Zoekresultaten voor: diversiteit

Tijd en aandacht

Praktisch gezien zijn er eigenlijk maar twee zaken in het leven die je als individu hebt en die je hele leven omvatten; tijd en aandacht. Tijd krijg je, aandacht geef je. Hoeveel tijd we precies te besteden hebben verschilt per persoon maar het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) kan een goed inzicht hierin geven. De gemiddelde levensverwachting in Nederland voor mannen  lag in 2010 op 78,77 jaar (28.770 dagen). Vrouwen hebben gemiddeld bijna vier jaar meer te besteden met een levensverwachting van  82,72 jaar (30.213 dagen).
In die periode je aandacht geven aan jezelf, je medemensen en het universum. Hoe we die tijd het beste zouden kunnen besteden is een vraag waar vele mensen zich al mee bezig hebben gehouden, biologisch gezien lijkt zo goed mogelijk voortbestaan in de meest brede zin van het woord een logische invulling. Op een abstracter, wellicht spiritueler, vlak lijkt het leren van levenslessen een zinvolle invulling te zijn. De twee sluiten elkaar overigens niet uit, ze sluiten eerder prachtig op elkaar aan. We leven om te leren, en we leren om beter te kunnen leven.

Dit zijn slechts twee invullingen of eerder richtingen, uiteindelijk is het aan mensen zelf om te bepalen waar ze hun tijd en aandacht aan willen besteden in het leven en zijn er net zoveel unieke paden om te bewandelen als dat er mensen zijn. Zolang iemand (nog) niet zelf een richting en/of pad heeft gekozen zijn er genoeg anderen die hier invulling in kunnen geven. Als baby ben je eerst volledig afhankelijk van je ouders en die afhankelijkheid neemt naarmate je volwassener wordt af. Maar naast ouders, eventuele broers en zussen en andere familieleden zijn er ook andere mensen die je pad voor je kunnen invullen; docenten, geliefdes, vrienden, kinderen, kerkgenootschappen, de overheid, etc. Verder groei je op in een land met een specifiek klimaat, met sociale & economische systemen, gewoontes, tradities, geloven, etc. die ook allemaal een invloed hebben. Hier is ook allemaal niets mis mee tenzij je op een gegeven moment het gevoel hebt dat je moedoet in systemen en je je aandacht en tijd besteed aan zaken waar je eigenlijk zelf helemaal niet achter staat. Het duurt soms even voor mensen het zich (willen) realiseren maar uiteindelijk zijn we voor een groot deel zelf in staat identiteit en invulling te geven aan wat we met onze tijd en aandacht doen en waar we dat in investeren.

Het is onmogelijk en onzinnig om voor anderen zaken goed of slecht te noemen, en om te dicteren wat mensen wel of niet zouden moeten doen. Zo een valse dualiteit creëert daarbij een schijnwereld en doet alsof er slechts 2 keuze`s zijn terwijl er in het echt altijd een overvloed aan keuze`s en richtingen zijn. Wel zijn er ervaringspatronen te onderscheiden, afhankelijk van waar mensen hun tijd en aandacht in steken en wat voor gevoel en resultaten ze daarvoor terug krijgen. Dit is door eenieder zelf te onderzoeken door voor jezelf bij te houden (bijv. 0p papier of spreadsheet) waar je je tijd aan spendeert gedurende de dag en door aan te geven wat je daarvoor terugkrijgt in ervaring en gevoel. Zo kun je bewust worden van wat wel en niet werkt voor jezelf en langzaam maar zeker veranderingen in het patroon gaan aanbrengen zodat je tijd meer en meer wordt besteed aan de zaken waar jezelf het meeste uithaalt.

Hier een tweetal persoonlijke observaties.
Aandacht geven aan nieuws van ver weg waar ik daarbij zelf ook nog eens 0.0 invloed op hebt leidt bij mij tot frustratie, boosheid en een soort algemene teleurstelling in de mensheid. Dat gevoel werkt daarbij enigszins verlammend en maakt me passief. Het artikel: Nieuws zonde van de tijd, wat eerder hier op visionair verscheen kwam overeen met mijn eigen ervaringen. Daartegenover ervaar ik het onderzoeken van mijn eigen stressvolle gedachten als zeer leerzaam, vaak zeer verhelderend en soms ook nog eens buitengewoon lachwekkend.

Hoeveel tijd hebben we en waar spenderen we onze tijd en aandacht aan?

Tijd en aandacht steken in zaken waar ik zelf niet geheel achter sta maar die ik toch doe uit de motivatie omdat het als het ware wordt verwacht van de omgeving, of wordt opgedrongen door de omgeving en de reclame`s geven me zelden een positief of dankbaar gevoel aan het einde. Verder raak ik er vermoeid van en heb dan de neiging om verdoving te zoeken in TV en andere zaken. Als ik daarentegen bijdraag en bouw aan zaken waar ik wel achter sta, zelf op onderzoek uitga en zelf nadenk over zaken dan krijg ik daar juist energie van. Ook geeft het me een gevoel van controle en het idee dat de wereld direct om mij heen prima te verbeteren is. Het geeft me een plezierig gevoel en ik krijg er een positief beeld van de wereld van.

Tot zover de eigen observaties, ik ben benieuwd of andere mensen ook patronen hebben gevonden die juist wel of juist niet voor ze werken. En of ze eventueel bereid zijn deze te delen hieronder in de reacties. Het is goed om te beseffen dat als we tijd en aandacht aan iets besteden dat we dat altijd gedeeltelijk vanuit onze eigen vrije wil doen en we deze patronen in bepaalde mate kunnen bijsturen als we er niet tevreden mee zijn. Hopelijk kunnen we dan aan het einde van de ongeveer 80 jaren tijd die we gekregen hebben tevreden terugkijken over waar we in het leven onze tijd en aandacht aan hebben gespendeerd.

It`s better to light a candle, then to curse the darkness.
-Confusius

Aanverwante artikelen en informatie:
-) De Happy Planet Index
-) Permacultuur in Nederland
-) Tegenlicht over Permacultuur: Groen Goud
-) Transition Towns met Rob Hopkins
-) Transitie naar een Olie Arme Toekomst
-) Tegenlicht over Power to the People
-) Tegenlicht over Cleantech, de schone toekomst 
-) Tegenlicht over Cradle to Cradle
-) 21 leefregels gebaseerd op gezond verstand
-) De 30 universele rechten van de mens
-) Goedkoop op wereldreis, drie strategieën
-) Compassievolle Communicatie
-) Het spel dat je leven met 10 jaar kan verlengen
-) Menselijke seksualiteit nader bekeken

Aanverwante filosofische artikelen:
-) In het licht van voortbestaan
-) Diversiteit, de bouwsteen van het leven
-) Het begin en einde van goed en kwaad
-) Eigen en sociale identiteit
-) Ego: het strategische zelf
-) Een revolutie in het eigen denken
-) Alan Watts over de aard van bewustzijn
-) De dood, een verkenning
-) Eindeloos Bewustzijn
-) DMT – The Spirit Molecule
-) Geloof is de oorzaak van zowel identiteit als lijden
-) Volg je hoogste passie, met integriteit en zonder verwachtingen
-) Natural Law presentatie over Life, the Universe and Everyting
-) Tijd en Aandacht

De stappen van de evolutie: het ontstaan en de migratie van de moderne mens [2/2]

In dit artikel wordt het evolutie- en migratieproces van aapachtige zoogdieren tot de moderne intelligente mens in vogelvlucht besproken. Dit gebeurt aan de hand van een aantal stappen: uitgaande van een gezamenlijke voorouder wordt respectievelijk het proces van uit de bomen komen en rechtop lopen behandeld, daarna de ontwikkeling tot carnivoor en de mogelijkheid tot duurloop, vervolgens de invloed van het klimaat en ten slotte een tweetal theorieën over de migratie van Homo sapiens. Vandaag deel 2 van 2. Deel 1 is hier te vinden.

De invloed van het klimaat

Hoewel we een paar stappen terug hebben gezien dat de relatie tussen het uit de bomen komen en het klimaat niet is aangetoond, is een relatie tussen het groeien van het brein en het klimaat wel waarschijnlijk.[26],[27] Ook is er een relatie tussen de beweging van de aarde door de ruimte en veranderingen in het klimaat.[5],[28] Dramatische schommelingen in het klimaat werden gedurende langere perioden steeds meer versterkt en hadden daarmee grote invloed op de ontwikkeling van het aanpassingsvermogen van mensen.[29]

In figuur 1 is een schema te zien waarin gegevens uit zeebodemonderzoek de fluctuaties van het klimaat (het opkomen en afnemen van ijstijden) weergeven. In de afgelopen miljoenen jaren fluctueerde het klimaat met een frequentie van soms wel 100.000 jaar. Het blijkt echter dat de fluctuaties, en daarmee de ijstijden, in een bepaalde periode steeds frequenter plaats vonden, tot soms wel eens per 1000 jaar.[30] In figuur 1 is ook duidelijk te zien dat het klimaat steeds onrustiger werd. In diezelfde periode is het hersenvolume van de mensachtigen ook duidelijk toegenomen.[31] Bij dusdanig snelle klimaatveranderingen hebben creatieve wezens met grote herseninhoud een evolutionair voordeel.[30] Ook uit metingen van zuurstofisotopen blijkt sterk dat menselijke evolutie samenvalt met de schommelingen van het klimaat.[32]

Gevonden fossiele stenenwerktuigen bevestigen dit verhaal ook. Het eerste stenenwerktuig dateert van zo’n 2,6 miljoen jaar geleden.[33] In het begin veranderde deze werktuigen weinig,[34]  maar zo’n 1,7 miljoen jaar geleden ontstonden er meer geraffineerde vormen van deze werktuigen, kort nadat de klimaatwisselingen heviger werden.[33] Ook het oudst gevonden gereedschap gemaakt van schelp dateert van zo’n 1,6 miljoen jaar geleden.[35] De laatste 100.000 jaar heeft deze vorm van technologie zich zelfs sneller ontwikkeld dan de biologische evolutie.[34]

Ook het eerste vertrek vanuit Afrika door de Homo genus is waarschijnlijk sterk beïnvloed door het klimaat en – daarmee samenhangend – de ecologische condities.[36] Daarmee zijn we bij de laatste stap zijn aangekomen.

Theorieën over migratie van Homo sapiens

Ruim 1,7 miljoen jaar geleden waren mensachtigen van het Homo genus de eersten die zich buiten Afrika verspreidden.[37] Over deze eerste ‘uittocht’ van Afrika, die zowel naar Europa als naar Azië leidde,[38] is weinig bekend.[39]

Zo’n 100.000 jaar geleden hadden zich over de hele wereld verschillende soorten mensachtigen ontwikkeld: de Homo sapiens, Homo erectus en in Europa de Homo neanderthalensis. Zo’n 70.000 jaar later was er van al deze diversiteit nog maar één soort over, de Homo sapiens. Uit fossielenonderzoek blijkt dat Azië, Europa en Australië 30.000-40.000 jaar geleden volledig gekoloniseerd waren door deze moderne mens, en Amerika zo’n 12.000 jaar geleden.[40] Zie figuur 2. In de discussie over hoe het zo ver heeft kunnen komen dat de andere soorten zijn uitgestorven, voeren twee verschillende theorieën de boventoon: het multiregionale continuïteitsmodel (MC) en het recente Afrikaanse oorsprongmodel (RAO).[41]

1. Multiregional Continuity model (MC)

Nadat zo’n 1,7 miljoen jaar geleden de Homo erectus voor het eerst Afrika verliet, verlegde deze eerste wereldreizigers langzaam maar zeker via het Midden-Oosten hun leefwereld naar andere delen van de wereld, zoals Zuidoost Azië en Europa. Het MC model stelt dat deze mensen van de soort Homo erectus lokaal evolueerde in de moderne Homo sapiens, met alle rasdiversiteit die we vandaag de dag zien tot gevolg.[41],[42]

2. Recent African Origin model (RAO)

Het RAO-model stelt dat de moderne mens zich pas vrij recent heeft geëvolueerd in Afrika (zo’n 100.000 tot 200.000 jaar geleden) en pas vanaf toen over de wereld is gaan verspreiden. Bij deze verspreiding heeft het, volgens deze theorie, de andere soorten mensachtigen helpen uitsterven[41], zonder daarbij te kruisen.[42]

Behalve deze theorieën zijn er nog enkele varianten die uitgaan van andere assumpties.[42] Een van de problemen waar de theorieën een antwoord op moeten hebben, is het feit dat de Homo neanderthalensis en de Homo sapiens beide rond dezelfde periode in Europa moeten hebben geleefd, en elkaar daar waarschijnlijk zijn tegengekomen.[43] Omdat vanaf 30.000 jaar geleden er alleen nog maar de moderne mens over was, gaan er verschillende hypotheses over deze vroege ontmoeting. Deze variëren van assimilatie tot kruising.[43]
De meerderheid van het genetisch en fossiel bewijs lijkt het RAO-model als geloofwaardiger dan het MC-model te bestempelen.[41],[44] Onderzoek van Cann, Stoneking en Wilson met mtDNA van mensen over de hele wereld heeft de hele mensheid kunnen herleiden tot één gezamenlijke moeder, welke symbolisch ‘Eva’ wordt genoemd.[45] Zij moet zo’n 200.000 jaar geleden hebben geleefd. In dit onderzoek is geen bewijs voor kruising met andere mensachtigen, zoals de Homo neanderthalensis, gevonden.[45]

Conclusie

Door alle invloeden en processen die de mens heeft ondergaan van aapachtig zoogdier in de boom tot de moderne intelligente mens, heeft hij een aantal kenmerkende eigenschappen ontwikkeld die opmerkelijk succesvol bleken.[41] In grote lijnen komt het er op neer dat de mens is ontstaan en zich grotendeels heeft ontwikkeld in Afrika, zich toen mondiaal heeft verspreid en ruim 30.000 jaar geleden over een groot deel van de wereld heeft gevestigd.[44] Toch kunnen we dit nog steeds niet met zekerheid zeggen. “We still need better methods that make fewer assumptions,” aldus Cann.[45]

 

 

Referenties:

26. Richard Potts, “Environmental Hypotheses of Huminin Evolution,” Yearbook of Physical Anthropology 41 (1998), p. 93.
27. Richard Potts, “Variability Selection in Hominid Evolution,” Evolutionary Anthropology (1998), p. 81.
28. John D. Kingston et al., “Astronomically forced climate change in the Kenyan Rift Valley 2.7–2.55 Ma: implications for the evolution of early hominin  ecosystems,” Journal of Human Evolution 53 (November 2007), p. 488.
29. Zie 26, p. 131.
30. Peter J. Richerson et al., “Evolution on a Restless Planet: Were Environmental Variability and Environmental Change Major Drivers of Human Evolution?,” Handbook of Evolution 2 (2005), p. 225.
31. Zie 30, p. 226.
32. Zie 14, p. 83.
33. Zie 30, p. 228.
34. Zie 14, p. 110.
35. Kildo Choi and Dubel Driwantoro, “Shell tool use by early members of Homo erectus in Sangiran, central Java, Indonesia: cut mark evidence,” Journal of Archaeological Science 34 (januari 2007), p.
36. J. Agustí et al., “Climate forcing of first hominid dispersal in Western Europe,” Journal of human evolution 57 (december 2009), p. 820.
37. Zie 30, p. 229.
38. G. Philip Rightmire, “The Dispersal of Homo erectus from Africa and the Emergence of More Modern Humans,” Journal of Anthropological Research 47 (zomer 1991), p. 183.
39. Zie 38, p. 177.
40. Zie 2, p. 37.
41. Donald Johanson, “Origins of Modern Humans: Multiregional or Out of Africa?,” mei 2001, < http://www.actionbioscience.org/evolution/johanson.html> (opgehaald 11 september 2011).
42. Zie 8, p.710.
43. John J. Shea, “The Middle Paleolithic of the East Mediterranean Levant,” Journal of World Prehistory 17 (December 2003), p. 314.
44. Christopher S. Henshilwood en Curtis W. Marean, “The Origin of Modern Human Behavior, Critique of the Models and Their Test Implications,” Current Anthropological 44 (December 2003), p. 627.
45. Trisha Gura, “Bones, molecules…or both?,” Nature 406 (20 juli 2000), p. 231.
46. Mitomap.org, “Human mtDNA Migrations,”, 2002, < http://www.mitomap.org/pub/MITOMAP/MITOMAPFigures/WorldMigrations.pdf> (opgehaald 19 juni 2010).

 

De stappen van de evolutie: het ontstaan en de migratie van de moderne mens [1/2]

In dit artikel wordt het evolutie- en migratieproces van aapachtige zoogdieren tot de moderne intelligente mens in vogelvlucht besproken. Dit gebeurt aan de hand van een aantal stappen: uitgaande van een gezamenlijke voorouder wordt respectievelijk het proces van uit de bomen komen en rechtop lopen behandeld, daarna de ontwikkeling tot carnivoor en de mogelijkheid tot duurloop, vervolgens de invloed van het klimaat en ten slotte een tweetal theorieën over de migratie van Homo sapiens. Vandaag deel 1 van 2, klik hier voor deel 2.

 

Inleiding

Een impressie van Lucy

Toen in 1974 Lucy werd gevonden, een beeldschone dame die zo’n 3,2 miljoen jaar geleden moet hebben geleefd, was het team van het Institute for Human Origins blij verrast. Zij was namelijk tot dan toe veruit de oudste bekende mens die rechtop liep, terwijl haar kleine herseninhoud gelijk was met dat van de aap.[1] Deze vondst bewees dat het rechtop lopen vooraf is gegaan aan het groeien van de herseninhoud. Hoewel Lucy meer het uiterlijk had van een Chimpansee, waren de bouw van haar benen vrijwel identiek aan die van de moderne mens.[2]

Bovenstaande anekdote is slechts een klein stukje uit de zoektocht naar het ontstaan van de moderne mens. Het idee dat mensen en apen afstammen van een gemeenschappelijke voorouder werd in 1871 als eerst beschreven door Charles Darwin in zijn boek ‘The Descent of Man’. Hierin stelt hij dat het waarschijnlijk is dat de mens aapachtige voorouders heeft in Afrika.[3] Naar aanleiding van deze gedachte en de overtuigende voorbeelden die Darwin gaf, werd er gebroken met de religieuze opvatting over het ontstaan van de mens.[4] Zodoende raakte men steeds meer geïnteresseerd in deze ‘Oude Wereld’ van waaruit de moderne mens zich moest hebben ontwikkeld. Nadat bleek dat de verre voorouders uit Afrika kwamen, ontstond eveneens de vraag hoe deze zich mondiaal hebben kunnen verspreiden. De interactie tussen het evolutie- en migratieproces van de mens en de wereld kan in zekere zin worden gezien als een eerste vorm van globalisering. Deze meest basale vorm van globalisering leidt daarmee vandaag de dag tot de vraag: Hoe heeft de ontwikkeling en verplaatsing van de moderne mens over de wereld plaats gevonden?

Het beschrijven van het evolutieproces zal vaak niet zonder slag of stoot gaan. Omdat het bewijs voor bepaalde hypothesen in deze tak van wetenschap vaak gering is (fossielen zijn veelal schaars), is het moeilijk om van bepaalde processen met zekerheid de oorzaak te geven. Door nieuwe vondsten en ontwikkelingen van onderzoeksmethoden worden reeds aanvaarde theorieën continu op de proef gesteld, met als gevolg dat er nog veel onenigheid bestaat. Een eenduidig verhaal over hoe het hele evolutieproces moet hebben plaatsgevonden, bestaat hierdoor vooralsnog niet.

Een gezamenlijke voorouder

Sinds Darwins vernieuwende theorie betreffende de oorsprong van de mens aan populariteit won, is er veel onderzoek gedaan naar het proces van evolutie. Zijn theorie impliceerde dat alle mensen, hoe weinig sommigen ook op elkaar lijken, van eenzelfde soort voorouder afkomstig moet zijn. Het groeiende aantal fossiele ontdekkingen bevestigde deze theorie, en er bleek dat onze gezamenlijke voorouder in Afrika haar wortels moest hebben gehad.

Hoewel fossiele ontdekkingen relevante data opleverden, was het vaak moeilijk om precieze uitspraken te doen. Behalve dat hypotheses kunnen worden geverifieerd en gefalsifieerd aan de hand van bewijs uit fossielen, komt er tegenwoordig ook steeds meer bewijs vanuit onderzoek naar het menselijk genoom.[6] De opkomst van het onderzoek naar mutaties in het mitochondriaal DNA (mtDNA) levert veel aanvullende informatie.[7] Uit onderzoek naar diversiteit in mtDNA-genomen bleek dat de diversiteit in Afrika meer dan twee keer zo groot is als in de rest van de wereld.[8] Dit bevestigt het idee van de Afrikaanse wortels. Maar hoewel bleek dat in Afrika de diversiteit groter is dan elders, heeft later onderzoek uitgewezen dat de mtDNA-strengen van mensen over de hele wereld slechts 0,1%  van elkaar verschillen.[9] Voor meer informatie over wat mtDNA mutatie allemaal kan betekenen voor evolutie onderzoek, zie S. Sigurðardóttir et al.[10]

Uit de bomen en rechtop lopen

Evolutie stripje van Cyanide and Happiness

Zo’n 6 miljoen jaar geleden leefden onze voorouders nog in bomen. Vanaf een zeker moment is deze verblijfplaats ingewisseld voor de vaste grond, waarna de houding en de manier van voortbewegen veranderde van quadrupedaal (op vier voeten) naar bipedaal (op twee voeten). Deze veranderingen worden gezien als de belangrijkste kenmerken van de eerste mensachtigen.[11],[12],[13] De Australopithecus afarensis, die zo’n 4 miljoen jaar geleden leefde, stond recht op, was bipedaal, maar klom ook nog in de bomen.[14],[15] Onderzoekers kunnen bipedie onder andere dankzij de vorm van de bekken en de plaats van het dijbeen bij fossielen, vaststellen.[16]

Er zijn verschillende theorieën over de reden waarom de eerste mensen uit de relatief veilige bomen zijn gekomen.[17] De meest bekende is de ‘Savanne-hypothese’. Deze hypothese verklaart het uit de bomen komen aan de hand van het klimaat: doordat het klimaat warmer werd, zouden er minder bomen zijn en werd het land meer bedekt met Savanne. Noodgedwongen zouden de mensen de bomen moeten hebben verlaten en stukken moeten lopen op zoek naar voedsel. Echter, op 19 juli 2001 vond Michel Brunet een schedel van een mensachtige die gedateerd werd van tussen de 6 en 7 miljoen jaar oud. Doordat de schedel enkele gelijkenissen had met latere schedels van bipediën, zou het geen rare conclusie zijn dat deze Sahelanthropus tchadensis ook al op twee benen liep.[18],[19] Maar ook later gevonden fossielen bewijzen dat de voorouders al miljoenen jaren voordat Afrika bedekt was met savanne, zich reeds bipedaal voortbewogen.[17]

Lange tijd werd gedacht dat doordat de oude mens steeds meer ging lopen, ook meer rechtop ging lopen. Er werd gedacht dat rechtop lopen minder energie zou kosten dan op 4 voeten lopen. Dit is door onderzoek echter verworpen.[20] Over de werkelijke toedracht waarom mensachtigen uiteindelijk rechtop zijn gaan lopen, tast men vooralsnog in het duister.

Ontwikkeling tot carnivoor en de mogelijkheid tot duurloop

Nadat de eerste mensachtigen de mogelijkheid tot lopen hadden ontwikkeld, zo blijkt uit fossiel onderzoek, ontwikkelde de genus Homo zo’n 2 miljoen jaar geleden de capaciteit om te rennen.[21] Evolutionair gezien heeft deze ontwikkeling op zich weinig nut, omdat de Homo ten opzichte van de meeste zoogdieren relatief langzaam was. Het is dan ook niet de mogelijkheid om te rennen, maar het vermogen om dit een langere tijd vol te houden, wat evolutionair voordeel heeft opgeleverd. Andere primaten, evenals de meeste zoogdieren, hadden deze duurloop capaciteit niet.[21]

Doordat het menselijk lichaam het haar kwijt raakte, was het beter in staat overvloedige hitte naar de omgeving te geleiden. Bij zoogdieren zorgt de vacht er niet alleen voor dat zij minder last hebben van de omgeving, maar ook dat het lichaam van het dier zijn hitte niet kwijt kan aan de omgeving.[22] Het kalende lichaam in combinatie met de steeds beter ontwikkelde zweetklieren, zorgde ervoor dat mensen in staat waren langere afstanden te rennen dan de meeste zoogdieren.[23]

Ook in onderzoek naar de ontwikkeling van het menselijk geraamte wordt gezocht naar de ontwikkeling van de mogelijkheid tot duurloop. Aangezien in het evolutieproces de verandering van de proporties in de voorvoet van de mens geen voordeel zou hebben geleverd bij lopen en zelfs een nadeel bij het rennen, lijkt dit erop te duiden dat de mogelijkheid tot duurloop zich heeft ontwikkeld als gevolg van deze verandering in de proporties.[24] Deze hypothese wordt echter slechts indirect door onderzoek ondersteund.[25]

Door de mogelijkheid tot duurloop ontstond er een nieuwe manier om aan voedsel te komen. Want hoewel zoogdieren vaak sneller waren, raakten zij eerder uitgeput dan de mensachtigen. Doordat deze laatsten op een constante manier energie verbruikten konden zij achtervolgen op snelheden die hun prooien tot inefficiënt energieverbruik dwongen, met snelle uitputting tot gevolg.[23]

 

Referenties:
1. Stephen Tomkins, The Origins of Humankind (Cambridge: Cambridge University Press, 1998).
2. Rebecca L. Cann, “In Search of Eve, A DNA Trail Leads to a Single African Woman, 200,000 Years Old,” The Sciences (september/oktober 1987), p. 30.
3. Charles Darwin, The Descrent of Man (Forgotten Books, 2007), p. 135.
4. Ongepubliceerd artikel van S. de Bruin: “Intelligent design – Religie of wetenschap?”.
5. Ongepubliceerd artikel van D. de Wit: “De laag des levens – De wisselwerking tussen mens en atmosfeer”.
6. Richard G. Klein en Blake Edgar, The dawn of human culture (John Wiley and Sons, 2002), p. 7.
7. Masami Hasegawa et al., “Dating of the human-ape splitting by a molecular clock of mitochondrial DNA,” Journal of Molecular Evolution 22 (Springer New York, oktober 1985), p. 171.
8. Max Ingman et al., “Mitochondrial genome variation and the origin of modern humans,” Nature 408 (7 december 2000), pp. 710-711.
9. Lars Jeuk et al., “Structural variation in the human genome,” Nature Reviews Genetics 7  (februari 2006), p. 85.
10. Sigrún Sigurðardóttir et al., “The Mutation Rate in the Human mtDNA Control Region,” The American Society of Human Genetics 66 (Elsevier Inc., mei 2000), pp. 1599-1609.
11. Katherine K. Whitcome et al., “Fetal load and the evolution of lumbar lordosis in bipedal hominins,” Nature 450 (13 december 2007), pp. 1075-1078.
12. K. Galik et al., “External and Internal Morphology of the BAR 1002’00 Orrorin tugenensis Femur,” Science 305 (3 september 2004), pp. 1450-1453.
13. Peter B. deMenocal, “African climate change and faunal evolution during the Pliocene–Pleistocene,” Earth and Planetary Science Letters 220 (30 maart 2004), pp. 3-24.
14. Jean-Pierre Changeux en Jean Chavaillon, Origins of the human brain (Oxford University Press, 1996).
15. Jack T. Stern Jr. en Randall L. Susman, “The locomotor anatomy of Australopithecus afarensis,” American Journal of Physical Anthropology 60 (datum onbekend), pp. 279-317.
16. Zie 14, p. 107.
17. Zie 13, p. 4.
18. Michel Brunet et al., “A new hominid from the Upper Miocene of Chad, Central Africa,” Nature 418 (11 juli 2002), pp. 145-151.
19. Bruce Bower, “Evolution’s Surprice, Fossil find uproots our early ancestors,” Science News 162 (13 juli 2002), p. 19.
20. Taylor C.R. en Rowntree V.J., “Running on two or on four legs: which consumes more energy?,” Science (12 januari 1973), p.
21. Dennis M. Bramble en Daniel E. Lieverman, “Endurance running and the evolution of Homo,” Nature 432 (18 september 2004), p. 345.
22. David R. Carrier et al., “The Energetic Paradox of Human Running and Hominid Evolution,” Current Anthropology 25 (augustus – oktober 1984), p. 486.
23. Zie 22, p. 487
24. Campbell Rolian et al., “Walking, running and the evolution of short toes in humans,” Journal of Experimental Biology 212 (13 februari 2009), p. 713.
25. Zie 24, p. 719.

De dood, een verkenning

De dood, wellicht het meest interessante verschijnsel wat we in het leven kennen. Door velen gevreesd, ongeliefd, vaak zeer onbegrepen en soms zelfs gezien als het ultieme kwaad.

Het is echter maar de vraag of we zonder de dood überhaupt waarde aan het leven zouden toekennen. Zonder de dood zou het leven met al haar diversiteit al snel volledig vastlopen. De dood is dan ook minstens net zo een belangrijk onderdeel van het leven als de geboorte.

Ieder mens heeft zich wel eens de “grote vragen des levens” gesteld. Wat gebeurt er met ons als we doodgaan, is daar een belangrijke van. Een gelijkwaardige vraag die veel minder gesteld wordt is waar we waren voordat we werden geboren.

In een groot gedeelte van de wereld gelooft men in reïncarnatie (Latijn: carne =”opnieuw in het vlees”). Dat denkbeeld beantwoord beide vragen. Zij kennen zelfs een soort tussenwereld met stadia van na de dood tot aan de wedergeboorte. Ook wel bardo’s genoemd.

Bij ons in het Westen hadden de overheersende religies hele andere denkbeelden. De dood werd hier vooral gebruikt als pressiemiddel om mensen te laten gehoorzamen. Als je niet leefde zoals de kerk het voorschreef liep je het risico voor eeuwig in het hellevuur te branden. Van de andere kant als je netjes deed wat de kerk wilde, of voldoende geld aan ze gaf om aflaten te kopen, ging je juist een ultiem plezierig leven na de dood tegemoet in de hemel.

Dit beeld van de hemel en de hel heeft ondanks afnemende macht van de kerk nog steeds een grote invloed op het beeld van de dood van veel mensen hier. Velen zien de dood nog steeds als iets wat gevreesd moet worden. Wat zou er echter gebeuren als we geen angst voor de dood zouden hebben?

Als er geen angst voor de dood is valt eigenlijk elke bron van angst weg omdat alle angsten hun kracht ontlenen aan de angst voor de dood. Een bevolking zonder angst voor de dood is moeilijker (met geweld) te controleren. Hoe kun je zonder angst voor de dood immers mensen nog in gehoorzaamheid dwingen?

De hemel en de hel, een idee over het leven na de dood wat lang dominant was in Europa dankzij de hier overheersende religies. Dit in groot contrast tot het idee van reïncarnatie wat in veel Oosterse religies dominant was.

Gelukkig  is de tijd dat het Westen gedomineerd werd door de kerk  afgelopen en hebben we inmiddels de beschikking over de wetenschappelijke methode. Laten we deze methode eens gebruiken om de dood en haar verschijnselen te verkennen.  En is er vanuit de wetenschap enige ondersteuning te vinden voor een denkbeeld als reïncarnatie?

Als we ons afvragen wat er eigenlijk met ons gebeurt na de dood, over wie of wat hebben we het dan eigenlijk?
Dit is een andere vraag des levens waar ook nog geen volledig antwoord op gevonden is. Maar laten we beginnen met wat we wel al weten. We hebben in ieder geval ons lichaam, laten we daarmee beginnen.

Het fysieke lichaam
Ons lichaam wordt samengesteld door het continu opnemen en inbouwen van materie. Dit doen we door te eten en te drinken en te ademen. Als we doodgaan wordt het lichaam wat we tijdens ons leven hebben opgebouwd weer afgebroken. Het wordt  hierna als bouwmateriaal gebruikt voor andere organismen.

Eigenlijk transformeert ons lichaam na ons overlijden dus in vele verschillende andere nieuwe levensvormen. Ons lichaam voedt een boom, waar een rups weer van eet. En als die rups wordt opgegeten door een vogel vliegt wat eens ons lichaam was nu in de vorm van een vogel de wereld over.

Als we aannemen dat we alleen ons lichaam zijn, dan is reïncarnatie een feit en ook wetenschappelijk en rationeel volledig te begrijpen.  Het lichaam reïncarneert  in vele verschillende nieuwe vormen van leven.

Sterker nog deze transformatie is zelfs tijdens het leven al volop waarneembaar. We bouwen continu ons lichaam op en gebruiken materialen om cellen te vervangen. Ook nemen we in het leven continu afscheid van onderdelen van ons lichaam. Denk hierbij aan ontlasting, afgeknipte nagels, haar, etc.

Zo bekeken zijn onze lichamen continu in een soort stroming of flux waarbij we continu materie uitruilen met andere organismen die zo ook hun eigen lichamen onderhouden. Vanuit dit standpunt bekeken is er dus continu leven, zowel voor de geboorte van ons lichaam, tijdens ons lichamelijke leven, en na het overlijden van ons lichaam. Ons lichaam is slechts tijdelijk een onderdeel van deze continue flux tussen levende organismen.

Ter illustratie van dit denkbeeld  is The Fountain is een film die de dood vanuit verschillende hoeken belicht.  Onder andere vanuit de Maya mythologie waarbij de dood als een creatief proces voor het scheppen van nieuw leven wordt gezien.

Het bouwplan / de informatiedrager van ons lichaam, ons DNA
Naast de materie waaruit ons lichaam bestaat bevat ons lichaam nog een andere belangrijke component; de informatie van het bouwplan van ons lichaam. Dit bouwplan is vastgelegd in het DNA.

DNA kan worden gezien als informatiedrager, het bouwplan van het fysieke lichaam.

Deze informatie van het lichamelijke bouwplan kan voor de helft worden doorgegeven aan een volgende generatie door onszelf voort te planten. Ook zien we ons eigen lichaam hierdoor in een ander licht.

Als we terugkijken waar ons eigen lichaam vandaan komt zien we dat dit een gift is van vele generaties voorouders. We hebben ons lichaam te danken aan alle levende wezens voor ons die vanaf het begin van het leven continu hun bouwplan (gedeeltelijk) hebben doorgegeven. Continue aangepast aan de omstandigheden en over vele generaties getest is daar het unieke bouwplan van ons lichaam uit voortgekomen.

Enige dankbaarheid lijkt hier op zijn plaats ongeacht wat we zelf van ons lichaam vinden. Interessant aan DNA is dat de informatie en complexiteit van het bouwplan van een lichaam continu kan doorontwikkelen over generaties.

De bouwmaterialen van het lichaam zelf worden continu gerecycled maar de informatie van het bouwplan blijft als het succesvol genoeg is om voort te bestaan behouden en wordt doorgegeven. Als het leven daadwerkelijk uit 1 punt is ontstaan dan zouden we kunnen zeggen dat alle biodiversiteit die we kennen een grote waaier is met hetzelfde beginpunt.

In een bepaalde zin zou je voorplanting dus als een vorm van reïncarnatie kunnen zien. Met de informatie van het bouwplan wat je doorgeeft kan er weer een heel uniek nieuw lichaam worden samengesteld. Ook in deze definitie is reïncarnatie wetenschappelijk te bewijzen en rationeel goed te begrijpen.

Tot zover het lichaam. Als we geloven dat we alleen ons lichaam zijn kunnen we met de hierboven gebruikte definities reïncarnatie zien als een duidelijk beredeneerbaar en wetenschappelijk te bewijzen fenomeen. Maar sommige mensen geloven dat we meer zijn dan allen ons lichaam, laten we daarom proberen wat verder te kijken dan ons fysieke lichaam.

De Ouroboros visualiseert het idee dat het leven inplaats van rechtlijning met een begin en een einde, een cyclus is die zichzelf continu vernieuwd.

Gedachten en Ideëen
Ik denk dus ik ben. Op de vraag wie of wat wij precies zijn, zijn er mensen die geloven dat we ons denken en onze ideeën zijn. Als we dat even aannemen dan volgt de volgende vraag. Wat gebeurt er met onze gedachten en onze ideeën als we sterven?

Ideeën  en gedachtes kunnen tijdens het leven worden doorgegeven. En zelfs na het leven is dat nog mogelijk als je je ideeën bijvoorbeeld op kleitabletten, papier of video hebt gezet. Als mensen je ideeën interessant genoeg vinden nemen ze deze over en zou je kunnen zeggen dat je ideeën reïncarneren in die mensen. Als die mensen hetzelfde idee vervolgens ook weer communiceren kunnen ze zo nog verder worden verspreid.

Ideeën kunnen in het verstand van andere mensen reïncarneren.

Eigenlijk lijkt de kringloop van ideeën een heleboel op de kringloop van de materie in ons lichaam. We nemen de hele tijd ideeën over uit onze omgeving en geven ook weer ideeën door aan anderen. Ook hier zit dus een soort continue stroom in met verbinding tot andere wezens.

Ook lijken ideeën gedeeltelijk op ons DNA.  Ook op ideeën vindt een selectie plaats, daarnaast kunnen ze worden versmolten om zo een complexer of beter nieuw idee te vormen. Er lijkt dus ook bijna een soort evolutie in te zitten.

Samenvattend kan men zeggen dat een gedeelte van onze ideeën tijdens en wellicht ook na ons leven zal reïncarneren in anderen. Een ander gedeelte zal wellicht ophouden te bestaan op het moment dat wij niet langer in staat zijn ze naar anderen te communiceren.

De ziel
Sommige mensen geloven dat we meer zijn dan ons lichaam en onze gedachten en ideeën, zij geloven in een soort zelfstandige kern die hier los van staat, ook wel bekend als onze ziel. Wikipedia geeft de volgende definitie: “De ziel is in de meest gebruikte betekenis de niet-materiële, spirituele component van de mens. In een andere (esoterische) opvatting is het de drager, de uitdrukking of het voertuig van het ego of de (eeuwige) geest.”

Ook lijkt de traditionele definitie van reïncarnatie zich vooral met de ziel bezig te houden. Het is hierbij de vraag of onze ziel opnieuw geboren zal worden in een nieuw lichaam. Het is per definitie moeilijk deze vraag op te lossen met de wetenschappelijke methode omdat de wetenschap zich juist met materiële dingen bezighoudt omdat die objectief meetbaar zijn.

Als een ziel per definitie non-materieel van aard is en wetenschap per definitie alleen maar iets kan zeggen over materiële zaken, lijkt het erop dat het moeilijk wordt de ziel ooit met wetenschap aan te tonen.

De definitie van de ziel is juist dat ze niet materieel van aard is. Daarbij is wetenschap een methode van kennisvergaring waarbij communicatie tussen mensen nodig is om gegevens en experimenten te kunnen verifiëren. Zelfs al zou er iets los kunnen staan van een lichaam, het zal toch een lichaam nodig hebben om dat te kunnen communiceren naar andere mensen. Dit zijn twee zaken die het onderzoek hierin sterk beperken of wellicht zelfs buiten het vlak van de wetenschap plaatsen.

Toch is er wel degelijk wetenschappelijk onderzoek gedaan naar een kern/ziel/bewustzijn dat onafhankelijk van het lichaam kan bestaan. Dit is namelijk precies wat het boek: “Honderd jaar onderzoek toont aan, de dood is niet het einde” geschreven door Ian Currie (ISBN 9032501194) heeft gedaan. De methode van onderzoek en de resultaten zijn zeer  interessant. Hij heeft vooral systematisch observaties van mensen verzameld die te maken hebben met verschijnselen rond de dood. Het gaat hier onder andere over zaken als sterfbedvisioenen, bijna dood ervaringen (BDE), herinneringen van kinderen en volwassenen aan vorige levens, etc.

Ook wordt er momenteel nog  veel wetenschappelijk  onderzoek rond dit soort verschijnselen gedaan. Pim van Lommel is hier een goed voorbeeld van, hij is een Nederlandse arts die veel te maken heeft met mensen die succesvol gereanimeerd zijn na een (zware) hartaanval, hij legt deze mensen vragenlijsten voor over of zij bijna dood ervaringen (BDE) hebben ervaren en verzamelt zo waardevolle gegevens over hoe vaak dit verschijnsel voorkomt en wat voor aspecten een BDE allemaal kan hebben, en bij wie welke verschijnselen wel en niet voorkomen.

Hierover publiceerde hij een uitgebreid artikel in o.a. het vooraanstaande wetenschappelijke blad the Lancet. Ook schreef hij een boek over dit onderzoek met de titel: “Eindeloos bewustzijn” (ISBN:9789025957780). Hierin concludeert hij:
Een ‘bijna-dood ervaring’ is een authentieke ervaring die niet is te herleiden tot fantasie, psychose of zuurstoftekort. Het verandert mensen blijvend. Volgens Van Lommel is de heersende, materialistische visie van artsen, filosofen en psychologen op de relatie tussen hersenen en bewustzijn te beperkt om het verschijnsel te kunnen duiden. Er zijn goede redenen om aan te nemen dat ons bewustzijn niet altijd samenvalt met het functioneren van onze hersenen: het kan ook los van ons lichaam ervaren worden.

Dit soort publicaties laten ons met een nieuwe blik tegen zaken zoals de dood en de oorsprong & aard van ons bewustzijn aankijken. De wetenschap levert nog zeker geen duidelijke antwoorden,  maar ze maakt wel heel duidelijk dat er nog een hele wereld openstaat om meer onderzoek in te gaan doen. Wie zich met een open vizier en een nuchter en gezond verstand inleest in de beschikbare literatuur gebaseerd op wetenschappelijke experimenten staat in ieder geval in voor een interessante en leerzame reis.

Een visuele weergave van het idee van reïncarnatie en de continue transformatie van leven van de ene vorm in de andere.

Wat doet ons beeld over de dood met hoe we in het leven staan?
Wat voor consequenties heeft ons beeld over de dood voor ons huidige leven? Stel dat we erachter komen dat we daadwerkelijk een ziel hebben die losstaat van het wel of niet hebben van een bruikbaar levend lichaam. Kortom we kunnen weten, inplaats van “geloven of denken”, dat we eerder hebben geleefd en ook na dit leven mogelijk terugkomen. Zou dit onze levensinstelling veranderen?

En zo ja, op wat voor manier zou het ons leven beïnvloeden? Worden we luier omdat het altijd later nog in een ander leven kan?  Of gaan we ons leven juist met minder angst en met meer verantwoordelijkheid tegemoet, omdat hoe we de aarde nu achterlaten van invloed zal zijn op ons volgende leven?

En wat doet het met ons wereldbeeld? Als we geloven dat we  alleen ons lichaam zijn is voortbestaan wellicht het meest logische wereldbeeld. Echter als onze ziel “onsterfelijk” is valt dat idee eigenlijk weg.

Als reïncarnatie van de ziel bestaat lijkt het leren van levenslessen een betere verklaring voor het feit dat we hier op aarde zijn. Als we toch meerdere keren op aarde kunnen terugkomen, zouden we dan kunnen zeggen dat we als het ware met zijn allen op dezelfde “Earthschool” zitten waarbij we elkaar helpen bij het leren van onze lessen?

“Life is the school,
Love is the lesson.”

-Unknown

“The fear of death is a mere smokescreen for the fear of love”
– Byron Katie (citaat uit Losing the Moon)

Het leven als een plek om lessen te leren om zo verder te groeien spreekt mijzelf in ieder geval aan. Maar goed ik ben me er zeer bewust van dat het niet meer is dan een interessant en comfortabel denkbeeld. Realistisch gezien is het zo dat een wetenschappelijke basis voor het bestaan van de ziel en voor reïncarnatie momenteel niet is aan te tonen.

Dat betekent echter niet dat mensen hun geloven of ideeën hierover dienen op te geven. Eerder roept het op om deze ideeën zo goed mogelijk te onderwerpen aan een grondig onderzoek en te zien wat er dan van overblijft. Het is uit het wetenschappelijke werk wat tot nu toe is gedaan duidelijk dat er systematische patronen in de verschijnselen rondom de dood te vinden zijn. Het is de uitdaging om met wetenschappelijke experimenten hier een verklaring voor te vinden.

Voor de mensen die zichzelf afvragen of je eerdere levens kunt herinneren kan de volgende oefening waarin je zelfregressie kunt doen wellicht uitkomst bieden. Ook dit kan interessante observaties opleveren die als vele mensen ze hebben er patronen in ontdekt kunnen worden waar de wetenschap mee aan de gang kan.

Conclusie
reincarnationSamenvattend is het bijna paradoxaal om te zien dat juist de mensen die geloven dat ze niet meer dan een lichaam zijn, het meest zeker kunnen zijn van “reïncarnatie”. Al zou transformatie van het lichaam in andere levensvormen wellicht een betere term zijn. Daarnaast vereist het succesvolle voortplanting om het bouwplan van het lichaam te laten reïncarneren. Ook mensen die geloven dat we onze ideeën zijn hebben weinig reden om te vrezen voor de dood aangezien ook ideeën continue “reïncarneren” in anderen.

Voor de mensen die echter geloven dat er “meer is tussen hemel en aarde” is er in de wetenschap nog geen bewijsmateriaal voor dit geloof. Wel is de wetenschap druk bezig met onderzoek rond zaken als de dood en bewustzijn en is er voor iedereen met interesse hierin een schat aan informatie te vinden. Ter afsluiting twee voorbeelden hiervan, BBC docu – “The day I died” en “Through The Wormhole – Life after Death“.

Aanverwante artikelen:
-) Website – www.pimvanlommel.nl
-) Website – Retourtje Hiernamaals
-) Films over Bijna Dood Ervaringen op Youtube
-) Het Tibetaanse boek van de doden
-) Eindeloos Bewustzijn
-) DMT – The Spirit Molecule

-) In het licht van voortbestaan
-) Diversiteit, de bouwsteen van het leven
-) Het begin en einde van goed en kwaad
-) Ego: het strategische zelf
-) Eigen en sociale identiteit

Veelgestelde vragen over Esperanto

Het onderwerp Esperanto is al enkele keren aan bod gekomen. Uit de reacties op de artikelen begrijp ik dat het idee over het algemeen als interessant wordt gezien, er zijn daarnaast echter ook nog een heleboel vragen.  Hierbij een poging om die vragen grotendeels te beantwoorden. Voor de mensen die nog niet weten wat Esperanto is, zij kunnen de artikelen die hier eerder op de website over verschenen bekijken op Esperanto, een taal die de wereld opent, en Esperanto als Europese taal?

1. Wat is Esperanto?
Esperanto is een handig communicatiemiddel voor gesprekken tussen mensen met verschillende moedertalen.
De wereld wordt steeds internationaler. Mensen, geld en goederen bewegen zich steeds vrijer. Maar omdat de mensen verschillende talen spreken, die lastig aan te leren zijn, kunnen gedachten zich niet zo volkomen vrij bewegen. Esperanto is een oplossing die zeer makkelijk taalbarrières overbrugt. Wie Esperanto leert, zegt tegelijkertijd: “Ik sta open voor de wereld”.

2. Hoeveel mensen spreken Esperanto, wereldwijd gezien?
Genoeg om te kunnen zeggen dat men de smaak van een echte internationale gemeenschap te pakken kan krijgen. Er is jammer genoeg geen enkele manier om erachter te komen hoeveel mensen Esperanto spreken, net zomin als het mogelijk is om te tellen hoeveel mensen Latijn spreken, of, buiten China, Chinees. Het aantal ligt waarschijnlijk ergens tussen de 50.000 en twee miljoen. In ieder geval zijn er genoeg esperantisten, en voldoende verspreid over deze planeet, om een groeiende internationale cultuur te bewerkstelligen.

Een actuele weergave van Esperantosprekers die deelnemen aan het gratis reisnetwerk Pasporta Servo

3. We hebben toch al het Engels als internationale taal. Hebben we echt een nieuwe taal nodig?
Nieuwe culturen brengen nieuwe talen voort. De internationale cultuur is hierop geen uitzondering.
Het Engels is een fantastische taal, net zoals elke andere taal fantastisch is binnen zijn eigen cultuur. Maar is het Engels echt “internationaal”? Hier zijn drie dingen om over na te denken:
Geen van de vele organisaties die diverse staten of regeringen omvatten (zoals de UN, de Europese Unie of Interpol) gebruikt alleen maar het Engels, en hetzelfde geldt voor het merendeel van de internationale niet-regeringsorganisaties. Het is een feit dat zowel de UN als de EU meermaals genoodzaakt waren om het aantal officiële talen uit te breiden.
De gedachte dat men het Engels overal ter wereld kan gebruiken, is een illusie. Een bezoek aan Zuid-Amerika, gebieden in Afrika waar men o.a. Frans, Russisch, Chinees, Japans spreekt, toont duidelijk aan dat het werkelijk een illusie betreft wanneer men met mensen probeert te praten buiten het gangbare circuit van grote hotels, vliegmaatschappijen en dergelijke. Zelfs in Europa kan men vaak niet met Engels terecht, en waar dat wel mogelijk is, is het spectrum aan bespreekbare onderwerpen in het algemeen beperkt.
Veel Japanners en Chinezen leren tien jaar Engels op school, toch kan het grootste gedeelte van de leerlingen het niet spreken. En maar zeer weinig Europeanen kunnen na een meerjarige studie van het Engels de vaardigheid bereiken die een geboren spreker bezit. Esperanto kan na een relatief korte studieperiode en oefening een taal worden die men als eigen taal voelt.

4. Kan een levende taal blijven bestaan zonder een eigen volk of land?
Ja. Wat niet kan, is een levende taal zonder gemeenschap van mensen die hem gebruiken, liefhebben en vertroetelen, maar die gemeenschap kan iets anders zijn dan een volk, en verspreid zijn over de hele aardbol. In de middeleeuwen was het Latijn een levende taal zonder volk: een professor uit Cambridge, Koln of Praha gaf destijds les in Parijs in het Latijn, en iedereen vond dat normaal. De gemeenschap van Esperanto-sprekers lijkt in zekere zin op een volk, waarin mensen uit elk volk deelnemen, die hun eigen identiteit behouden maar er een nieuwe, “menselijke” identiteit aan toevoegen. Men zou kunnen zeggen dat Esperanto een “volk” bezit, dat de hele wereldbevolking zou kunnen zijn.
Niet huidskleur en ontbijtgewoontes geven het leven aan een taal, maar de wil om te communiceren. Dat die wil bestaat, toont het Internet aan, dat in de afgelopen jaren explosief is gegroeid. Die ontwikkeling was mogelijk, doordat men overeenkwam dat computers onderling dezelfde code, d.w.z. taal, gebruiken wanneer ze met elkaar communiceren, of ze nu uit de Macintoshwereld, de Windowswereld of Unix/Linuxwereld komen. Het was een logische ontwikkeling. Waarom zou die logica niet opgaan voor mensen uit verschillende culturen en talen?

5. Is het de bedoeling dat het Esperanto de andere talen op den duur gaat vervangen?
Absoluut niet. Esperanto is juist een verdedigingsmiddel voor het bestaansrecht van elke taal.
Een van de grote voordelen van Esperanto is dat het geen landstaal is, maar een taal die gebruikt wordt door mensen met een verschillende taalachtergrond om meningen en gedachten uit te wisselen, of gevoelens uit te drukken. Esperanto is dus geen concurrent van nationale of plaatselijke talen, maar draagt juist bij aan het afschaffen van de taalonderdrukking die op dit moment op verschillende manieren plaatsvindt op de wereld.
Bovendien is de mogelijkheid om direct persoonlijk contact te leggen met mensen uit een andere cultuur waarschijnlijk de effectiefste methode om meer te weten te komen over de ons omringende culturele en menselijke diversiteit en zich daarmee te verrijken. Zulke ervaringen vergroten vaak de nieuwsgierigheid naar en belangstelling voor andere talen en culturen.
Veel mensen die Esperanto geleerd hebben, krijgen zelfvertrouwen – “Kijk, ik kan een vreemde taal leren!” en veel van hen zijn later een andere taal gaan leren. Veel esperantisten zijn niet alleen in het Esperanto geïnteresseerd, maar ook in vreemde talen en culturen in het algemeen.

Esperanto is een taal die nationaliteit overstijgt en mensen van over de hele wereld een mogelijkheid biedt om met elkaar te communiceren.

6. Is de grootschalige invoering van het Esperanto niet een utopie? Het lijkt een ongeloofwaardig idee.
Elke belangrijke en nuttige vooruitgang is het realiseren van een droom. Alleen zij die nu al de toekomstige ontwikkeling kennen, kunnen zeggen of iets een utopie is of niet. Wie bijvoorbeeld had in mei 1989 de val van de Berlijnse muur voorzien, of het uiteenvallen van de Sovjetunie? Mensen kunnen gewoon niet in de toekomst kijken. In veel sciencefiction-romans zouden ingewikkelde toestanden niet bestaan hebben als de spelers een mobiele telefoon hadden gehad. Die zijn nu aan de orde van de dag, maar schrijvers van toekomstromans hebben het niet verzonnen. Zijn de industriële revolutie en de huidige technische ontwikkeling niet één grote utopie die voortdurend werkelijkheid wordt?
Op dit moment is Esperanto veel meer dan een utopie. Het is een echt voorstel, een resultaat van 120 jaar gebruik, op alle continenten en onder alle omstandigheden van het leven.
De taalproblemen die we vandaag de dag meemaken in internationale communicatie zitten dringend om een oplossing verlegen. Mensen denken wel eens “het probleem was er altijd en zal ook wel altijd blijven” maar de geschiedenis wemelt van problemen die opgelost zijn. Is het ondenkbaar dat we erin zullen slagen dit probleem ook op te lossen?
Het kan veel esperantisten helemaal niet schelen of Esperanto ooit op grote schaal wordt ingevoerd. Ze genieten gewoon van de taal en van de wereldgemeenschap eromheen, bijvoorbeeld door te corresponderen, te reizen of muziek te maken.

7. Tegenwoordig zijn steeds meer mensen geïnteresseerd in het spreken van een dialect. Is dit niet tegenstrijdig met het idee van het Esperanto als internationale taal?
Paradoxaal genoeg leidt de aandacht voor dialecten in dezelfde richting als de belangstelling voor het Esperanto.
Dialecten zijn vaak beter in staat gevoelens en relaties uit te drukken die specifiek zijn voor een plaatselijke, vaak kleine gemeenschap. Op eenzelfde manier is het Esperanto speciaal geschikt om uit te drukken wat niet behoort tot landelijke of plaatselijke cultuur, maar wat alle mensen gemeen hebben. In het ideale geval kent elk mens drie talen en drie identiteiten: een plaatselijke, een nationale of regionale, en een mondiale. De ervaring leert dat deze zonder problemen kunnen samengaan. Een inwoner van Colmar, Frankrijk, spreekt thuis zijn Duitse Elzasdialect, kent de landstaal (Frans) en gebruikt daarnaast het Esperanto in zijn contacten met de rest van de wereld; hij voelt zich tegelijkertijd Elzasser, Fransman en wereldburger, en heeft waarschijnlijk een rijker cultureel leven dan een Fransman die alleen maar Frans beheerst.

8. Is het niet zo dat elk volk een andere variant van het Esperanto spreekt, zodat zij elkaar niet meer kunnen verstaan?
Wanneer de talen niet op elkaar lijken is dat een aanduiding dat de volken ofwel geen wederzijds contact willen, ofwel niet kunnen hebben. Het Latijn werd meerdere eeuwen over een uitgestrekt gebied gebruikt, en in die tijd bleef het onverdeeld. Pas na de val van het Romeinse Rijk splitsten zich allerlei dialecten af en ontstonden de Latijnse talen, waarmee het onderling contact verviel.
De ontwikkelingen in de techniek hebben de vraag al beantwoord of we contacten kunnen leggen–satellieten, computernetwerken, draagbare telefoons, massacommunicatiemiddelen, treinen, vliegtuigen, auto’s… en Esperanto is op zichzelf een sterke uitdrukking van het feit dat mensen echt direct onderling contact willen hebben.

9. Is Esperanto niet tegennatuurlijk, omdat het een gecontrueerde taal is?
Elke taal is het product van menselijke creativiteit. Veel dingen die ons natuurlijk voorkomen, zoals brood, rozen, varkens, honden, komen uiteindelijk ook voort uit de toepassing van onze creativiteit op de natuur.
De basisstructuur van het Esperanto is ontstaan door het selecteren en verfijnen van eigenschappen die de evolutie in de verschillende ‘natuurlijke’ talen heeft doen ontstaan. Daardoor doet Esperanto zeer natuurlijk aan. Die natuurlijke indruk komt ook doordat het Esperanto, net zoals het merendeel van de talen, zich houdt aan de natuurlijke neiging van het menselijk brein om betekenisonderdelen in de taal te generaliseren. In veel talen bestaat een apart woord voor het concept ‘beter’. Kinderen die zo’n taal leren spreken, gebruiken echter eerst de uitdrukking ‘goeder’, omdat ze de betekenis van ‘-er’ opmerken in ‘langer’, ‘jonger’, ‘mooier’ enz, en dat abstraheren naar het begrip ‘goed’. Slechts na veelvuldig corrigeren door ouders, juffen en meesters, of uit drang de anderen te imiteren, vervangen zij de natuurlijke vorm door de juiste, ‘normale’ vorm. Zo gaat het met alle onregelmatigheden. Er zijn talen waarin men bij het vormen van een werkwoordsvorm niet de gebruikelijke methode hanteert, nl. een achtervoegsel gebruiken of veranderen, maar wijzigt men een klinker in het werkwoord (nemen – nam). Ook in die gevallen merkt men op dat kinderen of buitenlanders in het begin van nature de algemene regel toepassen en niet direct de onregelmatigheden zich eigen maken. Zulke moeilijkheden komen in het Esperanto veel minder voor.
Wat wonderlijk is bij het ontstaan van het Esperanto, is dat de initiatiefnemer, L.L. Zamenhof, erin slaagde omstandigheden te scheppen waaronder de taal iets levends kon worden, indien verschillende mensen hem zouden gebruiken om in de praktijk met elkaar te praten. Dat gebeurde daadwerkelijk, en het gebruik ervan veranderde het project in een levende taal. Waar de onbekende oogarts uit Warschau in het jaar 1887 de kiem van legde in de vorm van een kleine brochure, was in feite niet meer dan een zaadje. Wel een zaadje dat in vruchtbare aarde viel (mensen die verlangden naar een taal die taalbarrières kon doorbreken) en dat in die aarde tot een levende taal kon uitgroeien.
Hoewel het zaad van Esperanto maar door een enkeling is gezaaid, ontwikkelt de taal zich net als andere talen, namelijk door het gebruik. Hoewel de basis altijd hetzelfde zal blijven, zoals in het boek Fundament van Esperanto is gepubliceerd, heeft de taal nu heel wat woorden en uitdrukkingen die zij honderd jaar geleden niet had. Esperanto wordt dus voortdurend rijker. De ontwikkeling en documentatie van de taal wordt gevolgd door de Academie van het Esperanto.

Esperanto bewijst al meer dan 120 jaar dat mensen uit vele verschillende culturen prima met elkaar kunnen communiceren in het Esperanto.

10. Waarom doen vooraanstaande taalkundigen negatieve uitspraken over het Esperanto?
Taalkundigen begrijpen de complexiteit van een taal het best. Misschien is het wel juist daarom dat veel van hen, die overigens zeer bekwaam zijn, niet kunnen geloven dat Esperanto kan functioneren als een volledige, levende taal en dus de moeite waard is om onderzocht te worden.
Een taal is iets zo complex en kwetsbaars, dat het verschijnen van een echte, rijke, levende taal gebaseerd op een ontwerp van een jongeling (Zamenhof was pas 27 jaar toen hij Esperanto aanbood, na meer dan tien jaar aan de taal te hebben gewerkt) iets uiterst onwaarschijnlijks is. Natuurlijk is men sceptisch. Maar als men de feiten nagaat, kan men zien dat Esperanto wonderwel werkt in internationale communicatie.

11. Kan het Esperanto gebruikt worden voor diepgaande discussies, poëzie en voor het onder woorden brengen van gevoelens?
Jazeker. Poëzie staat al in de eerste brochure die in 1887 uitkwam. Er verschijnen regelmatig dichtbundels, en vele beroemde klassieke gedichten zijn in het Esperanto vertaald.
Het gegeven dat er goede Esperantovertalingen bestaan van de Monadologie van Leibniz, de Sonnetten van Shakespeare, verschillende Kuifjeboeken van Hergé, In de Ban van de Ring van Tolkien, van Hongerige Steen van Tagore, het Dagboek van de Gek van Lu Xun, de Bijbel, de Koran en de Analecten van Confucius, en dat er veel poëtische werken verschijnen, bewijst de geschiktheid van het Esperanto voor literair werk.
Een discussie wint aanzienlijk in helderheid, onderscheidbaarheid en kwaliteit, wanneer alle sprekers zich direct kunnen uitdrukken in een taal die ze aanvoelen, die ze goed beheersen, en wanneer de toehoorders direct begrijpen wat er gezegd wordt, doordat ze zich in de gebruikte taal thuisvoelen. Dit wordt duidelijk aangetoond door uitgebreide ervaring in de jaarlijkse Esperanto wereldcongressen en in de vele internationale bijeenkomsten, seminars over wetenschappelijke onderwerpen, zomeruniversiteiten enz. die jaarlijks plaatsvinden en waar onderwijs, discussie en wandelganggesprekken in het Esperanto plaatsvinden.
De geschiedenis verhaalt over veel mensen uit verschillende werelddelen die hun gevoelens uitten in het Esperanto. Onverschillig of dat in boeken, liederen, gedichten was, of in ontmoetingen tussen mensen. Wie deelneemt aan het leven in de Esperantogemeenschap, weet dat men in het Esperanto iemand kan uitschelden en bitter ruzie kan maken, en evengoed zijn solidariteit kan uitspreken, zijn deelname met iemand in groot verdriet, of de diepste liefde.

12. Waarom zou je Esperanto willen spreken? Hoe kun je de taal in de praktijk gebruiken?
Met het leren van Esperanto heb je direct beschikking over een wereldwijd netwerk van taalgenoten. Op Pasporta Servo, het gratis reisnetwerk van Esperanto kun je zien waar o.a. overal Esperantisten zijn. Daarbij kun je als je Esperanto spreekt deze mensen allemaal bezoeken en krijg je gratis onderdak. En hoogstwaarschijnlijk ook heerlijke lokale gerechten en een lokale tolk die je de ins en outs van het gebied kan vertellen. Een geheel nieuwe reiservaring.
Daarnaast is door het internet de gemeenschap van Esperanto ook veel gemakkelijker te bereiken dan ooit tevoren. Zo heb je een duidelijke overzichtswebsite waar je vele nuttige websites in het Esperanto kunt vinden met Grappige strips, Esperanto TV, Podcasts, Literatuur, Facebook groepen, en nog vele andere zaken.

Voor de mensen die benieuwd zijn naar de taal is er sinds kort een website beschikbaar waar tal van gratis cursussen te vinden zijn in de vorm van o.a. boeken, online cursussen met gratis taalassistenen en videocursussen met downloadbare cursusmaterialen.

Een impressie van de pagina met gratis Esperantocursussen

Mochten de mensen hierna nog aanvullende vragen hebben over het Esperanto dan kijk ik graag of ik die kan beantwoorden.

Meer informatie:
Pasporta Servo, het gratis reisnetwerk van Esperanto: http://www.pasportaservo.org/monda-mapo
Pagina met lesmethodes in het Esperanto:  http://www.scoop.it/t/esperanto-lernu-la-lingvon-de-la-mondo
Overzicht van interessante Esperanto websites wereldwijd: http://www.scoop.it/t/esperanto-lingvo-de-la-mondo

 

Wat zou ET van ons willen?

Stel, de aarde wordt bezocht door buitenaardse wezens. Wat zouden aliens van ons willen? Er zijn enkele mogelijkheden, die zeer onprettige tot vrij milde gevolgen zullen hebben. Overleeft de mensheid First Contact?

Grondstoffen of mijnbouw?

Als buitenaardse bezoekers kwade bedoelingen met ons hebben, heeft dat vermoedelijk uiterst akelige gevolgen.
Als buitenaardse bezoekers kwade bedoelingen met ons hebben, heeft dat vermoedelijk uiterst akelige gevolgen.

Derderangs SF films zoals Independence Day geven de indruk dat de aarde een gewilde plek is om grondstoffen te oogsten. In feite is dit onzin. We zagen al het heel veel energie kost om van de ene ster naar de andere te reizen, in massa uitgedrukt misschien wel evenveel als het gewicht van de lading. Het is dan veel slimmer om de grondstoffen uit het eigen zonnestelsel te halen. De asteroïdengordels en Kuipergordels in het eigen zonnestelsel zijn de meest voor de hand liggende bestemming, niet een ster lichtjaren ver.

Of desnoods de atoomkernen die je nodig hebt door middel van bijvoorbeeld kernfusie zelf produceren. Ongeveer op de manier waarop onderzoekers nu extreem zware kunstmatige atoomkernen proberen te maken. Dat kost veel minder energie dan exotische materie van tientallen lichtjaren ver te halen. Voor grondstoffen zijn er overigens veel interessantere plekken dan de aarde. Zeldzame zware elementen zijn er in de buurt van geëxplodeerde supernova’s en neutronensterren veel meer dan hier. Wel is de zon uitzonderlijk zuurstofrijk en koolstofarm.

Niettemin is het uiteraard mogelijk dat er een nog onbekende grondstof bestaat waar bij een toekomstige beschaving grote behoefte aan is en waar dit zonnestelsel of de aarde toevallig zeer rijk aan is. Denk aan magnetische monopolen, mini-zwarte gaten of wellicht exotische vormen van donkere materie. We weten het domweg niet. Welke achttiende-eeuwer had kunnen voorspellen dat er oorlogen gevoerd zouden worden over brandbare zwarte blubber? En als wij toevallig op de rijkste bron van die grondstof in de galactische omgeving zitten, zoals de Nav’i in de film Avatar, dan hebben we uiteraard een probleem.

Zorg dat je dit Alien Invasion Survival Handbook in huis hebt liggen. Zo lachen ze zich dood.
Zorg dat je dit Alien Invasion Survival Handbook in huis hebt liggen. Zo lachen ze zich dood.

Een einde aan ons als bedreiging maken?
Dit is minder onwaarschijnlijk. Zeker naar kosmische maatstaven ontwikkelt onze beschaving zich op technisch terrein zeer snel. Weliswaar kunnen we nu op galactische schaal gezien nog niet veel schade aanrichten, maar over een eeuw wel. We zouden dan bijvoorbeeld nanoreplicatoren kunnen hebben uitgevonden, die het zonnestelsel in hoog tempo omzetten in een supercomputer en naburige zonnestelsels koloniseren. Als buitenaardse wezens ons in de gaten houden, zullen ze vermoedelijk proberen ons te accommoderen of integreren in hun invloedssfeer, ons te onderwerpen of te vernietigen voordat de groei van onze beschaving explosief en oncontroleerbaar wordt.

Ons als slavenras houden?
Een galactisch rijk besturen is ondoenlijk. Het licht doet er tienduizenden jaren over om van het ene einde van de Melkweg naar het andere einde te reizen (tenzij er een realistsiche methode bestaat om sneller te reizen dan het licht) die we nog niet kennen. Galactische rijken als zodanig bestaan dus vermoedelijk ook niet. Het galactische beschavingsnetwerk zal vermoedelijk meer weg hebben van een interstellaire tamtam, waarbij voortdurend waardevolle informatie wordt uitgewisseld. Nogmaals: deze projectie is gebaseerd op de huidige kennis van de natuurwetten.

Kolonisatie?
Gezien de inktzwarte koloniale geschiedenis van de Europeanen en de Arabieren, waarin de inheemse bevolking met geweld werd bekeerd, geassimileerd of uitgemoord, is deze gedachte niet zo gek. Vooral in oudere SF, geschreven toen de kolonisatie nog in volle gang was en rassentheorieën erg populair waren, komt deze gedachte veel voor. De gedachte is dat de aliens de mensheid uitmoorden en vervolgens hier zelf gaan wonen. Gezien de enorme afstanden tussen de sterren ligt dit niet echt voor de hand, al blijft het in theorie mogelijk. Het is vanuit buitenaards standpunt veel slimmer een kolonisatieschip naar een ster met een omvangrijke planetoïdengordel te sturen en hier door zelfreplicerende robots een grote hoeveelheid ruimtehabitats te laten bouwen. In totaal komt er zo een veelvoud van de hoeveelheid leefruimte.

Dan is er nog een probleem. Immers, op een wereld met een complexe biosfeer als de aarde komen zeer veel soorten eencelligen voor die, zo weten we op aarde, erg creatief zijn in het benutten van nieuwe voedingsbronnen. Ook al bewegen deze voedingsbronnen zich voort met borstelige tentakels en komen deze uit de buurt van de ster Wega. Dus ook hier geldt: in theorie is het een mogelijkheid. In de praktijk is het voor aliens dus veel interessanter hun eigen zonnestelsel of naburige bruine dwergen of zwerfplaneten te benutten.

Handel?
De aarde bevat een enorme biodiversiteit en culturele diversiteit. Het meest waardevolle aan de aarde is de enorme hoeveelheid informatie die in het DNA van het ecosysteem en de menselijke cultuur besloten ligt. En, wie weet, ook niet-menselijke culturen, zoals die van walvisachtigen of mensapen. Misschien horen hier unieke inzichten bij die van pas komen voor de buitenaardse beschaving. Informatie is ook makkelijker mee te nemen dan materie. Vermoedelijk is het voor aliens dus het meest interessant om informatie uit te wisselen met de aardbewoners. Het liefst op een vriendelijke manier en dat kan ook, want informatie raakt nooit op. Deze informatie is het meest waardevol als de aardse cultuur niet is ‘vervuild’ met al te veel buitenaardse informatie. Een beperkte hoeveelheid buitenaardse informatie leidt juist tot een explosie aan ontwikkeling.

springende genen vleermuis

Springende genen blijken drijvende kracht evolutie

Vergeet puntmutaties en survival of the fittest. Twee onderzoekers hebben nu aangetoond dat springende genen, stukken DNA die van de ene plek naar de andere springen, de drijvende kracht achter de evolutie zijn in sommige soorten.

Springende genen essentieel voor evolutie mens

springende genen vleermuis
Springende genen verklaren waarschijnlijk de enorme diversiteit bij vleermuizen: van nectardrinkers (hier afgebeeld) tot insekteneters, fruiteters en vampiervleermuizen. Oranje nectarvleermuis, auteur Hans Hillewaert (Wikimedia Commons), cc-by-sa-4.0

Springende genen, in het Engels jumping genes, zijn stukken DNA die naar een nieuwe plek in het genoom van een cel kunnen springen. Door deze beweging ontstaan mutaties en veranderen de erfelijke eigenschappen van de nakomelingen.  In hun laatste publicatie geven de Australische onderzoekers Greene en Oliver ongeveer honderd voorbeelden van springende genen, die genen ingrijpend wijzigden of zelfs toevoegden, met als gevolg dat welbekende primateneigenschappen zoals het zien van kleur ontstonden.

“Onderscheid kunnen maken tussen rood en groen, snellere werking van het brein, een betere voedselvoorziening voor de foetus, een actievere placenta en betere weerstand tegen infectieziekten zijn maar enkele van de evolutionaire vorderingen die door springende genen zijn veroorzaakt,” aldus een hoogleraar biomedische wetenschappen, prof. Greene. “Het is zelfs heel moeilijk om je voor te stellen hoe primaten (waaronder de mens) zich hadden kunnen ontwikkelen zoals nu, zonder jumping genes.”

Meerdere biologische raadsels opgelost

Oliver en Greene hebben de theorie verfijnd tot vier deeltheorieën die helpen verklaren waarom evolutie soms extreem snel verloopt, soms geleidelijk en soms nauwelijks.  Hun springende genentheorie helpt daarom een aantal raadsels in de biologie te ontsluieren, bijvoorbeeld de reden dat sommige soorten plotseling eensklaps opduiken in de fossielenverzameling, waarom sommige groepen organismen zeer rijk zijn in soorten en andere juist soortenarm. Als voorbeeld van een groep die makkelijk nieuwe soorten vormt, geeft Oliver vleermuizen. Vleermuizen kennen een grote populatie actieve springende genen. Inderdaad zijn er verbazingwekkend veel soorten vleermuizen: één op elke vier zoogdiersoorten is een vleermuis.

Zonder springende genen ontstaat levend fossiel

springende genen Barbara McClintock
Barbara McClintock, de ontdekster van de springende genen. Het kostte haar tientallen jaren om acceptatie van haar revolutionaire ontdekking te krijgen. Hiervoor kreeg ze in 1983 terecht de Nobelprijs biologie.

Levende fossielen, zoals de coelacanth en de tuatura-hagedis kennen nauwelijks tot helemaal geen springende genen. Ook verklaart het volgens het tweetal waarom soorten het zogeheten junk-DNA niet uit hun genoom verwijderen.

Greene en Oliver hopen dat hun collega’s de springende-genen theorie verder gaan uittesten bij andere soorten. Ze hebben pionierswerk door anderen op dit gebied – denk aan Nobelprijswinnares Barbara McClintock – samengevat en in een nieuw paradigma samengevat.

Zou de Cambrische explosie samenvallen met het ontstaan van springende genen? Zou er een bepaald mechanisme bestaan dat jumping genes activeert? En zouden de sprongen lukraak zijn, of zou er een systeem achter zitten zodat er een vorm van geleide evolutie ontstaat? Vragen waar biologen waarschijnlijk nog wel even mee zoet zullen zijn…

Bron:
Scientists present evidence for groundbreaking evolution theory, Murdoch University (2011)

Eigen en sociale identiteit

Identiteit wordt omschreven als datgene wat we denken dat we zijn in onze eigen ogen. Dit kan vele verschillende zaken omvatten, onze bezittingen, onze relaties, ons werk, ons uiterlijk, onze gedachten, onze interesses etc.

In het verlengde daarvan is sociale identiteit het bewustzijn van een persoon tot een bepaalde groep te behoren, en door anderen als zodanig behandeld te worden. Beide concepten zijn fundamenteel aan hoe we ons leven beleven. Daarom eens een wat dieper onderzoek in deze twee concepten.

De eigen identiteit

Onze eigen identiteit komt zeer dicht bij de vraag van wie we eigenlijk zijn. Sommige mensen zijn zich sterk van hun eigen identiteit bewust maar anderen, waaronder verschillende filosofen hebben in deze vraag een aanleiding gezien om te speculeren over de aard van onszelf.

visionaire revolutie
Wie ben ik, is de vraag die mensen al vanaf het begin der tijden zichzelf hebben gesteld, en waar we eigenlijk nog nooit helemaal uit zijn. – Vitruvius Man, publiek domein

In aanvulling hebben ook vele religies geprobeerd een helder antwoord op deze vraag te vinden. Filosofen en religies zijn zo onder andere tot concepten als de ziel, de geest, het verstand, het ego, zelfbewustzijn, het lichaam, de relatie met de wereld om ons heen, etc. als antwoord gekomen.

Sommige mensen vonden deze vraag zo moeilijk dat ze aan de andere kant zijn begonnen. Ze hebben geprobeerd uit te sluiten wat we niet zijn. Zo zijn we volgens sommige ideeën niet ons bezit, niet onze relaties, niet ons lichaam, niet onze hersenen, niet ons verstand en ook niet onze gedachten.

Over de vraag wie en wat we zijn wordt  al sinds het begin der tijden nagedacht en het is wellicht aan iedereen zelf om daar een bevredigend antwoord te vinden. Als we het op een praktisch niveau bekijken dan willen we zo goed mogelijk voortbestaan, we willen graag gelukkig zijn en zo min mogelijk lijden.

Een hedendaagse scan met MRI. (Wikimedia commons)
Onderzoek eerst je gedachten voordat je ze gaat geloven. Oftewel geloof niet alles je denkt. Een hedendaagse scan met MRI. (Wikimedia commons)

Ons lijden kan echter rechtstreeks voortkomen uit wat we geloven wat we zijn of wat we denken. Een dame die een interessante methode heeft ontwikkeld om de gedachten die je gelooft te onderzoeken is Byron Katie. Zij zegt dat mensen vaak hun gedachten geloven zonder dat ze deze goed onderzoeken.

Doordat we geloof hechten aan gedachten die niet in overeenstemming zijn met de realiteit ontstaat lijden. Een interessante theorie die overeenkomt met veel Oosterse religies en filosofieën.

Het interessante van Byron Katie is echter dat ze mensen een praktische methode aanreikt om hun stressvolle gedachten te onderzoeken. Zij roept mensen op om de gedachten die stress of andere onwenselijke gevoelens oproepen aan een grondig onderzoek te onderwerpen. Geloof dus niet je gedachten zonder ze eerst te onderzoeken. Zij doet dit met behulp van de volgende 4 simpele vragen en een methode om de stressvolle gedachte daarna van verschillende kanten te belichten.

1) Is het waar?
2) Kun je absoluut weten dat het waar is?
3) Hoe reageer je, wat gebeurt er als je die gedachte gelooft?
4) Wie zou je zijn zonder de gedachte? Draai het concept dat u in twijfel trekt om en zorg ervoor dat u van elke ommekeer ten minste drie echte, specifieke voorbeelden vindt.

Abraham Lincoln leidde de Unie tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog. Hij was een goede leider omdat hij zowel een goede machiavellist was, als een idealist.
Heb jij ideeën of hebben ideeën jou? – Abraham Lincoln, public domain

Op haar website is veel over deze simpele methode van onderzoek te vinden. Daarbij legt ook de volgende film haar methode duidelijk uit. Hoewel deze film naar mijn menig wat zweverig is aangezet is haar methode om je gedachten te onderzoeken buitengewoon effectief en kan deze methode tot zeer nuttige inzichten leiden. Kortom probeer even langs de New Age achtige vorm te kijken en je vooral te richten op de inhoud. En probeer haar methode vooral zelf ook uit in de praktijk. Onderzoek een aantal stressvolle gedachten van jezelf zodat je kunt kijken of deze methode voor je werkt of niet.

Onderzoek je gedachten met deze methode en zo zou je maar zo eens bij je werkelijke identiteit kunnen uitkomen, als dat concept zelf in ieder geval niet ook een stressvolle gedachte is

Sociale identiteit

Met veel humor behandelt Morris onderwerpen als seks, status, creativiteit en intelligentie in de menselijke dierentuin die de wereld is geworden.

Dan een stapje breder, het concept sociale identiteit. Desmond Morris is een schrijver die veel onderzoek heeft gedaan naar de mens en het gedrag van de mens door naar onze biologische achtergrond te kijken. Als auteur van o.a. “De Naakte Aap“, en “De Mensentuin“, was hij een van de eerste mensen die het begrip sociale identiteit omschreef.

Hij zegt dat mensen net zo veel behoeft aan sociale identiteit hebben als aan eten en drinken. Juist vanwege onze historische wortels als groepsdier. Wat hij bedoelt met sociale identiteit is dat mensen zichzelf identificeren als een onderdeel van een bepaalde groep. Uit die identificatie halen zij sociale waarde en een gevoel van sociale stabiliteit.

Een paar voorbeelden van sociale identiteit; ik ben een fan van sportclub x,  ik ben Nederlander/Belg/etc, ik ben onderdeel van geloofsgemeenschap y, ik ben een man/vrouw, ik ben hetero/bi/homoseksueel etc. Kortom er zijn oneindig veel sociale identiteiten.

Mensen bouwen een sociale identiteit op uit vele verschillende bronnen en mensen kunnen dus vele verschillende sociale identiteiten tegelijkertijd hebben, zolang ze maar van een verschillende orde zijn en niet met elkaar in conflict treden. Volgens Desmond Morris geven deze identificaties een rust en stabiliteit die nodig is voor groepsdieren. Het heeft echter ook een keerzijde.

Door een bepaalde identiteit aan te nemen kan deze identiteit ook bedreigd worden en kunnen mensen juist fel ten strijde trekken tegen identiteiten op eenzelfde niveau die zij als bedreigend of concurrerend ervaren. Voorbeelden hiervan zijn voetbalfans van club A die een hekel hebben aan voetbalfans van club B. Als je je heel sterk een christen voelt dan kan juist een andere religie bedreigend overkomen voor je identiteit. Dit ziet Morris als de schaduwkant van sociale identiteit.

Zodra je kiest heb je zelf een identiteit maar daardoor kan die identiteit ook bedreigd worden. Volgens Morris is de behoefte een sociale identiteit zo sterk dat mensen bereid zijn voor deze sociale identiteit desnoods te sterven. Dit biologisch verklaarbare mechanisme is helaas dan ook in veel gevallen de reden achter conflicten. Van confrontaties van voetbalhooligans tot burgeroorlogen in een land tot oorlogen tussen nationaliteiten en zelfs eeuwen durende oorlogen die de oorsprong vinden in de religieuze identiteit van mensen.

Nationale identiteit is een overduidelijke vorm van sociale identiteit zoals Desmond Morris het omschrijft. De geschiedenis laat zien hoeveel belang mensen hechten aan deze sociale identiteit en dat ze bereid zijn eventueel voor die identiteit te sterven.
Hoe vloeibaar is identeit? Het Ying Yang symbool laat eigenlijk al zien dat elke identiteit automatisch een klein deeltje van een tegenovergestelde identiteit bevat. Identeit bestaat namelijk bij de gratie van andere vergelijkbare identiteiten op hetzelfde niveau. Hoe zinloos is het om jezelf Nederlander te noemen als er geen andere landen zouden zijn? – Deedster, Pixabay

Interessant genoeg geeft Morris ook een gereedschap om confronterende identiteiten tot vrede met elkaar te brengen. Volgens hem kun je een conflict oplossen door naar een overkoepelende identiteit van beide sociale identiteiten te zoeken en deze te benadrukken. Je zou de Feyenoord en Ajax fans die tegen elkaar strijden vanwege hun verschillende identiteit op hetzelfde niveau bijvoorbeeld kunnen laten samenkomen in het feit dat ze beide liefhebbers van voetbal zijn, een gezamenlijke identiteit. Gezamenlijk zouden ze wellicht graag ten strijde trekken tegen liefhebbers van een andere sport. Zou je die twee groepen dan weer vredig willen samenbrengen dan zou je moeten benadrukken dat het allemaal sportliefhebbers zijn. Zet dat weer tegen kunstliefhebbers en je zou weer een conflict uit kunnen lokken, etc.

Als je dit mechansime van sociale identiteit eenmaal begrijpt gaat er een wereld van mogelijkheden open. Kijk bijvoorbeeld naar de reclamewereld die hun producten vaak proberen te verkopen alsof je een (sociale) identiteit koopt.

Verder is het te gebruiken om conflicten op te lossen of juist om conflicten te starten. Immers hoe makkelijk is het voor iemand om een bepaalde identiteit heel sterk te benadrukken, deze “superieur en/of goed” te verklaren en dan daar een “minderwaardige en/of slechte” maar gelijksoortige identiteit tegenover te zetten.

Juist een andere identiteit kan een sterker gevoel voor de eigen identiteit opleveren en dit zo meer “waarde” geven. Dit spelletje wordt ook wel -verdeel en heers genoemd- en werd al uitgebreid door onze voorouders gespeeld. Ook tegenwoordig wordt nog steeds overal om ons heen gebruikt in de maatschappij.

De behoefte aan sociale identiteit van mensen, en het gemak waarmee machthebbers hierop mensen tegen elkaar uit kunnen spelen is volgens Morris de reden dat de mensheid nooit wereldvrede zal kennen.

Volgens Morris is de behoefte aan sociale identiteit en het gemak waarmee dit mechanisme is uit te buiten de reden dat de mensheid wellicht nooit zonder interne conflicten zal zijn. Hoe treurig is dit echter als we beseffen dat veel geweld niets meer is dan een conflict tussen gecreëerde identiteiten waar mensen sterk in geloven en dus aan vasthouden. Wellicht is het puur een zaak van een overkoepelende identiteit te vinden waar alle mensen zich in kunnen vinden.

Om mensen in vrede met elkaar te laten leven zou bijvoorbeeld de identiteit mens sterk kunnen worden benadrukt. Dit onderstaande fragment van de Dalai Lama lijkt dat op een succesvolle manier te doen.

Tot zover de verdieping in sociale identiteit. Twee vragen voor de lezers. Wat zijn de ideeën over de eigen identiteit oftewel wie of wat ben ik? En, wat voor overkoepelende sociale identiteiten zijn er te vinden zodat mensen op grote schaal wellicht vrediger met elkaar om zouden kunnen gaan?

Of mensen nu mooi en vriendelijk of onaantrekkelijk en storend zijn, uiteindelijk zijn ze mensen, net als jijzelf. Net als zijzelf willen ze geluk en geen lijden. Bovendien is hun recht om lijden te overwinnen en gelukkig te zijn gelijk aan dat van jezelf. Als je nu erkent dat alle wezens gelijk zijn in zowel hun verlangen naar geluk als hun recht om het te verkrijgen, voel je automatisch empathie en nabijheid voor hen.

Door je geest te laten wennen aan dit gevoel van universeel altruïsme, je ontwikkelt een verantwoordelijkheidsgevoel voor anderen: de wens om hen actief te helpen hun problemen te overwinnen. Deze wens is ook niet selectief; het geldt in gelijke mate voor iedereen.

Zolang het mensen zijn die net als jij plezier en pijn ervaren, is er geen logische basis om onderscheid te maken tussen hen of om je bezorgdheid voor hen te veranderen als ze zich negatief gedragen.

Dalai Lama

Aanverwante artikelen en informatie:
-) Webiste Byron Katie met haar methode The Work
-) Wikipedia over Desmond Morris en zijn werk
-) Ego, het strategische zelf
-) Ego vs. Zelf
-) In het licht van voortbestaan
-) Diversiteit, de bouwsteen van het leven
-) Het begin en einde van goed en kwaad
-) Eigen en sociale identiteit
-) De dood, een verkenning
-) Eindeloos Bewustzijn

(Op het internet hebben de lezers de macht! Zij bepalen welke informatie de wereld rond gaat! U bent zich er misschien niet van bewust, maar als elke lezer een link stuurt naar 3 geïnteresseerde personen, dan zijn er maar 20 stappen nodig om 3,486,784,401 mensen te bereiken! Wil je dat zien gebeuren? Gebruik je macht! Dit stuk mag dan ook vrij door iedereen overgenomen worden op websites, blogs, of om door te sturen aan familie, vrienden, kennisen, collega`s, politici, bankiers, economen, professoren, politie agenten, etc. graag zelfs hoe meer mensen dit weten en erover meediscussiëren hoe beter.  Zet a.u.b. wel de bron erbij zodat mensen mee kunnen doen in de discussie hieronder als ze dat willen.)

Badge van de Wereldburgerbeweging. Is het geen goed ieder mens de nationaliteit van Wereldburger toe te kennen?

Wereldburgers

Volgens de VN-mensenrechtenverklaring UVRM heeft ieder mens onvervreemdbare rechten. Zou het geen idee zijn ieder mens, naast zijn eigen nationaliteit, een wereldburgerschap uit te reiken, een nationaliteit als menselijk wezen dus?

Wereldburgers versus de xenofobe nationalisten
We zijn allen wereldburgers. Deze uitdrukking wordt vaak gebruikt door politiek ‘weldenkende’ mensen in hun verzet tegen ‘xenofobe, nationalistische’ partijen in diverse incarnaties. We zijn allen mensen en dus hebben we fundamentele rechten. Zo zouden we als mens overal moeten kunnen gaan en staan waar we willen. Als een inwoner, van, zeg, Pakistan of Lesotho dus graag naar Nederland wil komen, dan moet dat gewoon kunnen.

In de praktijk blijkt dit niet haalbaar – zo zou het inwonersaantal van Nederland en andere welvarende landen verdubbelen of zelfs verdrievoudigen. Ons sociale verzekeringsstelsel zou onbetaalbaar worden (de reden dat links in andere landen vaak tegenstander is van massaimmigratie). Ook blijken veel boeven en criminelen echte wereldburgers. Vandaar dat er uit praktische overwegingen in vrijwel alle landen een streng visa- en asielbeleid heerst.

Wereldburgerschap: een logisch gevolg van universele mensenrechten

Badge van de Wereldburgerbeweging. Is het geen goed ieder mens de nationaliteit van Wereldburger toe te kennen?
Badge van de Wereldburgerbeweging. Kan je ieder mens een Wereldnationaliteit toekennen?

Toch hebben de aanhangers van de wereldburgergedachte een punt. Het wereldburgerschap is een logisch gevolg van universele mensenrechten. Pas als het bestaan van een mens universeel is erkend, kan hij of zij aanspraak maken op die rechten. Als een mens wettelijk gezien niet bestaat, kan zij worden vermoord, verkracht of als slaaf uitgebuit zonder dat er een haan naar kraait. Bij het afsluiten van de Universele Verklaring voor de Rechten van de mens (UVRM) hebben vrijwel alle regeringen (enkele islamitische landen uitgezonderd, die moeite hadden met de gelijke rechten voor vrouwen en niet-islamieten) zich gecommitteerd aan een aantal elementaire beschermingen aan volwassenen en kinderen.

Identiteit van ieder mens beschermd
Wat als we wereldwijd ieder mens een burgerschap van de aarde (of: de mensheid) als geheel zouden toekennen? Dit zou een aantal goede kanten hebben. Zo telt ieder mens voortaan mee. Paspoortcontroles zouden veel makkelijker worden. Zo kan ook wereldwijd gecontroleerd worden of kinderen een basisopleiding, vaccinaties en dergelijke hebben gekregen. Sterker nog: er kunnen zo zelfs vrij makkelijk wereldwijde vaccinatieprogramma’s worden gecoördineerd. Zo kan je gevaarlijke infectieziekten wereldwijd uitroeien. Dit betekent ook een betere bescherming voor etnische minderheden en andere door het regime dat dat bepaalde deel van de wereld regeert, ongewenste groepen. Mensen kunnen niet zomaar meer verdwijnen.

Wereldwijd onderwijs
Er kan ook een wereldwijd onderwijssysteem op worden gezet met door de VN erkende diploma’s. Mensen kunnen zo wereldwijd aan de slag en talent wordt er snel uitgepikt. Dit zou in een taal als Esperanto kunnen gebeuren. als voor de hele wereld tegelijk er onderwijsprogramma’s worden ontwikkeld, betekent dat veel meer aanbod en een veel lagere kostprijs. De allerbeste en meest effectieve leermiddelen kunnen aan iedereen ter beschikking worden gesteld. Nadeel is wel dat zo veel culturele diversiteit zal verdwijnen.

Meer lezen
World Citizens

Ethiek – het vraagstuk van de pizzakoerier

Onderstaand vraagstuk is opgesteld aan de hand van de colleges Wijsgerige Ethiek aan de Universiteit Utrecht. Stel je de volgende situatie voor:

Er wordt een bestelling voor een aantal pizza’s gedaan vanuit het ziekenhuis  en een koerier komt deze afleveren. Op het moment dat de koerier het ziekenhuis binnenstapt, liggen er vier invloedrijke en ‘belangrijke’ mensen op sterven.  De ene heeft een donorhart nodig, de volgende een donor lever, daarna iemand een donorlong en de laatste donornieren. De bloedgroep, de leeftijd en het LHA-type van de pizzakoerier blijken perfect overeen te komen met de vier mannen zodat hij in zijn eentje deze vier mannen zou kunnen redden. Gevolg is wel dat hij het zelf niet zou overleven. Vier mensen gered, slechts eentje overleden. Zou dit moeten gebeuren?

Ik vroeg de lezers van Visionair.nl om hun standpunt en een onderbouwing (zie hieronder bij ‘Reacties’). Uiteraard was vrijwel iedereen van mening dat de pizzakoerier niet zonder meer opgeofferd mag worden, maar interessant was de diversiteit aan redenen waarom dit niet zou mogen. Dit laat ook weer eens zien waarom ethische vraagstukken zo complex zijn; er zijn altijd enorm veel factoren die mee spelen.

Het utilisme of utilitarisme is een consequentialistische opvatting; er wordt alleen naar de gevolgen van een handeling gekeken. Het utilisme streeft er naar zoveel mogelijk mensen zo gelukkig mogelijk te maken. Met andere woorden: iedere actor moet zo handelen dat zijn handeling een zo groot mogelijk publiek zo gelukkig mogelijk maakt. Daar ethiek een antwoord wil geven op de vraag: “hoe moet ik handelen”, geeft het utilisme dus een vrij duidelijk antwoord. Helaas is deze opvatting wat naïef, zoals de beschreven situatie aan het begin van dit stuk toont.

  • Sommige van de lezers vroegen zich af wanneer iemand ‘belangrijker’ is dan iemand anders. Men zou zeggen dat iedereen gelijk is en gelijke kansen moet hebben.  Toch is het volgens mij in Nederland zo dat de koningin voorrang krijgt op een wachtlijst (dit weet ik overigens niet zeker). Bovendien als je met een diverse groep mensen moet beslissen dat één van de groep zich moet opofferen t.b.v. de rest, dan gaan er vaak toch externe factoren zoals leeftijd mee spelen. Vaak hebben jonge mensen ‘voorrang’ op oude mensen, hetzelfde geldt voor gezondheid of nageslacht. De vraag is natuurlijk of maatschappelijke status / aanzien ook mee zou moeten spelen.
  • Anderen probeerden de ethische problemen te omzeilen door een beroep te doen op de techniek. Erg slim, maar in veel gevallen worden de ethische vragen verlegd naar een ander gebied. Zou één van de vier personen wel opgeofferd mogen worden t.b.v. de andere drie? En hoe bepaal je dan welke van de vier opgeofferd moet worden? En wat betreft de relatie tussen mens en techniek, daar hebben we eerder al over geschreven.
  • Een derde groep richtte zich met name op het extreem doortrekken van de gevolgen. Iemand noemde (elders) dat dit zou leiden tot Mengele-praktijken. Mijn eigen onderbouwing ligt ook in deze hoek, maar is toch weer net iets anders.

Ik kan mij het meest vinden in de antwoorden van Netty en Sophie. Als we dit toelaten, zal er de volgende keer geen koerier meer zijn die een bestelling bij het ziekenhuis wil afleveren. Dat blijft natuurlijk niet bij de koeriers; steeds minder mensen zullen naar het ziekenhuis durven uit angst opgeofferd te worden ten behoeve van een potentiële meerderheid. Dit zorgt er voor dat een ziekenhuis totaal zijn betekenis verliest, en men dus nergens meer naar toe kan met ernstige ziektes. Ziekenhuizen zijn essentiële instituten voor een gezond functionerende maatschappij (pun intented). Zouden ziekenhuizen hun functie verliezen, dan zal waarschijnlijk een maatschappij ook haar bestaan verliezen.

Om dit vraagstuk vanuit de wijsgerige ethiek te benaderen, haal ik graag de Duitse filosoof Immanuel Kant (1724-1804) er bij. In zijn ‘Fundering voor de metafysica van de zeden’ komt hij tot het Categorisch Imperatief (CI). Deze CI geeft antwoord op de vraag: “hoe moet ik handelen?”, en luidt als volgt [1]: Handel alleen volgens die maxime waardoor je tegelijkertijd kunt willen dat zij een algemene wet wordt. Pittige kost, maar in ons voorbeeld van de pizzakoerier komt het er op neer dat als we de koerier zouden opofferen, we ook zouden moeten willen dat dit een algemene wet wordt. En aangezien we hebben gezien dat als we dit algemeen zouden aannemen de maatschappij haar bestaan waarschijnlijk zou verliezen, is deze handeling simpelweg niet mogelijk. Kant zou als antwoord op dit vraagstuk dus simpelweg zeggen dat je dit niet kunt willen.

Een ander voorbeeld is de uitwerking waarom Kant het liegen zou afwijzen. Als liegen namelijk is toegestaan, zou iedereen dat mogen doen en bestaat er dus eigenlijk nooit meer een waarheid. Er bestaat dan geen vertrouwen meer, waardoor ook hier weer een onleefbare maatschappij het gevolg is. Om deze reden kun je het niet willen om te liegen, en moet je dat dus ook niet doen.

 

 
[1] Uit de vertaling van Thomas Mertens, Amsterdam: Boom (1997).