgenoten. Op Pasporta Servo, het gratis reisnetwerk van Esperanto kun je zien waar o.a. overal Esperantisten zijn. Daarbij kun je als je Esperanto spreekt deze mensen allemaal bezoeken en krijg je gratis onderdak. En hoogstwaarschijnlijk ook heerlijke lokale gerechten en een lokale tolk die je de ins en outs van het gebied kan vertellen. Een geheel nieuwe reiservaring.
Daarnaast is door het internet de gemeenschap van Esperanto ook veel gemakkelijker te bereiken dan ooit tevoren. Zo heb je een duidelijke overzichtswebsite waar je vele nuttige websites in het Esperanto kunt vinden met Grappige strips, Esperanto TV, Podcasts, Literatuur, Facebook groepen, en nog vele andere zaken.

Voor de mensen die benieuwd zijn naar de taal is er sinds kort een website beschikbaar waar tal van gratis cursussen te vinden zijn in de vorm van o.a. boeken, online cursussen met gratis taalassistenen en videocursussen met downloadbare cursusmaterialen.

Een impressie van de pagina met gratis Esperantocursussen

Mochten de mensen hierna nog aanvullende vragen hebben over het Esperanto dan kijk ik graag of ik die kan beantwoorden.

Meer informatie:
Pasporta Servo, het gratis reisnetwerk van Esperanto: http://www.pasportaservo.org/monda-mapo
Pagina met lesmethodes in het Esperanto:  http://www.scoop.it/t/esperanto-lernu-la-lingvon-de-la-mondo
Overzicht van interessante Esperanto websites wereldwijd: http://www.scoop.it/t/esperanto-lingvo-de-la-mondo

 

Een visie op duurzaam consumeren

Duurzaam consumeren gaat veel verder dan het vervangen van een product door een milieuvriendelijke(r) variant alléén. We moeten een helder zicht ontwikkelen op het WAAROM van consumptie: is onze behoefte een fundamentele behoefte, of dient het product ter bevrediging van een (of meer) heel andere behoefte(n)? We moeten leren onze identiteit te ontlenen aan WIE we zijn als mens – in plaats van aan spullen en status. Kwaliteit in plaats van kwantiteit.

Toen de Brundtland-commissie in 1987 de term Duurzame Ontwikkeling introduceerde, gaf zij daaraan de betekenis: ‘een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien’. Voordat we kunnen praten over het voorzien in behoeften (‘consumeren’) is het nodig om eerst kritisch te kijken naar wat die behoeften dan zijn…

De natuurlijke kringloop
kringloopIn materieel opzicht heeft een mens maar weinig nodig om te kunnen bestaan: schoon water, gezond voedsel, schone lucht, kleding, warmte en een dak boven het hoofd of een andere veilige plek die beschutting biedt. Alles wat we daarvoor nodig hebben wordt ons door de natuur gratis en in overvloed aangeboden: water en voedselgewassen, grondstoffen om kleding te maken, een vuur te stoken en om veilige onderkomens te bouwen.

Als we met deze natuurlijke rijkdommen verantwoord en zorgvuldig omgaan, is er meer dan genoeg voor iedereen en hoeft geen mens ter wereld te sterven door honger, koude of ander materieel gebrek. Dit is in feite ook waar het in het Cradle-to-Cradle-concept om gaat (‘afval wordt weer grondstof’): de kringloop-economie!

Wat zijn menselijke behoeften?
Vaak wordt de ‘piramide van Maslov‘ gehanteerd om de menselijke behoeften mee aan te geven:
1. fysiologisch/biologisch (water, voedsel, schone lucht);
2. veiligheid, bestaans- zekerheid (buurt, gezin, bedrijf);
3. sociaal contact (vriendschap, liefde, sociale relaties);
4: erkenning (status);
5. zelfontplooiing (persoonlijke, mentale groei).
Maslov’s schema wordt ook wel de ’theorie van de toenemende behoefte’ genoemd. Het is een hiërarchische vorm van denken: langs een verticaal stijgende lijn met een brede basis en een smalle top. En met ogenschijnlijk van elkaar losgekoppelde behoeften: eerst het één, dan het ander. Dit model stimuleert een mentaliteit van overheersing en macht: een gevecht om de top te bereiken. Maar als je dan bent aangekomen op de top: wat doe je dan met die macht?

In tegenstelling tot Maslov’s theorie van de toenemende behoeften, stelt de Chileense econoom Manfred Max-Neef, dat de menselijke behoeften eigenlijk zeer beperkt zijn. Het zijn er volgens hem negen. Het verhelderende verschil met Maslov is het onderscheid van Max-Neef tussen behoeften (‘needs’) en middelen om behoeften te bevredigen (satisfier’s’).  Dit inzicht kan een belangrijke sleutel tot verandering geven! Fundamentele menselijke behoeften volgens Manfred Max-Neef, zoals in 1987 gepresenteerd in zijn boek ‘Human Scale Development’:

voortbestaan (‘subsistence’)
bescherming (‘protection’)
liefde/genegenheid (‘affection’)
begrip (‘understanding’)
deelname (‘participartion’)
ledigheid/ nietsdoen (‘idleness’)
iets tot stand brengen (‘creation’)
identiteit  en vrijheid ‘ (‘identity and freedom’)

Max-Neef gaat ervan uit dat ontwikkeling niet te maken heeft met dingen, maar met mensen. De beste vorm van ontwikkeling is volgens hem ‘een ontwikkeling die de kwaliteit van het leven van mensen verbetert’. Volgens Max-Neef wordt de kwaliteit van het leven bepaald door de mogelijkheden die mensen hebben om in hun fundamentele behoeften te voorzien. Er bestaat geen één-op-één relatie tussen behoeften en middelen (bijvoorbeeld: borstvoeding voorziet voor een baby in meer fundamentele behoeften tegelijkertijd: voortbestaan, bescherming, liefde en identiteit. Ook kleding is geen behoefte, maar voorziet in de fundamentele behoefte aan bescherming – en dus voortbestaan, maar kan ook voorzien in de behoefte aan ‘identiteit’ en voor de doe-het-zelvers ook nog eens ‘creation’).

Er zit ook geen absolute hiërarchie in de behoeften – het gaat om een integraal mensbeeld, om een voortdurende mix van menselijke behoeften en middelen om in die behoeften te voorzien. Uit het schema van Max-Neef volgt dat fundamentele menselijke behoeften niet alleen benoembaar en beperkt zijn, maar dat die ook in alle culturen hetzelfde zijn. Slechts de wijze waarop behoeften worden bevredigd is per cultuur verschillend. En hij stelt dat iedere fundamentele behoefte die niet bevredigd wordt, duidt op armoede.
(Max-Neef werkte zijn model uit in een matrix)

Tegen deze achtergrond krijgen woorden als ‘armoede’ en ‘rijkdom’ ook een heel andere betekenis. Zolang we onvoldoende aandacht hebben voor het vervullen van de werkelijke fundamentele behoeften, zal oneindige materiële hebzucht blijven leiden tot een onvoldaan leven en ontevreden mensen (een makkelijke prooi voor de reclame-industrie, die ons juist op deze kwetsbare punten weet  te raken. Niet met ‘satisfiers’, maar met illusies. Aan tevreden mensen valt maar weinig te verkopen, aan ontevreden mensen des te meer…)

Een dergelijke ontevredenheid leidt tot een wereld in onvrede, ongelijkheid en armoede zowel in de rijke als in de arme landen. En tot vernietiging van de aarde. Voor het huidige consumptiepatroon is de aarde nu al 25% te klein. Als we doorgaan met het huidige productie- en consumptiepatroon dan hebben we in 2050 een aarde extra nodig.

Waar Maslow uitgaat van ‘stijgende’ behoeften’, gaat Max-Neef uit van de beperktheid daarvan. (vergelijk: ‘oneindige economische groei’ versus een ‘economie van het genoeg’). Het resultaat van een mentaliteit die uitgaat van de steeds stijgende lijn, zien we terug in de mondiale verdeling van consumptiemogelijkheden en financiële bestedingen.

20% van de wereldbevolking consumeert 85% van al het voedsel en natuurlijke grondstoffen die wereldwijd beschikbaar zijn. Die 20%  woont vooral in West-Europa, Noord-Amerika en Japan. (zie bijlage voor meer cijfers).

Om alle mensen op aarde toegang te verschaffen tot water, voedsel, brandstof, huis-vesting, onderwijs en gezondheidszorg is jaarlijks een bedrag van 100 miljard dollar nodig. Jaarlijks wordt wereldwijd 1000 miljard dollar besteed aan militaire uitgaven.

Er wordt dus tien keer zoveel geld uitgegeven om mensen en de aarde te vernietigen, dan om de kwaliteit van het leven van mensen en van de aarde te verbeteren. Duurzaam consumeren gaat om het leveren van een bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van leven van alle mensen. En om het behoud van de aarde. En ook om de vraag: wat doet de top van Maslov’s piramide met zijn machtspositie?

Goedbeschouwd is er wereldwijd geen sprake van absolute schaarste. Het gaat erom de rijkdommen te delen. De grootste vraag die vooral de ‘economisch rijken’ zou moeten bezighouden zou daarom moeten zijn: hoe zetten we onze kennis en vermogens in om iedereen ter wereld toegang tot de meest elementaire natuurlijke grondstoffen te verschaffen en om voor iedereen de kwaliteit van het leven te verbeteren? Technisch, logistiek en financieel is alles te regelen; het enige wat ontbreekt is de menselijke (politieke!) wil.

Naar een mensgerichte economie
Bij het stimuleren van een proces dat zich richt op de ontwikkeling van mensen, hoort een mensgerichte economie, die oog heeft voor het vervullen van alle aspecten van de menselijke behoeften – dus voor de gehele mens en op het hele netwerk van onderlinge afhankelijkheden – tussen mensen en tussen mensen en de natuur.
We hebben een manier van boekhouden nodig die zich richt op een veel breder spectrum dan alleen het voorzien in materiële behoeften van mensen. Het gaat om sociale en ecologische duurzaamheid, aangestuurd door een economisch systeem dat zich richt op werkelijke en mondiale duurzame ontwikkeling: op verbetering van de kwaliteit van leven voor iedereen.
Daarom mag ook ‘duurzaam consumeren’ zich niet beperken tot het vervangen van een product door een milieuvriendelijker variant alléén. Dat zou de ongelijke verdeling in stand houden. Het gaat dus om kwaliteit, matigheid en wereldwijd delen: consuminderen!

De roep om duurzaam te consumeren lijkt de laatste jaren vooral te worden ingegeven door angst: de aarde is ziek en raakt uitgeput, de mens heeft zijn leefmilieu vergiftigd en de voorraadkast geplunderd. En de aarde warmt op (heeft koorts!). Maar de gezondheid van de mensen die de aarde bevolken zou ons een even grote zorg moeten zijn! Het gaat immers om een wederzijdse afhankelijkheid.

Consumenten hebben een machtig middel in handen om – via de keuzes die zij maken – de ontwikkelingen een andere richting uit te sturen. En consumenten zijn we allemaal: bedrijven, maatschappelijke organisaties, overheden en individuele burgers.
Duurzaam consumeren zal zich moeten richten op het vervullen van de werkelijke behoeften van mensen, individueel en wereldwijd, en op het realiseren van combinaties van ‘satisfiers’.
Niet alleen materieel, ook vooral ook sociaal!

De aarde biedt genoeg voor ieders behoefte, maar niet voor ieders hebzucht. De wereld is van iedereen! Een andere wereld is –mogelijk, als wij dat willen…

BIJLAGE
Enkele cijfers over de mondiale verdeling van consumptiemogelijkheden en bestedingen
(bronnen: Human Development Report van de VN en de FAO)

  • 854 miljoen mensen zijn chronisch ondervoed. 1,2 miljard mensen hebben last van overgewicht en 400 miljoen mensen lijden aan obesitas
  • 70% van het zoete water in de wereld wordt gebruikt voor landbouw; 22% voor de   industrie en 8% voor huishoudelijk gebruik.
  • De minimale waterbehoefte per persoon per dag is 20 liter. Europeanen gebruiken gemiddeld 250 liter. Amerikanen 575 liter.
    1,1 miljard mensen moeten het doen met 5 liter per dag.
  • Meer dan 1,1 miljard mensen hebben geen toegang tot voldoende veilig drinkwater.
    2,6 miljard mensen hebben geen goede sanitaire voorzieningen.
  • 65% van alle energie wordt verbruikt door 20% van de wereldbevolking.
  • 50% van alle vermogen is in bezit van 2% van de wereldbevolking. 50% van de wereldbevolking moet het doen met 1% van het vermogen in de wereld.
  • 70% van de wereldhandel gaat naar 20% van de wereldbevolking.
  • 75% van het wereldinkomen gaat naar 20% van de wereldbevolking.

A propos:
Alleen al in Nederland werd in 2006 een bedrag van 1,8 miljard euro uitgegeven aan reclame via de media (tv, radio, kranten en bladen en internet).

Benieuwd naar het ruimtebeslag dat (jo)uw consumptiepatroon vergt van de aarde?
Bereken je Mondiale Voetafdruk op: www.voetenbank.nl

Behoor je tot de rijksten der aarde? Bekijk je persoonlijke positie op de wereldranglijst:
www.globalrichlist.com

Bronvermelding:
Deze tekst is overgenomen van: http://www.omslag.nl/duurzaamconsumeren.html
De auteur is Marta Resink van Omslag

Allerlei verschillende types kinderen worden in één klas gestopt. Zo'n sorteerhoed zoals in de Harry Potter romans is zo gek nog niet.

Gescheiden klassen, goed idee?

Allerlei verschillende types kinderen worden in één klas gestopt. Zo'n sorteerhoed zoals in de Harry Potter romans is zo gek nog niet.
Allerlei verschillende types kinderen worden in één klas gestopt. Zo'n sorteerhoed zoals in de Harry Potter romans is zo gek nog niet.
Jongens en meisjes in gescheiden klassen. De suggestie van een onderwijsbobo, ene Wim Kuiper van een ongetwijfeld ontzettend nuttig overlegorgaan, heeft het nodige stof doen opwaaien. Zijn op sekse gescheiden klassen een goed idee? Zo niet, welke zijn dan wel een goed idee?

Verschillen maken verschillend onderwijs noodzakelijk
Volgens Kuiper ontwikkelen de hersenen van jongens en meisjes zich verschillend. Zo zouden jongens meer structuur nodig hebben en beter zijn in ruimtelijk denken, waar meisjes het beter doen in taal en goed zijn in zelfstandig samenwerken. Inderdaad zijn hier sterke wetenschappelijke aanwijzingen voor. Dit patroon zet zich overigens bij volwassen mensen voort. Volgens Kuiper hebben jongens en meisjes dus een verschillende onderwijsstijl nodig, wat het beste vertaald kan worden in: gescheiden lessen.

In Nederland kenden we vroeger de MMS, de middelbare meisjesschool waar mijn moeder nog naar toe is gegaan. Voor de jongeheren was er de HBS, hogere burgerschool met een meer exact vakkenpakket (waar ook wel meisjes heen gingen) en voor beiden het elitaire gymnasium, een HBS met extra Latijn en Grieks. Voor lageropgeleiden was er de huishoudschool en de ambachtsschool. De huishoudschool was geen denderend succes en is dus roemloos ten onder gegaan, de ambachtsschool wordt nu weer ingevoerd, nadat sociaal bewogen onderwijsmanagers er een complete puinhoop van hebben gemaakt.
Hier werd vooral op katholieke scholen en jeugdinternaten werk van gemaakt. De paters namen de seksuele voorlichting bij hun jonge pupillen vaak wat al te serieus.

Dezelfde soort kinderen bij elkaar betekent dat lesgeven makkelijker wordt
In zo ongeveer elke fabriek doen ingenieurs hun uiterste best om de ingangsstoffen te scheiden en zo zuiver mogelijk te houden. Zo kan het productieproces namelijk nauwkeuriger worden afgesteld en geoptimaliseerd. Bij klassikaal onderwijs is dat uiteraard niet anders. Een klas met heel slimme of juist heel luidruchtige kinderen moet heel anders worden aangepakt dan een klas met kinderen die de taal slecht beheersen of een groep weinig originele braveriken.Dat wil zeggen: in het traditionele, klassikale onderwijs.

Splitsen op persoonlijkheid veel slimmer dan splitsen op geslacht
Inderdaad is het duidelijkst waarneembare verschil tussen kinderen dat tussen man en vrouw. De vraag is echter of dit pedagogisch ook het meest relevante verschil is. Leren is een informatieverwerkingsproces. Er zijn onder jongens en meisjes zowel visueel als auditief ingestelde mensen. Sommigen leren vooral motorisch snel. Dan zijn er mensen die het gemakkelijkst uit een boek leren. Een belangrijk psychologisch onderscheid is dat tussen introverten en extraverten. Introverten hebben stilte en rust nodig, extraverten hebben behoefte aan veel prikkels. Het is dus veel slimmer om introverte en extraverte leerlingen bij elkaar te zetten. Eigenlijk zou een school iets moeten hebben als de magische sorteerhoed van Zweinstein uit de Harry Potter cyclus.

In de ene klas komen dan de extraverte rationelen (‘strebers’), in de andere klas de introverte rationelen (‘nerds’), in een derde klas de extroverte gevoelstypes (‘socials’) en in de vierde klas introverte gevoelstypes, de dromers. Bijkomend voordeel: Zo zou je alle pestkoppen, meestal tot de strebers behorend, effectief scheiden van de nerds en de dromers. Wel zouden deze het dan zonder de vrolijke socials moeten doen. Wellicht dat er toch wat klassen samen kunnen plaatsvinden voor de broodnodige variatie.